direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Eurobioscoop
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0402.11bp03eurobioscoop-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

In dit hoofdstuk zijn de aanleiding, doelstelling en functie van het bestemmingsplan opgenomen. In dit hoofdstuk staat ook de leeswijzer.

1.1 Aanleiding

Het bestemmingsplan 'Langgewenst' is vastgesteld in 2013. In 2013 werd ervan uitgegaan dat de oude Eurobioscoop aan de Naarderstraat nabij het Marktplein zou worden gesloopt na ingebruikname nieuwe bioscoop. Op 16 december 2014 hebben B&W besloten de Eurobioscoop aan de Naarderstraat van Jogchem's Theaters te verwerven en op 28 april 2015 is besloten om het oorspronkelijke gebouw uit 1912 te behouden.

Het doel is het in 1912 als garage gebouwde pand te restaureren en her te bestemmen tot een levendig plek op het Marktplein. Door het gebouw aan te passen en in contrast met het oude gebouw nieuwe eigentijdse elementen toe te voegen, kan de hal geschikt gemaakt worden voor een nieuwe, dynamische functie. Om deze functies mogelijk te maken is besloten een bestemmingsplanherziening op te starten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.11bp03eurobioscoop-va01_0002.png"

De vroege betonnen schaaldakconstructie en de originele voorgevel aan de zijde van de Naarderstraat, zie bovenstaande en onderstaande foto's, zijn zeer behoudenswaardig en zullen na renovatie en herontwikkeling weer goed zichtbaar zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.11bp03eurobioscoop-va01_0003.png"

1.2 Doelstelling

Het doel van het bestemmingsplan 'Eurobioscoop' is het tot stand brengen van een planologische regeling die voorwaarden schept voor de gewenste ruimtelijke ontwikkeling. Dat betreft enerzijds het toestaan van functies die bijdragen aan de levendigheid. Anderzijds biedt het bestemmingsplan 'Langgewenst' aan weerszijden van de Eurobioscoop nog de nodige grootschalige bouwmogelijkheden, terwijl kleinschalige nieuwbouw hier één van de uitgangspunten is voor herinrichting van het Marktplein. Het bestaande bouwvlak dient daarom te worden verkleind en de bouwhoogtes worden verlaagd.

Het bestemmingsplan moet het toetsingskader opleveren voor de ontwikkelingen. Het bestemmingsplan heeft een ontwikkelingsgericht karakter, dat wil zeggen dat in het bestemmingsplan de planologische en juridische kaders worden vastgelegd waarbinnen nieuwe ontwikkelingen in het plangebied mogelijk zijn.

1.3 Plangeschiedenis

Sinds het begin van de jaren '90, dus al ruim 25 jaar, worden er plannen gemaakt voor het Marktplein.

Op het Marktplein vindt al heel lang op woensdag en zaterdag de warenmarkt plaats die veel Hilversummers en mensen uit de omringende dorpen naar de binnenstad trekt.

In 1992 werd het Binnenstadsplan vastgesteld met een plan voor het Marktplein met 150 woningen in drie tot vijf bouwlagen en een beperkte marktruimte t.b.v. de zaterdagmarkt (plan van supervisoren voor de Binnenstad, Theo Bosch en Alle Hosper). De woensdagmarkt zou dan gehouden kunnen worden op zowel het Marktplein als op de Groest. Het parkeren moest in een ondergrondse parkeergarage plaats vinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.11bp03eurobioscoop-va01_0004.png"

Binnenstadsplan 1992 (Bosch en Hosper)

Aangezien de ambulante handel niet akkoord ging met een te klein marktplein en een voorkeur had voor het handhaven en opknappen van het bestaande marktplein werd in 1995 door de gemeente een nieuw plan gemaakt gebaseerd op de bestaande bebouwingscontouren. Het marktplein was ca. 7.500 m2 groot en de bouwhoogte was vier bouwlagen en bestond uit ca. 160 woningen. Ook hieronder zou een parkeergarage komen met een entree aan de noordzijde van het plein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.11bp03eurobioscoop-va01_0005.png"

Stedebouwkundig Plan 1995 (gemeente Hilversum)

Ook dit voorstel kon geen instemming krijgen van de ambulante handel. Een plein met bomen was onpraktisch en de relatie met de Groest moest ruimer, opener worden.

Naar aanleiding hiervan heeft de gemeente in 1996 een nieuw stedebouwkundig plan gemaakt, waarbij de Groest harmonischer overgaat in het marktplein en er geen bomen meer staan op het plein. De bebouwing was gedacht in een diversiteit van panden en kleine complexen in vier en vijf bouwlagen met een bijzonder gebouw op de kop van de Groest om de brink hier verder vorm te geven. In dit plan zaten ongeveer 160 woningen en een culturele en horecavoorziening op de kop van de Groest. Het marktplein bedroeg ca 8.000 m2, doordat een deel van het 'Paardenplein' bij de markt werd betrokken en waarbij een extra toegang was gedacht vanaf de Koninginneweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.11bp03eurobioscoop-va01_0006.png"

Stedebouwkundig Plan 1996 (gemeente Hilversum)

Dit plan bleek financieel niet haalbaar te zijn en de gemeente vroeg Projectontwikkelaar Amstelland (AM Wonen) met een haalbaar plan te komen. Architecte Liesbeth van der Pol maakte een nieuw stedebouwkundig plan met ca. 230 woningen met gevarieerde bouwhoogtes in vijf en zes bouwlagen en vier bijzondere woontorens met een maximale hoogte van 40 meter. Onder het plein zat een parkeergarage voor ca. 425 auto's in twee lagen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.11bp03eurobioscoop-va01_0007.jpg" 

Stedebouwkundig plan van Ir. Liesbeth van de Pol 1998

Op basis hiervan werd een voorontwerp bestemmingsplan opgesteld, maar tegen dit plan kwamen veel bezwaren zowel van omwonenden als de ambulante handel.

In 1999 besluit de gemeente daarom om nieuwe randvoorwaarden op te stellen met maximale bouwhoogtes van 30 meter i.p.v. 40 meter en de overige bebouwing variërend tussen de 15 en 20 meter.

De gemeente maakte hiervoor een aangepast stedebouwkundig plan met ca. 200 woningen en culturele voorzieningen in een diversiteit aan panden rondom een marktplein van 8.000 m2 en met een ondergrondse parkeergarage van ca. 400 pp.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.11bp03eurobioscoop-va01_0008.png"

Stedebouwkundig plan 1999 (gemeente Hilversum)

Op basis van deze randvoorwaarden wordt het bestemmingsplan aangepast en in procedure gebracht. In 2000 wordt dit plan door de raad vastgesteld. Dit plan wordt ook onherroepelijk.

Architect Liesbeth van der Pol maakt binnen dit bestemmingsplan een nieuw bouwplan, waarvoor een bouwvergunning verleend kan worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.11bp03eurobioscoop-va01_0009.png"

Bouwplan van Ir. Liesbeth van der Pol 2000

Om dit plan te realiseren dienden er nog twee belangrijke zaken te worden opgelost:

  • een nieuwe plek voor de aanwezige bioscoop;
  • de discussie of er wel of niet een parkeergarage onder het Marktplein moet komen.

In een onderzoek naar een nieuwe bioscooplocatie in de binnenstad werden verschillende locaties onderzocht en beoordeeld: Marktplein (Paardenplein), Stationsgebied noord, Oprit Hilvertshof (waar nu het Filmtheater is gekomen) en het parkeerterrein naast Gooiland.

In 2005 besloot de gemeenteraad dat de nieuwe bioscoop naast Gooiland moest komen.

Er werd toen ook besloten dat er geen parkeergarage onder het Marktplein zou komen ondanks dat de ambulante handel hier niet mee akkoord ging. In 2006 bij het aantreden van het nieuwe College wordt in plaats van het verlenen van een bouwvergunning, besloten om in overleg met omwonenden, de ambulante handel en overige burgers van Hilversum een nieuw plan te gaan maken dat kon rekenen op voldoende draagvlak.

Er werd een klankbordgroep samengesteld en samen met die klankbordgroep werden verschillende plannen gemaakt en besproken.

T.b.v. de discussie kwam de gemeenteraadsfractie van de VVD met een visie voor de inrichting van het marktplein bestaande uit bouwvolumes in 4 tot 7 bouwlagen en een openbare parkeergarage onder het marktplein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.11bp03eurobioscoop-va01_0010.png"

Visie van de VVD 2006

In 2008 waren er in overleg met de Klankbordgroep nog twee modellen over, waarbij de bebouwing op het Paardenplein (het oostelijke plangebied) hetzelfde was, en waarbij er een keuze was tussen verschillende bouwhoogtes bij het bouwvolume t.p.v. de bioscoop.

Zowel omwonenden als de ambulante handel vonden een openbare ondergrondse parkeergarage onder het marktplein absoluut noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.11bp03eurobioscoop-va01_0011.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0402.11bp03eurobioscoop-va01_0012.jpg"

Modellen van de Klankbordgroep

In het kader van het overleg met de klankbordgroep werden opnieuw onderzoeken en berekeningen uitgevoerd om te bezien of een openbare parkeergarage toch haalbaar zou kunnen zijn.

In 2009 bleek echter dat de bioscoop aan het Marktplein niet verworven kon worden en dat de locatie naast Gooiland niet haalbaar bleek.

Een nieuwe bioscoop ter plekke van de huidige Eurobioscoop op het Marktplein was stedebouwkundig ongewenst (te groot, splitst marktplein in tweeën) en werd door de Klankbordgroep Langgewenst negatief ontvangen (zie afbeelding hieronder).

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.11bp03eurobioscoop-va01_0013.jpg"

Bouwvlak nieuwe bioscoop t.p.v. Eurobioscoop

In 2009 bleek dat door de economische crisis de woningen aan de zijde van het Paardenplein voorlopig niet zouden worden gebouwd.

Omdat nieuwbouw t.b.v. de bioscoop op de plek van de huidige Eurobioscoop niet gewenst was en op de plek van het Paardenplein voorlopig geen zicht was op het bouwen van woningen, haalde de gemeente het idee van jaren geleden om een nieuwe bioscoop te situeren op de plek van het Paardenplein weer uit de kast. Immers een grote bioscoop is op deze plek stedebouwkundig goed in te passen en betekent een verlevendiging van het marktplein.

Bovendien lag er al enige tijd een vraag van een grootschalige detailhandel (bijvoorbeeld de Mediamarkt) voor een vestiging in de buurt van het Marktplein. In het verleden was hier negatief op gereageerd omdat daardoor de woningbouw op deze plek zou stagneren.

Een combinatie van Bioscoop en grootschalige detailhandel en eventueel ook een supermarkt op de locatie Paardenplein is stedebouwkundig goed inpasbaar, geeft nog meer levendigheid aan het marktplein, zowel op niet-marktdagen als in de avonduren, en maakt een openbare parkeergarage eerder haalbaar.

De gemeente maakte daarop het volgende stedebouwkundige model:

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.11bp03eurobioscoop-va01_0014.png"

Begane grond en eerste verdieping grootschalige detailhandel, op de verdiepingen: Bioscoop

Op basis van dit model is het bestemmingsplan 'Langgewenst' uit 2013 gemaakt. Hierin zijn de ontwikkeling van een markt- en evenementenplein van ca. 8.000 m2 voorzien, een grootschalige detailhandelvestiging, een nieuwe bioscoop, een supermarkt, woningbouw en een openbare ondergrondse parkeergarage.

Visie gemeente 2015

In 2014 en 2015 zijn er een nieuwe inrichtingsplannen voor het Marktplein gemaakt door de gemeente Hilversum. Het plein zal zowel een evenementenplein worden als de locatie voor de wekelijkse warenmarkt. Ook de jaarlijkse kermis zal op het plein plaatsvinden. Diverse bomen worden geplant om hiermee het nieuwe plein een groene uitstraling te geven.

De nieuwe bioscoop is ook een belangrijke referentie voor het herinrichtingsplan. De oude Eurobioscoop aan de Naarderstraat wordt gerestaureerd en zal een nieuwe levendige binnenstadsfunctie krijgen. Aan de noordzijde van dit pand wordt nog een kleine bouwmogelijkheid opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.11bp03eurobioscoop-va01_0015.png"

Definitief ontwerp Marktplein (2015)

1.4 Functie van het bestemmingsplan

Het bestemmingsplan 'Eurobioscoop' regelt de bestemmingen en het gebruik van de gronden voor het betreffende gebied. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding of te wel 'de geometrische plaatsbepaling van het plangebied' en de daarin aangewezen bestemmingen en de planregels vormen tezamen het juridische plan. De plantoelichting heeft geen rechtskracht. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen.

Een bestemmingsplan wordt met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm vastgesteld. Een volledige verbeelding op papier van het bestemmingsplan wordt gelijktijdig vastgesteld.

1.5 Leeswijzer

De toelichting is opgebouwd uit zes hoofdstukken. In het inleidende hoofdstuk wordt ingegaan op de aanleiding, doelstelling en functie van het bestemmingsplan. Het inleidende hoofdstuk omvat tevens de leeswijzer. In hoofdstuk 2 wordt aangegeven waar het plangebied ligt en wat de exacte plangrenzen zijn. In hoofdstuk 2 wordt ook aangegeven welke bestemmingsplannen voor het plangebied gelden tot het verkrijgen van rechtskracht van het nieuwe bestemmingsplan. De hoofdstukken 3, 4 en 5 vormen de kern van de toelichting. In hoofdstuk 3 worden de karakteristieken van het plangebied beschreven. Dit is een beschrijving van de bestaande situatie. Relevante beleidskaders van Rijk, provincie/regio/waterschap en gemeente staan centraal in hoofdstuk 4. De voorgestane ruimtelijke ontwikkelingen en bijbehorende facetten worden behandeld in hoofdstuk 5. Per planaspect wordt hierbij gemotiveerd aangegeven wat er komt. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de bestemmingsregeling en de uitvoerbaarheid. Er wordt aangegeven hoe de regels gelet op de toelichting gelezen moeten worden en hoe bij de formulering van de bestemming en de regels rekening wordt gehouden met de handhaafbaarheid daarvan. Deze paragraaf vormt de relatie tussen het juridische plan en de toelichting. De relevante onderzoeken zijn als bijlage bij de toelichting opgenomen.

Hoofdstuk 2 Begrenzing plangebied en vigerende bestemmingsplannen

2.1 Begrenzing plangebied

Het plangebied is gelegen in het centrum van Hilversum en omvat het perceel Naarderstraat 8 gelegen aan het Marktplein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.11bp03eurobioscoop-va01_0016.png"

Ligging van het plangebied aan het Marktplein

2.2 Vigerende bestemmingsplan

Het plangebied maakt in z'n geheel onderdeel uit van het vigerende bestemmingsplan 'Langgewenst' dat door de gemeenteraad is vastgesteld op 12 juni 2013.

Op grond van dit bestemmingsplan is in 2014 de nieuwe grote bioscoop aan het Langgewenst gerealiseerd. Na opening van deze bioscoop staat de oude Eurobioscoop aan de Naarderstraat leeg. Voorliggend plan moet nieuwe functies mogelijk maken voor dit bijzondere gebouw. Deze nieuwe functies moeten bijdragen aan de levendigheid aan het Marktplein.

Daarnaast biedt het bestemmingsplan 'Langgewenst' aan weerszijden van de Eurobioscoop nog grootschalige ontwikkelingsmogelijkheden voor woningbouw. Het is anno 2015 de wens deze bebouwing ondergeschikt te laten zijn aan het volume van de Eurobioscoop. Het bestaande bouwvlak uit het bestemmingsplan Langgewenst (2013) wordt daartoe verkleind en de bouwhoogtes worden verlaagd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.11bp03eurobioscoop-va01_0017.png"

Verbeelding bestemmingsplan 'Langgewenst'

Hoofdstuk 3 Karakteristieken plangebied

In dit hoofdstuk komt de huidige situatie van het plangebied 'Eurobioscoop' aan de orde. Het plangebied ligt geheel in het plangebied van bestemmingsplan 'Langgewenst', vastgesteld op 12 juni 2013. Voor zover relevant is gebruik gemaakt van de teksten uit dit bestemmingsplan en/of wordt verwezen naar voor bestemmingsplan 'Langgewenst' uitgevoerde (milieu)onderzoeken die nog relevant zijn voor voorliggende planherziening.

Het plangebied ligt in het centrum van Hilversum. Binnen het plangebied staat de voormalige Eurobioscoop die tot medio 2014 in gebruik was. Na opening van de nieuwe bioscoop aan het Paardenplein staat deze bioscoop leeg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.11bp03eurobioscoop-va01_0018.png"

Luchtfoto plangebied uit medio 2011

3.1 Ruimtelijke structuur

3.1.1 Korte historie

In 1896 heeft de gemeente Hilversum het Marktplein met daarop onder andere het herenhuis 'Langgewenscht' met bijbehorend erf en enkele arbeiderswoningen aangekocht. Het terrein 'Langgewenscht' was eigendom van de familie De Rijk.

Niet lang na aankoop door de gemeente Hilversum zijn de aanwezige opstallen gesloopt. Er werd een marktplein ingericht en er werd o.a. een gemeentewerf gerealiseerd. De warenmarkt werd vanaf de Groest verplaatst naar het Marktplein. Ten tijde van de Tweede Wereldoorlog is op het Marktplein een tijdelijke gaarkeuken geweest. In het oude pand van de voormalige Eurobioscoop aan de Naarderstraat zijn in het verleden onder andere het Casino Theater en de Nederlandse Seintoestellen Fabriek gevestigd. Het Grafisch Atelier was tot enkele jaren geleden gevestigd in een resterend pand van de oude gemeentewerkplaats, direct naast de oude Eurobioscoop.

3.1.2 Stedebouwkundige structuur

Het Marktplein is al heel lang een grote open ruimte gelegen aan de noordzijde van de binnenstad en wordt al tientallen jaren gebruikt voor de warenmarkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.11bp03eurobioscoop-va01_0019.png"

Behalve de grote pleinruimte ('Lang gewenscht') zijn de brinken op de kop van de Groest en bij de Naarderstraat van oudsher stedebouwkundig karakteristiek. Door de sloop van het voormalig Theater Achterom in de jaren negentig op de kop van de Groest is deze brinkruimte niet meer aanwezig en loopt de Groest ruimtelijk door in het Marktplein.

De oude bioscoop staat nog prominent op het Marktplein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.11bp03eurobioscoop-va01_0020.png"

Eurobioscoop aan de Naarderstraat, voorgevel Zijgevel van de Eurobioscoop

Het naast het plangebied gelegen Marktplein wordt op woensdagen en zaterdagen gebruikt door de warenmarkt, die op dinsdagen en vrijdagen wordt opgebouwd, en op de andere drie dagen is het deels een parkeerterrein. Het plein heeft door de huidige inrichting met diverse verhardingen, verschillend straatmeubilair en de achterkant van de Eurobioscoop een weinig aantrekkelijke aanblik.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.11bp03eurobioscoop-va01_0021.jpg"

Het Marktplein op een niet-marktdag

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.11bp03eurobioscoop-va01_0022.jpg"

De warenmarkt op het Marktplein

Behalve de huidige bioscoopbebouwing en de achterkanten van de bebouwing van de Koninginneweg en de Stationsstraat, vormen twee grotere gebouwen/complexen aan de west- en noordzijde de pleinwanden van het Marktplein, zie hieronder.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.11bp03eurobioscoop-va01_0023.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0402.11bp03eurobioscoop-va01_0024.jpg"

Bestaand complex met woningen voor ouderen Appartementengebouw aan het Marktplein

Door de jarenlange planvorming in de afgelopen 20 jaren en de van tijd tot tijd daarop vooruitlopende gedeeltelijke sloop, is er in de bestaande stedebouwkundige structuur nog weinig samenhang te herkennen. De 'Groest-brink' is niet meer aanwezig en de historische rooilijn aan de oostzijde van het Marktplein (de vrm. Huizerweg) bestaat niet meer.

De grootste attractiewaarde van het huidige Marktplein is de functie van de warenmarkt tweemaal per week en een aantal evenementen die daar worden gehouden, bijvoorbeeld de kermis en manifestaties, zoals 'Hilversum Alive' en de start/finish van de 'Spieren voor Spieren' Cityrun.

3.1.3 Groenstructuur, waterstructuur en verkeersstructuur

In het plangebied is geen groenstructuur aanwezig. Het plangebied is, dankzij de ligging in stedelijk gebied, verhard en bebouwd. Nabij het plangebied staan enkele solitaire bomen op en rondom het marktplein.

In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig en daardoor is er ook geen sprake van een waterstructuur.

De verkeersstructuur rondom het plangebied is duidelijk. Alle wegen zijn eenrichtings gebiedsontsluitingswegen met een maximale snelheid van 50 km/uur. Daarnaast zijn er deels vrijliggende fietspaden aanwezig en liggen er langs de wegen trottoirs.

3.2 Wonen, werken en voorzieningen

In het plangebied is in de huidige situatie alleen het gebouw van de Eurobioscoop aanwezig. Wel biedt het op geldende bestemmingsplan 'Langgewenst' aan weerszijden van de Eurobioscoop bouwmogelijkheden voor o.a. woningbouw met een goothoogte tot maximaal 14 meter en een nokhoogte van maximaal 20 meter. Onderstaand een deel van de verbeelding van bestemmingsplan 'Langgewenst' en daarnaast de verbeelding van bestemmingsplan 'Eurobioscoop'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.11bp03eurobioscoop-va01_0025.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0402.11bp03eurobioscoop-va01_0026.png"

Fragment verbeelding bestemmingsplan 'Langgewenst' en 'Eurobioscoop'

Daarnaast zijn de omliggende gronden verhard en worden deze gebruikt als verblijfsgebied, als parkeerplaats en ten behoeve van het markterrein.

3.2.1 Wonen

In het plangebied zijn geen woningen aanwezig.

3.2.2 Werken en voorzieningen

In de directe nabijheid van het plangebied ligt het centrum van Hilversum met vele centrumvoorzieningen.

Bioscoop

In het plangebied is op het adres Naarderstraat 8 de voormalige Eurobioscoop aanwezig. Deze bioscoop was onderdeel van JT Bioscopen. Aan de overzijde van het Marktplein is een nieuwe bioscoop gerealiseerd en deze is eind 2014 in gebruik genomen.

Warenmarkt

Op een deel van het Marktplein op het aansluitende gedeelte van de Groest wordt op woensdag en op zaterdag de warenmarkt gehouden. Deze markt heeft van oudsher een regionale verzorgingsfunctie. Op woensdag zijn er 99 standplaatsen en op zaterdag zijn er 66 standplaatsen. Op woensdag ligt het accent op non-food, op zaterdag op food.

De warenmarkt draagt bij aan de aantrekkingskracht van de binnenstad van Hilversum en vormt een zelfstandige bezoekreden.

Parkeergelegenheid

Wanneer op het marktterrein geen warenmarkt is, wordt dit terrein gebruikt als parkeergelegenheid. Het hebben van voldoende parkeergelegenheid in het centrum van Hilversum is van groot belang voor het economisch functioneren van het centrum en van de markt.

3.3 Verkeer

3.3.1 Autoverkeer

Het plangebied is gelegen aan de Naarderstraat. De Naarderstraat maakt deel uit van de noordoostelijke zijde van de Hilversumse binnenring. Deze weg is ingericht, conform de landelijke categorisering, als een eenrichtings gebiedsontsluitingsweg, hierbij hoort een maximum snelheid van 50 km/h. Tevens hoort bij een dergelijke categorisering dat het fietsverkeer wordt gescheiden van het gemotoriseerde verkeer.

Parkeren

Op marktvrije dagen wordt het gehele naastgelegen marktterrein gebruikt als parkeerterrein.

Openbaar vervoer

Het plangebied is uitstekend bereikbaar met het openbaar vervoer. Zo bevind het intercitystation Hilversum zich op circa 3 minuten loopafstand van het plangebied. Het busstation is gelegen bij dit treinstation. Verder lopen over de Stationsstraat / Naarderstraat drie buslijnen te weten lijn 105, 107 en 206. De bushalte voor deze lijnen bevindt zich tussen het Marktplein en het station. Over de Koninginneweg komt lijn 107 weer terug van zijn route naar het Mediapark. Lijn 206 is een spitsbus van station Hilversum naar Nederhorst den Berg. De overige buslijnen kennen een frequentie van 2x per uur.

3.3.2 Langzaam verkeer

Fietser

Op het naastgelegen Marktplein is geen scheiding tussen het fietsverkeer en het gemotoriseerde verkeer. Dit geeft in de huidige situatie geen problemen. Zo hebben gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer voldoende ruimte om elkaar te ontwijken en is het marktplein enkel toegankelijk voor bevoorradend verkeer ten behoeve van aanliggende voorzieningen, markten en evenementen.

Op het omliggende wegennet, zoals de Naarderstraat, is het langzaam verkeer gescheiden van het gemotoriseerde verkeer.

Voetganger

De wegen nabij het plangebied zijn allen voorzien van vrijliggende voetpaden.

3.4 Groen, blauw en natuur

3.4.1 Groen

Van openbaar groen in het plangebied is geen sprake. Het is z'n geheel verhard.

3.4.2 Blauw

In de huidige situatie is in, of in de directe nabijheid van, het plangebied geen oppervlaktewater aanwezig. Ook zijn er geen waterkeringen of kunstwerken.

3.4.3 Natuur

Ecologische structuur

Het plangebied behoort niet tot de Ecologische Hoofdstructuur en ligt op meer dan 4 kilometer afstand van een Natura-2000 gebied (Oostelijke Vechtplassen en Naardermeer). Een toetsing op de effecten van dit bestemmingsplan op de doelen van deze Natura-2000 gebieden en op de Ecologische Hoofdstructuur is daarom niet nodig.

Gebiedsbescherming

Ter bescherming van natuurwaarden zijn er door de Europese Unie richtlijnen opgesteld: de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Europa heeft tevens een netwerk van speciale beschermingszones aangewezen onder de naam Natura-2000. De richtlijnen zijn in Nederland ondermeer verankerd in de Natuurbeschermingswet. De Nederlandse Natura-2000 gebieden worden op basis van de Natuurbeschermingswet vastgelegd, waarbij de bescherming gericht is op beheer en instandhouding van natuurlijke habitats en leefgebieden van plant- en diersoorten. Kaders hiervoor zijn uitgewerkt in het Natura-2000 doelendocument. Op basis van de Natuurbeschermingswet worden speciale beschermingszones en zogenaamde beschermde natuurmonumenten aangewezen. Voor deze gebieden worden instandhoudingsdoelstellingen geformuleerd.

In het plangebied is geen sprake van gebiedsbescherming op basis van de Natuurbeschermingswet. Ook is er in de directe omgeving van het plangebied geen beschermd gebied op basis van de Natuurbeschermingswet aangewezen, waardoor geen sprake is van zogenaamde externe werking.

Soortbescherming

De Europese regels (Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn) zijn onder meer vertaald in de Flora- en faunawet.

De bescherming bestaat met name uit de volgende verboden:

  • het verbod om beschermde dieren opzettelijk te verontrusten;
  • het verbod tot het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van nesten, holen, etc.;
  • het verbod tot het verwijderen van beschermde planten van hun groeiplaats.

Om te kunnen bepalen of er in en nabij het plangebied beschermde soorten aanwezig zijn, is enkele jaren geleden een bureaustudie uitgevoerd. Ook heeft er in 2012 een veldbezoek door een ecoloog plaatsgevonden. Deze rapportage is als Bijlage 1 aan deze toelichting toegevoegd. In het onderzoek is geconcludeerd dat er geen beschermde soorten worden verwacht, met uitzondering van wellicht vleermuizen. Om deze reden heeft in de zomer- en herfstperiode van 2015 vleermuizenonderzoek plaatsgevonden. De resultaten hiervan zijn in paragraaf 5.4.3 beschreven.

3.5 Duurzaamheid en leefbaarheid

3.5.1 Duurzaamheid

Duurzaamheid is gericht op drie kwaliteitsaspecten: people, planet en profit/prosperity. De pijler 'people' richt zich op aspecten van sociale kwaliteit en proceskwaliteit: de leefbaarheid van de omgeving, sociale veiligheid en de betrokkenheid van bewoners, bedrijven en overheden (sociale duurzaamheid). De pijler 'planet' is direct gerelateerd aan de milieukwaliteit en thema's als energie, ecologie en water, maar ook aan gezondheid, verkeer en afval, en daarmee aan verschillende grote milieuproblemen zoals verlies aan biodiversiteit, klimaatsverandering, bedreigingen van de gezondheid en aantasting van de leefomgeving (fysieke duurzaamheid). Uitgangspunten zijn een brongerichte benadering, het sluiten van kringlopen en behoud en versterking van de kwaliteit van de leefomgeving. De pijler 'profit/prosperity' richt zich op de aanwezigheid van voorzieningen, voldoende werkgelegenheid en inkomensdifferentiatie en dragen bij aan het functioneren van de leefomgeving (economische duurzaamheid). De essentie van deze zogenaamde Triple P-benadering is een evenwichtige integrale ontwikkeling van de kwaliteitsaspecten.

In de bestaande situatie gelden er op het gebied van duurzaamheid geen specifieke kwaliteiten.

3.5.2 Leefbaarheid
3.5.2.1 Geluid

Een (geluids)zone is een aandachtsgebied waarbinnen, indien er geluidgevoelige bestemmingen zijn of kunnen worden gerealiseerd, moet worden getoetst aan de grenswaarden van de Wet geluidhinder (Wgh). Geluidgevoelige bestemmingen zijn onder andere woningen, scholen en gebouwen voor de gezondheidszorg. De voorkeursgrenswaarde voor geluidgevoelige bestemmingen ten gevolge van wegverkeerslawaai bedraagt 48 dB. De voorkeursgrenswaarde ten gevolge van spoorweglawaai bedraagt voor woningen 55 dB en voor andere geluidgevoelige gebouwen 53 dB.

De regelgeving die betrekking heeft op geluidhinder staat in een aantal wetten. De Wgh voorziet in een zonering van wegen, spoorwegen en industrieterreinen waar 'grote lawaaimakers' zijn of kunnen worden gevestigd, en stelt eisen aan de geluidbelasting binnen de zones rond en langs die (spoor)wegen en industrieterreinen. De geluidhinder die afkomstig is van inrichtingen (met name bedrijven) wordt gereguleerd op basis van de Wm.

Het plangebied ligt binnen de geluidzone van de spoorlijn Amsterdam - Amersfoort en binnen de geluidzones van diverse wegen. Ten behoeve van bestemmingsplan 'Langgewenst' heeft akoestisch onderzoek plaatsgevonden. Dat rapport is als Bijlage 3 aan dit bestemmingsplan toegevoegd. Ten aanzien van bestemmingsplan 'Langgewenst' is geoordeeld dat geluidaspecten geen belemmering vormen voor de uitvoering van dat plan. Aangezien met voorliggend plan de mogelijkheden om geluidgevoelige bestemmingen (i.c. woningen) te realiseren aanzienlijk worden verminderd, door verkleining van het bouwvlak en verlaging van de bouwhoogtes, is de conclusie gerechtvaardigd dat geluidaspecten ook niet in de weg staan van bestemmingsplan 'Eurobioscoop'.

3.5.2.2 Lucht

Sinds 15 november 2007 geldt de Wet luchtkwaliteit. Door deze nieuwe wetgeving kunnen kleine bouwprojecten doorgaan. Het gaat om projecten die de hoeveelheid fijn stof en stikstofdioxide in de lucht met maximaal 3% verhogen. Voor dergelijke projecten hoeft geen aanvullende maatregelen meer te worden genomen om de luchtkwaliteit op peil te houden. De wet legt tevens de basis voor een Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Projecten die passen in het programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de Europese normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.

De luchtkwaliteit van het plangebied 'Eurobioscoop' is in maart 2011 onderzocht in het kader van het bestemmingsplan 'Langgewenst'. Geconcludeerd is dat er geen sprake is van overschrijding van de grenswaarden er wordt voldaan aan de luchtkwaliteiteisen. Dit onderzoeksrapport is als Bijlage 4 aan deze toelichting toegevoegd. Aangezien met voorliggend plan de mogelijkheden uit het bestemmingsplan 'Langgewenst' uit 2013 aanzienlijk worden verminderd, is de conclusie gerechtvaardigd dat luchtkwaliteit ook geen belemmering vormt voor het voorliggende bestemmingsplan 'Eurobioscoop'.

3.6 Cultuurhistorische waarden

3.6.1 Historisch-geografische waarden

Beschermde stads- en dorpsgezichten zijn aangewezen door de rijksoverheid op grond van de Monumentenwet 1988 en de Wet ruimtelijke ordening. Het betreft groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn vanwege hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang, dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde, en in welke groepen zich één of meerdere monumenten bevinden. Als een gebied is aangewezen als beschermd stads- of dorpsgezicht, dan dient dit in het bestemmingsplan opgenomen te zijn.

Het plangebied Eurobioscoop is niet gelegen in een beschermd stads- of dorpsgezicht.

3.6.2 (Stede)bouwkundige en bouwhistorische waarden

Rijksmonumenten worden aangewezen op grond van de Monumentenwet 1988 en staan ingeschreven in het Monumentenregister. Provinciale monumenten worden aangewezen op basis van de provinciale monumentenverordening en zijn opgenomen op de provinciale monumentenlijst. Gemeentelijke monumenten zijn opgenomen op de gemeentelijke monumentenlijst en worden aangewezen op basis van de monumentenverordening Hilversum. Werelderfgoed - monumenten zijn opgenomen op de Werelderfgoedlijst van de Unesco.

In het plangebied zijn geen monumenten aanwezig. Het bestaande pand van de voormalige bioscoop gelegen aan de Naarderstraat 8 heeft wel bouwhistorische waarde, mede door het bijzondere dak. Bij de renovatie van dit pand moeten deze waarden zoveel mogelijk behouden blijven en worden hersteld. Hiertoe is een restauratieplan opgesteld dat op 3 september 2015 is besproken in de Commissie Welstand & Monumenten. De Commissie heeft positief geadviseerd. Het restauratieplan zal onderdeel zijn van het verkoopcontract. De toekomstige eigenaar is verplicht het gebouw conform het plan te restaureren.

3.6.3 Archeologische waarden

Archeologisch erfgoed ligt meestal in de ondergrond verborgen. Om vast te stellen waar erfgoed ligt en of dit al dan niet behoudenswaardig is, is eerst inventariserend archeologisch vooronderzoek nodig. Dit inventariserende onderzoek bestaat uit bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek. Als regel geldt dat inventariserend archeologisch vooronderzoek overal verplicht is waar plannen met bodemingrepen worden voorgenomen. Dus daar waar bijvoorbeeld gebouwd, geheid, gegraven, opgehoogd, geplaveid of ontwaterd gaat worden. Vooronderzoek is daarentegen niet verplicht in delen van een plangebied waar de bestaande inrichting ongewijzigd gehandhaafd wordt, bijvoorbeeld een groenstrook die in de nieuwe inrichting behouden blijft en niet wijzigt.

Archeologische onderzoek is een getrapt proces. Na het inventariserend onderzoek zal blijken of vervolgonderzoeken nodig zijn. Ten behoeve van de herziening van bestemmingsplan 'Langgewenst' uit 2012 heeft onderzoek plaatsgevonden vanwege de hoge archeologische verwachtingswaarde door de ligging nabij de 'oude' dorpskern.

In 2007 heeft een archeologisch bureauonderzoek plaatsgevonden. In 2008 is een inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) uitgevoerd. In 2009 is een Inventariserend Veldonderzoek door middel van proefsleuven uitgevoerd op het Marktplein. Dit onderzoek is als Bijlage 5 onderdeel van deze toelichting.

Conclusie van het Inventariserend Veldonderzoek is dat het onderzochte gebied betreffende het aspect archeologische waarden niet behoudenswaardig is. Vanwege de aanwezigheid van bebouwing was het niet mogelijk het gehele plangebied 'Langgewenst' te onderzoeken. Voor de Eurobioscoop is daarom de dubbelbestemming Waarde-Archeologie- Na 1850 bebouwde gebied - Hoog/Middelhoog opgenomen. Dit is vastgelegd in de regels en op de verbeelding.

Op de gronden gelegen binnen deze dubbelbestemming mogen geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken die daar ten behoeve van de andere aangewezen bestemmingen mogen worden gebouwd en/of uitgevoerd en die bouwwerken in de betreffende grond niet dieper dan 40 cm reiken en de omvang van het bouwwerk niet meer is dan 100 m². Voor het bouwen van grotere gebouwen en bouwwerken is voorafgaand archeologisch onderzoek nodig.

3.7 Bodem en watersysteem

3.7.1 Bodem

De provincie Noord-Holland heeft een bodemtoets ontwikkeld voor de afweging van bodemaspecten in bestemmingsplannen. Het gaat om de aspecten bodemopbouw, bodemkwaliteit, milieubeschermingsgebieden en archeologie. Aan de hand van deze aspecten is de bodemparagraaf opgebouwd. In paragraaf 3.6 is het onderdeel archeologie al behandeld.

Bodemopbouw

Functies en bestemmingen moeten worden afgestemd op de bodemopbouw. Het gehele plangebied maakt geografisch gezien deel uit van het Gooische stuwwallen gebied. Het Gooische stuwwallengebied behoort tot de fysisch geografische eenheden stuwwal, smeltwaterdal en -waaier, dekzand, dekzandrug, (reliëfarme) landduinen, landduinen met actief stuifzand en aanwasvlakte. De bodemtypes variëren van moder-, holt-, haar-, en veldpodzolgronden, (duin)vaaggronden en eerdgronden. De hydrologie wordt gedomineerd door infiltratie met kwelsystemen aan de westkant van Hilversum. Het plangebied 'Eurobioscoop' ligt voornamelijk op een Sandr (smeltwaterdal en -waaier, Ruegg). De bodemopbouw binnen het plangebied stelt geen bijzondere eisen aan de functies en bestemmingen.

Bodem- en grondwaterbeschermingsgebieden

De status als bodem- en/of grondwaterbeschermingsgebied oefent invloed uit op de mogelijke functies en bestemmingen van het plangebied. Het plangebied ligt echter niet in dergelijke beschermingsgebieden.

Bodemkwaliteit

Het plan moet voorzien in het realiseren én behouden van een duurzame bodemkwaliteit. Bodem die schoon is, moet schoon blijven en er moet op een juiste manier worden omgegaan met de aanwezige verontreinigingen. In geval van gebieden met verontreiniging dient de chemische bodemkwaliteit en het gebruik op elkaar afgestemd te worden. De bodem hoeft daarvoor niet in alle gevallen te worden schoongemaakt, maar wordt dan alleen geschikt gemaakt voor de huidige of toekomstige functie. Voor kwetsbare gebieden bijvoorbeeld, zoals natuurgebieden, streven de provincie en de gemeente echter nog steeds naar een volledige verwijdering van de verontreiniging.

Ten behoeve van de plannen heeft in 2015 een verkennend bodemonderzoek, inclusief asbestonderzoek, plaatsgevonden. Het onderzoek is als Bijlage 6 onderdeel van deze toelichting. In paragraaf 5.7.1 zijn de conclusies samengevat.

3.7.2 Water

Oppervlaktewater

In nagenoeg de gehele bebouwde kom van Hilversum komt door de diepe grondwaterstanden onder maaiveld en de zandige bodemopbouw van nature geen oppervlaktewater voor. Ook in plangebied 'Eurobioscoop' komt geen oppervlaktewater voor.

Grondwater

Het plangebied 'Eurobioscoop' in het centrum van Hilversum ligt op de goed doorlatende hogere zandgronden van het Gooi. De grondwaterstroming is noord-westelijk gericht.

Het grondwater zit gemiddeld op circa 0,35 m + NAP en maximaal op 0,95 m + NAP. Het maaiveld is 5,5 - 6 m + NAP. Het grondwater zit in het plangebied dus minimaal op 4,55 m onder maaiveld.

Hemelwater

Momenteel vindt afwatering van hemelwater plaats via het gemengde rioolstelsel dat afvoert naar de rioolwaterzuivering Hilversum-Oost. Uitgangspunt bij hemelwater is het vasthouden (bergen) van hemelwater op eigen terrein en infiltratie in de bodem (verwerken op eigen terrein).

Voorkomen van bodemverontreiniging als gevolg van infiltratie van hemelwater

Afstromend hemelwater van gebouwen kan, door uitloging van bouwmaterialen, verontreinigd zijn met koper, zink, lood, teerhoudende dakbedekking (PAK) en andere stoffen. Van bestratingen kunnen onder andere fosfaten, olie en bestrijdingsmiddelen via regenwater afstromen. Voorkomen moet worden dat dergelijke stoffen in de bodem worden gebracht. De perceelseigenaar is als veroorzaker van een bodem- of grondwaterverontreiniging zelf aansprakelijk. Bovendien heeft de samenleving belang bij het schoonhouden van het grondwater onder Hilversum. Het grondwater wordt deels gewonnen voor drinkwater en het overige deel kwelt op in de kwelafhankelijke ecosystemen van de Oostelijke Vechtplassen.

Grondwaterverontreiniging kan worden voorkomen door het gebruik van niet-uitlogende bouwmaterialen (geen zinken dakgoten en dakkapellen), geen gebruik te maken van bestrijdingmiddelen, geen auto´s wassen, etc.

De kwaliteit van het hemelwater dat wordt geïnfiltreerd kan worden gecontroleerd door het te laten analyseren door een gecertificeerd laboratorium.

In de huidige situatie zijn er geen knelpunten in de waterketen.

3.8 Kabels en leidingen

3.8.1 Riolering

Het rioolstelsel van de gemeente Hilversum verzamelt het afvalwater van alle woningen en bedrijven en transporteert het naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI):
-    de oostzijde van Hilversum is aangesloten op RWZI-Hilversum aan de Minckelersstraat;
-    en de westzijde van Hilversum en de Hilversumse Meent zijn aangesloten op RWZI-Horstermeer in Nederhorst den Berg.

In de RWZI wordt het afvalwater gezeefd en belucht en met bacteriën worden de afvalstoffen afgebroken. Na zuivering is het water schoon genoeg om te lozen naar het oppervlaktewater. De RWZI-Hilversum loost het gezuiverde water naar de Gooiersgracht in Laren en verder naar het Eemmeer. De RWZI-Horstermeer loost op de Vecht. Beide installaties zijn in beheer bij het waterschap Amstel, Gooi en Vecht.

In het plangebied is een gemengd rioolstelsel dat is aangesloten op RWZI-Hilversum - Oost aan de Minckelersstraat. De aanwezige functies in het plangebied zijn hierop aangesloten.

3.8.2 Kabels en leidingen

In het plangebied zijn geen ruimtelijk relevante kabels en/of leidingen gelegen.

 

3.9 Veiligheid

3.9.1 Fysieke veiligheid

De fysieke veiligheid betreft de bescherming van mens, dier en milieu tegen daadwerkelijke ongelukken. In de volgende paragraaf wordt het aspect ´externe veiligheid´ nader beschreven.

Bij de huidige inrichting van het gebied rondom het plangebied is het plangebied goed bereikbaarheid voor hulpdiensten, zijn er voldoende primaire en secundaire bluswatervoorzieningen en is het gebied voldoende verkeersveilig.

3.9.2 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur.

Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.

Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR, wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.

Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute. Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.

Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.

Hoofdstuk 4 Relevante beleidskader

In dit hoofdstuk is het relevante rijks-, provinciaal-, regionaal en gemeentelijk beleid ten aanzien van de ruimtelijke structuur en de functionele structuur opgenomen. Ook is aandacht besteed aan relevant Europees beleid.

4.1 Rijk

In dit hoofdstuk is het relevante rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid ten aanzien van de ruimtelijke structuur en de functionele structuur opgenomen. Van het verschillende beleid wordt een samenvatting weergegeven.

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen van de rijksoverheid voor ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in deze Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten zij de komende jaren wil investeren. En op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeentes krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.

De ontwikkelingsmogelijkheden die met voorliggend plan mogelijk worden gemaakt, passen binnen de beleidskeuzes en de leidende principes uit de Structuurvisie Infrastructuur. Voor het projectgebied is het uitgangspunt van duurzame verstedelijking van belang (zie ladder voor duurzame verstedelijking).

Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening)

Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling. Overheden die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk willen maken, moeten standaard een aantal stappen zetten die borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkeling wordt gekomen. Ruimtelijke besluiten moeten aandacht besteden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking (SER ladder). Bij de ladder moet de regionale behoefte aangetoond worden, of deze behoefte in bestaand stedelijk gebied opgevangen kan worden, en of de locatie multimodaal (via verschillende soorten vervoersmiddelen) is of kan worden ontsloten.

Concluderend kan worden gesteld dat bij het plan geen rijksbelangen in het geding zijn.

4.1.2 Nota Ruimte

Hoofddoelen van het nationaal ruimtelijk beleid zijn:

  • om op een duurzame en efficiënte wijze ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies;
  • de leefbaarheid van Nederland te waarborgen en vergroten;
  • de ruimtelijke kwaliteit van stad en platteland te verbeteren, waarbij speciaal aandacht wordt geschonken aan het scheppen van de juiste condities voor het toepassen van ontwikkelingsplanologie.

Deze doelen moeten leiden tot een versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, krachtige steden en een vitaal platteland, behoud en ontwikkeling van belangrijke nationale ruimtelijke waarden en vergroten van de veiligheid.

De gemeente Hilversum ligt binnen het nationaal stedelijk netwerk de Randstad in de economische kerngebieden van Amsterdam en Utrecht. Het hele buitengebied van de gemeente bestaat voor het grootste deel uit natuurgebieden. Het gebied ten westen en zuiden van Hilversum ligt in het Nationaal Landschap 'Het Groene Hart'. Het gebied ten zuiden van Hilversum is tevens aangewezen als Rijksbufferzone waarbij de dagrecreatieve functie moet worden versterkt. Rondom Hilversum liggen verschillende Natuurbeschermingswetgebieden. De nota is in 2006 vastgesteld.

De Nota Ruimte geeft geen specifieke regels voor bestemmingsplan 'Eurobioscoop'.

4.1.3 Structuurvisie Randstad 2040

In deze structuurvisie voor de Randstad geeft het rijk aan hoe het de problemen van de achteruitgang van leefbaarheid, klimaatverandering, bereikbaarheidsproblemen en de aanhoudend grote ruimtevraag en druk op onze concurrentiepositie wil aanpakken en oplossen. Het rijk heeft hoge ambities en wil dat de Randstad zich ontwikkelt tot een topregio in Europa. De Randstad is in 2040 een veilige, klimaatbestendige groenblauwe delta. Tot 2040 moeten er 500.000 nieuwe woningen in de Randstad bijkomen. Dit o.a. door sterke verdichting, herstructurering van verouderde werk- en woonlocaties en de schaalsprong van Almere. Voor Hilversum wordt een sterke verdichting van de ruimte voorzien. Tevens wordt naar een verbetering gezocht van de openbare vervoersverbinding tussen Almere en Utrecht.

De Structuurvisie Randstad 2040 heeft geen specifieke regels voor bestemmingsplan 'Eurobioscoop'.

4.2 Provincie en waterschap

4.2.1 Provinciale Structuurvisie 2040 "Kwaliteit door veelzijdigheid"

De provincie Noord-Holland zorgt dat Noord-Holland een mooie, veelzijdige en internationaal concurrerende provincie blijft door in te zetten op:

  • Klimaat bestendigheid
  • Ruimtelijke kwaliteit
  • Duurzaam ruimtegebruik

Klimaat bestendigheid

De provincie Noord-Holland wil zoveel mogelijk bijdragen aan de afname van de oorzaken van klimaatverandering.

Ruimtelijke kwaliteit

De provincie Noord-Holland wil (cultuur)landschappen optimaal gebruiken door hun kenmerken te koesteren en te benutten bij nieuwe ontwikkelingen. De provincie zorgt dat ontwikkelingen die buiten bestaand bebouwd gebied tot stand moeten komen, plaatsvinden op basis van de karakteristieke eigenschappen, het zogenaamde Landschaps-DNA, van de verschillende landschappen.

Ten behoeve van het behoud en de ontwikkeling van natuurgebieden is de kern van het natuurbeleid de veiligstelling en de ontwikkeling van een netwerk van onderling verbonden natuurgebieden, de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) inclusief de verbindingszones en nationale parken en Natura-2000 gebieden. De provincie Noord-Holland vindt het belangrijk dat zoveel mogelijk natuur wordt gerealiseerd.

Duurzaam ruimtegebruik

Onder duurzaam ruimtegebruik verstaat de provincie Noord-Holland het plaatsen van de juiste functies op de juiste plek. De provincie wil steden optimaal benutten en de landschappen open houden, maar ook ruimte bieden aan de economie en woningbouw. In de structuurvisie worden vier voor Hilversum relevante speerpunten genoemd op het gebied van duurzaam ruimtegebruik:

  • Voldoende en gedifferentieerde ruimte voor economische activiteiten;
  • Behoud en ontwikkeling van verkeer- en vervoersnetwerken;
  • Voldoende en op behoefte aansluitende huisvesting;
  • Voldoende en gedifferentieerde ruimte voor recreatie en toerisme.

Vanuit de provinciale structuurvisie worden er geen specifieke eisen gesteld aan onderdelen in het plangebied.

4.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie

Provinciale Staten hebben op 2 februari 2014 de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) vastgesteld. In deze verordening worden regels gegeven omtrent de inhoud van bestemmingsplannen over onderwerpen in zowel het landelijke als het bestaande bebouwde gebied van Noord-Holland waar een provinciaal belang mee gemoeid is. In de verordening worden algemene regels gegeven voor de Provinciale Planologische Commissie, de Adviescommissie Ruimtelijke Ontwikkeling, bedrijventerreinen en detailhandel, de mogelijkheden voor woningbouw in het landelijk gebied, de vereiste ruimtelijke kwaliteit verbonden met stedelijke en niet-stedelijke ontwikkelingen in het landelijke gebied, de Groene en Blauwe Ruimte, energie en landbouw. De regels van de PRVS vloeien direct voort uit de Structuurvisie Noord-Holland 2040.

Toetsing aan de Ruimtelijke Verordening

Conform de PRVS dienen ruimtelijke ontwikkelingen te worden getoetst aan de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. Paragraaf 5.5 gaat nader op deze toetsing in.

4.2.3 Detailhandels- en Leisurebeleid Noord-Holland

De ambitie van de provincie Noord-Holland voor de detailhandel en leisure in de provincie is om toe te werken naar een vitaal, aantrekkelijk en evenwichtig winkel- en leisureaanbod, dat goed aansluit op de behoeftes van de bewoners van en de bezoekers aan Noord-Holland. De provincie Noord-Holland heeft een positieve grondhouding voor nieuwe ontwikkelingen, innovatieve concepten, schaalvergroting, enzovoort, die versterkend kunnen zijn voor detailhandelsstructuur in het algemeen, en kunnen bijdragen aan de vitaliteit en aantrekkingskracht.

In het bestemmingsplan 'Eurobioscoop' wordt de herontwikkeling van de voormalige bioscoop aan de Naarderstraat mogelijk gemaakt. Deze binnenstedelijke herontwikkeling past binnen deze provinciale beleidsnota.

4.2.4 Waterplan, Waterbeheerplan en Keur

Waterplan 2010 - 2015

De provincie heeft haar waterbeleid samengevat in het Waterplan 2010-2015. In dit plan worden vier uitgangspunten gehanteerd:

  • klimaatbestendig waterbeheer;
  • water medesturend in de ruimte;
  • centraal wat moet, decentraal wat kan;
  • gebiedsgerichte en resultaatgerichte benadering.

Voor het plangebied betekent dit met name dat rekening moet worden gehouden met extremere klimaatscenario's en dat om verdroging tegen te gaan zoveel mogelijk water in de bodem moet worden teruggebracht. Tegelijkertijd moet rekening worden gehouden met intensievere neerslaggebeurtenissen om overlast in extreme situaties te voorkomen.

Waterbeheerplan AGV 2010 - 2015

Het Algemeen Bestuur keurde het Waterbeheerplan AGV 2010-2015 op 17 juni 2010 goed. Dit is het eerste waterbeheerplan van het waterschap in de nieuwe zesjarige waterplancyclus van rijk, provincie en waterschap. Het waterbeheerplan heeft als titel: 'Werken aan water, in en met de omgeving'. Het waterbeheerplan gaat in op de hoofdtaken van het waterschap: veiligheid, voldoende water, schoon water. Ook wordt aandacht gegeven aan de maatschappelijke (neven)taken: nautisch en vaarwegbeheer, recreatief medegebruik, natuurbeheer en cultuurhistorische, landschappelijke en architectonische waarden.

Voor elk van deze thema's is aangegeven wat het wensbeeld is op de middellange termijn, wat de doelen zijn en de aanpak op hoofdlijnen is en op welke indicatoren de resultaten van dat taakveld zullen worden beoordeeld. Voor de gemeente Hilversum is in het plan een aanpassing van de RWZI opgenomen voor 2013.

Keur AGV 2011

Het waterschap Amstel, Gooi en Vecht heeft regels en richtlijnen opgesteld voor het beheer en onderhoud van alle oppervlaktewateren. Ook wordt in de Keur beschreven hoe er omgegaan moet worden met grondwateronttrekkingen waarvoor AGV bevoegd gezag is. Er gelden diverse geboden en verboden bij werken aan of bij oppervlaktewateren, oevers en beschoeiingen.

4.3 Gemeente Hilversum

4.3.1 Structuurvisie Hilversum 2030

Een structuurvisie is een visie op de toekomst. De gemeente beschrijft hierin wat ze met de beschikbare ruimte doet om in de toekomst te voldoen aan de behoeften van iedereen die in Hilversum woont, werkt en recreëert. Het gaat bijvoorbeeld om de beste plek voor huizen, bedrijven, parken en recreatiemogelijkheden. Een structuurvisie opstellen betekent nu keuzes maken voor later. De Hilversumse gemeenteraad heeft ervoor gekozen om voor Hilversum als geheel één structuurvisie op te stellen, met een looptijd tot 2030.


Medio 2013 is de Structuurvisie Hilversum 2030 vastgesteld. De Structuurvisie Hilversum 2030 heeft betrekking op het gehele grondgebied van Hilversum en bevat de integrale visie op de ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in de gemeente op (middel)lange termijn. In dit geval ligt de planhorizon omstreeks 2030. De structuurvisie is een strategisch beleidsdocument en is geen concreet plan of uitwerking van een thema. Het is een visie op een hoger abstractieniveau.

In de structuurvisie staan vijf speerpunten:

  • Goede woongemeente;
  • Groene buitengebieden;
  • Mediastad en creatieve industrie;
  • Centrumgemeente;
  • Stedebouw en architectuur.

Daarnaast is een elftal dynamische gebieden benoemd waar een grotere dynamiek en ontwikkelingen te verwachten zijn. Dit in tegenstelling tot de overige gebieden, zoals de woonwijken en het buitengebied, waar sprake is van minder dynamiek. In het algemeen wordt voorzien dat er als gevolg van de digitale ontwikkelingen belangrijke veranderingen zullen optreden in het ruimtegebruik. Functies als wonen, werken en ontspannen zijn minder gebonden aan vaste locaties en zullen meer met elkaar verweven zijn. Werken en zorg aan huis, voorzieningen op bedrijventerrein, wonen in combinatie met creatieve bedrijven, enzovoort. In het uitvoeringsprogramma staan de activiteiten die de gemeente denkt te ondernemen om de in de structuurvisie genoemde ontwikkelingen te realiseren. Hierbij wordt er een onderscheid gemaakt in korte termijn (2013 - 2018), middellange termijn (2019 - 2024) en lange termijn (2025 - 2030).


Een van de dynamische gebieden in de structuurvisie Hilversum 2030 is het centrum. In de structuurvisie zijn contouren voor een visie op het centrum weergegeven. Deze ontwikkelingsrichting moet in een aparte centrumvisie worden getoetst en verder uitgewerkt. In de Structuurvisie Hilversum 2030 zijn de volgende hoofdlijnen opgenomen met betrekking tot het centrum:


Hilversum heeft in 2030 een bruisend centrum. Het centrum is aantrekkelijk voor de inwoners van de stad zelf, van 't Gooi en daarbuiten. Het is compact en er zijn aan meerdere kanten trekkers of bronpunten gevestigd. In en rondom het compacte centrum is de woonfunctie versterkt. Boven de winkels zijn allerlei andere functies aanwezig: zoals wonen, werken, leisure, onderwijs. Het centrum kent verschillende deelgebieden met elk een eigen sfeer en karakter. De horeca bevindt zich in drie verschillende zones: een restaurantzone, het uitgaansgebied en horeca in het kernwinkelgebied.
Ook de wegenstructuur rond het centrum is in 2030 aangepast. De toegangswegen naar het centrum zijn voor auto, fiets en voetganger verbeterd. De centrumring-oost (Emmastraat, Schapenkamp en Koninginneweg) is in 2030 weer tweerichtingsverkeer geworden. De centrumring loopt in 2030 om het Marktplein heen. De Stationsstraat is autovrij en biedt in 2030 meer ruimte voor fietsparkeren. De Groest loopt door in het Marktplein zonder dat er een weg wordt overgestoken. Tot slot is de oversteek vanuit het station naar de Leeuwenstraat voetgangersvriendelijk geworden.

De parkeergarages in het centrum worden behalve voor bezoekers ook voor werknemers- en bewonersparkeren gebruikt. Bezoekers van het centrum van Hilversum ervaren in 2030 de openbare ruimte als groen. De pleinen in het centrum en de parken daaromheen zijn levendige plekken, die uitnodigen voor ontmoeting en verblijf. In 2030 is het centrum van Hilversum dé ontmoetingsplek van de stad.

De herontwikkeling van de Eurobioscoop en de herinrichting van het naastgelegen Marktplein past helemaal binnen de Structuurvisie Hilversum 2030.
 

4.3.2 Centrumvisie

In november 2015 is de Centrumvisie vastgesteld. In deze visie staat het gebruik en de beleving van het centrum centraal en wat dat betekent voor de inrichting ervan. Het is een concrete visie, met duidelijke uitgangspunten en handvatten voor vervolgacties. Met betrekking tot de Eurobioscoop is de volgende tekst opgenomen:

Eurobioscoop

Voor de voormalige Eurobioscoop liggen kansen voor verschillende invullingen, ook in combinatie met nieuwbouw aan de noordzijde. Uitgangspunt is dat de functie levendigheid creëert gedurende de dag en de (vroege) avonduren. Een horecafunctie, in combinatie met bijvoorbeeld detailhandel, ambacht of cultuur, ligt dan voor de hand.

Voorliggende planherziening past helemaal binnen de Centrumvisie.

4.3.3 Kenniscentrum Hilversum, Economische visie 2007 - 2020

De Economische visie 2007 - 2020 is een meerjarenvisie met een kader waaraan economische besluitvorming moet worden getoetst. De raad heeft deze visie 9 mei 2007 vastgesteld.

Voor het gebied Hilversum Centrum is in de Visie de onderstaande ontwikkelingsrichting aangegeven.

Vergroten van de aantrekkingskracht van het centrum door middel van gericht economisch beleid op de onderstaande punten:

  • Onderzoeken of de vestiging van GDV in de recreatieve branches in het centrum aan de centrumring mogelijk kan worden gemaakt;
  • Verbetering routing;
  • Het streven naar verdere concentratie van het winkelaanbod;
  • Verminderen van het aantal winkelstraten;
  • Vergroten van de ambiance en uitstraling;
  • Handhaven huidig horecabeleid.

Het plangebied Eurobioscoop is naast de ligging in het centrum ook goed gesitueerd aan de centrumring en nabij het trein- en busstation waarmee deze locatie goed bereikbaar is met het openbaar vervoer en met de auto.

De positie van de warenmarkt op het nabij gelegen Marktplein staat niet ter discussie in Hilversum. De warenmarkt wordt gezien als blijvende toegevoegde waarde voor zowel het centrum van Hilversum als voor de inwoners van Hilversum en de omliggende gemeenten.

De herontwikkeling van de Eurobioscoop aan de Naarderstraat met een nieuwe bruisende en levendige functie past binnen deze economische visie.

 

4.3.4 Van Kerkstraat tot Biersteeg, Economische Visie Hilversum 2008 - 2020, Uitwerkingsnota Detailhandel en Horeca

Op 16 oktober 2008 heeft de raad de Uitwerkingsnota Detailhandel en Horeca vastgesteld. Met een omvangrijk aanbod van winkels, horeca en een grote warenmarkt vervult Hilversum van oudsher de rol van centrumgemeente in Gooi en Vechtstreek. De detailhandel (inclusief de warenmarkt op het Marktplein) en horeca hebben daarnaast een belangrijke verzorgende functie voor de eigen bevolking.

De nota is een uitwerking van de Economische Visie 2007 - 2020. Voor detailhandel wordt het volgende voorgesteld relevant voor het plangebied:

  • Bundeling van detailhandel in centra, waarbij de bestaande winkelgebieden het uitgangspunt vormen. Het gaat dan om o.a. de binnenstad.
  • Binnen de winkelgebieden is het streven er op gericht te komen tot optimalisatie van het aanbod, een aantrekkelijk verblijfsklimaat en goede randvoorwaarden passend bij het profiel van het winkelgebied.

De herontwikkeling van het Marktplein, c.q. de Eurobioscoop, met het voorgestelde programma past binnen deze uitwerkingsnota.

4.3.5 Uitwerkingsnotitie toerisme en recreatie, binnenpret en buitenkansen

Toerisme is een speerpunt van het economisch beleid. De kern van de visie is er daarom op gericht om ervoor te zorgen dat Hilversum samen met de regiogemeenten en het bedrijfsleven gebruik maken van deze kansen. De notitie is 9 januari 2008 vastgesteld door de raad. Het benutten ervan kan door aan te sluiten bij de unieke kwaliteiten die stad Hilversum heeft op de gebieden van multimedia, zorg, cultuurhistorie, natuur en winkelen. Er zijn vooral kansen in het dagtoerisme, waaronder ook zakelijk dagtoerisme. De gemeente kiest bewust niet voor het ontwikkelen van nieuwe grootschalige attracties. De hoofdredenen hiervoor zijn het gebrek aan uitbreidingsruimte en de verkeersaantrekkende werking.

Voor de volgende kansen (speerpunten) zijn door de gemeente in samenwerking met het bedrijfsleven gekozen en zijn relevant voor de planherziening:

  • het versterken van de centrumpositie van de binnenstad voor de regio;

De Hilversumse binnenstad vervult binnen de regio een centrumpositie op het gebied van winkelen en uitgaan. Een groot deel van de regionale bestedingen op deze terreinen vindt plaats in de Hilversumse binnenstad. Het is voor de Hilversumse binnenstadondernemer van belang dat Hilversum deze positie behoudt en waar mogelijk uitbouwt.

  • het beter bereiken van de internationale toerist die komt voor de jonge monumenten.

Hilversum staat nationaal en internationaal bekend als stad van jonge monumenten van architectuur en stedebouw. In samenwerking met het bedrijfsleven wil de gemeente deze aantrekkelijke kant van Hilversum bij de (internationale) doelgroep meer over het voetlicht brengen.

De herontwikkeling van het Marktplein, c.q. de Eurobioscoop, met het voorgestelde programma past binnen deze uitwerkingsnotitie.

 

4.3.6 Structuurvisie Archeologie 'De ondergrondse stad'

De gemeente Hilversum heeft het archeologisch erfgoed en mogelijke verstoringen daarvan in kaart gebracht. Op 11 mei 2011 heeft de gemeenteraad de met Structuurvisie Archeologie ‘De ondergrondse stad’ ingestemd. Een belangrijk uitgangspunt is dat de verstoorder betaalt.

‘De ondergrondse stad’ is een logisch gevolg van internationale afspraken over behoud en bescherming van het archeologisch erfgoed die al in 1992 in het Europese Verdrag van Malta werden gemaakt en in 2006 zijn verankerd in nationale wetgeving. Als gevolg van deze afspraken gaat de gemeente de kennis over de ontwikkeling van het landschap en de bewoningsgeschiedenis gebruiken om vindplaatsen van archeologisch erfgoed in kaart te brengen. Inmiddels is een archeologische beleidskaart ontwikkeld die het mogelijk maakt archeologisch onderzoek in te plannen.

Wanneer sprake is van verstoring van de bodem (bijvoorbeeld bij bebouwing) dan stelt de archeologische beleidskaart (en bijbehorende regels) de initiatiefnemer in staat om te beoordelen waar onderzoek moet plaatsvinden. Allereerst wordt onderzocht of erfgoed aanwezig is, vervolgens om welk erfgoed uit welke periode het gaat. Uiteindelijk wordt het erfgoed opgegraven, worden de sporen van bewoning en gebruik vastgelegd en dienen de voorwerpen als illustratiemateriaal voor de geschiedenis van Hilversum.

In paragraaf 3.6.3 en in paragraaf 5.6.2 van deze toelichting is opgenomen op welke wijze is omgegaan met archeologie in het plangebied.

4.3.7 Gemeentelijk Rioleringsplan 2009 - 2014

In het Gemeentelijk Rioleringsplan 2009 - 2014 is het van belang zijnde waterbeleid voor de gemeente opgenomen. De gemeente stelt als eis dat een maximale inspanning wordt gedaan om het hemelwater af te koppelen van het gemengde rioolstelsel. Waar infiltratie mogelijk is moet zoveel mogelijk water worden afgevoerd naar de bodem.

 

4.3.8 Welstandnota Hilversum 2014

De Welstandsnota is in 2014 door de raad vastgesteld met als doel vooraf helderheid te bieden over de welstandscriteria die door de gemeente worden gehanteerd bij het beoordelen van bouwinitiatieven. Hierbij staat behoudt van de bestaande kwaliteiten voorop. Het is belangrijk dat bestemmingsplan en de Welstandsnota goed op elkaar zijn aangesloten.

Ten behoeve van de herontwikkeling van de Eurobioscoop is een beeldkwaliteitsplan opgesteld dat tegelijkertijd met voorliggend plan de bestemmingsplanprocedure doorloopt. Voor de herbestemming en het toevoegen van nieuwe elementen aan het gebouw krijgt de nieuwe koper eisen die mee die zijn vastgelegd in dit beeldkwaliteitsplan. Het beeldkwaliteitsplan zal op hetzelfde moment met het bestemmingsplan door de raad worden vastgesteld en als toetsingskader gelden voor omgevingsvergunningaanvragen. Het beeldkwaliteitsplan is op 3 september 2015 om advies aan de Commissie voor Welstand en Monumenten voorgelegd. De Commissie heeft een positief gegeven. het beeldkwaliteitsplan is als Bijlage 3 onderdeel van de planregels.

4.3.9 Nota Evenementenbeleid

In de nota Evenementenbeleid is de ambitie voor Hilversum op het gebied van evenementen omschreven. Daarnaast worden er aanbevelingen gedaan om evenementen ordelijk en veilig te laten verlopen en overlast te voorkomen. Zeventien locaties in en om de binnenstad zijn beoordeeld op geschiktheid en type evenement wat er kan plaatsvinden. Het gaat om de locaties: Kop Groest, Midden Groest, Groest Zuid, Leeuwenstraat (geheel), Kerkbrink, 's-Gravelandseweg (keiplein), Kerkstraat (plein C&A), Wagenmakersplein, Kerkstraat (geheel), Zeedijk (geheel), Herenstraat (oprit Hilvertshof), Herenstraat/Koornstraat, Stationsplein, Laanstraat, Biersteeg, Stationsstraat /Marktplein (markt), Gooilandplein. De nota Evenementenbeleid is in het voorjaar van 2003 door de gemeenteraad vastgesteld. Er is een actualisatie van deze nota Evenementenbeleid in voorbereiding. Ook in de nieuwe nota wordt het Marktplein aangewezen als locatie voor het houden van diverse typen evenementen.

De herontwikkeling van het Marktplein past binnen de huidige nota en binnen de nieuwe. Het heringerichte Marktplein zal tevens worden gebruikt als evenemententerrein, zoals in de huidige situatie ook het geval is.

Op het Marktplein mogen op basis van de nota Evenementenbeleid maximaal 39 dagen per jaar evenementen plaatsvinden. In het verleden zijn bij grote evenementen op het Marktplein maximaal 20.000 personen toegestaan. Voor het houden van evenementen zijn de bepalingen uit onder andere de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en de Nota Evenementenbeleid van belang. Voor het houden van een evenement is een evenementenvergunning nodig. Op het Marktplein is ook de jaarlijkse kermis van Hilversum.

 

Hoofdstuk 5 Ruimtelijk plan

In dit hoofdstuk komt het ruimtelijk plan met de mogelijke ontwikkelingen aan de orde. De juridische vertaling van het ruimtelijk plan wordt in hoofdstuk 6 uiteengezet.

5.1 Ruimtelijk structuur

5.1.1 Stedebouwkundige structuur

Het doel is het in 1912 als garage gebouwde pand (de vml. Eurobioscoop) te restaureren en her te bestemmen met een levendige functie op het Marktplein. Door het gebouw aan te passen en in contrast met het oude gebouw nieuwe eigentijdse elementen toe te voegen, kan de hal geschikt gemaakt worden voor een nieuwe, dynamische functie.

Op stedebouwkundig niveau speelt het gebouw een belangrijke rol bij de herinrichting van het Marktplein. Het plein zal worden heringericht tot een fraai stadsplein dat ook geschikt is voor evenementen. De voormalige Eurobioscoop vormt een stedebouwkundige scheiding tussen het plein en het brinkje bij de Naarderstraat. Door kleinschalige nieuwbouw toe te voegen naast de voormalige Eurobioscoop zal deze stedelijke scheiding worden hersteld en versterkt. Tevens zal door het aanpassen van de achtergevel een betere ruimtelijke en functionele relatie ontstaan tussen de hal en het plein. De interactie tussen de nieuwe JT-bioscoop en de hal is hierbij van belang.

De voormalige bioscoop krijgt zowel functioneel als ruimtelijk een prominente rol aan het Marktplein en aan de Naarderstaat en vormt een belangrijk stedebouwkundig element gezien vanaf de Groest.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.11bp03eurobioscoop-va01_0027.jpg"

Relatie Eurobioscoop met omgeving

De voorzijde aan de Naarderstraat zal zoveel mogelijk in de oorspronkelijke staat worden hersteld. De huidige achtergevel heeft geen representatieve uitstraling en heeft stedebouwkundig geen relatie met het Marktplein. Na de herinrichting van het Marktplein zal de achtergevel (oostgevel) een belangrijke rol spelen in relatie met de uitstraling en het functioneren van het plein. De achterzijde zal daarom een nieuwe voorzijde moeten worden. Deze tweede voorkant met toegang moet een ruimtelijke en functionele relatie aangaan met (de glazen foyer van) de nieuwe JT bioscoop.

Aan de Naarderstraat dient de pleinwand van de oorspronkelijke driehoekige brink te worden hersteld, zoals deze in het verleden ook aanwezig was. Hierdoor zal er weer een herkenbare brinkruimte ontstaan. Aan de noordzijde zal aansluitend aan de hal daarom nieuwe bebouwing moeten komen.

Deze bebouwing is ondergeschikt aan het volume van de voormalige Eurobioscoop en zal moeten bestaan uit twee aaneen gebouwde kleinschalige panden, elk in twee bouwlagen met (verplicht) een kap. De goothoogten zijn maximaal 6 meter en de nokhoogten maximaal 10 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.11bp03eurobioscoop-va01_0028.jpg"

Hal met twee entrees, twee panden en serre

Aan de zuidzijde kan tegen de bestaande zijgevel van de hal een transparant vormgegeven serre aangebouwd worden. De zijgevels hiervan liggen niet in het verlengde van de voor- en achtergevel van de voormalige bioscoop, maar liggen terug van de hoeken, zodat er sprake is van een los aan de hal toegevoegd transparant element. Door deze nieuwe serre ontstaat een transparant toegevoegd element dat in contrast en ondergeschikt blijft aan de gerestaureerde hal. In het beeldkwaliteitsplan dat als Bijlage 3 onderdeel is van de regels van dit plan staat een en ander beschreven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.11bp03eurobioscoop-va01_0029.png"

Visualisatie eindbeeld

5.2 Wonen, werken en voorzieningen

5.2.1 Wonen

In het voorliggende bestemmingsplan is aan de noordzijde (bestemming GD - 1, zie onderstaande afbeelding) van de voormalige Eurobioscoop een beperkte mogelijkheid opgenomen voor de realisatie van woningen. Ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan 'Langgewenst' betekent dit een aanzienlijke vermindering van ontwikkelingsmogelijkheden, zowel qua oppervlak als qua hoogte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.11bp03eurobioscoop-va01_0030.png"

Verbeelding bestemmingsplan 'Eurobioscoop'

5.2.2 Werken en voorzieningen

In het voorliggende bestemmingsplan worden binnen de bestemmingen Gemengd - 1 en Gemengd - 2 diverse functies mogelijk gemaakt. Hierbij kan worden gedacht aan kleine kantoren (zoals een marktkantoor), dienstverlening, (creatieve) bedrijvigheid, detailhandel, culturele voorzieningen en horeca.

5.3 Verkeer

Ontsluiting

Het plangebied is goed bereikbaar vanaf de centrumring, de Naarderstraat en de Koninginneweg. De verkeersaantrekkende werking vanwege de herontwikkeling kan makkelijk worden opgevangen door deze ontsluitende wegen.

Vanaf 1995 (Plan Wegen) wordt verkeerskundig al rekening gehouden met een mogelijke ondergrondse parkeergarage op het Marktplein en het omliggende wegennet is hierop al jaren ingericht.

Parkeren

Parkeervoorzieningen zijn ruimschoots aanwezig in de directe nabijheid van het plangebied, het centrum van Hilversum. Er zijn zowel voorzieningen op straat als in de verschillende parkeergarages. Daarnaast is in, en direct naast, het plangebied planologisch (in bestemmingsplan 'Langgewenst') voorzien in een ondergrondse parkeergarage met een omvang van maximaal 500 parkeerplaatsen.

Vanwege de beschikbaarheid van voldoende parkeergelegenheid in de directe nabijheid van het plangebied en het ontbreken van ruimte voor parkeren 'op eigen terrein' zijn geen parkeernormen in de planregels opgenomen waaraan toekomstige omgevingsvergunningaanvragen moeten voldoen.

Openbaar vervoer

Het plangebied is uitstekend bereikbaar met het openbaar vervoer. Zo bevind het intercitystation Hilversum zich op circa 3 minuten loopafstand van het Marktplein. Verder lopen over de Stationsstraat/Naarderstraat drie buslijnen te weten, lijn 105, 107 en 206. De bushalte voor deze lijnen bevindt zich tussen het Marktplein en het station. Over de Koninginneweg komt lijn 107 weer terug van zijn route naar het Mediapark. Lijn 206 is een spitsbus van station Hilversum naar Nederhorst den Berg. De overige buslijnen kennen een frequentie van 2x per uur.

Langzaam verkeer

Op het omliggende wegennet is het langzaam verkeer gescheiden van het gemotoriseerde verkeer. Het plangebied is goed bereikbaar per fiets.

5.4 Groen, blauw en natuur

5.4.1 Groen

Het Marktplein zal een nieuwe inrichting krijgen. Door middel van nieuwe geplande bomenrijen aan zowel de oost- als de westzijde van het nieuwe marktplein krijgt het plein een groen karakter. Met name de geplande bomenrij aan de oostzijde vormt een groene verbinding tussen de Groest en de zuidkant van het plein en de Vorstin, gelegen aan de noordzijde van het Marktplein.

5.4.2 Blauw

In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.

5.4.3 Natuur

Voor het bestemmingsplan geldt conform het besluit m.e.r. geen MER-plicht.

Voor een beoordeling van het aspect natuur is ten behoeve van bestemmingsplan 'Langgewenst' een ecologische quickscan uitgevoerd. Dit rapport is als Bijlage 1 bij deze toelichting gevoegd. Hieronder volgen de belangrijkste onderdelen die ook relevant zijn voor voorliggende herziening.

 

Gebiedsbescherming

In paragraaf 3.4.3 is al aangegeven dat het plangebied niet behoort tot de Ecologische Hoofdstructuur. De locatie ligt ook op meer dan 4 kilometer afstand van een Natura-2000 gebied (Oostelijke Vechtplassen en Naardermeer). Een toetsing op de effecten van de herontwikkeling van de Eurobioscoop op de doelen van deze Natura-2000 gebieden en op de Ecologische Hoofdstructuur is niet nodig.

Soortbescherming

De natuurwetgeving soortenbeleid heeft geleid tot een inventarisatie van beschermde planten en dieren. Vanwege de renovatie van het pand van de Eurobioscoop aan de Naarderstraat worden vleermuizen verstoord, indien deze hier gehuisvest zijn. Verstoring, weghalen en doden van vleermuizen is niet toegestaan. Om de aanwezigheid van vleermuizen vast te stellen heeft nader onderzoek plaats gevonden. In augustus 2015 is een zogenaamde batlogger in de Eurobioscoop geplaatst. Er zijn geen geluiden van vleermuizen waar genomen. In oktober 2015 is voor een tweede maal de batlogger geplaatst. Op de opnamen stonden louter mechanische geluiden, geen enkele roep van een vleermuis. Het onderzoek is als Bijlage 2 onderdeel van deze toelichting.

Concluderend kan worden gesteld dat er geen beschermde soorten zijn te verwachten in het plangebied.

5.5 Duurzaamheid en leefbaarheid

5.5.1 Duurzaamheid

Duurzaam bouwen staat voor het ontwikkelen en beheren van de gebouwde omgeving met respect voor mens en milieu, en is daarmee een integraal onderdeel van de kwaliteit van de gebouwde omgeving. Dit betekent dat de gezondheids- en milieuaspecten in alle fasen van de inrichting van de gebouwde omgeving, de bouw en het gebruik (inclusief sloop) betrokken dienen te worden. Hierbij wordt gestreefd naar een duurzame (stedelijke) ontwikkeling die leidt tot een extensiever energieverbruik / lage milieubelasting, integraal ketenbeheer en behoud en versterking van de kwaliteit van de gebouwde omgeving (ruimtelijke kwaliteit). Duurzaam bouwen betekent ook dat de gerealiseerde kwaliteit in de toekomst wordt gehandhaafd, zodat ook toekomstige generaties daarin delen.

De Eurobioscoop staat nu leeg. Zonder een gezond gebruik zal de bouwtechnische staat van het pand verder achteruitgaan. Voorliggend plan maakt nieuwe functies mogelijk die de kans op een duurzaam gebruik en een gezonde exploitatie vergroten. Hergebruik van een bestaand pand ten behoeve van een nieuwe functie is duurzaam.

De plannen zijn een stedebouwkundig wenselijke ontwikkeling passend binnen de Centrumvisie en draagt bij aan het functioneren van de leefomgeving.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dat betekent dat overheden nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten motiveren met oog voor (1) de onderliggende vraag in de regio, (2) de beschikbare ruimte binnen het bestaande stedelijke gebied en (3) een multimodale ontsluiting. De ladder voor duurzame verstedelijking draagt bij aan een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden, ondersteunt gemeenten en provincies in de vraaggerichte programmering van hun grondgebied en helpt bij het maken van een zorgvuldige afweging van belangen bij ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Om het gebruik van de Ladder voor duurzame verstedelijking te vergemakkelijken heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu een handreiking beschikbaar gesteld. Schematisch ziet de ladder er als volgt uit:

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.11bp03eurobioscoop-va01_0031.png"

Met voorliggende planherziening worden de bestaande ontwikkelingsmogelijkheden voor woningbouw zoals mogelijk gemaakt in bestemmingsplan 'Langgewenst' aanzienlijk verminderd, zowel door verkleining van het bouwvlak als door een verdere beperking van de maximale bouwhoogtes. Er vindt geen nieuw beslag op de ruimte plaats. Op basis hiervan kan gesteld worden dat geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, en om deze reden is de verantwoordingsplicht in het kader van de ladder duurzame verstedelijking niet van toepassing.

5.5.2 Leefbaarheid

Geluid

Ten behoeve van bestemmingsplan 'Langgewenst' heeft akoestisch onderzoek plaatsgevonden. Dat rapport is als Bijlage 3 aan dit bestemmingsplan toegevoegd. Ten aanzien van dat plan is geoordeeld dat geluidaspecten geen belemmering vormen voor de uitvoering. Aangezien met voorliggend plan de mogelijkheden om geluidgevoelige bestemmingen (i.c. woningen) te realiseren aanzienlijk worden verminderd, door verkleining van het bouwvlak en verlaging van de bouwhoogtes, is de conclusie gerechtvaardigd dat geluidaspecten ook niet in de weg staan van bestemmingsplan 'Eurobioscoop'.

Luchtkwaliteit

De luchtkwaliteit van het plangebied 'Eurobioscoop' is in maart 2011 onderzocht in het kader van het bestemmingsplan 'Langgewenst'. Geconcludeerd is dat er geen sprake is van overschrijding van de grenswaarden er wordt voldaan aan de luchtkwaliteiteisen. Dit onderzoeksrapport is als Bijlage 4 aan deze toelichting toegevoegd. Aangezien met voorliggend plan de mogelijkheden uit het plan 'Langgewenst' aanzienlijk worden verminderd, is de conclusie gerechtvaardigd dat luchtkwaliteit ook geen belemmering vormt voor het bestemmingsplan 'Eurobioscoop'.

5.6 Cultuurhistorische waarden

5.6.1 Historisch - geografische en bouwhistorische waarden

De voormalige Eurobioscoop is in 1912 gebouwd als garage voor Autopalace De Wit. Hiervoor werd middels een experimentele betonconstructie met een zeer dun schaaldak een moderne hal opgericht. Om de moderne en luxe uitstraling van de auto te benadrukken werd het gebouw voorzien van een representatieve voorgevel in Jugendstilstijl. In de loop van de tijd is het gebouw in verschillende perioden aangepast en gewijzigd. Hierdoor zijn veel van de oorspronkelijke kwaliteiten uit het zicht onttrokken. Door bouwhistorisch onderzoek is echter gebleken dat veel van deze kwaliteiten niet verloren zijn gegaan en door restauratie hersteld kunnen worden. Zo blijkt de betonnen constructie met schaaldak nog in tact en is ook de voorgevel nog voor een belangrijk deel behouden gebleven.

Door de unieke betonconstructie (met twee andere gebouwen in Nederland het oudste betonnen schaaldak van Nederland) en de bijzondere voorgevel heeft het gebouw hoge monumentale waarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.11bp03eurobioscoop-va01_0032.png"

Voormalige voorgevel voormalige Eurobioscoop in Jugenstilstijl

5.6.2 Archeologische waarden

Ten behoeve van de herziening van bestemmingsplan 'Langgewenst' uit 2013 heeft onderzoek plaatsgevonden vanwege de hoge archeologische verwachtingswaarde door de ligging nabij de 'oude' dorpskern van Hilversum.

In 2007 heeft een archeologisch bureauonderzoek plaatsgevonden. In 2008 is een inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) uitgevoerd. In 2009 is een Inventariserend Veldonderzoek door middel van proefsleuven uitgevoerd op het Marktplein. Dit onderzoek is als Bijlage 5 onderdeel van deze toelichting.

Conclusie van het Inventariserend Veldonderzoek is dat het onderzochte gebied betreffende het aspect archeologische waarden niet behoudenswaardig is. Vanwege de aanwezigheid van bebouwing was het niet mogelijk het gehele plangebied 'Langgewenst' te onderzoeken. Voor de Eurobioscoop is daarom de dubbelbestemming Waarde-Archeologie- Na 1850 bebouwde gebied - Hoog/Middelhoog opgenomen. Dit is vastgelegd in de regels en op de verbeelding.

Op de gronden gelegen binnen deze dubbelbestemming mogen geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken die daar ten behoeve van de andere aangewezen bestemmingen mogen worden gebouwd en/of uitgevoerd en die bouwwerken in de betreffende grond niet dieper dan 40 cm reiken en de omvang van het bouwwerk niet meer is dan 100 m². Voor het bouwen van grotere gebouwen en bouwwerken is voorafgaand archeologisch onderzoek nodig.

5.7 Bodem en water

5.7.1 Bodem

Het plan voor de herontwikkeling van de Eurobioscoop moet voorzien in het realiseren én behouden van een duurzame bodemkwaliteit. Bodem die schoon is, moet schoon blijven en er moet op een juiste manier worden omgegaan met de aanwezige verontreinigingen. In geval van gebieden met verontreiniging dient de chemische bodemkwaliteit en het gebruik op elkaar afgestemd te worden. De bodem hoeft daarvoor niet in alle gevallen te worden schoongemaakt, maar wordt dan alleen geschikt gemaakt voor de huidige of toekomstige functie.

Ten behoeve van voorliggend plan heeft in 2015 een verkennend bodemonderzoek, inclusief asbestonderzoek, plaatsgevonden. Het onderzoek is als Bijlage 6 onderdeel van deze toelichting.

Het onderzoek heeft zich gericht op de meest verdachte bodemlaag, de antropogene ophooglaag. De grond is maximaal licht verontreinigd. Aan het maaiveld en in de grond is geen asbestverdacht materiaal waargenomen.

Het verontreinigingsbeeld komt overeen met het beeld zoals dat in voorgaande onderzoeken naar voren is gekomen. Op basis hiervan wordt er van uitgegaan dat de onderliggende bodem niet is verontreinigd. De aangetroffen verontreinigingen geven geen aanleiding tot nader onderzoek of sanerende maatregelen. Op basis van de resultaten van het bodemonderzoek zijn er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen bezwaren.

5.7.2 Water

Vuilwater

Het vuile water dat vrij komt bij ontwikkelingen in het plangebied moet worden aangesloten op het vuilwaterriool van de gemeente Hilversum.

Hemelwater

Hemelwater wordt zoveel mogelijk verwerkt op eigen terrein. Momenteel vindt afwatering van hemelwater plaats via het gemengde rioolstelsel dat afvoert naar de rioolwaterzuivering Hilversum-oost.

Bij nieuwe ontwikkelingen moet, aansluitend op het beleid van het hoogheemraadschap (Waternet), het hemelwater binnen de perceelsgrenzen van het eigen perceel worden geïnfiltreerd in de bodem. Op deze wijze wordt gewerkt aan de bestrijding van verdroging. Tevens wordt hiermee het rioolstelsel ontlast. Indien het redelijkerwijs niet mogelijk is het hemelwater volledig te verwerken moet in samenwerking met de gemeente gezocht worden naar een oplossing.

Binnen het projectgebied worden mogelijk parkeerkelders gerealiseerd. Afhankelijk van de omvang kan er beperkt ruimte zijn voor hemelwaterinfiltratie. In dit geval moet het uiteindelijke plan gericht zijn op maximale infiltratie van hemelwater.

De perceelseigenaar is zelf verantwoordelijk voor het goed functioneren en dus het onderhoud van de infiltratievoorzieningen op eigen terrein.

Voorkomen bodemverontreiniging als gevolg van infiltratie van hemelwater

Afstromend hemelwater van gebouwen kan, door uitloging van bouwmaterialen, verontreinigd zijn met koper, zink, lood, teerhoudende dakbedekking (PAK) en andere stoffen. Van bestratingen kunnen onder andere fosfaten, olie en bestrijdingsmiddelen via regenwater afstromen. Voorkomen moet worden dat dergelijke stoffen in de bodem worden gebracht. In dit geval is de perceelseigenaar zelf veroorzaker van een bodem- of grondwaterverontreiniging en dus aansprakelijk. Bovendien heeft de samenleving belang bij het schoonhouden van het grondwater onder Hilversum. Het grondwater wordt deels gewonnen voor drinkwater en het overige deel kwelt op in de kwelafhankelijke ecosystemen van de Oostelijke Vechtplassen.

Grondwaterverontreiniging kan worden voorkomen door het gebruik van niet-uitlogende bouwmaterialen (geen zinken dakgoten en dakkapellen), geen gebruik te maken van bestrijdingsmiddelen, geen auto´s wassen, etc. De kwaliteit van het hemelwater dat wordt geïnfiltreerd kan worden gecontroleerd door het te laten analyseren door een gecertificeerd laboratorium. De gemeente Hilversum adviseert het hemelwater dat wordt geïnfiltreerd te toetsen aan de streefwaarden voor grondwater uit de Wet Bodembescherming (te vinden op internet).

Grondwater

Het plangebied ligt op de goed doorlatende hogere zandgronden van het Gooi. De grondwaterstroming is noord-westelijk gericht. Het grondwater zit gemiddeld op ca 0,35 m + NAP en maximaal op 0,95 m + NAP. Het maaiveld is 5,5 - 6 m + NAP. Het grondwater zit dus minimaal op 4,55 m onder maaiveld.

Dit is een globale indicatie van de grondwaterstandsdiepte. Ten behoeve van ondergrondse bouw dient een nauwkeurige analyse van de locale grondwaterstand te worden uitgevoerd, waarbij rekening wordt gehouden met de sterke fluctuatie in de grondwaterstand en met mogelijke toekomstige stijgingen als gevolg van bijvoorbeeld reductie van winningen en intensievere regenperioden. Het grondwater in Hilversum is na 2000 gestegen als gevolg van reductie van drinkwaterwinningen in 2000 (– 2002). Gemeten grondwaterstanden van voor 2000 zijn dus niet representatief voor de actuele grondwaterstand. Geadviseerd wordt om een kwalitatief goede tijdreeksanalyse uit te voeren voor de bepaling van het grondwaterstandgemiddelde en -maximum.

Kelders

Geadviseerd wordt kelders waterdicht uit te voeren. De ontwikkelaar/eigenaar is zelf verantwoordelijk voor (grond)wateroverlast. Voorkomen moet worden dat hemelwater bij heftige regenval via het maaiveld kelders kan instromen.

In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig en het watersysteem zal niet wijzigen als gevolg van de voorgestelde ontwikkeling.

5.8 Kabels en leidingen

5.8.1 Riolering

In het plangebied is een gemengd rioolstelsel aanwezig. Vuilwaterafvoer wordt aangesloten op het gemengd rioolstelsel van de gemeente Hilversum dat afvoert naar de rioolwaterzuivering Hilversum - Oost. Het hemelwater wordt zoveel mogelijk afgekoppeld van de riolering.

5.8.2 Nutsvoorzieningen

Bestaande nutsvoorzieningen in en nabij het plangebied blijven in principe gehandhaafd. Als het voor de planvorming nodig en wenselijk is zullen bestaande en/of nieuwe nutsvoorzieningen waar mogelijk inpandig worden gerealiseerd.

5.9 Veiligheid

5.9.1 Fysieke veiligheid

De fysieke veiligheid betreft de bescherming van mens, dier en milieu tegen daadwerkelijke ongelukken. In de volgende paragraaf wordt het aspect ´externe veiligheid´ nader beschreven.

Bij de inrichting van het naastgelegen marktplein is aandacht worden besteed aan de bereikbaarheid voor hulpdiensten, primaire en secundaire bluswatervoorzieningen en natuurlijk ook aan de verkeersveiligheid.

5.9.2 Externe veiligheid

Vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor

Ten westen van het plangebied, op meer dan 200 m afstand, is de spoorlijn gelegen. Deze spoorlijn is onderdeel van route 30: Diemen – Amersfoort Oost. Hierover vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Volgens het Basisnet Spoor is er op deze route een PR 10-6 risicocontour aanwezig van 1 tot maximaal 7 m. Tevens is er sprake van een plasbrandaandachtsgebied van 30 m. De PR 10-6 risicocontour en het plasbrandaandachtsgebied reiken niet tot aan het plangebied. Door het vervoer van toxische transporten bedraagt het invloedsgebied > 4.000 m. Hierdoor is het plangebied gelegen binnen het invloedsgebied van het spoor.

De gevolgen van voorliggend plan op de hoogte van het groepsrisico zijn door de vermindering van ontwikkelingsmogelijkheden uit bestemmingsplan 'Langgewenst' evenwel maar zeer beperkt van invloed. Externe veiligheid is ook voor bestemmingsplan 'Langgewenst' uit 2013 verantwoord, er waren geen knelpunten. Het onderzoeksrapport behorende bij dat bestemmingsplan is in dit plan opgenomen als Bijlage 7.Het plangebied op meer dan 200 m vanaf de buitenrand van de transportroute (spoorlijn) gelegen. Hierdoor geldt dat er geen ruimtelijke verplichtingen gesteld kunnen worden aan de ontwikkeling op basis van het BEVT. De aanwezigheid van het spoor levert dan ook geen belemmering op voor de beoogde ontwikkeling en nader onderzoek en/of een verantwoording van het groepsrisico is dan ook niet noodzakelijk.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

De Brandweer Gooi en Vechtstreek heeft in haar brief d.d. 2 november 2015 aangegeven geen opmerkingen te hebben ten aanzien van het ontwerpbestemmingsplan 'Eurobioscoop' en de bijbehorende documenten. Verder onderschrijft de Brandweer de conclusie over de verantwoording van het groepsrisico.

Hoofdstuk 6 Implementatie

6.1 Planmethodiek

De regelgeving, zoals opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening, biedt de gemeente de mogelijkheid tot het opstellen van bestemmingsplannen met een grote mate van flexibiliteit en globaliteit. Planvormen kunnen zodanig worden gekozen dat ingespeeld kan worden op zich wijzigende omstandigheden en op nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen, zodat in veel gevallen het bestemmingsplan minder vaak behoeft te worden aangepast.

Bij de opzet van dit bestemmingsplan is gekozen voor een methodiek van globaal en flexibel bestemmen. De keuze van deze bestemmingsmethodiek is het gevolg van de wens van de gemeente Hilversum en van de ontwikkelende partijen om in het bestemmingsplan niet op detailniveau te bepalen wat de ontwikkelingsmogelijkheden en - onmogelijkheden zijn in het plangebied. De planologische, juridische en ruimtelijke kaders voor de ontwikkelingen in het plangebied worden zodoende globaal en flexibel bestemd met voldoende aandacht voor rechtszekerheid voor eigenaren en belanghebbenden.

6.2 Bestemmingsregeling

Een bestemmingsplan bestaat uit drie delen: de toelichting, de regels en een of meerdere verbeeldingen. De verbeelding en de daarin aangewezen bestemmingen en planregels vormen tezamen het juridische plan. De toelichting heeft geen rechtskracht. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel wordt aangegeven. In deze paragraaf wordt ingegaan op de juridische opbouw van het plan. Aan de orde komen onder meer de opbouw van de regels, de relatie tussen regels en kaarten en de beschrijving van de in de regels vastgelegde bestemmingen.

6.2.1 Toelichting op de verbeelding

De verbeelding van het analoge bestemmingsplan bestaat uit 1 blad. Met behulp van kleuren, letteraanduidingen en/of arceringen zijn de verschillende gebieds- en functionele bestemmingen weergegeven. De bestemmingsbegrenzingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. Bij de opzet van de verbeelding is aangesloten bij de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP2012). De verbeelding is opgesteld conform DURP (Digitaal Uitwisselbare Ruimtelijke Plannen).

6.2.2 Toelichting op de regels

De regels bevatten de juridisch regeling voor het gebruik van de gronden, bepalingen over de toegelaten bebouwing en een regeling over het gebruik van bebouwing. De regels, die zijn onderverdeeld in paragrafen, worden hierna (indien nodig) toegelicht. Bij de opzet van de regels is aangesloten bij de SVBP2012 en de bepalingen van het Besluit ruimtelijke ordening. De artikelen bevatten bepalingen over de specifieke bestemmingen in het plan. De opbouw van deze artikelen is steeds gelijk, conform de eisen van de SVBP2012.

6.2.2.1 Indeling hoofdstukken

Voor de leesbaarheid en raadpleegbaarheid zijn de regels in hoofdstukken geplaatst. Daarbij is aangesloten bij de SVBP2012, te weten:

  • Hoofdstuk 1 Inleidende regels
  • Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
  • Hoofdstuk 3 Algemene regels
  • Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

6.2.2.2 Indeling bestemmingsregels

Ter bevordering van de leesbaarheid en de raadpleegbaarheid is een vaste volgorde aangehouden, te weten:

  • Bestemmingsomschrijving

Met een bestemming wordt tot uitdrukking gebracht welke gebruiksdoelen of functies, met het oog op een goede ruimtelijke ordening, zijn toegekend aan de in het plan begrepen gronden. Niet iedere functie leent zich voor een eigen bestemming. Dit hangt af van de ruimtelijke relevantie ofwel van de mate waarin de bewuste functie invloed heeft op zijn omgeving of daaraan eisen stelt. Behalve om functies, gaat het bij bestemmingen altijd om concreet ruimtegebruik of om fysiek aanwezige ruimtelijke objecten. De bestemmingsomschrijving vormt het eerste toetsingskader voor (bouw)initiatieven. Als een initiatief niet past in die omschrijving, moet deze worden beschouwd als zijnde strijdig met het bestemmingsplan.

De bestemmingsomschrijving begint met de algemene bestemming. Daarna volgen eventuele specificaties in de vorm van aanduidingen.

Voorbeeld:

De voor '....' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ..
  • b. ..

en tevens voor:

  • c. een ...., ter plaatse van de aanduiding '....',

met de daarbij behorende voorzieningen.

.... (die dus voor zowel de algemene bestemming als de specifieke aanduiding gelden). De daarbij behorende voorzieningen zijn bewust niet in de bestemmingsomschrijving genoemd. Het gaat hier om voorzieningen die voor het verwezenlijken van de bestemming nodig en wenselijk zijn. Dat kunnen diverse voorzieningen zijn. Een limitatieve opsomming is niet makkelijk te geven. In de toelichting op de regel (hieronder) worden wel enkele voorbeelden gegeven van de bij de bestemming behorende voorzieningen.

Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen, kent het bestemmingsplan aanduidingen. Deze aanduidingen bevatten specificaties van (dubbel)bestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Een aanduiding, die juridische betekenis heeft, wordt niet alleen aangegeven op de analoge en digitale verbeelding van een bestemmingsplan, maar ook in de planregels.

In het bestemmingsplan 'Eurobioscoop' is sprake van drie soorten aanduidingen: functieaanduidingen, bouwaanduidingen en maatvoeringaanduidingen.

  • Bouwregels

Samen met de op de verbeelding aangegeven bestemmingen/aanduidingen, bevatten de planregels bepalingen over de situering en de maximale afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken binnen de bewuste bestemming. Soms is op de verbeelding door middel van een bouwvlak aangegeven waar het (hoofd)gebouw mag worden gebouwd. Buiten het bouwvlak mag weliswaar vaak ook worden gebouwd, maar dan gaat het om bijvoorbeeld bijbehorende bouwwerken of terreinafscheidingen. De bouwregels gaan over bouwwerken en zijn onderverdeeld in bepalingen over:

  • a. (hoofd)gebouwen;
  • b. bijbehorende bouwwerken (indien daarvan sprake is);
  • c. bouwwerken die geen gebouw zijn.

De toetsing hieraan vindt in principe pas plaats indien duidelijk is dat het voorgenomen gebruik van het bouwwerk in overeenstemming is met de bestemmingsomschrijving bij de bestemming.

  • Afwijking van de bouwregels

Om het bestemmingsplan flexibel te maken zijn mogelijkheden opgenomen om af te wijken van een bouwregel. Het kunnen afwijken van de bouwregels is beslist geen automatisme. Telkens als verzocht wordt om te mogen afwijken van een bouwregel moet worden gemotiveerd waarom van de standaard wordt afgeweken. De aanvrager moet aangeven waarom hij niet uit de voeten kan met de standaard regel. In sommige gevallen moet de aanvrager zelfs met onafhankelijk advies aantonen dat afwijking van de bouwregels terecht is. De afwijkingsbevoegdheid mag niet cumulatief worden gebruikt ten opzichte van een eerder verleende afwijking.

  • Specifieke gebruiksregels

Indien ten aanzien van een bepaald gebruik speciale regels moeten worden gegeven dan worden deze specifiek aangegeven. Een voorbeeld van een dergelijke specifieke regeling is het gebruik van een gedeelte van de woning en/of bijbehorend bouwwerk als werkruimte voor een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit.

  • Afwijking van de gebruiksregels

Om het bestemmingsplan flexibel te maken zijn mogelijkheden opgenomen om af te wijken van een gebruiksregel. Het kunnen afwijken van de gebruiksregels is ook hier beslist geen automatisme. Telkens als verzocht wordt om te mogen afwijken van een gebruiksregel moet worden gemotiveerd waarom van de standaard wordt afgeweken. De aanvrager moet aangeven waarom hij niet uit de voeten kan met de standaard regel. In sommige gevallen moet de aanvrager zelfs met onafhankelijk advies aantonen dat afwijking van de gebruiksregels terecht is.

  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

In deze regel staan specifiek voor de bestemming geldende bepalingen over omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden is dan niet mogelijk zonder een schriftelijke vergunning van het college van burgemeester en wethouders.

6.2.2.3 De regels

In de regels worden verschillende begrippen gebruikt die voor verschillende uitleg vatbaar zijn. Door het opnemen van de definities van deze begrippen wordt getracht misverstanden over de uitleg van de regels te beperken.

  • (hoofd)gebouw en bijbehorende bouwwerken

Elke bestemming bestaat doorgaans uit twee facetten: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied dat op de verbeelding is aangeven waarvoor de mogelijkheden om te bouwen in de regels zijn aangegeven. Bouwvlakken worden op de verbeelding doorgaans voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering. Nadere specificaties die iets zeggen over het gebruik of bouwmogelijkheden zijn door middel van aanduidingen opgenomen.

Het (hoofd)gebouw mag enkel in het bouwvlak gebouwd worden. De bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat bijbehorende bouwwerken in het achtererfgebied zijn toegestaan. Het achtererfgebied is het erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1,00 meter van de voorkant van het (hoofd)gebouw. Met het begrip 'bijbehorend bouwwerk' is een verzamelbegrip bedoeld waar uitbreidingen (aan- en uitbouwen en bijgebouwen) van een (hoofd)gebouw, onder vallen. Ook vallen er overkappingen onder die vanwege het ontbreken van wanden niet als gebouw aangemerkt kunnen worden. Verder vallen er andere bouwwerken met een dak onder die vanwege een te geringe stahoogte niet als gebouw aangemerkt kunnen worden. In de begripsomschrijving is aangegeven dat een bijbehorend bouwwerk altijd moet worden gebouwd bij een zich op hetzelfde perceel bevindend (hoofd)gebouw. Zonder (hoofd)gebouw kan er op het perceel dus ook geen sprake zijn van een bijbehorend bouwwerk. Voorts is aangegeven dat een bijbehorend bouwwerk functioneel verbonden moet zijn met het (hoofd)gebouw. Daar wordt mee bedoeld dat het gebruik van het bijbehorende bouwwerk in planologisch opzicht gerelateerd moet zijn aan het gebruik van het (hoofd)gebouw. Een voorbeeld van een bijbehorend bouwwerk bij een woning is een serre of een uitbouw aan de oorspronkelijke achter- of zijgevel. Ook een vrijstaande berging en een carport zijn een bij een woning bijbehorend bouwwerk.

  • aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit

Het begrip ‘aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit’ is door middel van de bestemmingen gekoppeld aan het wonen. In de woning/bouwwerk moet worden gewoond, maar het is mogelijk dat in de woning ook gewerkt wordt. In de woning of de daarbij bijbehorende bouwwerken (aan- en uitbouwen en/of bijgebouwen) mag een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit worden uitgeoefend. Dat is bijvoorbeeld een architect die een gedeelte van zijn huis heeft ingericht als kantoortje. Ook een arts mag een gedeelte van zijn huis gebruiken als praktijkruimte. Ook mag een bedrijfsmatige activiteit worden uitgeoefend in de woning en bijbehorend bouwwerk. Denk aan een goud- of edelsmid of een horlogemaker.

De woonfunctie moet te allen tijden blijven behouden. Daarom is geregeld dat die activiteiten voor niet meer dan 1/3 deel (33%) van de oppervlakte van het wonen (met de aan- en uitbouwen en/of bijgebouwen) mogen plaatsvinden. Hier is wel een maximum aan verbonden van 50 m². Ook het uiterlijk van de woning mag niet ingrijpend worden veranderd. Er moet altijd sprake zijn van een in de wijk herkenbare woning. Omdat de activiteit in de woonomgeving moet passen is ook geregeld dat de activiteit aan huis niet mag leiden tot parkeeroverlast of milieuhygiënische overlast zoals stank en geluidsoverlast. Er zullen voldoende parkeerplaatsen op de tijden dat de activiteit plaatsvindt aanwezig moeten zijn in de buurt. Dat geldt uiteraard alleen voor die activiteiten die verkeer aantrekken. Daarnaast mogen de activiteiten aan huis geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer.

In de woning mag geen horeca en geen detailhandel plaatsvinden. Bed & breakfast waarbij niet meer dan 5 bedden worden aangeboden voor een overnachting valt niet onder horeca en mag in een woning
plaatsvinden. Internetwinkels waarbij de klanten hun producten komen ophalen valt onder de categorie
detailhandel en is niet toegestaan. Wel mag in het kader van de bedrijfsmatige activiteiten beperkt
(ondergeschikt aan de hoofdactiviteit) verkoop plaatsvinden. Zo mag een kapper een flesje haarshampoo verkopen bijvoorbeeld.

Bed & Breakfast is toegestaan, omdat dit valt onder de regeling van aan-huis-verbonden beroepen en activiteiten. Een Bed & Breakfast is een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt. De maximale omvang van Bed & Breakfast is vijf bedden. Het aanbieden van overnachting aan seizoensgebonden arbeid is niet toegestaan en valt dan ook niet onder de definitie van Bed & Breakfast.  

In ieder geval mag (mogen) de bewoner(s) van het huis de aan huis gebonden beroepen of de bedrijfsmatige activiteiten aan huis uitoefenen (bijvoorbeeld man en vrouw, maar ook een kind). Het is mogelijk dat hij en/of zij (de bewoner(s) dus) een (deeltijd)medewerker heeft. Die medewerker mag daar dan ook werken. Die medewerker hoeft daar niet zelf te wonen. Denk aan een doktersassistente. Het gaat om een medewerker op basis van een maximale 36-urige werkweek (1 fte). Het is mogelijk dat twee of drie medewerkers in dienst zijn. Dat mag alleen als zij samen niet meer dan 1 fte vertegenwoordigen (dan gaat het dus om 2 of 3 parttime medewerkers). Indien de medewerkers op het zelfde tijdstip werken dient te worden onderzocht of daardoor (parkeer)overlast wordt veroorzaakt. Als dat zo is dan is dus het werken in huis met meerdere medewerkers (tegelijk) niet toegestaan.

Het verhuren of verkopen van een deel van de woning aan derden zodat deze derden er hun bedrijf dan wel beroep uitoefenen is niet toegestaan.

In de regels van het bestemmingsplan is deze vorm van werken in een woning geregeld via de ‘specifieke gebruiksregels’.

  • beperkt kwetsbare objecten

In de begripsbepaling wordt bij dit begrip verwezen naar het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Op basis van artikel 1 lid 1 sub a van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi, besluit van 27 mei 2004, laatst gewijzigd 1 juli 2008)) wordt het volgende verstaan onder dit begrip:

  • a. 1-verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare; 2-dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  • b. kantoorgebouwen;
  • c. hotels en restaurants;
  • d. winkels;
  • e. sporthallen, zwembaden en speeltuinen;
  • f. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden;
  • g. bedrijfsgebouwen;
  • h. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  • i. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.

  • kwetsbare objecten

In de begripsbepaling wordt bij dit begrip verwezen naar het Besluit externe veiligheid inrichtingen.Op basis van artikel 1 lid 1 sub a van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi, besluit van 27 mei 2004, laatst gewijzigd 1 juli 2008)) wordt het volgende verstaan onder dit begrip:

  • a. woningen, niet zijnde woningen als bedoeld in onderdeel a, onder a (dus niet zijnde beperkt kwetsbare objecten);
  • b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    • 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • 2. scholen;
    • 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  • c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
    • 1. kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object;
    • 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk brutovloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt en winkels met een totaal brutovloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  • d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.

Gemengd - 1 

Deze bestemming is opgenomen voor de bouwvlak aan de noordzijde van de oude Eurobioscoop.  

Binnen de bestemming 'Gemend - 1' zijn diverse functies mogelijk, zoals detailhandel en horeca tot en met categorie B van de Staat van Horeca-activiteiten. Enkele typen horeca zijn uitgesloten omdat deze functietypen niet of onvoldoende bijdragen aan de gewenste verlevendiging en ruimtelijke uitstraling van het Marktplein.

Ook culturele voorzieningen, dienstverlening en bedrijven uit categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan. Enkele bedrijfsactiviteiten binnen deze categorieën zijn evenwel uitgesloten (genoemd door middel van de SBI-2008 code) en daarmee niet mogelijk. Het gaat om activiteiten die niet goed passen in een centrumgebied.

Dienstverlening is het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel en internetcafé, maar ook een kapsalon en reisbureau. Naast bovengenoemde functies is ook creatieve bedrijvigheid mogelijk.

Tevens zijn kantoren (zoals een marktkantoor) toegestaan. Ook een bierbrouwerij is mogelijk. Een dergelijk bedrijf is hier goed inpasbaar vanwege de beperkingen (i.c. oppervlakte, volume) die het bestemmingsplan op deze locatie heeft. Daarnaast biedt het milieuspoor voldoende mogelijkheden voor een goede waarborging van een dergelijke functie in de omgeving. Een bierbrouwerij zal daardoor naar aard en omvang vergelijkbaar zijn met een bedrijf uit milieucategorie 1 en 2.

Ook wonen is binnen deze bestemming mogelijk. Daarnaast is het mogelijk een openbare toiletvoorzieningen te realiseren. Binnen de bestemming 'Gemengd - 1' zijn ook daarbij behorende voorzieningen toegestaan, daarbij moet in ieder geval gedacht worden aan: (ondergrondse) parkeervoorzieningen, wegen, voet- en fietspaden, groen, verhardingen en erfafscheidingen.

Gemengd - 2  

Deze bestemming is opgenomen voor het pand van de oude Eurobioscoop.

Binnen de bestemming 'Gemengd - 2' zijn de functies detailhandel en horeca tot en met categorie B Staat van Horeca-activiteiten mogelijk. Enkele typen horeca zijn uitgesloten omdat deze functietypen niet of onvoldoende bijdragen aan de gewenste verlevendiging en ruimtelijke uitstraling van het Marktplein.

Ook culturele voorzieningen, dienstverlening en bedrijven uit categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan. Enkele bedrijfsactiviteiten binnen deze categorieën zijn evenwel uitgesloten (genoemd door middel van de SBI-2008 code) en daarmee niet mogelijk. Het gaat om activiteiten die niet goed passen in een centrumgebied.

Dienstverlening is het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel en internetcafé, maar ook een kapsalon en reisbureau. Naast bovengenoemde functies is ook creatieve bedrijvigheid mogelijk.

Tevens is een bierbrouwerij toegestaan. Een dergelijk bedrijf is hier goed inpasbaar vanwege de beperkingen (i.c. oppervlakte, volume) die het bestemmingsplan op deze locatie heeft. Daarnaast biedt het milieuspoor voldoende mogelijkheden voor een goede waarborging van een dergelijke functie in de omgeving. Een bierbrouwerij zal daardoor naar aard en omvang vergelijkbaar zijn met een bedrijf uit milieucategorie 1 en 2.

Functies als wonen of kantoor zijn niet mogelijk binnen deze bestemming. Een openbare toiletvoorzieningen daarentegen wel.

Binnen de bestemming 'Gemengd - 2' zijn ook daarbij behorende voorzieningen toegestaan, daarbij moet in ieder geval gedacht worden aan: (ondergrondse) parkeervoorzieningen, wegen, voet- en fietspaden, groen, verhardingen en erfafscheidingen.

In de regels is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om een reclameuiting te realiseren die refereert aan de oorspronkelijke reclame zoals die ooit op het dak was bevestigd. Om te kunnen afwijken dient daarom het beeldkwaliteitsplan in acht te worden genomen. Het beeldkwaliteitsplan is als Bijlage 3 onderdeel van de regels.

Verkeer

De bestemming 'Verkeer' is in het bestemmingsplan opgenomen voor de verkeersruimten.

Binnen deze bestemming zijn onder andere de volgende functies en/of gebruiksdoelen mogelijk:

  • (weg)verkeer
  • parkeren
  • terrassen behorende bij horecavoorzieningen
  • bevoorrading
  • openbaar groen
  • nutsvoorzieningen
  • een openbare toiletvoorziening
  • verblijfsgebied

Binnen de bestemming 'Verkeer' zijn ook daarbij behorende voorzieningen toegestaan, daarbij moet in ieder geval gedacht worden aan:

  • wegen, voetpaden en fietspaden;
  • fietsenstallingen, abri's, telefooncellen, straatmeubilair en dergelijke.
  • groenvoorzieningen; water(infiltratie- en bergingvoorziening) en bluswatervoorzieningen;
  • speelvoorzieningen;
  • (ondergrondse) parkeervoorzieningen, toiletvoorzieningen en toegangsvoorzieningen
  • nutsvoorzieningen;
  • infrastructurele voorzieningen;
  • taluds, kademuren en bermen;
  • kunstwerken, sluizen, duikers, enz.

Binnen de Verkeersbestemming is de functieaanduiding 'verblijfsgebied' opgenomen. Ook is op de verbeelding de bouwaanduidingen 'ondergrondse parkeergarage' opgenomen.

Functieaanduiding Verblijfsgebied

Binnen het gebied met de functieaanduiding 'verblijfsgebied' is het houden van evenementen en het houden van de weekmarkt toegestaan evenals gebruik als plein. De realisatie van terrassen behorende bij aan het plein gesitueerde horeca is binnen deze functieaanduiding ook toegestaan.

Specifieke vorm van verkeer - ondergrondse parkeergarage

Binnen de aanduiding ´specifieke vorm van verkeer - ondergrondse parkeergarage´ is de realisatie van een (ondergrondse) parkeergarage mogelijk. Deze parkeergarage mag een maximale bouwhoogte hebben van 1 meter en een maximale bouwdiepte hebben van 8 meter.

Dubbelbestemming

Dubbelbestemmingen worden gegeven naast een andere bestemming. Ze zijn opgenomen ter bescherming van bepaalde waarden, zoals archeologie, cultuurhistorie (beschermd stads- en dorpsgezicht) en natuur. Bouw- sloop of aanlegactiviteiten zijn binnen deze bestemming niet mogelijk dan wel gekoppeld aan een omgevingsvergunning.

Waarde-Archeologie- Na 1850 bebouwde gebied - Hoog/Middelhoog

In dit artikel is de bescherming van de archeologische waarde van bepaalde gronden in het plangebied geregeld. Hierin is nadrukkelijk gesteld dat gebouwen op gronden met een archeologische verwachtingswaarde, ter bescherming van die waarden, moeten worden gebouwd binnen de bebouwingsgrenzen en pas nadat de archeologische waarden voldoende zijn onderzocht en indien nodig maatregelen zijn genomen. Voorts is een groot aantal werken en werkzaamheden aanlegvergunningplichtig. Voor het verlenen van een dergelijke vergunning dient advies te worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.

Tevens is een sloopvergunningstelsel opgenomen voor de Eurobioscoop (Naarderstraat 8). Dit betekent dat het verboden is het bestaande gebouw te slopen zonder een vergunning. Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning voor het slopen uitsluitend als uit een bouwhistorisch onderzoek van een onafhankelijk deskundige blijkt dat de bouwhistorische waarden niet onaanvaardbaar worden aangetast. Burgemeester en wethouders kunnen nadere voorwaarden verbinden aan de vergunning als blijkt dat waarden worden verstoord. Het college vraagt de monumentencommissie van de gemeente Hilversum om advies voordat de vergunning wordt verleend.

Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

Deze regel strekt ertoe te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie mogelijk is gemaakt, na realisering daarvan, ten gevolge van feitelijke functie- of gebruiksverandering van het gerealiseerde, opnieuw een tweede keer zou kunnen worden gebruik gemaakt. Aangesloten is bij de standaard antidubbeltelregel die in het Bro is opgenomen.

Algemene bouwregels

Vervangende maat

Indien bestaande gebouwen in afmetingen afwijken van de standaard regels met betrekking tot gebouwen (bijvoorbeeld: goothoogten, hoogten, kubieke meters en oppervlakten) dan mag dat uiteraard gehandhaafd blijven. De maten van bestaande gebouwen is dan de zogenoemde vervangende maat. Dit is uiteraard alleen van toepassing als de bestaande maten in negatieve zin afwijken van de standaard bepaling (bijvoorbeeld als de hoogte van een bestaand gebouw hoger is dan in de regels - als standaard hoogte - is bepaald). Die maten gelden alleen voor de in de bestemming aangegeven gebouwen.

Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

Er is gebruik gemaakt van de mogelijkheid welke in artikel 9 lid 2 van de Woningwet is gegeven, om in het bestemmingsplan de aanvullende werking van (een aantal) regels van stedebouwkundige aard uit te sluiten. De bepaling is zo geredigeerd dat een limitatieve opsomming is gegeven van de bepalingen die wel van toepassing zijn. Hierdoor ontstaat bij bouwaanvragen welke betrekking hebben op het plangebied geen twijfel over de toepasselijkheid van de stedebouwkundige bepalingen van de Bouwverordening.

Algemene gebruiksregels

In artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht staat een (algemene) gebruiksregel. Die regel geldt voor iedereen en is van toepassing op alle bestemmingsplannen. In die regel staat dat het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met - onder andere - een bestemmingsplan. Daarmee is dus alle gebruik in strijd met de bestemming en de bestemmingsomschrijving verboden. In feite is een nadere gebruiksregel niet nodig.

Omwille van de duidelijkheid is in dit bestemmingsplan niettemin aangegeven wat in ieder geval als strijdig met het bestemmingsplan wordt beschouwd en wat juist niet in strijd is met de gebruiksregel.

Seksinrichting

In dit artikel is geregeld dat het verboden is om gronden en bouwwerken te gebruiken als seksinrichting. In lid 2 zijn de regels opgenomen op grond waarvan het bevoegd gezag bevoegd is om af te wijken van dit verbod. Deze afwijkingsbevoegdheid is een uitvloeisel van het paraplu-bestemmingsplan 'Seksinrichtingen' dat door de raad is vastgesteld in 2001. Uitgangspunt van die herziening was om overal in Hilversum seksinrichtingen uit te sluiten (een algemeen verbod). Bestaande seksinrichtingen zijn onder het overgangsrecht gebracht. In het parapluplan zijn regels opgenomen waarmee van dit verbod kan worden afgeweken en een nieuwe vestiging mogelijk is. Deze voorwaarden zijn verwerkt in dit artikel. Het bevoegd gezag kan geen gebruik maken van afwijkingsmogelijkheid als het gestelde maximum aan seksinrichtingen (volgens de APV) al is bereikt.

In het plangebied is op dit moment geen seksinrichting aanwezig.

Vuurwerk

Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk. Uitzondering hiervan is mogelijk indien de veiligheidsafstanden tot een kwetsbaar object uit bijlage 3 van het Vuurwerkbesluit (artikel 4.2 van dat besluit) in acht worden genomen en er maximaal 10.000 kg consumentenvuurwerk wordt opgeslagen.

Algemene afwijkingsregels

Het artikel heeft onder meer tot doel enige flexibiliteit in de regels van het bestemmingsplan aan te brengen. Via een door burgemeester en wethouders te verlenen afwijking kunnen onder meer geringe wijzigingen in de maatvoering voor bouwwerken worden aangebracht en (openbare) nutsvoorzieningen worden gerealiseerd.

Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht

Het overgangsrecht ten aanzien van bouwen is neergelegd in dit artikel. Enige bouwmogelijkheden in afwijking van de planregels blijven bestaan voor die gebouwen die afwijken van het plan en die zijn of worden gebouwd bij of krachtens de Woningwet. Bestaande afwijkingen mogen niet worden vergroot. Uitbreiding van de bebouwing is slechts mogelijk met een vrijstelling van burgemeester en wethouders.

Indien de in het plan opgenomen regels, voor wat betreft gebruik of bebouwing, afwijken van een bestaande, legale situatie, dan zijn daarop de overgangsbepalingen van toepassing. De overgangsbepaling heeft tot doel bestaande belangen te respecteren totdat realisering van de nieuwe bestemmingsbepalingen dan wel bebouwingsbepalingen plaatsvindt.

Voor bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen, is bepaald dat deze gedeeltelijk mogen worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande afwijking niet wordt vergroot. Gehele vernieuwing is in principe uitgesloten, waaronder ook gefaseerde vernieuwing van een bouwwerk wordt verstaan. Het doel van het overgangsrecht is dat het bestaande bouwwerk in de bestaande staat in stand mag worden gehouden. Uitsluitend na het tenietgaan van het bouwwerk door een calamiteit, waarmee onder andere brand of extreme weersomstandigheden wordt bedoeld, is onder voorwaarden gehele vernieuwing toegestaan.

Vergunningsplichtige bouwwerken, die zonder vergunning zijn opgericht, kunnen door overgangsrecht niet gelegaliseerd worden. Bouwen zonder vergunning is immers een overtreding van de Woningwet die niet door een regeling in een bestemmingsplan ongedaan kan worden gemaakt.

Voor het gebruik dat onder het overgangsrecht valt, is bepaald dat gebruik mag worden voortgezet. Het gebruik mag eveneens worden gewijzigd voor zover de afwijking ten opzichte van het toegestane gebruik niet vergroot wordt.

Hiervoor is reeds aangegeven dat illegale bouwwerken niet gelegaliseerd kunnen worden door overgangsrecht. Voor gebruik is dat in principe wel mogelijk maar vanuit het oogpunt van handhaving ongewenst. Gezien het voorgaande is in de overgangsbepaling opgenomen dat het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan van het overgangsrecht, is uitgesloten. Ook na het van kracht worden van dit plan kan dus nog met succes handhavend worden opgetreden tegen gebruik dat reeds in strijd was met het voorgaande bestemmingsplan.

Slotregel 

In de regels van het bestemmingsplan wordt in de Slotregel aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Bijlagen

Staat van Horeca-activiteiten

Als bijlage bij de regels is een Staat van Horeca-activiteiten opgenomen. Hierin wordt onderscheidt gemaakt tussen de verschillende categorieën van horeca-activiteiten. Bij indeling zijn de aard en omvang van een bepaalde horeca-activiteit beoordeeld, zowel uit functioneel als uit milieu-overwegingen, op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van het betreffende horecabedrijf.

Staat van Bedrijfsactiviteiten

In de planregels wordt verwezen naar een Staat van Bedrijfsactiviteiten. De lijst 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' is gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009).

Regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten met behulp van milieuzonering

Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemingsplan vast te leggen is gebruik gemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:

  • geluid;
  • geur;
  • stof;
  • gevaar (met name brand- en explosiegevaar).

In specifieke situaties kan daarnaast de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf relevant zijn.

In voorliggend bestemmingsplan is de volledige Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen. De bestemming (de bestemmingsomschrijving) bepaald wat er planologisch mag. Is er bijvoorbeeld alleen een bedrijfsbestemming dan is een winkel (detailhandel) niet toegestaan, ook als die winkel in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is opgenomen. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor een discotheek want een discotheek is een categorie C horeca-activiteit (zie Bijlage 1 Staat van Horeca-activiteiten) terwijl alleen horeca-activiteiten uit categorie A en B zijn toegestaan. Een ander voorbeeld zijn 'kantoren' die niet zijn toegestaan in de bestemming Gemengd - 2.

Toepassing 'Staat van Bedrijfsactiviteiten'

De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' zijn gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009). De 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' kan in verschillende situaties worden gehanteerd, bijvoorbeeld:

  • om de milieuzonering van bedrijfsactiviteiten op een samenhangend bedrijventerrein te regelen;
  • in buitengebieden;
  • op losliggende relatief grootschalige bedrijfspercelen op enige afstand van burgerwoningen;
  • om indien gewenst de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten te regelen in stedelijk gebied of (delen van) woongebieden met enige vorm van bedrijvigheid.

In dit soort situaties zorgt de milieuzonering ervoor dat hinderlijke bedrijfsactiviteiten op voldoende afstand van woningen of andere gevoelige functies worden gesitueerd. Dit gebeurt door het aanhouden van richtafstanden tussen deze milieugevoelige en milieubelastende activiteiten.

Richtafstanden bepalend voor de categorie-indeling

In de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' is voor elke bedrijfsactiviteit voor ieder van de ruimtelijke relevante milieuaspecten (zie hiervoor) een richtafstand ten opzichte van een 'rustige woonwijk' vermeld. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Daarnaast vermeldt de 'standaard SvB' indicaties voor verkeersaantrekkende werking.

Omgevingstype bepalend voor de daadwerkelijk te hanteren afstanden

De gewenste afstand tussen een bedrijfsactiviteit en woningen (of andere gevoelige functies zoals scholen) wordt mede bepaald door het type gebied waarin de gevoelige functie zich bevindt.

Conform de VNG-publicatie worden daarbij twee omgevingstypen onderscheiden: rustige woonwijk en gemengd gebied. De richtafstanden die zijn vermeld in de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009).

Te hanteren richtafstanden

De VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) onderscheidt een tiental milieucategorieën. Per milieucategorie wordt inzicht verschaft in de gewenste richtafstanden. De richtafstand geldt tussen de grens van de bestemming die bedrijven toelaat en de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan (of via vergunningsvrij bouwen) mogelijk is. Daarbij gaat het nadrukkelijk om een richtafstand. Kleinere afwijkingen ten opzichte van deze afstand zijn mogelijk zonder dat hierdoor knelpunten behoeven te ontstaan.

Flexibiliteit

De 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. De richtafstanden en inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf met een moderne bedrijfsvoering. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' is verondersteld. In de regels is daarom bepaald dat het bevoegd gezag een dergelijk bedrijf toch via een afwijking van de gebruiksregels kan toestaan, indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Om deze afwijking te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie.

Ook is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' niet zijn genoemd, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Ook dan kan het bevoegd gezag vestiging van een dergelijk bedrijf via een afwijking toestaan. Om deze afwijking te kunnen verlenen moet op basis van milieutechnisch onderzoek worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven.

6.3 Handhaving

Het bestemmingsplan is bindend voor burgers, bedrijven, maatschappelijke instellingen en voor de overheid zelf. Het afdwingen van het naleven van het bestemmingsplan is, met behoud van ieders verantwoordelijkheid, in eerste instantie een taak van de gemeentelijke overheid. Er is veel aandacht besteed aan voorlichting met betrekking tot de consequenties die een gevolg zijn van het vaststellen van dit bestemmingsplan. Daarnaast is er veel aandacht voor een effectieve en doelgerichte controle op zaken die in het bestemmingsplan zijn geregeld. Voor de controle en handhaving van het bestemmingsplan is samenwerking in brede zin een noodzaak. In het plangebied is een scala aan regelgeving van toepassing, zoals de Wet ruimtelijke ordening, de Woningwet, de Wet milieubeheer, de Provinciale Milieuverordening, de Algemene Plaatselijke Verordening, die samenwerking binnen de overheid noodzakelijk maakt. Op die manier kan het hoge ambitieniveau gestalte krijgen. Het zich niet houden aan de regels doet afbreuk aan de kwaliteit van het plangebied; daadwerkelijke handhaving heeft voor de samenleving een belangrijke waarde. Tegen illegale situaties zal worden opgetreden.

6.3.1 Preventief en repressief toezicht

Handhaving van het bestemmingsplan gebeurt bij de beoordelingen van aanvragen om omgevingsvergunning en verzoeken om afwijking van het bestemmingsplan voor diverse activiteiten (preventieve handhaving).

Ook bij controle van verleende omgevingsvergunningen en afwijkingen van het bestemmingsplan, maar ook aan de hand van geconstateerde illegale situaties, klachten e.d. (repressieve handhaving).

6.3.2 De instrumenten

Een overtreder riskeert:

  • a. dat publiekrechtelijke sancties plaatsvinden (dwangsom of bestuursdwang). Een last onder dwangsom is een veel toegepast middel om te zorgen, dat de overtreder door middel van het verbeuren van een bepaald bedrag ertoe moet weerhouden de overtreding voort te zetten. Mocht een dwangsom niet het gewenste effect hebben dan kan de gemeente bestuursdwang toepassen hetgeen er op neer komt dat de gemeente datgene doet wat de overtreder behoort te doen of verhindert dat hij/zij doet wat niet mag. Een en ander op kosten van de overtreder;
  • b. dat strafrechtelijke vervolging plaatsvindt. Overtreding van bepaalde bestemmingsplan-regels zijn strafbare feiten. De bevoegdheid tot het instellen van vervolging op grond van het strafrecht berust bij het Openbaar Ministerie. Daartoe wordt een proces-verbaal tegen de overtreder opgemaakt en vindt vervolgens strafrechtelijke vervolging plaats. Strafrechtelijke vervolging kan plaatshebben in combinatie met de onder 1 genoemde bestuursrechtelijke dwangmiddelen. Bijzonderheid hierbij is dat de Wet Economische Delicten op overtredingen van het bestemmingsplan van toepassing is, wat inhoudt dat de strafmaat aanzienlijk is verzwaard;
  • c. de bestuurlijke boete. Door de uitbreiding van de bestuurlijke handhaving met de bestuurlijke boete kan de handhaving verder worden geïntensiveerd. De gemeente krijgt daardoor extra mogelijkheden om daadkrachtig en snel op te treden tegen overtredingen.

Aan de hand van recente luchtfoto's kan achterhaald worden wat er aan bebouwing aanwezig is op alle percelen in het plangebied. Eventuele bebouwing die illegaal (zonder vergunning) gebouwd is, en waartegen wordt, of alsnog kan worden opgetreden, wordt niet automatisch gelegaliseerd met het nieuwe bestemmingsplan. Dit geldt ook voor een eventueel gewijzigd gebruik van opstallen waarvoor geen toestemming is gevraagd cq. verleend. Van geval tot geval zal bezien moeten worden of sprake is van een situatie die alsnog voor legalisatie in aanmerking komt of niet.

6.3.3 Prioriteiten in de handhaving

Voor de handhaving van illegale situaties op het gebied van ruimtelijke ordening, Woningwet, Bouwbesluit, Bouwverordening en Monumentenwet zijn beleidsregels vastgesteld. Het college moet jaarlijks haar beleidsvoornemens in het kader van handhaving van de bouwregelgeving bekend maken. Ook moet jaarlijks verslag worden gedaan over de uitvoering van het handhavingsbeleid. Het handhavingsbeleid vormt het kader voor een jaarlijks vast te stellen handhavingsprogramma.

In de beleidsregels zijn prioriteiten gesteld (hoog, middelhoog en laag). De hoogste prioriteit richt zich tot onveilige situaties in zijn algemeenheid en tot veranderingen van percelen en gebouwen zichtbaar vanuit de openbare ruimte. Tegen overtredingen met een hoge prioriteit zal onmiddellijk handhavend worden opgetreden. Overtredingen uit de categorie met een middelhoge prioriteit, zoals erfafscheidingen, bijgebouwen en uitbreidingen aan de achterzijde zullen op de gebruikelijk wijze binnen de werkvoorraad worden afgehandeld.

Bovenstaande wil niet zeggen dat tegen geconstateerde illegale situaties met een lage prioriteit niet zal worden opgetreden. Te denken valt om jaarlijks thematisch overtredingen met een lage prioriteit in het handhavingsprogramma op te nemen.

6.3.4 Planinformatie

Het bestemmingsplan komt niet zomaar tot stand, maar is met veel publiciteit omgeven. Het bestemmingsplan is altijd in te zien. Daarnaast zijn er ook folders over de bouwregelgeving verkrijgbaar. De gemeentelijke organisatie is er bovendien op ingesteld nadere uitleg te geven. Velen maken daarvan gebruik. Niemand hoeft dus het risico te lopen om als gevolg van een gebrek aan kennis verkeerde beslissingen te nemen.

6.4 Economische uitvoerbaarheid

Kostenverhaal

Met inwerkingtreding van de Wet ruimtelijk ordening (per 1 juli 2008) beschikt de gemeente over meer mogelijkheden voor kostenverhaal op particuliere ontwikkelaars in een plangebied. Zijn de kosten van een ontwikkeling niet op een andere manier verzekerd (bijvoorbeeld door het sluiten van overeenkomsten met grondeigenaren over de kosten van de ontwikkeling) dan kan de gemeente een exploitatieplan vaststellen, waarin die kosten worden benoemd. Het exploitatieplan loopt dan mee met de procedure van het bestemmingsplan. Daarmee wordt een exploitatieplan mede een toetsingsgrond bij bouwvergunningen. De gemeenteraad kan bij vaststelling van een bestemmingsplan besluiten om géén exploitatieplan vast te stellen. Dat kan de gemeenteraad alleen doen, indien de kosten dus op een andere wijze is verzekerd en er verder geen extra eisen aan locaties hoeven te worden gesteld.

In dit geval is de gemeente eigenaar van de gronden in het plangebied. Het verhalen van kosten is daardoor niet aan de orde.

Planschade

Iemand die in de vorm van een inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van het bestemmingsplan of een afwijking daarvan, moet een tegemoetkoming in schade worden toegekend, althans voor zover deze schade redelijkerwijs niet voor rekening van die (rechts)persoon moet blijven en voor zover de tegemoetkoming niet op een andere manier wordt voldaan.

Het bestemmingsplan veroorzaakt zeer waarschijnlijk geen schade, omdat de ontwikkelingsmogelijkheden van voorliggend plan in vergelijking met het voorheen geldende bestemmingsplan 'Langgewenst' zijn teruggebracht. Het bouwvlak is verkleind en de bouwhoogtes verlaagt. Hierdoor ontstaat geen planschade aangezien de gemeente grondeigenaar is.

Na vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan zullen de te ontwikkelen gronden en de oude Eurobioscoop worden verkocht. Hierdoor is er voldoende financiële dekking om de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan 'Eurobioscoop' te waarborgen. Er is geen noodzaak tot het vaststellen van een exploitatieplan door de gemeenteraad, omdat het verhaal van gemeentelijke kosten anderszins verzekerd is.

6.5 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.5.1 Burgerparticipatie

Op 1 oktober 2015 is op de gemeentelijke website, de Gooi- en Eembode en de Staatscourant de ter inzage legging bekend gemaakt van het ontwerpbestemming. Daarnaast zijn de direct omwonenden (van de Bussumerstraat, Diepeweg, Groest, Honingstraat, Huizerstraat, Koninginneweg, Langgewenst, Leeuwenstraat, Melkpad, Naarderstraat, Nieuwe Doelstraat, Oude Doelen, Schapenkamp, Schoolstraat, Spoorstraat, Stationsstraat en Wagenmakerssteeg) van het plangebied hierover persoonlijk geïnformeerd door middel van een brief.

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 2 oktober 2015 tot en met 12 november 2015 ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

6.5.2 Overleg

Het ontwerpbestemmingsplan 'Eurobioscoop' is aan Waternet en Brandweer Gooi en Vechtstreek toegezonden in het kader van het vooroverleg. Tevens is de klankbordgroep Langgewenst geïnformeerd over de ter inzage legging.

De Brandweer Gooi en Vechtstreek heeft in haar brief d.d. 2 november 2015 aangegeven geen opmerkingen te hebben over het ontwerpbestemmingsplan Eurobioscoop en de bijbehorende documenten. Verder onderschrijft de Brandweer de conclusie over de verantwoording van het groepsrisico.

Waternet heeft per mail (d.d. 9 november 2015) aangegeven akkoord te gaan met de waterparagraaf.