Plan: | De Voorwaarts tegenover 9 en omgeving |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0200.bp1283-vas1 |
behorende bij het bestemmingsplan De Voorwaarts tegenover 9 en omgeving
Detailhandel
In het oostelijke gedeelte van de stad Apeldoorn bevindt zich De Voorwaarts. Dit is een gebied bestaande uit een cluster van grootschalige detailhandel, multifunctioneel sportcentrum Omnisport, het complex van een voetbalvereniging en een evenementenhal (de Americahal). De Voorwaarts wordt globaal begrensd door twee spoorlijnen (Apeldoorn - Zutphen en Apeldoorn - Deventer) en de Laan van Erica. Het gebied wordt doorkruist door de Zutphensestraat.
Het voornemen is om na de al gerealiseerde functie in de eerste fase nu de tweede fase van de grootschalige detailhandel in ontwikkeling te brengen. In het geldende bestemmingsplan De Voorwaarts is reeds in die functie voorzien. Qua locatie gaat het om het perceel direct ten zuiden van het bestaande cluster gesprojecteerd, gescheiden door de weg De Voorwaarts. Dit betreft het zogenoemde deelplan 2 van De Voorwaarts. Het voornemen houdt de realisatie van 16.852 m² bvo grootschalige detailhandel en 1.000 m² bvo overige, stedelijke voorzieningen in.
Ter plaatse is in het vigerende bestemmingsplan De Voorwaarts al voorzien in grootschalige detailhandel, deels bij recht, deels via wijzigings- of afwijkingsbevoegdheden. Om een integrale ontwikkeling en gewijzigde bouwgrenzen mogelijk te maken is niettemin een herziening van het bestemmingsplan nodig.
Parkeren
Diverse ontwikkelingen in het gebied De Voorwaarts geven aanleiding om het aantal beschikbare parkeerplaatsen te verhogen. Hiervoor is het voornemen twee nieuwe parkeervoorzieningen te realiseren. Die ruimte daarvoor is gevonden in een strook langs de Laan van Erica, ten oosten van Omnisport, en direct ten westen van deelplan 2.
Ligging plangebied
Het perceel voor de nieuw te realiseren detailhandel is gelegen in het gebied tussen de weg De Voorwaarts en de spoorlijn Apeldoorn - Zutphen, ten westen van de Americahal. De locatie wordt momenteel gebruikt als parkeerterrein. Kadastraal is het perceel bekend als gemeente Apeldoorn, sectie M, nummers 6277 (gedeeltelijk), 6280 (gedeeltelijk ) 9462, 6493 en 9559 (gedeeltelijk ).
Daarnaast maakt Omnisport en het aangrenzende winkelcomplex onderdeel uit van het plangebied. Beide zaken liggen in het geldende bestemmingsplan namelijk in dezelfde bestemming als deelplan 2 van De Voorwaarts. Om de gebruiksmogelijkheden tussen beide delen goed op elkaar af te kunnen stemmen, is het noodzakelijk om daarom ook de bestemming van Omnisport en het aangrenzende winkelcomplex binnen dit bestemmingsplan te brengen. Daarbij gaat het alleen over de verdeling tussen de beide locaties van de maximale vloeroppervlaktes van een aantal van de toegestane functies. Voor het overige worden geen planologische aanpassingen doorgevoerd voor het noordelijke deel. De bestemming van Omnisport met het aangrenzende winkelcomplex wordt verder beleidsneutraal overgenomen.
Parkeren
Verder wordt het plangebied gevormd door de twee locaties voor de nieuwe parkeervoorzieningen.
De eerste locatie betreft een gedeelte van de gronden ten westen van het genoemde, bestaande parkeerterrein. Het gaat dan om de gronden langs de weg De Voorwaarts, tussen De Voorwaarts 9, en De Voorwaarts 514, en de groenstrook (inclusief wadi), tussen dat weggedeelte en de spoorlijn Apeldoorn-Zutphen. Lokaal is dat laatste gedeelte bekend als De Voorwaarts 520. Kadastraal betreft het een gedeelte van de kavel die bekend is als gemeente Apeldoorn, sectie M, nummer 9658.
De tweede locatie betreft een strook grond tussen het Omnisport aan De Voorwaarts 55 en de Laan van Erica. Hier is een bestaand parkeerterrein aanwezig, evenals bos c.q. een groenstrook met bosschages en bomen. Kadastraal is het bekend als gedeeltes van gemeente Apeldoorn, sectie M, nummers 4555, 4644, 9541 en 9658.
Figuur 1: ligging in Apeldoorn
Figuur 2: luchtfoto De Voorwaarts
Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan De Voorwaarts. Dit plan is vastgesteld door de gemeenteraad op 22 december 2011.
Detailhandel
Omnisport en het aangrenzende winkelcomplex hebben de bestemming Gemengd - 1. Daarmee zijn deze gronden in hoofdzaak bestemd voor sportvoorzieningen, recreatievoorzieningen, grootschalige detailhandel, maatschappelijke voorzieningen, congressen, horeca en leisure. Binnen de bestemming Gemengd - 1 is een bouwvlak aangegeven waarbinnen gebouwen opgericht dienen te worden.
De beoogde uitbreiding van de detailhandel is grotendeels geprojecteerd op gronden die eveneens de bestemming Gemengd - 1 hebben. Hiervoor gelden dus dezelfde mogelijkheden als voor het bestaande winkelcomplex. De resterende gronden van deelplan 2 hebben de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied. Deze gronden zijn in hoofdzaak bestemd voor verblijfsgebied: verkeers- en parkeervoorzieningen. Daarnaast zijn evenementen toegestaan. Op de bestemming Verkeers - Verblijfsgebied rust de (gebieds)aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied'. Hieraan gekoppeld is een wijzigingsbevoegdheid waarmee de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied kan worden gewijzigd in de bestemming Detailhandel – Grootschalig voor de realisatie van maximaal 6.500 m² grootschalige detailhandel en maximaal 1000 m² bruto vloeroppervlakte voor kantoren, zakelijke dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen. Voorwaarde van de wijzigingsbevoegdheid is dat de detailhandel in de bestemming Gemengd - 1 gerealiseerd is.
Binnen de gegeven bestemmingen is het niet mogelijk om tot de gewenste invulling van deelplan 2 te komen. De mogelijke bouwvoornemens zijn verder buiten het bouwvlak geprojecteerd dan binnen het geldende bestemmingsplan mogelijk gemaakt kan worden. Daarnaast is het binnenplans niet mogelijk het plangebied integraal voor grootschalige detailhandel te ontwikkelen, vanwege de aangehaalde voorwaarde van de wijzigingsbevoegdheid die op het gedeelte rust met de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied. Derhalve is een herziening van het bestemmingsplan nodig.
Vanwege de beoogde, integrale ontwikkeling van deelplan 2 is het noodzakelijk te bepalen wat de maximale, planologische mogelijkheden zijn voor grootschalige detailhandel in de bestemming Gemengd - 1. Grootschalige detailhandel is toegestaan tot een bruto vloeroppervlakte van maximaal 27.300 m². Ingevolge lid 7.5 van de planregels is het college van burgemeester en wethouders bevoegd 2.200 m² bvo van het totaal in het bestemmingsvlak beschikbare metrage voor kantoren, zakelijke dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en leisure te bestemmen voor grootschalige detailhandel. Binnen de bestemming kan zodoende 29.500 m² bvo worden gebruikt voor grootschalige detailhandel. Voor de maximale planologische mogelijkheden ter plaatse dient ook rekening te worden gehouden met lid 23.1, sub e. van de planregels dat voorziet in een algemene afwijkingsbevoegheid voor het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van grootschalige detailhandel binnen de bestemming. Deze bevoegdheid laat een vergroting van het areaal voor grootschalige detailhandel van maximaal 3% toe, waarmee dat areaal uitkomt op 30.385 m² bvo. Tot slot is het college bevoegd op de grond van artikel 22 van de planregels (Wro-zone) het gebruik van de bestemming Verkeers - Verblijfsgebied (binnen deelplan 2) te wijzigen in grootschalige detailhandel voor een totaal metrage van maximaal 6.500 m² bvo. De maximale planologische mogelijkheden die het vigerende bestemmingsplan biedt voor het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van grootschalige detailhandel bedragen daarmee 36.885 m2 bvo .
Verder voorziet het bestemmingsplan De Voorwaarts aan de zuidzijde van het bestaande winkelcomplex in het plangebied in de mogelijkheid voor een terras binnen de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied. Vanwege de functionele samenhang met het winkelcomplex is ook dit gedeelte overgenomen in dit bestemmingsplan.
Figuur 4: uitsnede plankaart De Voorwaarts met in rood omkader de locatie voor de nieuwe detailhandel
Parkeren
De nieuwe parkeervoorzieningen langs de Laan van Erica zijn geprojecteerd op gronden waarop thans de bestemmingen Verkeer - Verblijfsgebied en Bos rusten. Binnen de vigerende bestemming Verkeer - Verblijfsgebied zijn parkeervoorzieningen toegestaan, voor de bestemming Bos geldt dat niet.
De nieuwe parkeervoorzieningen ten westen van deelplan 2 worden gesitueerd op grond met de bestemming Groen. Binnen die bestemming zijn geen parkeervoorzieningen toegestaan. Ook voor de nieuwe parkeervoorzieningen is een herziening van het bestemmingsplan nodig.
Figuur 3: uitsnede plankaart De Voorwaarts met in rood omkader de locatie voor de nieuwe parkeervoorziening in de strook langs de Laan van Erica
Figuur 3: uitsnede plankaart De Voorwaarts met in rood omkader de locatie voor de nieuwe parkeervoorziening ten westen van deelplan 2
De toelichting begint met een beschrijving van het relevante beleidskader. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 de bestaande situatie en de toekomstige situatie in het plangebied beschreven. In hoofdstuk 4 wordt aangetoond dat het plan uitvoerbaar is. In het daarop volgende hoofdstuk wordt de juridische planopzet nader toegelicht. Afsluitend zijn de resultaten van inspraak en overleg opgenomen.
In 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in werking getreden. In deze structuurvisie geeft het kabinet aan waar het naar streeft: Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Om dat te bereiken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij degene die het aangaat (burgers en bedrijven), laat het meer over aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij...') en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Rijk werkt aan eenvoudiger regelgeving en verwacht dat medeoverheden zich ook inzetten voor meer eenvoud en verdere integratie op het gebied van ruimtelijke regelgeving.
In de structuurvisie formuleert het kabinet zijn ambities voor 2040.
Concurrentiekracht: in 2040 behoort Nederland tot de top 10 van meest concurrerende economieën van de wereld met een kwalitatief hoogwaardig vestigingsklimaat voor bedrijven en kenniswerkers door een goede ruimtelijk-economische structuur.
Bereikbaarheid: in 2040 beschikken gebruikers over optimale ketenmobiliteit door een goede verbinding van de verschillende mobiliteitsnetwerken via multimodale knooppunten (voor personen en goederen) en door een goede afstemming van infrastructuur en ruimtelijke ontwikkeling.
Leefbaarheid en veiligheid: in 2040 sluiten de woon- en werklocaties in steden en dorpen aan op de (kwalitatieve) vraag en locaties voor transformatie en herstructurering worden zoveel mogelijk benut. In 2040 biedt Nederland zijn burgers een veilige en gezonde leefomgeving, met een goede milieukwaliteit, zowel in stedelijk als in landelijk gebied. Nederland is blijvend beschermd tegen extreme weersomstandigheden, mogelijke overstromingen als gevolg van de zeespiegelstijging en er is voldoende zoetwater in droge perioden; Nederland is een bepalende speler in de internationale transitie naar duurzame mobiliteit en Nederland heeft nog steeds de bestaande (inter)nationale unieke cultuurhistorische waarden en een natuurnetwerk dat de flora- en faunasoorten in stand houdt. Nederland kent in 2040 een robuust internationaal energienetwerk en de transitie naar duurzame energiebronnen is ver gevorderd.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is de Ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. De Ladder is per 1 oktober 2012 als procesvereiste opgenomen in het tweede lid van artikel 3.1.6 Bro. Bij een ontwikkeling als de onderhavige moet allereerst worden vastgesteld of sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van artikel 3.1.6 Bro, en vervolgens of de ontwikkeling gegeven de drie treden waarin de ladder voorziet in het licht van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar is. Bij detailhandel staan daarbij de mogelijke effecten op de winkelleegstand centraal. De minister van Infrastructuur en Milieu heeft inmiddels de wijziging van artikel 3.1.6 lid 2 Bro gepubliceerd. De nieuwe ladder treedt op 1 juli 2017 in werking. Er is geen aanleiding tot bijzondere opmerkingen aangaande het voor de onderhavige ontwikkeling door BRO geactualiseerde leegstandsonderzoek. Dat onderzoek is in overeenstemming met de nieuwe ladder opgesteld.
Op 9 juli 2014 hebben provinciale staten de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. Gelderland kiest er in de Omgevingsvisie voor om bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven vanuit twee hoofddoelen.
Het eerste doel is het vergroten van de concurrentiekracht van Gelderland door een duurzame versterking van de ruimtelijk-economische structuur. Daarbij richt de provincie zich met haar partners vooral op:
Het tweede doel is het waarborgen en op het verder ontwikkelen van die kwaliteiten van Gelderland. Dit betekent vooral:
De provinciale hoofddoelen zijn vertaald in provinciale ambities, die zijn onderverdeeld in drie thema's. Het thema Divers Gelderland betreft de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en opgaven en het koesteren van de regionale identiteiten. Onder het thema Dynamisch Gelderland staan de provinciale ambities die zich afspelen op met name ruimtelijk-economisch vlak, bijvoorbeeld wonen, werken, mobiliteit. Het derde thema, Mooi Gelderland, betreft de Gelderse kwaliteiten die bescherming dan wel ontwikkeling nodig hebben en die tegelijk richting geven aan ontwikkelingen.
Perifere detailhandelslocaties
Ten aanzien van perifere detailhandelslocaties wordt in de Omgevingsvisie het volgende opgemerkt. De provincie ziet voor zichzelf een rol om (boven)regionale afstemming te faciliteren en desgevraagd te regisseren. Daarnaast wil de provincie normeren: de provincie houdt uit oogpunt van duurzaam ruimtegebruik de rem op plannen voor de uitbreiding van nieuwe grote perifere locaties en zet de verordening in om deze ontwikkeling tegen te houden. Op perifere locaties mag alleen (lokale) detailhandel komen die moeilijk ruimtelijk inpasbaar is in binnensteden vanwege het volume van de goederen of vanwege veiligheidseisen. Op een beperkt aantal grote perifere locaties in de provincie wordt, onder voorwaarden ruimte geboden aan grootschalige detailhandel met een regionale verzorgingsfunctie. Het betreft hier overwegend bestaande locaties die al dan niet in ontwikkeling zijn, uitgebreid of geherstructureerd worden. Over de kwalitatieve voorwaarden waaronder ruimte wordt geboden kunnen regionale afspraken gemaakt te worden. Daarbij gaat het om afspraken over: omvang, fasering, branche, profiel van de locatie, ruimtelijke kwaliteit. Daarbij is het van belang dat:
Gelderse Ladder voor duurzaam ruimtegebruik
Het accent van stedelijke ontwikkelingen verschuift, aldus de Omgevingsvisie, van nieuwbouw naar het vitaliseren van bestaande gebieden en gebouwen. Voor een goede afweging van keuzes voor locaties van nieuwe gebouwen staat in de omgevingsvisie de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik centraal. Met deze ladder wordt een transparante besluitvorming en een zorgvuldige ruimtelijke afweging nagestreefd. Het gaat om het tijdig afwegen van kansen en mogelijkheden om bestaande gebouwen te benutten bij overwegingen van nieuwe bebouwing.
Een goede afweging volgens de ladder vraagt om kennis van de bestaande voorraad. Gekoppeld daaraan zijn er vragen over de opgaven en kwaliteiten in een gebied:
Als juridische basis gebruikt de provincie de ladder voor duurzame verstedelijking die de minister heeft vastgelegd in het Bro. In elk bestemmingsplan dat voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling dienen gemeenten volgens de rijksladder aan de hand van drie stappen de locatiekeuze te motiveren, zie ook hetgeen is opgemerkt in paragraaf 2.1. Aangezien de juridische borging van de ladder al geregeld is in het Bro, heeft de provincie de ladder niet nogmaals opgenomen in de provinciale omgevingsverordening.
Binnen bestaand stedelijk gebied heeft hergebruik, transformatie en revitalisering van de bestaande voorraad aan gebouwen prioriteit boven het benutten van nog open plekken in stedelijk gebied.
Op de themakaarten bij de omgevingsvisie maakt het plangebied onderdeel uit van een stedelijke agglomeratie (van de regio Stedendriehoek)
Toetsing
De toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking uit het Bro vindt plaats in paragraaf 3.6. De toetsing aan de Omgevingsverordening vindt plaats in paragraaf 2.3.
De onderhavige ontwikkeling betreft grootschalige detailhandel, deels voor volumineuze goederen. Het bouwplan is niet realiseerbaar in de binnenstad van Apeldoorn. Het plangebied zelf is onderdeel van een bestaande locatie voor stedelijke functies met een groot ruimtebeslag, waaronder perifere en grootschalige detailhandelsvestigingen. Hier wordt, conform gemeentelijke detailhandelsvisie (paragraaf 2.7) op aangesloten met de nu voorgenomen ontwikkeling. De verwachting is dat de uitbreiding van de functie en de herschikking van bestaande planologische mogelijkheden de aantrekkingskracht van het gebied De Voorwaarts als totaal versterkt. Per eenheid gaat het daarbij om detailhandelsvestigingen met een bruto vloeroppervlakte van minimaal 1.500 m², waarbij met de concentratie van die eenheden is beoogd de aantrekkingskracht van het plangebied te vergroten.
Concluderend voldoet de beoogde ontwikkeling dan ook aan de uitgangspunten van de Omgevingsvisie.
In de Statenvergadering van woensdag 24 september 2014 is de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. De verordening ziet erop toe dat het beleid uit de Omgevingsvisie Gelderland operationeel wordt. Hierna worden de relevante bepalingen uit de Omgevingsverordening aangehaald, gevolgd door een toetsing daaraan. De voorgenomen herziening van de Omgevingsverordening 2017 brengt in de eis van regionale afstemming van nieuwe stedelijke ontwikkelingen (zie hierna) naar verwachting geen wijziging, maar de hierna te behandelen ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 2.3.3.1) zal naar mag worden verwacht geen deel meer uitmaken van de algemene regels. Dat betekent dat de rijksladder en de algemene leegstandstoets centraal zullen staan. Thans luiden de relevante bepalingen van de Omgevingsverordening als volgt:n
Detailhandel (artikel 2.3.3.1)
Toetsing
Perifere detailhandellocaties (artikel 2.3.3.2 )
Toetsing
Intrekgebied (artikel 2.6.3.1)
In een bestemmingsplan krijgen Intrekgebieden geen bestemming die de winning van fossiele energie, zoals aardgas, aardolie, schaliegas en steenkoolgas, mogelijk maakt. (Intrekgebieden zijn beschermingsgebieden aangewezen op grond van artikel 1.2, tweede lid, onder a van de Wet Milieubeheer.)
Toetsing
Dit bestemmingsplan bevat geen bestemmingen die de winning van fossiele brandstof mogelijk maken.
In de Regionale structuurvisie Stedendriehoek 2030 (RSV) beschrijft de regio Stedendriehoek het ruimtelijk beleid voor de lange termijn, tot 2030. De RSV is vastgesteld door de verschillende gemeenteraden in 2007. De RSV gaat over de drie steden Apeldoorn, Deventer en Zutphen en het daarbinnen gelegen middengebied (grote delen van het grondgebied van de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Deventer, Lochem, Voorst en Zutphen). In de ontwerp- Regionale Structuurvisie zijn de keuzes geschetst voor de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van de Stedendriehoek. De verschillende opgaven voor het gebied en het regionale programma voor wonen en werken tot 2030 zijn vertaald naar een hoogwaardige inrichting van het gebied.
Ten aanzien van grootschalige detailhandelsvoorzieningen wordt in de visie het volgende opgemerkt. Inzet voor de Stedendriehoek is het streven naar complementariteit van recreatieve en culturele voorzieningen, die vooral een (boven)regionale functie hebben, zoals het bovenregionaal winkelapparaat. Dat zowel in de binnensteden als op de locaties voor grootschalige detailhandelsvestigingen en perifere detailhandelsvestigingen in de drie steden. Vanzelfsprekend hoort hierbij een beleid waarbij deze voorzieningen een plek krijgen op goed bereikbare locaties, bij voorkeur in de stad of aan de stadsranden. Op deze locaties zijn de beste condities aanwezig om tot een goede openbaar vervoer- en auto ontsluiting te komen. Voorzieningen binnen de Stedendriehoek dienen voor iedereen goed bereikbaar te zijn.
Het plangebied ligt in de bestaande stad, op een goed bereikbare plek. De invulling van het plangebied met grootschalige detailhandel past dan ook goed in de regionale structuurvisie. Op de beleidskaart maakt het plangebied onderdeel uit van bestaande stedelijk gebied.
Op 30 mei 2013 heeft de raad de structuurvisie 'Apeldoorn biedt ruimte' vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een doorkijk tot 2030 en is één structuurvisie voor zowel stad als land. Voor het plangebied vormt op het gebied van de ruimtelijke ordening de gemeentelijke structuurvisie Buitenstad 2030 het integrale beleidskader. De structuurvisie geeft een doorkijk tot 2030 en vervangt de structuurvisie voor het stedelijke gebied uit 2002.
De structuurvisie is opgesteld voor de overgang naar een nieuwe tijd. Door zo veel mogelijk beleidsruimte te bieden aan nieuwe dynamiek krijgt Apeldoorn de ruimte zich te blijven ontwikkelen. Iedereen die een bijdrage kan leveren aan de Buitenstad Apeldoorn wordt uitgenodigd daaraan bij te dragen.
Ruimte bieden is niet vrijblijvend. Ruimte wordt geboden binnen kaders. Allereerst door voort te bouwen op de belangrijkste kwaliteiten van de gemeente; het beste van stad én landschap, het beste van modern én historisch, het beste van een centrale ligging én wonen in de luwte, het beste van bereikbaarheid én nabijheid, het beste van een solide én vernieuwende economie.
De kwaliteiten van de Buitenstad vormen samen het fundament van de structuurvisie. Denk aan de beken, de sprengen, de enken, de fijnmazige voorzieningenstructuur, het Weteringengebied, de spoor- en snelwegen en de parken & lanen. Zij maken Apeldoorn tot Buitenstad. Het fundament van Apeldoorn wordt gekoesterd en versterkt. Beheer en vernieuwing van het fundament is de belangrijkste opgave van de structuurvisie.
In het fundament zijn de kernkwaliteiten van de Buitenstad samengebracht. Die kwaliteiten worden in bestemmingsplannen verankerd. Vanwege hun betekenis voor Apeldoorn als geheel investeert de gemeente in het op kwaliteit houden van het fundament (beheer) en zal dat waar mogelijk ook doen bij het uitbouwen ervan (ontwikkeling), bijvoorbeeld door het herstel van beken en sprengen en het versterken van de gebruikswaarde van het weteringenlandschap. Verder kent Apeldoorn een fijnmazige voorzieningenstructuur. De nabijheid van voorzieningen voor een belangrijke kwaliteit van de Buitenstad.
Ten aanzien van perifere detailhandel zegt de structuurvisie het volgende. Grootschalige detailhandelsvoorzieningen zijn van groot belang voor het functioneren van de Buitenstad. Apeldoorn telt veel perifere detailhandel, vaak ook op plekken waar hun toekomstperspectief moeizaam is. Clustering rondom Omnisport (De Voorwaarts) en aan de Europaweg biedt kansen, zowel economisch als ruimtelijk. Middels dit bestemmingsplan worden die kansen benut.
Figuur 4: structuurvisiekaart
Het gemeentelijk groenbeleid is neergelegd in de Groene Mal (oktober 2002), dat het groene kader is waarbinnen andere ruimtelijke functies een plaats krijgen.
Door middel van de Groene Mal wil Apeldoorn zich profileren als groene stad waar het goed wonen en werken is: de ontwikkeling van de stad dient zo veel mogelijk plaats te vinden met behoud van de groene identiteit die Apeldoorn tot een gewilde vestigingsstad maakt.
Figuur 5: kaart Groene Mal
Behoud en versterking van het groen in Apeldoorn heeft een hoge prioriteit. In de Groene Mal zijn doelstellingen geformuleerd die gericht zijn op drie niveaus.
Het eerste niveau is gericht op de verweving van de stad met het landschap. In de stad is wat betreft het groen de volgende duidelijke tweedeling aan te wijzen: de westkant gelegen in het Veluwebos en de oostkant gelegen in (voormalig) agrarisch gebied. In het westen verloopt de overgang van stad naar bos vrijwel zonder barrières. De oostkant daarentegen heeft de meeste versterking van het groen nodig, wat tot gevolg heeft dat de meeste projecten uit de Groene Mal op dit deel van de stad gericht zijn.
Het tweede niveau is de verbinding van de stad met het omringende landschap. Aan de oostzijde zijn het de groene wiggen, geconcentreerde groencomplexen die de stad vanuit het landelijke gebied binnenlopen.
Het derde niveau is de dooradering van de stad met blauwe en groene structuren, door middel van het sprengen- en bekensysteem alsmede het complex van bos- en bomenlanen met daaraan gelegen parken.
De Groene Mal richt zich bij de ontwikkeling van deze gebieden expliciet op zeven belangrijke groene structuren in de stad. Dit zijn de beken, de sprengen, de kanaalzone, de lanen, de parken, de grote groengebieden en de groene wiggen.
De Laan van Erica is onderdeel van de Groene Mal. De Laan van Erica en de bijbehorende bermen en bomen, staan buiten het plangebied. Wel ligt een van de nieuwe parkeervoorzieningen vlakbij de Laan van Erica. Verder ligt het plangebied in het gebied dat het uiteinde vormt van een groene wig. Dit betreft de groene wig Zonnehoeve dat via Groot Schuilenburg een verbinding legt tussen de stad en landgoed Woudhuis.
Het gebied De Voorwaarts is in de afgelopen jaren ingevuld met stedelijke functies die een groot ruimtebeslag kennen. Waar mogelijk en passend is daarbij gestreefd naar instandhouding van een groen karakter. Onderhavig plan voorziet in een verdere doorontwikkeling van het gebied. Bij de nieuwe parkeervoorziening parallel aan de Laan van Erica, is gekozen voor het aanhouden van een passende afstand tot die weg om de huidige, groene aanblik (vanaf de Laan van Erica richting Omnisport) zoveel als mogelijk te kunnen handhaven. Bij de andere parkeervoorziening zal bij de inrichting worden voorzien in passende, groene aanblik van het terrein. Binnen de reeds aanwezige, hoog stedelijke context wordt op deze wijze uitvoering gegeven aan de ambitie van de groene wig. Onderhavig plan is niet strijdig met de uitgangspunten van De Groene Mal.
Op 16 januari 2014 heeft de gemeenteraad de Detailhandelsvisie 2014-2019 vastgesteld. De Detailhandelsvisie beschrijft de gemeentelijke visie op en ambities voor de lokale winkelstructuur. In de visie zijn de vijf hefbomen benoemd waar beweging noodzakelijk is en die bepalend zijn in het bereiken van het gewenste toekomstbeeld voor de detailhandel: de ontwikkeling van een robuuste, dynamische en complete winkelstructuur in Apeldoorn. Per hefboom zijn in de visie de gemeentelijke ambities beschreven en de aanpak om tot realisatie van die ambities te komen:
In de detailhandelsvisie is De Voorwaarts een van de twee voorkeurslocaties voor de vestiging van grootschalige en perifere detailhandelsfuncties. Onderhavig plan voorziet in de vestiging van grootschalige, perifere detailhandel op De Voorwaarts, waarbij het gaat over het herschikken van bestaande, planologische mogelijkheden. Dit past dan ook binnen de uitgangspunten van de detailhandelsvisie.
De nota I-cultuur is door de gemeenteraad vastgesteld op 16 februari 2006. Kern van de nota is dat cultuurhistorie van essentieel belang is voor de identiteit van Apeldoorn. De kwaliteiten van de woonwijken, de binnenstad, de dorpen en het afwisselende buitengebied gelden als leidraad voor nieuwe ontwikkelingen. Cultuurhistorie levert bouwstenen aan om ruimtelijke projecten mogelijk te maken met behoud van identiteit. Hiervoor wordt een cultuurhistorische analyse van een gebied gemaakt. Daarmee ontstaat inzicht in de aanwezige (boven- en ondergrondse) cultuurhistorische waarden. Naast het vastleggen van kennis over landschap, geomorfologie, stedenbouw, archeologie en architectuur geeft de analyse aanbevelingen over de inzet van deze waarden in nieuwe ontwikkelingen. Bij de nota horen een archeologische en een cultuurhistorische beleidskaart.
Cultuurhistorische beleidskaart
Op de cultuurhistorische beleidskaart staat de mate waarin de cultuurhistorische waarden een rol zullen spelen bij ruimtelijke plannen. De attentiewaarde kent drie gradaties:
Hoge attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch onderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden.
Gemiddelde attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch bureauonderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden.
Lage attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is een cultuurhistorische quick-scan naar objecten verplicht. Aanbevolen wordt om cultuurhistorische waarden te behouden, herstellen en te versterken.
In de nota is vastgelegd dat gebieden met de hoogste cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplan een beschermende regeling krijgen.
Voor het plangebied geldt een lage attentiewaarde. Voor dit plan is een cultuurhistorische quick-scan uitgevoerd. Dat is uitgewerkt in paragraaf 4.5.
Archeologische beleidskaart
Op 18 juni 2015 heeft de gemeenteraad de Archeologische beleidskaart 2015 vastgesteld, die de Archeologische beleidskaart uit 2006 vervangt. Er zijn drie categorieën van terreinen met archeologische waarden. Op deze terreinen is vastgesteld dat er archeologische waarden aanwezig zijn of dat het zeer waarschijnlijk is dat deze aanwezig zijn. Daarnaast zijn er drie zones met een archeologische verwachting. Deze zones geven de dichtheid weer waarop een archeologische vindplaats wordt verwacht.
De kans op het aantreffen van een archeologische vindplaats is afhankelijk van de archeologische verwachting voor het gebied èn van de omvang van de graafwerkzaamheden. Daarom is aan de verschillende gebiedscategorieën specifiek beleid gekoppeld.
Voor het plangebied geldt in het geheel een (middel)hoge archeologische verwachtingswaarde. Echter, gezien het gebruik van het plangebied en de omgeving, in de afgelopen decennia, zijn archeologische waarden hier niet te verwachten. In paragraaf 4.4 wordt dit nader toegelicht.
Artikel 12a van de Woningwet verplicht alle gemeenten om een welstandsnota vast te stellen. Die welstandsnota moet, in de vorm van beleidsregels, criteria bevatten voor de welstandstoetsing.
Om te voldoen aan deze verplichting heeft de gemeenteraad in juli 2004 de kadernota 'Over welstand geschreven' vastgesteld. De nota geeft de kaders voor het welstandsbeleid. Hiermee worden bouwplannen getoetst aan redelijke eisen van welstand, om de fraaie leefomgeving in de stad te behouden en te versterken.
In deze nota wordt voor ieder perceel in Apeldoorn één welstandsthema en één welstandsniveau aangewezen. Het niveau geeft aan hoeveel welstandsaandacht de gemeente aan een gebied geeft, waarbij de niveaus variëren van zwaar tot welstandsvrij. Het thema wordt bepaald door de bouwstijl of bouwperiode van de bebouwing. In het bestemmingsplan wordt het specifieke karakter van het gebied geregeld voor zover dit gaat om bebouwingsregels en gebruik. Het welstandsbeleid is hierop aanvullend en heeft betrekking op situering, massa en vorm, gevelkarakteristiek en detaillering, kleur en materiaalgebruik.
Voor het gebied is gebiedsgericht welstandsbeleid opgesteld. Het beeldkwaliteitplan Voorwaarts en het Rietveld is gelijk met het bestemmingsplan De Voorwaarts vastgesteld. In het beeldkwaliteitplan geldt voor het plangebied het welstandsthema 'stedelijke bebouwing met gemengde functies' en het welstandsniveau 'zwaar'. Het beeldkwaliteitplan zet in op een versterking van het groene imago. Waarbij het behoud en het versterken van de functie van de Groene Wig als verbeeldende verbinding tussen stad en landschap, uitgangspunt is. Er is aandacht voor zorgvuldig ruimtegebruik door te investeren in de kwaliteit van de bestaande stad. Bestaande kwaliteiten zoals routes, groenstructuren en openheid worden gerespecteerd en waar nodig aangevuld. Daarnaast maakt de grote zichtbaarheid van beide gebieden dat een zorgvuldige inrichting en uitstraling op zijn plaats is. Zeker gezien de aantrekkingskracht van de functies met een regionale en soms zelfs (inter)nationale uitstraling. Mede daardoor wordt gekozen voor het continueren van het hoogste welstandsniveau. Tot slot voorziet het plan in maatwerkoplossingen voor het toepassen van de reclame.
Onderhavige ontwikkeling zal worden gerealiseerd binnen het geldende, gebiedsgerichte welstandsbeleid.
Dit hoofdstuk geeft de ruimtelijke opzet van het plangebied weer, in de bestaande situatie en de nieuwe situatie.
Detailhandel
In het gedeelte van het plangebied waar de nieuwe detailhandel komt, bevindt zich nu een parkeerterrein. Dit terrein ligt in een strook tussen de weg De Voorwaarts en de spoorlijn Apeldoorn - Zutphen. Tussen de spoorlijn en het parkeerterrein is een groenstrook aanwezig. Aan de overzijde van de weg bevindt zich het bestaande winkelcomplex van De Voorwaarts.
Figuur 6: Het huidige parkeerterrein met op de achtergrond de Americahal
Parkeren
In aansluiting op en ten westen van de locatie voor de nieuwe detailhandel is een van de twee nieuwe parkeervoorzieningen gepland. Hier is een wadi aanwezig, die zal worden verkleind voor de nieuwe parkeerplaatsen. Tevens zullen langs het hier aanwezige gedeelte van de weg De Voorwaarts parkeerplaatsen worden aangebracht. De andere parkeerlocatie betreft een strook grond tussen het Omnisport en de Laan van Erica. Hier is een bestaand parkeerterrein aanwezig, evenals bos c.q. een groenstrook met bomen.
Figuur 7: de huidige wadi in het plangebied
Figuur 7: de locatie voor de nieuwe parkeervoorziening parallel aan de Laan van Erica
Figuur 7:
De Voorwaarts
Tussen de sporen naar Zutphen en Deventer en de “RING” van Apeldoorn ligt de Voorwaarts. De plek is perifeer en wordt omzoomd door sub-urbane woongebieden. Door de voorstadhaltes de Maten en Osseveld, de “stadsring” en de Zutphensestraat is het gebied goed ontsloten.
De doorontwikkeling van de oostzijde van Apeldoorn heeft lang op zich laten wachten. Pas vanaf de jaren 70 zijn hier nieuwe woonwijken ontwikkeld. Voorbeelden hiervan zijn de Maten, Woudhuis en Osseveld-Oost. Dit verklaart ook waarom het plangebied lang een agrarisch karakter had zoals we dat nu nog kennen aan de oostzijde van de A50.
Groot Schuylenburg ten oosten van het plangebied vormt hier een uitzondering op. De paviljoenachtige opzet van deze buitenplaats in het bos vormt al sinds het begin van de 20e eeuw een visuele verbinding met andere landgoederen waaronder het oude landgoed Woudhuis.
Wanneer de gemeente in de jaren 90 haar ruimtelijke ambities vastlegt in de ontwikkelingsvisie 2020 wordt gestuurd op een duurzame doorontwikkeling van de stad en het gebied De Voorwaarts in het bijzonder. Begrippen als compacte en complete stad doen hun intrede en geven daarmee sturing aan inbreiding / verdichting en een grotere spreiding van (groot)stedelijke functies. Vooruitlopend hierop is de Americahal gerealiseerd, in een latere fase gevolgd door de voorloper van de huidige Intratuin. Er werd actief gestuurd op een gevarieerd stedelijk gebied zodat afwisselende woon- en werkmilieus konden ontstaan.
Om de ambities verder aan te zetten en de regionale centrumfunctie te versterken wordt in 2001 ingezet op regionale voorzieningen waarbij commerciële functies en de Omnisport-voorziening als beelddrager wordt geïnitieerd. Het groene imago van de stad wordt als kwaliteit en uitgangspunt gezien.
Het plangebied De Voorwaarts heeft met de komst van de Americahal en het tuincentrum al in de jaren 80-90 bebouwingselementen gekregen met een grotere schaal en een stedelijke uitstraling. Voor de doorontwikkeling waren dit vaste gegevens. De verschillende planconcepten die in jaren daarna volgden laten zien dat vooral de positie van het Omnisportcentrum en de “groene” verbindingen in het plangebied bepalend waren voor de organisatie van het gebied. De realisatie van Omnisport, de nieuwbouw van de Intratuin, de verplaatsing en nieuwbouw van de voetbalaccommodatie en de aanleg van de hoofdverkeersstructuur heeft het gebied een meer vastomlijnd karakter gekregen.
Deelplan 1 en deelplan 2 liggen direct naast de Americahal, die nu wordt gebruikt voor beurzen en tentoonstellingen. De huidige bebouwing is met zijn hoofdentree gericht op de Laan van Erica en kent rondom veel verharding ten behoeve van parkeren. De locatie wordt op één plek ontsloten vanaf de Laan van Erica door de collectieve hoofdontsluiting van het gehele gebied. Beoogd is – daarvoor is het bestemmingsplan Laan van Erica 50 in procedure gebracht – ter plaats een grootschalige bouw- en tuinmarkt met toe– en aanbehoren te realiseren. De beoogde bebouwing ter plaatse is meer op de samenhang met het gehele plangebied De Voorwaarts gericht, hetgeen mede tot uitdrukking zal komen in de locatie van de entrees van winkel en voorzieningen en de situering van de parkeerplaatsen en de groenvoorzieningen. Het gebouw zal een meer naar het Omnisport-centrum gerichte entreezijde kennen met een opengewerkt tuincentrum aan de zijde van Laan van Erica, en een meer gesloten achterzijde (langs de spoorweg Apeldoorn Zutphen). Het gebouw zal – anders dan de Americahal - niet vrij in de ruimte zijn gepositioneerd en functioneren in een direct verband met De Voorwaarts als geheel. Opgave is om binnen de hoofdlijnen de nieuwe functies deelplan 1 een volwaardig onderdeel te laten zijn van het gehele gebied de Voorwaarts, daaronder begrepen deelgebied 2 en het deelgebied Laan van Erica 50, en te komen tot een goede functionele en stedenbouwkundige aansluiting van de onderlinge deelgebieden.
Het vigerende bestemmingsplan De Voorwaarts voorziet binnen één bestemming, voor deelplan 1 en 2, bij recht in de ontwikkeling van 27.300 m² bvo aan grootschalige detailhandel. Daarnaast zijn ondermeer kantoren, zakelijke dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en leisure toegestaan, tot een gezamenlijk maximum van 2.200 m². Daarnaast is middels afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden voorzien in uitbreidingen van het gebruik van gronden en gebouwen voor grootschalige detailhandel, alles tot een totaal metrage van 36.852 m2 bvo (naast 1.000 m² extra bvo voor kantoren, zakelijke dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen in de Wro-wijzigingszone), zie de uiteenzetting in paragraaf 1.3. Uitgangspunt van dit bestemmingsplan is dat het niet leidt tot een groter, functioneel programma voor stedelijke voorzieningen dan voorzien in bestemmingsplan De Voorwaarts.
In DP 1 is momenteel 20.033 m² bvo aan grootschalige detailhandel aanwezig. In DP 2 is nu nog geen grootschalige detailhandel aanwezig. Dat betekent dat 16.852 m² bvo van de maximale planologische mogelijkheden voor grootschalige detailhandelsdoeleinden uit het geldende bestemmingsplan nog onbenut zijn. Die mogelijkheden zullen alsnog benut gaan worden in DP 2, naast de extra stedelijke voorzieningen ter grootte van 1.000 m² bvo.
Detailhandel
De Voorwaarts kent inmiddels een voorspoedige doorontwikkeling met een nieuwe Intratuin, voetbalvoorzieningen, een skeelerbaan en een eerste volume voor grootschalige en perifere detailhandel. waar o.a. de MediaMarkt in ondergebracht. De icoon van het gebied is het Omnisport-centrum. Alle stedelijke voorzieningen op De Voorwaarts zijn onderling optimaal functioneel verbonden door een verkeersstructuur die voorziet in een eigen intern verkeersysteem voor het integrale plangebied. Aan het karakter van integrale verbondenheid is verder uitdrukking gegeven door de openbare ruimte (wadi's, parkeervoorzieningen, verkeerssysteem) een uniforme uitstraling te geven met ruimte voor opgaand en afschermend groen.
Naast deze structuren zijn er diverse groenstructuren en functionele relaties die het gebied op een grotere schaal kaderen. De oude landroute de Voorwaarts met de begeleidende bomen is hierin het meest zichtbaar en functioneel belangrijk. Het waar mogelijk en inpasbaar opnieuw aanzetten en herstellen van de laanbeplanting en het functioneel ruimte bieden aan fietser en voetganger zijn hierin leidende principes. Ook de parallelle groenstructuur langs de Laan van Erica en de nog aanwezige boomgroepen voor het Omnisport-centrum worden gewaardeerd en dragen bij aan het gewenste groene imago van het plangebied en de stad.
Uitgangspunten
Aan de zuidwestelijk zijde ligt de locatie van de Americahal. Beoogd is daar (middels het bestemmingsplan Laan van Erica 50) een nieuwe bouwmarkt met tuincentrum en drive in te realiseren. Bij het vaststellen van het geldende beeldkwaliteitsplan en het bestemmingsplan De Voorwaarts eind 2011 was de sloop van de Americahal en de herbestemming van de gronden niet voorzien. Opgave is om binnen de hoofdlijnen de nieuwe functies volwaardig onderdeel te laten zijn van het gehele gebied de Voorwaarts en te komen tot een goede functionele en stedenbouwkundige aansluiting van de onderlinge deelgebieden.
De centrale uitgangspunten voor de Voorwaarts zijn:
De reclamevoering zal in samenhang zijn met de overige bedrijven en conform het vastgestelde beeldkwaliteitsplan zijn.
Parkeren
Beoogd is de parkeerbalans in het vigerende plan waar nodig te actualiseren en als basis te gebruiken voor de parkeernormering in dit bestemmingsplan. Ten behoeve van een functionele en actuele parkeerbalans van De Voorwaarts wordt het in het licht van de beoogde realisatie van het onderhavige deelplan (DP1 en DP2) in het parkeerbalansgebied De Voorwaarts voorzien in extra capaciteit door de aanleg van aanvullende parkeervoorzieningen (zie paragraaf 3.5). Hiervoor zullen de twee hierna beschreven locaties worden gebruikt (zie ook de in paragraaf 3.5 besproken verbeelding van het parkeerbalansgebied).
In de westelijke locatie zal de aanwezige wadi worden verkleind, waardoor ruimte ontstaat voor de aanleg van parkeerplaatsen langs de aanwezige weg en een groot parkeerterrein waar zodanige parkeercapaciteit kan worden gerealiseerd dat in samenhang met de hierna te behandelen extra parkeervoorzieningen wordt voldaan aan de uitgangspunten van de parkeerbalans binnen het parkeerbalansgebied. Al deze parkeerplaatsen komen op een zo kort mogelijke afstand van de bestaande en geplande winkels op DP1 en DP2 in het parkeerbalansgebied De Voorwaarts te liggen. Het verkleinen van de wadi leidt weliswaar tot een afname van de bergingscapaciteit van de wadi, maar die beperking levert vanuit een oogpunt van goed waterbeheer geen hindernis op voor de planrealisatie (zie paragraaf 4.2).
Figuur 8
De oostelijke locatie - de strook tussen en Omnisport en de Laan van Erica – is deels reeds in gebruik als parkeerterrein. Dat terrein zal worden heringericht, waardoor een parkeercapaciteit van 251 plaatsen kan worden gerealiseerd. Het bestemmingsplan voorziet hier deels reeds in het aanleggen van extra parkeerplaatsen. Het andere gedeelte heeft een bosbestemming. Om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen is het noodzakelijk ook het gedeelte met de bosbestemming bij het nieuwe parkeerterrein te betrekken. Daarbij is gekozen voor voldoende afstand tot de Laan van Erica teneinde een groene aanblik vanaf die laan te waarborgen. De aanwezige bomen zullen waar mogelijk worden ingepast in het nieuwe parkeerterrein iguur 8: inrichtingsplan nieuw parkeerterrein westelijke locatie
.
Figuur 9: inrichtingsplan nieuw parkeerterrein oostelijke locatie
Verkeersontsluiting
Het gebied de Voorwaarts kent een centrale ontsluiting: de weg De Voorwaarts. Deze weg haakt rechtstreeks aan op de Laan van Erica, die onderdeel is van de hoofdwegenstructuur van de stad. Voor autobegrippen, op steenworp afstand kruist de Laan van Erica de Zutpensestraat. Ook deze weg is onderdeel van de hoofdwegenstructuur en voert richting de A50 en de binnenstad. Zowel de nieuwe detailhandel, als beide nieuwe parkeervoorzieningen zullen ontsloten worden via de weg De Voorwaarts. Daarmee is voor de verschillende functies sprake van een goede ontsluiting.
Verder wordt verwezen naar het verkeersonderzoek dat als Bijlage 8 Verkeersonderzoek bij de toelichting is gevoegd. Dit onderzoek gaat in op op een volledig ontwikkelde Voorwaarts.
Parkeren
Voor het gebied De Voorwaarts wordt gewerkt met één parkeerbalans. Voor alle functies in het gebied dienen in totaal voldoende parkeerplaatsen aanwezig te zijn, waarbij voor een gedeelte wordt uitgegaan van dubbelgebruik.
De opzet van die parkeerbalans is neergelegd in het vigerende bestemmingsplan De Voorwaarts en overgenomen en geactualiseerd in dit bestemmingsplan. Het uitgangspunt is dat uitgaand van een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden voor alle functies in het parkeerbalansgebied voldoende parkeerplaatsen aanwezig te zijn. De parameters daarvoor, daaronder begrepen dubbel gebruik in samenhang met de functieverdeling in de deelgebieden, zijn in de parkeerbalans beschreven. Bij het hanteren van de parkeernormering in de balans zijn de voor de betrokken functies relevante parkeerkencijfers van het CROW-ASVV 2012/2013 (publicatie 317) als basis genomen. De uiteindelijk gekozen normen zijn gebaseerd op de in de ASVV 2012/2013 door CROW aangegeven bandbreedtes in een sterk stedelijke situatie voor de rest van de bebouwde kom. Bij de toepassing van categorieën in de ASVV die gemengd voorkomen in de bestemmingen op deelplan 1 en deelplan 2 (bijvoorbeeld voor de doelomschrijvingen vallend onder Gemengd - 1 en Gemengd - 2, zoals grootschalige detailhandel, sport- en recreatievoorzieningen of evenementen) zijn gewogen gemiddelden genomen van de relevante door CROW geselecteerde categorieën.
Separaat van het onderhavige bestemmingsplan is het bestemmingsplan Laan van Erica 50 in procedure gebracht. Dat plan voorziet in de realisatie van een bouwmarkt annex tuincentrum met drive in en toe- en aanbehoren op het perceel van de Americahal, de Laan van Erica 50. De komst van die nieuwe functie leidt niet tot een verhoging van de parkeerbehoefte in het parkeerbalansgebied buiten het plangebied Laan van Erica 50, omdat de gehele voor de functie van bouwmarkt en tuincentrum benodigde capaciteit volgens de gemeentelijke parkeernormen wordt opgevangen binnen het plangebied Laan van Erica 50.
Per saldo is er voor alle functies in het parkeerbalansgebied sprake van voldoende capaciteit, de nieuwe en uitgebreide detailhandelsfuncties in het onderhavige plan daaronder begrepen. In de balans zijn de hierboven besproken nieuw aan te leggen parkeerterreinen en de overcapaciteit in het plangebied Laan van Erica 50 meegenomen. De benodigde extra capaciteit, ter grootte van 383 parkeerplaatsen wordt geheel opgevangen op de nieuwe parkeerlocaties. Daarmee is de parkeerbalans in evenwicht.
Het parkeerbalans is opgenomen als bijlage 1 van de BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is de Ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Bij een ontwikkeling als de onderhavige moet allereerst worden vastgesteld of sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van artikel 3.1.6 Bro, en vervolgens of de ontwikkeling gegeven de drie treden waarin de ladder voorziet in het licht van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar is. Bij detailhandel staan daarbij de mogelijke effecten op de winkelleegstand centraal. De minister van Infrastructuur en Milieu is voornemens de ladder voor duurzame verstedelijking te wijzigen. De wijziging is in voorbereiding en wordt naar verwachting hangende de onderhavige bestemmingsplanprocedure ingevoerd. Gegeven de tot nu toe bekende informatie omtrent de aard van voorgenomen aanpassingen in de algemene maatregel van bestuur is er geen aanleiding op de wijziging voor te sorteren. Er is ook geen aanleiding tot bijzondere opmerkingen aangaande het voor de onderhavige ontwikkeling door BRO in april 2016 geactualiseerde leegstandsonderzoek.
De lLadder is alleen van toepassing op nieuwe stedelijke ontwikkelingen (zie artikel 3.1.6. lid 2 Bro aanhef). Of daarvan sprake is dient te worden bepaald aan de hand van de bestaande, planologische mogelijkheden, eventuele functiewijzigingen of wijzigingen van de bouwmogelijkheden en de aard en omvang waarin het bestaande ruimtelijke regime verschilt van de mogelijkheden in het nieuwe bestemmingsplan of bouwplan.
Onderhavig plan voorziet niet of niet zondermeer in een nieuwe stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld in artikel 3.1.6 lid 2 aanhef Bro. In dat verband is ondermeer aandacht geschonken aan de volgende aspecten van de ontwikkeling: het geldende bestemmingsplan De Voorwaarts voorziet binnen het plangebied in de mogelijkheid gebouwen op te richten met een maximaal metrage van 16.852 m2 bvo voor de functie grootschalige detailhandel en 1.000 m2 bvo voor kantoordoeleinden. Het gaat hier om het restant van de metrages voor de functie GD-1 die al zijn gerealiseerd op DP 1 (20.033 m² bvo grootschalige detailhandel en overige stedelijke voorzieningen) en hetgeen volgens een maximale invulling van de planologische mogelijkheden had kunnen worden gerealiseerd voor grootschalige detailhandel (30.385 m² bvo + 6.500 m² bvo in de Wro zone) en aan overige stedelijke voorzieningen (1.000 m² bvo). De van het gehele areaal in het vigerende plan resterende metrages (16.852 + 1.000 m² bvo) worden bestemd in DP2 van het plangebied en de bestemming op de DP2 wordt beperkt overeenkomstig hetgeen feitelijk is gerealiseerd. De toegelaten functies blijven ongewijzigd.
Per saldo blijven de metrages die in het vigerende plan beschikbaar zijn voor grootschalige detailhandel en andere stedelijke voorzieningen gelijk. De bouwmogelijkheden alleen worden gewijzigd voor wat betreft de inrichting en situering van het bouwvlak. De raad heeft in aanmerking genomen wat de bestaande planologische mogelijkheden zijn, wat de aard en de omvang is van de wijzigingen van de bouwmogelijkheden, en tot slot op welke wijze – naar aard en omvang beschouwd - het bestaande ruimtelijke regime in het vigerende bestemmingsplan verschilt van de mogelijkheden in het nieuwe bestemmingsplan of bouwplan.
Daarbij is in aanmerking genomen dat het zowel in de bestaande als in de nieuwe situatie gaat om stedelijke voorzieningen met een geheel vergelijkbare publiek-aantrekkende functie (in hoofdzaak grootschalige detailhandel en zakelijke dienstverlening of kantoorfuncties), met een geheel vergelijkbare parkeercapaciteit en verkeersgeneratie, omdat het toegestane bruto vloeroppervlak voor grootschalige detailhandelsdoeleinden in het nieuwe plan ten opzichte van hetgeen bij recht en middels de wijzigingsbevoegdheden is toegestaan volgens de vigerende planregels voor wat betreft de totale metrages niet wordt uitgebreid. Het vloeroppervlak dat voor de ruimtelijk maatgevende stedelijke publiek-aantrekkende functies wordt gebruikt neemt dus niet toe.
Tot slot is overwogen dat het plangebied is gelegen binnen het bestaande, stedenbouwkundige samenstel van bebouwing van de stad Apeldoorn. Het plangebied ligt in een omgeving met diverse stedelijke functies met een groot ruimtebeslag en nabij grootschalige infrastructuur.
Ondermeer om deze redenen is met dit bestemmingsplan, gegeven de beperkte aard en omvang van de beoogde wijzigingen geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling waarop artikel 3.1.6 tweede lid Bro van toepassing is.
Toetsing
Ook zonder vanuit de proceseisen van artikel 3.1.6 lid 2 Bro relevante programmatische eisen is het op zijn plaats om te bezien of sprake is van een goede ruimtelijke ordening gelet op de (regionale) behoefte en eventuele leegstandseffecten. Daartoe worden de leegstandseffecten van de ontwikkeling geïnventariseerd.
Voor de beoogde ontwikkeling is allereerst door BRO een analyse uitgevoerd (en per april 2016 geactualiseerd) naar de effecten op de winkelleegstand. Dat onderzoek vormt bijlage 2 van de BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING.
Uit dit onderzoek blijkt dat het plan binnen het relevante verzorgingsgebied niet zal leiden tot leegstandseffecten die vanuit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening onaanvaardbaar zijn. Niet uitgesloten is dat door de ontwikkeling een bestaande winkel in de stad zal verdwijnen, maar leegstandseffecten die in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening zijn echter niet aan de orde.
Het plan is, voorzover van belang, regionaal afgestemd met de regio gemeenten (bijlage 3 van de BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING.)
Op grond van artikel 3.1.6 lid 1 van het Bro moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Ook is een paragraaf gewijd aan het al dan niet noodzakelijk zijn van een milieueffectrapportage of milieueffectbeoordeling.
Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen in de regel niet ouder dan 5 jaar oud zijn. Uitzondering hierop zijn de plannen waar de bodem niet verdacht is op bodemverontreiniging en/of bodemonderzoeken de bodemkwaliteit voldoende weergeven en er geen onoverkomelijke problemen te verwachten zijn bij de bestemmingsplanwijziging. Indien er sprake is van bouwactiviteiten, is ook in het kader van de omgevingsvergunning een onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. Hiernaast geldt dat de gemeente Apeldoorn bevoegd gezag is in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In het Besluit bodemkwaliteit wordt hergebruik van licht verontreinigde grond mogelijk gemaakt. De gemeente Apeldoorn heeft hiervoor beleid opgesteld dat is vastgelegd in bodemkwaliteitskaarten en een bodembeheerplan.
Onderzoeksresultaten bodem
Uit het voor- en historisch onderzoek blijkt dat de bodem voldoende is onderzocht om te kunnen concluderen dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. Er zijn bodemonderzoeken uitgevoerd in 2002 en daarin zijn geen verontreinigingen geconstateerd die maken de bodem ongeschikt zou zijn. Er zijn sinds de herziening van het vigerende bestemminsplan geen nieuwe bodemonderzoeken verricht ter hoogte van de locaties waar de functies gaan wijzigen. Er hebben zich daar ook geen ontwikkelingen voorgedaan die het noodzakelijk maakte inzicht te krijgen in de bodemkwaliteit en die de bodemkwaliteit ter plaatse hebben gewijzigd of verslechterd. Overigens is voor de omgevingsvergunning, activiteit bouwen, wel een bodemonderzoek noodzakelijk. Het uit te voeren onderzoek zal moeten bestaan uit een vooronderzoek op basisniveau conform NEN 5725 met aandacht voor asbest en een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740. Als blijkt dat de locatie verdacht is op het voorkomen van asbest in de bodem, is het uitvoeren van een verkennend asbestonderzoek conform NEN 5707 noodzakelijk.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden normaliter bepaald tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.
Een ander omgevingstype is het gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. Het gemengd gebied kent door de aanwezige variatie aan functies en situering al een hogere milieubelasting. Dit kan aanleiding zijn om gemotiveerd voor één of meer milieuaspecten een kleinere afstand aan te houden dan wordt geadviseerd voor een rustige woonwijk. Een geadviseerde afstand van 30 meter kan dan bijvoorbeeld worden gecorrigeerd tot 10 meter en een geadviseerde afstand van 100 meter tot 50 meter. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd.
De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.
milieucategorie | richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk | richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied | |
1 | 10 m | 0 m | |
2 | 30 m | 10 m | |
3.1 | 50 m | 30 m | |
3.2 | 100 m | 50 m | |
4.1 | 200 m | 100 m | |
4.2 | 300 m | 200 m | |
5.1 | 500 m | 300 m | |
5.2 | 700 m | 500 m | |
5.3 | 1.000 m | 700 m | |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Het systeem van richtafstanden gaat uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussen bedrijfslocatie en omgevingstype rustige woonwijk respectievelijk gemengd gebied. Binnen (hiervoor aangewezen) gebieden met functiemenging zijn milieubelastende en milieugevoelige functies op korte afstand van elkaar gesitueerd. Bij gebieden met functiemenging kan gedacht worden aan stads- en wijkcentra, horecaconcentratiegebieden en woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid. Het kan gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen. Voor gebieden met functiemenging wordt een aparte afweging gemaakt ten aanzien van de aan te houden afstand en de te nemen maatregelen in relatie tot het gewenste woon- en leefklimaat. Voor de toelaatbaarheid van activiteiten binnen gebieden met functiemenging gelden randvoorwaarden. Het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid en de activiteiten vinden hoofdzakelijk inpandig en overdag plaats.
Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwet- en regelgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving en de veiligheidsregelgeving. Deze regelgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen.
Onderzocht worden zowel de feitelijke invloed van de ter plaatse gevestigde en te vestigen milieubelastende functies als de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond van de geldende bestemming gevestigd kunnen worden.
Onderzoeksresultaten milieuzonering
De beoogde detailhandelsontwikkeling valt in milieucategorie 2 (SBI-code 4752). Het omgevingstype van de planlocatie valt aan te merken als gemengd gebied vanwege de drukke doorgaande weg Laan van Erica en de spoorlijn Apeldoorn – Zutphen. Echter, voor de nabij gelegen woningen in de woonwijk De Maten geldt het omgevingstype rustige woonwijk. De aan te houden (niet-gecorrigeerde) milieuzone is 30 meter. Alle omliggende woningen liggen op ruim 50 meter afstand van de planlocatie. Op basis van de richtafstanden is het plan inpasbaar en worden geen knelpunten verwacht.
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is gelegen binnen de invloedssfeer van verkeerswegen en een spoorlijn. Onderhavig plan voorziet echter niet in nieuwe, geluidgevoelige functies. Akoestisch onderzoek naar de geluidsbelasting op de nieuwe bebouwing door omliggende infrastructuur is derhalve niet noodzakelijk. Wel dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening inzicht te worden gegeven in de akoestische indirecte gevolgen van het plan voor het woon- en leefklimaat bij omliggende bestaande woningen, zoals de akoestische gevolgen van eventuele verkeersaantrekkende werking.
Onderzoeksresultaten
In casu is de Wet geluidhinder niet van toepassing en hoeft niet opnieuw aan deze wet te worden getoetst voor deze planherziening omdat er geen nieuwe wegen of geluidgevoelige functies mogelijk worden gemaakt. In het vigerende bestemmingsplan De Voorwaarts, vastgesteld op 25 september 2012 en geheel onherroepelijk in werking, is als bijlage bij de Toelichting een akoestisch onderzoek d.d. 1 juli 2011 bijgevoegd. (tevens opgenomen als bijlage 4 van de BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING) In dit onderzoek zijn de gevolgen op het gebied van geluid door de beoogde ontwikkelingen in De Voorwaarts en de benodigde aanpassingen aan de Laan van Erica, Laan van Osselveld en Zutphensestraat in beeld gebracht. Ook met de uitbreiding van Zonnehoeve is in deze onderzoeken rekening gehouden. Ten opzichte van het onderzoek uit 2011 zal het kruispunt van De Voorwaarts met de Laan van Erica wel fysiek wijzigen/verschuiven, maar voor deze wijziging is geen bestemmingsplanwijziging noodzakelijk. Het kruispunt komt verder van geluidgevoelige functies af te liggen. Daarnaast leidt het plan niet tot meer verkeer dan waar in 2011 rekening mee is gehouden. Uit nieuwe verkeersprognoses is gebleken dat de verkeerscijfers die in 2011 zijn aangehouden de situatie in de toekomst heeft overschat, zelfs als zich ter plaatse van de planlocatie de beoogde bouwmarkt/tuincentrum zal vestigen. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat in het onderzoek de worstcase situatie is beschreven en het plan niet zal leiden tot een verslechtering van de geluidkwaliteit in de omgeving.
Het onderzoeksbureau Goudappel en Coffeng heeft op 29 juni 2017 – in het kader van het bestemmingsplan Laan van Erica 50 (Hornbach) een analyse gemaakt van het wegverkeersgeluid en de luchtkwaliteit op basis van recentere verkeersgegevens en de meest recente berekeningsregels. Dit onderzoek is bijgevoegd in de bijlagen van de plantoelichting.
Geluid
Uit het onderzoek blijkt dat er geen significante geluidtoename zal zijn ten opzichte van de huidige en autonome situatie. Voor de aanpassing van De Voorwaarts en de aansluiting van deze weg op de Laan van Erica zal nog een reconstructieonderzoek worden uitgevoerd op basis van een uitgewerkte invulling. Voor het bestemmingsplan is dit onderzoek niet noodzakelijk, maar in voorgenoemd onderzoek is wel al een doorkijk gemaakt naar de verwachte gevolgen van de fysieke aanpassingen van De Voorwaarts en de Laan van Erica. Hieruit blijkt dat er geen reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder wordt verwacht. Zie daarvoor Bijlage 7 analyse
wegverkeersgeluid en luchtkwaliteit van de toelichting.
In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.
Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
Niet in betekenende mate bijdragen
In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Een bijdrage is "niet in betekenende mate" als de toename maximaal drie procent van de jaargemiddelde grenswaarde van fijn stof of stikstofdioxide bedraagt. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van die categorieën is het niet nodig een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren. De categorieën van gevallen zijn:
Verder is een bepaalde combinatie van woningen en kantoren zonder nader onderzoek mogelijk en is er voor sommige inrichtingen geen onderzoeksplicht. Dit wordt bevestigd in het rapport van 29 juni 2017 dat als Bijlage 7 analyse wegverkeersgeluid en luchtkwaliteit bij de toelichting is gevoegd.
Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit
In het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) staan enerzijds maatregelen die gemeenten, provincies en rijk nemen om de luchtkwaliteit te verbeteren en anderzijds grootschalige, "in betekenende mate" projecten die tot verslechtering kunnen leiden. Per saldo kan Nederland hiermee in 2011 overal aan de grenswaarden van fijn stof voldoen en in 2015 aan de grenswaarden voor stikstofdioxide. Nederland heeft op basis van het NSL van de Europese Commissie uitstel gekregen van de inwerkingtreding van de grenswaarden.
Toepasbaarheidsbeginsel
Op locaties die niet voor het publiek toegankelijk zijn, op het terrein van inrichtingen, op rijbanen van wegen en in de middenbermen van wegen hoeft de luchtkwaliteit niet te worden beoordeeld (het "toepasbaarheidsbeginsel").
Voor alle andere ontwikkelingen moet worden onderzocht wat het effect op de luchtkwaliteit is. Blijkt uit het onderzoek dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging, dan vormt het onderdeel luchtkwaliteit geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Is de bijdrage wel in betekenende mate maar wordt er geen grenswaarde overschreden, dan is er evenmin een belemmering.
Onderzoeksresultaten luchtkwaliteit
In het vigerende bestemmingsplan De Voorwaarts, vastgesteld op 25 september 2012 en geheel onherroepelijk in werking, is als bijlage bij de Toelichting een onderzoek naar de luchtkwaliteit d.d. 31 augustus 2010 bijgevoegd (tevens opgenomen als bijlage 5 van de BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING). In dit onderzoek zijn de gevolgen op het gebied van luchtverontreiniging door de beoogde ontwikkelingen in De Voorwaarts en de benodigde aanpassingen aan de Laan van Erica, Laan van Osseveld en Zutphensestraat in beeld gebracht. Ook met de uitbreiding van Zonnehoeve is in deze onderzoeken rekening gehouden. Ten opzichte van het onderzoek uit 2010 zal het kruispunt van De Voorwaarts met de Laan van Erica wel fysiek wijzigen/verschuiven, maar voor deze wijziging is geen bestemmingsplanwijziging noodzakelijk. Het plan leidt niet tot meer verkeer dan waar in 2010 rekening mee is gehouden. Uit nieuwe verkeersprognoses is gebleken dat de verkeerscijfers die in 2010 zijn aangehouden de situatie in de toekomst heeft overschat. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat in het onderzoek de worstcase situatie is beschreven en het plan niet zal leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit in de omgeving.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (verder: Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wm en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt in het externe veiligheidsbeleid het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Bevi. Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg
Voor de beoordeling van de risico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen dient op dit moment de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS) te worden gehanteerd. Daarnaast wordt gewerkt aan nieuwe regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (Besluit transportroutes externe veiligheid) die het uitvloeisel worden van het Basisnet.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen dient de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en het Besluit externe veiligheid transportroutes te worden gehanteerd.
Nota milieu-veiligheid Apeldoorn
In november 2011 is de Nota milieu-veiligheid vastgesteld. Uitgangspunt van deze beleidsvisie is dat nieuwe risicobronnen alleen nog zijn toegestaan op de grote industrieterreinen, met uitzondering van propaantanks in het buitengebied. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen kunnen door middel van een afwijkingsbevoegdheid mogelijk worden gemaakt op de grote industrieterreinen. Als voorwaarde geldt wel dat de PR 10-6 contour (plaatsgebonden risico) zich niet buiten de inrichtinggrens van het nieuwe bedrijf mag bevinden en dat het invloedsgebied voor het groepsrisico niet verder reikt dan de grens van het industrieterrein. Daarnaast is in de beleidsvisie bepaald dat het groepsrisico ten gevolge van een risicobron niet groter mag zijn dan 1 maal de oriëntatiewaarde.
Onderzoeksresultaten externe veiligheid
Bevi
Het LPG-tankstation aan de Zutphensestraat 74 valt onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Bevi). Het bedrijf is een categoriaal bedrijf zoals bedoeld in het Bevi waarvoor vaste afstanden gelden op basis van de Regeling externe veiligheid inrichtingen (REVI). Het LPG-tankstation heeft een PR 10-6- contour (plaatsgebonden risico) van 35 meter rondom de het LPG-vulpunt (was tot voor kort 45 meter; met het doorvoeren van hittewerende bekleding is het risico op het plaatsvinden van een BLEVE aanzienlijk verlaagd), 25 meter rondom de ondergrondse LPG-tank en 15 meter rondom de afleverzuil. Het invloedsgebied voor de bepaling van het groepsrisico (GR) betreft het gebied binnen een straal van 150 meter rondom het LPG-vulpunt. Volgens de Circulaire effectafstanden externe veiligheid LPG-tankstations voor besluiten met gevolgen voor de externe veiligheid van juni 2016 is de effectafstand voor (beperkt) kwetsbare objecten 60 meter. Het plangebied ligt op minimaal 150 meter afstand en daarmee net buiten het invloedsgebied/de effectafstand. Verder bevinden zich binnen de grenzen van het bestemmingsplan geen personen die langdurig verblijven. Derhalve vormt het LPG tankstation geen belemmering voor dit plan.
Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg
In de omgeving van het plangebied liggen twee transportroutes voor gevaarlijke stoffen: het spoortraject Apeldoorn-Deventer en de Zutphensestraat. Achtereenvolgend worden de risico's van dit transport belicht.
Spoortraject Apeldoorn-Deventer
Het westelijke gedeelte van het plangebied is (reeds) gelegen binnen het invloedsgebied van het spoortraject Apeldoorn - Deventer. Dit invloedsgebied is 200 meter vanaf het spoor. Het bestemmingsplan bestemt voor het gebied binnen 200 meter alleen de reeds aanwezige functies. Er is binnen 200 meter geen sprake van een toename van de bevolkingsdichtheid en daarmee is er geen sprake van een toename van het groepsrisico. Verder bevinden zich binnen de grenzen van het bestemmingsplan geen personen die langdurig verblijven binnen dit invloedsgebied. Derhalve vormt het transport van gevaarlijke stoffen over het spoortraject geen belemmering voor dit plan.
Zutphensestraat
Over de Zutphensestraat vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats in verband met het bevoorraden van het LPG-tankstation aan de Zutphensestraat 74. De Zutphensestraat kent een invloedsgebied voor het groepsrisico van 200 meter. Het noordelijke gedeelte van het plangebied is (reeds) gelegen binnen het invloedsgebied. Er is hier geen sprake van een toename van de bevolkingsdichtheid en daarmee is er geen sprake van een toename van het groepsrisico. Verder bevinden zich binnen de grenzen van het bestemmingsplan geen personen die langdurig verblijven binnen dit invloedsgebied. Derhalve vormt het transport van gevaarlijke stoffen over de weg geen belemmering voor dit plan.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen.
In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen bovengrondse hoogspanningslijnen. Onderzoek is niet aangewezen.
Een bestemmingsplan dient in het kader van de milieueffectrapportage op twee manieren te worden getoetst:
Artikel 7.2a Wet milieubeheer
Er ontstaat een m.e.r.-plicht wanneer een passende beoordeling op basis van artikel 2.8 lid 1 Wet natuurbescherming (Wnb) nodig is. Een passende beoordeling is verplicht indien het plan, in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied.
In 2010 en 2011 zijn de relevante milieuonderzoeken van de aanvulling geactualiseerd voor het bestemmingsplan. Het voornemen past binnen de milieurelevante kaders en uitgangspunten zoals die in 2009, 2010 en 2011 zijn gehanteerd en leidt daarmee niet tot nadelige milieugevolgen De ontwikkeling vindt plaats in bestaand stedelijk gebied, nabij een bestaand cluster voor grootschalige detailhandel en nabij de hoofdwegenstructuur van de stad. Het plangebied ligt niet in de nabijheid van beschermde natuurgebieden. Significante gevolgen voor Natura 2000-gebied zijn uitgesloten.
Besluit milieueffectrapportage
Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.). De activiteiten zijn onderverdeeld in:
Aan het merendeel van de activiteiten zijn drempelwaarden gekoppeld.
Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Een m.e.r.-beoordeling is in ieder geval verplicht als de drempelwaarde wordt overschreden. De verplichting geldt (sinds 1 april 2011) ook als de drempelwaarde niet wordt overschreden maar toch niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu.
Gevolg van dat laatste is dat in een bestemmingsplan voor een activiteit die voorkomt in onderdeel D maar waarbij de omvang onder de drempelwaarde ligt, gemotiveerd moet worden of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Deze motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij de verplichte m.e.r.-beoordeling. Voor deze toets gelden geen vormvereisten en daarom wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.
Onderzoeksresultaten
In dit bestemmingplan is sprake van een activiteit die genoemd is in de bijlage van het Besluit mer. Onder D 11.2 van het Besluit m.e.r. wordt gesproken over de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen, indien sprake is van:
De planlocatie heeft alleen betrekking op de enkele vestiging van enkele stedelijke functies, niet zijnde woningen, binnen een gebied van circa 2 hectare. Bovenstaande criteria zijn niet van toepassing. Aangezien deze drempelwaarden niet worden overschreden geeft het Besluit m.e.r. enkel aanleiding om een vormvrije m.e.r.-beoordeling uit te voeren. Bij de vormvrije m.e.r.-beoordeling wordt nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke nadelige milieueffecten. Op grond van artikel 2 lid 5 van het Besluit milieueffectrapportage moet het voornemen worden getoetst aan de criteria van Bijlage III van de Europese m.e.r. richtlijn:
De conclusie op grond van bovenstaande en de paragrafen 4.1.2 tot en met 4.1.7. is dat er geen belangrijke nadelige milieugevolgen worden verwacht.
Het plangebied ligt in bestaand stedelijk gebied. Het plangebied bevindt zich niet binnen enige Keurzone en niet binnen de zoekgebieden voor waterberging die de provincie Gelderland heeft aangegeven.
Het gebied ligt niet in de in het streekplan vastgelegde grondwaterfluctuatiezone. Uit gegevens van peilbuizen in de omgeving blijkt dat het hoogste grondwaterpeil in het plangebied rond NAP +9.40 m ligt. Er is in en om het plangebied geen grondwateroverlast bekend. Het plan dient grondwaterneutraal te worden ontwikkeld.
In en rond het plangebied liggen bestaande wadi's ten behoeve van opvang en infiltratie van hemelwater. Wanneer er meer neerslag valt dan door deze voorzieningen kan worden verwerkt, kan het water via een systeem van leidingen (hemelwaterriolen) en watergangen afstromen richting de kruising Laan van Erica/Zutphensestraat. Vanaf dit punt kan een beperkt debiet (continue) afstromen in noordelijke richting naar de vijvers aan de Laan van Osseveld. Bij extremere omstandigheden kan een deel van het water in oostelijke richting overstorten richting de watergangen langs de Zutphensestraat Door dit plan ontstaat geen extra oppervlaktewater. Er zal niet geloosd worden op het oppervlaktewater. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor het oppervlaktewatersysteem in de omgeving.
In en om het plangebied komt geen waterafhankelijke natuur voor.
Het gebied de Voorwaarts is voorzien van gescheiden stelsels: het vuilwater en het hemelwater worden in twee separate stelsels ingezameld. Het hemelwater wordt zo veel mogelijk in de bodem geïnfiltreerd, hiertoe kan het bijvoorbeeld tijdelijk vastgehouden in wadi's en watergangen. Het vuilwater wordt afgevoerd naar het gemengd rioolstelsel in de Laan van Erica.
Het plangebied kan voor een groot deel aansluiten op en gebruik maken van de openbare hemelwaterriolen en wadi's voor de afvoer van hemelwater. Omdat de invulling van de Voorwaarts in de loop van de tijd is veranderd door verdere verdichting en toename verharding, wordt een deel van de bergingsopgave binnen het plangebied ingevuld. Op grond van het concrete bouwplan zal worden gezorgd voor een adequate (infiltratie)voorziening voor hemelwater, zoveel mogelijk op eigen terrein.
De materialen die in aanraking komen met het hemelwater mogen niet uitlogen en dienen volgens Duurzaam Bouwen geselecteerd te zijn. Bij de infiltratie van hemelwater mag de bodem niet verontreinigd raken door met het hemelwater afgevoerde vervuilende stoffen.
De nieuwe gebouwen dienen te worden voorzien van gescheiden afvoeren voor vuil- en hemelwater, zoals op grond van het Bouwbesluit verplicht is. De vuilwaterafvoer van de bebouwing wordt aangesloten op het gemeentelijke gemengde rioolstelsel. Het bestaande rioolstelsel in en om het plangebied heeft voldoende capaciteit voor deze extra vuilwaterafvoer van de nieuwbouw.
Het plan valt wegens omvang niet binnen het de grenzen van de 'postzegelplannen'. De plannen zorgen niet voor toename van waterafvoer uit het gebied De Voorwaarts. Het waterhuishoudingsplan voor De Voorwaarts is in samenspraak met het waterschap opgesteld. Omdat de wijzigingen in de waterhuishouding geen invloed hebben op de omgeving is deze is het plegen van overleg met het waterschap als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Bro achterwege gelaten
Bescherming van natuur vindt plaats via de Wet Natuurbescherming. Binnen deze wet zijn zowel soort- als gebiedsbescherming geregeld, evenals de bescherming van houtopstanden. Daarnaast kan de bescherming van natuur aan de orde wezen wegens de ligging binnen het Gelders NatuurNetwerk (provinciale Omgevingsverordening).
Voor onderhavig bestemmingsplan is een natuurwaardenonderzoek uitgevoerd. Dat onderzoek is bijlage 6 van de BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING.
Het plangebied ligt op circa 1.700 meter afstand van het Gelders Natuurnetwerk (GNN; bron: Provincie Gelderland 2014). Dit is aanwezig in Het Woudhuis, aan de oostkant van Apeldoorn. Het GNN kent geen externe werking waardoor een verdere toetsing aan het beleid niet aan de orde is.
Uit het onderzoek blijkt dat in het plangebied geen beschermde planten of soorten aanwezig zijn die de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in de weg kunnen staan.
Uit de uitgevoerde onderzoeken blijkt dat beschermde flora en fauna de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan niet in de weg staat. De conclusies en bevindingen in het onderzoek kunnen en zullen worden opgevolgd.
De gemeenteraad heeft op 18 juni 2015 de Archeologische beleidskaart 2015 vastgesteld. Op deze beleidskaart is voor het hele grondgebied van de gemeente Apeldoorn aangegeven hoe groot de kans op het aantreffen van archeologische sporen en vondsten is. Voor het plangebied geldt in het geheel een (middel)hoge archeologische verwachtingswaarde.
Het plangebied ligt in een van oorsprong laag en nat gebied waarin diverse zandopduikingen aanwezig zijn. Deze zandopduikingen worden dekzandruggen genoemd en zijn vanaf circa 6000 jaar geleden door mensen opgezocht. De ruggen boden de mensen droge voeten en tegelijkertijd was er water dicht in de buurt. Dezelfde ruggen worden later gebruikt als plaats om een huis of boerderij te bouwen. De archeologische kenniskaart van de gemeente duidt deze dekzandruggen dan ook aan als een zone met een middelhoge trefkans op archeologie. De ontwikkelingen van de afgelopen decennia (aanleg Laan van Erica, bouw Americahal en aanleg parkeerterreinen) hebben echter het gebied in zodanige mate gewijzigd dat archeologische waarden in dit specifieke gebied waarschijnlijk niet meer in gerede mate te verwachten zijn. Daarom kan voor dit specifieke plangebied de afwezigheid van archeologische verwachting, die is opgenomen in het bestemmingsplan De Voorwaarts uit 2011, worden geconsolideerd.
Het plangebied ligt in een zone met een lage attentiewaarde op de cultuurhistorische beleidskaart. Tot midden 19de eeuw lag hier heide in collectief bezit van de marke. Na de markeverdeling werd het gebied ontgonnen tot akkerland, met een rationele orthogonale verkaveling met als hoofdontsluiting de kaarsrechte weg die later De (Groene) Voorwaarts is genoemd. Rond 1973 werd de Laan van Erica aangelegd als deel van de rondweg en ontsluiting van de nieuwe wijk De Maten. Daarna werden in de omgeving sportvelden aangelegd, en in 1986 werd de Americahal gebouwd. Hiermee verdween de agrarische functie geleidelijk uit de omgeving. In 2009 is de landschapsstructuur door de ontwikkeling van het Omnisportcentrum, het sportcomplex van WSV en de uitbreiding van Intratuin fors veranderd. Al met al is de cultuurhistorische waarde van het plangebied en de naast omgeving gering.
Een belangrijke nog herkenbare historische ruimtelijke structuur is de weg De (Groene) Voorwaarts. Bij onderhavige ontwikkeling blijft (het tracé van) die weg ongemoeid. Met onderhavig plan zijn geen bijzondere cultuurhistorische waarden in het geding.
De Wro vereist dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen nieuw bouwplan is voorgenomen. De gemeenteraad kan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
Dit bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van een complex voor ondermeer grootschalige detailhandel en kantoorfuncties mogelijk. De gemeente voert in het gebied een actieve grondpolitiek en in het verleden zijn daarom de betreffende gronden verworven en in eigendom van de gemeente. Het verhaal van kosten vindt plaats door middel van gronduitgifte en is daarmee anderszins verzekerd. Bovendien is het niet noodzakelijk om door middel van een exploitatieplan een tijdvak te bepalen dan wel nadere eisen te stellen.
Financiële uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan De Voorwaarts tegenover 9 en omgeving maakt onderdeel uit van het grondbedrijf complex De Voorwaarts. De Voorwaarts betreft een gebiedsdeel dat al voor een belangrijk gedeelte is gerealiseerd. De Omnisport-hal, de voetbalvelden, de nieuwbouw van Intratuin, de skeelerbaan/ijsbaan, het belendende deelplan Laan van Erica 50 (Hornbach) en de eerste fase van het programma met perifere en grootschalige detailhandel. Er is sprake van actieve gemeentelijke bouwgrondproductie met klassieke kosten van aankoop (van bijvoorbeeld de Americahal en omliggende parkeerterreinen), apparaatskosten, kosten van bouwrijp maken, woonrijp maken, rente en vele andere. Tegenover de kosten staan inkomsten uit verkoop van bouwrijpe grond. Voor het beoogde programma is een uitgiftecontract gesloten met de betreffende ontwikkelaars. zodat voor dit gebiedsdeel sprake is van een sluitende grondexploitatie. De financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is daarmee verzekerd. De eindafnemer zorgt voor de opstal ontwikkeling.
In hoofdstuk 3 is de voorgestane invulling van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 4 toont aan dat deze invulling uitvoerbaar is. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die de invulling mogelijk maakt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling. In paragraaf 5.2 wordt het karakter van dit bestemmingsplan beschreven. Paragraaf 5.3 beschrijft de gebruikte bestemmingen. Hier worden zowel de regels als de weergave van de bestemmingen op de plankaart beschreven. De beschrijving geeft aan hoe de regeling geïnterpreteerd moet worden. In paragraaf 5.4 tenslotte worden de algemene regels en de overgangs- en slotregels besproken.
Bestemmingsplan De Voorwaarts tegenover 9 en omgeving is een ontwikkelingsplan, waarin de toekomstige situatie uitgangspunt is voor de wijze van bestemmen. In het geldende bestemmingsplan De Voorwaarts liggen Omnisport, het bestaande winkelcomplex en de locatie voor de nieuwe, grootschalige detailhandel binnen één bestemming. Met dit bestemmingsplan wordt dit gescheiden. Het Omnisport en het aangrenzende winkelcomplex krijgt een 'eigen' bestemming, evenals de locatie voor de nieuwe detailhandel. Daarnaast worden met dit bestemmingsplan de nieuwe parkeervoorzieningen mogelijk gemaakt.
De bestemmingen zijn vastgelegd in de regels en op de plankaart. Samen geeft dit de regels voor gebruik en bebouwing van de grond. De bestemmingen worden hierna besproken.
Gemengd - 1
Middels de bestemming 'Gemengd - 1' is de bestemming van Omnisport en het aangrenzende, bestaande winkelcomplex onverkort overgezet in dit bestemmingsplan. Om de mogelijkheden voor de nieuwe detailhandel, in de bestemming Gemengd - 2, goed te reguleren en om te voldoen aan nieuwe regelgeving, zijn daarbij vervolgens wijzigingen doorgevoerd. Eveneens zijn wijzigingen van redactionele aard doorgevoerd. De relevante wijzigingen zijn:
Gemengd - 2
Met de bestemming Gemengd - 2 wordt voorzien in de nieuwe, grootschalige detailhandel. Ook hiervoor is de geldende bestemming als basis gebruikt. Het bestemmingsvlak is vervolgens uitgebreid tot aan de grens van bestemmingsplan Laan van Erica 50 en de bouwgrenzen zijn verruimd.
Verder zijn in de regels functies weggelaten die in dit gedeelte van De Voorwaarts niet aan de orde zijn. Daarna zijn de maximale oppervlaktematen aangepast tot de ruimte die is 'vrijgekomen' bij het bestaande winkelcomplex, aangevuld met de gebruiksmogelijkheden voor extra detailhandel waarin het geldende bestemmingsplan voorziet (zie paragraaf 1.3).
Binnen de parkeerbalans voor De Voorwaarts is uitgangspunt dat binnen DP1 en DP2, en daarmee binnen de bestemmingen GD-1 en GD-2, wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen. Omdat de parkeerbalans geldt voor het hele parkeerbalansgebied, waarbij om de parkeerbehoefte van het hele gebied gaat, is ervoor gekozen de volgens de parkeerbalans benodigde parkeerplaatsen niet om te slaan naar een parkeernorm in de regels behorend bij dit deelplan. In de parkeerbalans zijn voor diverse functies parkeernormen opgenomen in de regels, rekening houdend met de kengetallen en de brandbreedtes van de parkeerkencijfers in de CROW-ASVV 2012/2013, de omstandigheden ter plaatse, een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden en een gewogen gemiddelde van de relevante CROW-ASVV categorieën in gevallen waarbij in de doelomschrijving in de planregels meerdere CROW categorieën kwalificeren voor toepassing bij de bepaling van een parkeernorm. Het gehele areaal aan parkeerplaatsen in het parkeerbalansgebied is voldoende voor de opvang van de parkeerbehoefte binnen deze uitgangspunten.
In een smalle strook langs de zuidelijke plangrens ligt een berm van de spoorlijn Apeldoorn-Zutphen. Mogelijk dat deze strook aangewend gaat worden voor de ontwikkeling van grootschalige detailhandel en is daarom binnen de bestemming gebracht. Wanneer dat niet gebeurd, blijft het mogelijk de grond voor spoorwegen te gebruiken. Middels de aanduiding 'spoorverkeer' wordt daarin voorzien.
Groen
Voor de nieuwe parkeervoorziening ten westen van DP 2 is de geldende bestemming Groen overgenomen. Daaraan is de aanduiding 'parkeervoorzieningen' toegevoegd. Daarmee wordt in het nieuwe parkeerterrein voorzien. Binnen deze bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegelaten.
Verkeer - Verblijfsgebied
De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is gegeven aan de twee nieuwe parkeervoorzieningen. In deze bestemming wordt voorzien in gebieden die een verblijfsfunctie hebben. Dit betreft de wegen, straten, voet- en fietspaden, bermen en parkeervoorzieningen. Tevens zijn binnen deze bestemming evenementen toegestaan. Gelet op de goede ontsluiting en de ruime afstand tot omliggende woningen bestaat, vanuit ruimtelijk oogpunt, geen aanleiding om daar nadere beperkingen in aan te brengen. Binnen de bestemming zijn alleen beperkt bouwwerken toegelaten. Het gaat dan vooral om erf- en terreinafscheidingen, speeltoestellen of buitenmeubilair en om kleine gebouwen dan wel overkappingen. Het gaat daarbij mede om het faciliteren van de in DP-1 en DP-2 toegelaten functies, bijvoorbeeld voor de stalling van winkelwagentjes
Bouwregels
Voor de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is per bestemming een bebouwingsschema opgenomen. In de bebouwingsschema's staan de maatvoeringsaspecten die voor die specifieke bestemming gelden. Vaak wordt verwezen naar de maatvoeringsaanduidingen op de plankaart.
Bevoegd gezag
Waar dit bestemmingsplan de bevoegdheid in het leven roept om af te wijken van de regels, is die bevoegdheid toebedeeld aan het bevoegd gezag. Over het algemeen zal dat bevoegd gezag het college van burgemeester en wethouders zijn. In een enkel geval zijn op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gedeputeerde staten dan wel de minister bevoegd gezag voor het verlenen van de omgevingsvergunning en daarmee ook voor het bij die omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan.
In hoofdstuk 3 (Algemene regels) staan de regels die gelden voor alle bestemmingen. In artikel 8 zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. Lid 8.1 bevat onder andere de bepaling over ondergronds bouwen. Hierin is bepaald dat ondergronds bouwen alleen daar is toegestaan waar ook bovengronds gebouwd mag worden, mits er een functionele relatie bestaat met de bovengronds toegelaten functie. Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt.
Lid 8.2 bevat de afdekbepaling. Hier is bepaald dat, wanneer in het plan een maximale goothoogte is aangegeven, het gebouw vanaf de aangegeven goothoogte dient te worden afgedekt met een kap. Deze bepaling impliceert dat een -al dan niet gedeeltelijke- platte afdekking is toegestaan, mits dat platte dak niet hoger is dan de op dat punt geldende maximaal toegelaten bouwhoogte.
In artikel 9 staan de algemene gebruiksregels. In lid 9.1 is beschreven welke vormen van gebruik in ieder geval gelden als gebruik in strijd met de bestemming. In lid 9.2 is het daadwerkelijke strijdig gebruik strafbaar gesteld. Deze strafbaarstelling is noodzakelijk voor vormen van gebruik die onwenselijk zijn en waarvoor het bestemmingsplan dus niet de mogelijkheid biedt daarvoor een omgevingsvergunning te verlenen; de strafbaarstelling van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is derhalve niet van toepassing.
In artikel 11 staan de procedureregels die bij het stellen van nadere eisen moeten worden toegepast. Procedureregels voor het bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan zijn niet opgenomen omdat daarvoor de procedure uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing is. De procedureregels voor uitwerkings- en wijzigingsplannen staan in de Wro. Artikel 12 tenslotte geeft aan welke regeling geldt wanneer wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen en plannen. De overige artikelen bevatten bekende regels die geen nadere bespreking behoeven.
Hoofdstuk 4 bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het bestemmingsplan.
Overeenkomstig het in de gemeentelijke inspraakverordening bepaalde heeft geen voorontwerp van dit bestemmingsplan ter inzage gelegen.
Het voorontwerp van dit bestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Bro toegezonden aan de provincie Gelderland, Prorail en het waterschap. Van de provincie Gelderland is geen reactie ontvangen. Prorail laat in een reactie weten dat het bestemmingsplan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. De reactie van het Waterschap en de beantwoording zijn opgenomen in paragraaf 4.2 Waterhuishouding.
P.M.