Plan: | Perceel Groest 16 - 18 |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0402.11ov01groest1618-on01 |
Op 9 juni 2014 is een aanvraag omgevingsvergunning ingediend voor het mogelijk maken van een restaurant op de locatie Groest 16-18 in het centrumgebied van Hilversum. Het bouwplan is opgenomen in Bijlage 1. Deze aanvraag past niet binnen de regels van het geldende bestemmingsplan. Alleen door af te wijken van het bestemmingsplan kan aan het plan worden meegewerkt. Er dient hiervoor een afweging plaats te vinden of sprake is van een wenselijke ontwikkeling die past binnen het beoordelingsaspect van een goede ruimtelijke ordening. In de voorliggende ruimtelijke onderbouwing vindt een integrale afweging plaats van alle ruimtelijk relevante gevolgen van de aanvraag.
Afbeelding 1. Ligging planlocatie in groter verband (Google)
Voornemen
Het betreffende pand Groest 16-18 staat al geruime tijd leeg. Het is in principe een winkel-woonhuis en staat op de gemeentelijke monumentenlijst. Het voornemen is het pand inpandig te verbouwen ten behoeve van een restaurant-functie, waarbij de bestaande aanbouw aan de zuidzijde wordt vervangen door een ruime serre. Aan de achterzijde wordt een vluchttrap aangebracht.
Procedure
Het bouwplan/project is in strijd is met het geldende bestemmingsplan. Om het bouwplan toch te kunnen realiseren, is het doorlopen van een afzonderlijke planologische procedure noodzakelijk. Het betreft de zgn. uitgebreide voorbereidingsprocedure om af te wijken van het bestemmingsplan volgens artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3° Wabo.
Voor deze procedure is het verplicht een 'goede ruimtelijke onderbouwing' aan te leveren. In de voorliggende ruimtelijke onderbouwing worden de relevante ruimtelijke aspecten en mogelijke invloeden van het project onderzocht en beoordeeld.
Ambitie initiatiefnemer
"Een nieuw horecaconcept in het centrum van Hilversum"
"Onze zoektocht was gericht op een pand met een 'dorpse' uitstraling en dat is precies wat dit pand heeft. Ons doel is het creëren van een horecagelegenheid met een unieke stadstuin, waar wij de bezoekers van Hilversum een stuk ontspanning, rust, gastvrijheid, cultuur en culinaire verrassing kunnen bieden. De tuin zal onze bezoekers het idee geven dat ze zich buiten de drukte van de stad bevinden, omgeven door mooie bomen en planten, in de tuin krijgen jonge opkomende kunstenaars de gelegenheid hun werk te tonen, op het gebied van toneel, voordrachten (schrijvers, dichters) en beeldende kunst, uiteraard kosteloos voor zowel de kunstenaars als onze gasten. In de tuin is er natuurlijk gelegenheid voor het nuttigen van koffie, thee, lunch en diner. In onze stadstuin is er ook gelegenheid om deel te nemen aan de buiten-barbeque. De tuin kan in overleg ook gebruikt worden door onze mede horecaondernemers!
De tuin zal plek bieden voor een gedeelte stadstuinbouw, met als doel het kweken van onze eigen kruiden en groenten, voor gebruik in onze eigen keuken. De eetgelegenheid in ons pand zal onze gasten hetzelfde kunnen bieden, met als toevoeging beeldende kunst van wisselende kunstenaars aan de muren en op tafel. Onze keuken zal zich grotendeels concentreren op biologische producten, die bij voorkeur geleverd zullen worden door lokale boeren, vissers en tuinders, wijnleveranciers en marktkooplui. Denk hierbij aan bijvoorbeeld boerenijs van de ijsboerderij uit Loosdrecht, vruchtensappen van Schulp uit Breukelen. Het streven is om in de toekomst ook te kunnen voorzien in het geven van kookseminars. Onze horecagelegenheid moet een ontmoetingsplaats zijn voor alle lagen uit de bevolking, om lekker te kunnen ontspannen, even weg te zijn uit de hectiek van het dagelijks leven en te genieten van eten,drinken, kunst en cultuur, een stukje dorpsgevoel midden in de stad. Op deze manier menen wij iets unieks te toevoegen aan de dynamiek die Hilversum als stad al heeft en geven wij het monumentale pand weer een kans en dus een zorg minder."
De toelichting is opgebouwd uit zes hoofdstukken. In het inleidende hoofdstuk is ingegaan op de aanleiding en doelstelling van het plan. In hoofdstuk 2 wordt aangegeven waar het plangebied ligt en wat de exacte plangrenzen zijn. In hoofdstuk 2 wordt ook aangegeven welke bestemmingsplannen voor het plangebied gelden. De hoofdstukken 3-5 vormen de kern van de toelichting. In hoofdstuk 3 worden de karakteristieken van het plangebied beschreven. Dit is een beschrijving van de bestaande situatie. Relevante beleidskaders van Rijk, provincie/regio/waterschap en gemeente staan centraal in hoofdstuk 4. De voorgestane ruimtelijke ontwikkelingen en bijbehorende facetten worden behandeld in hoofdstuk 5. Per planaspect wordt hierbij gemotiveerd aangegeven wat er komt. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid. Relevante achtergrondinformatie ten behoeve van de toelichting zijn als bijlagen opgenomen.
De planlocatie omvat gronden en bebouwing van de percelen Groest 16-18 en Groest 20. Deze gronden zijn kadastraal bekend als gemeente Hilversum, sectie N, nummer 6252 en 7345, zie ook Bijlage 2.
Afbeelding 2. De kadastrale kaart van de planlocatie Groest 16-18 en 20
Het vigerende bestemmingsplan voor de planlocatie is 'Binnenstad 2013', vastgesteld 12 juni 2013.
Afbeelding 3. Uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan 'Binnenstad 2013'
De gronden aan de Groestzijde hebben de bestemming 'Centrum' (artikel 5). Het achterste deel van het perceel heeft de bestemming 'Centrum - Randgebied - 1' (artikel 6). Op deze locatie is volgens beide bestemmingen horeca niet toegestaan. Het perceel ligt buiten het horecaconcentratiegebied. Een binnenplanse afwijking is niet mogelijk.
Daarnaast is de gebiedsaanduiding 'Waardevolle bebouwing' voor het perceel opgenomen vanwege de status van het pand als gemeentelijk monument. Volgens deze aanduiding is het niet toegestaan bestaande maten te wijzigen. Als de bestaande cultuurhistorische waarden niet worden aangetast en de monumentencommissie (i.c. de Commissie Welstand en Monumenten (CWM)) een positief advies heeft gegeven biedt het bestemmingsplan de mogelijkheid op dit punt af te wijken.
Hoewel het pand voornamelijk een interne verbouwing ondergaat, zal tevens de bestaande aanbouw worden vervangen door een serre. Dit betekent een vergroting van het oppervlak met ca. 20 m2. Tevens wordt aan de achterzijde een wenteltrap toegevoegd. Voor overschrijding van de toegestane hoogte kan volgens het bestemmingsplan worden afgeweken. Door situering van de trap aan de achterzijde wordt geen afbreuk gedaan aan de stedenbouwkundige karakteristieken van het stadshart.
De CWM heeft op 10 juli 2014 positief over het plan geadviseerd. Omdat bij de aanvraag geen detailtekeningen zijn gevoegd zal op verzoek van de commissie in de vergunning de volgende voorwaarde worden opgenomen: 'Minimaal zes weken voor de aanvangsdatum van de bouw dienen de detailtekeningen ter goedkeuring te worden ingediend. Met de bouw mag pas worden aangevangen nadat goedkeuring is verstrekt op deze detailtekeningen.'
Voor de te slopen delen ten behoeve van het plan zal in de vergunning als voorwaarde worden gesteld dat deze onder begeleiding van een deskundige inzake bouwhistorie moet plaatsvinden.
Het plan is planologisch gezien aanvaardbaar omdat een horecavoorziening op de Groest 16-18 tamelijk logisch is en iets toevoegt aan de locatie, nabij het centrum, nabij bioscopen en in een gebied waar detailhandel, kantoren of dienstverlening niet erg waarschijnlijk zijn. Het bijzondere pand leent zich ook voor een bijzondere invulling (zie 'ambitie ondernemer' in paragraaf 1.2), terwijl het nu al geruime tijd leeg staat. Vanuit horecabeleid is het mogelijk om mee te werken aan bijzondere initiatieven zoals voorliggende ontwikkeling. Het is een passende invulling voor de locatie en kan een nieuwe impuls geven aan dit deel van het centrumgebied en aan het pand op zichzelf (gemeentelijk monument). Deze activiteit voegt zich binnen de Structuurvisie Hilversum. De uitbreiding qua bebouwing is beperkt.
Voor de locatie is ook de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie – Oude Dorpskern – Hoog' (artikel 41) van toepassing. Op grond van dit artikel is het niet toegestaan ingrepen te doen (bouwen of graven) die van meer dan 25 m2 bedragen en dieper dan 0,30 m reiken, zonder dat archeologisch advies is uitgebracht dat archeologische waarden door de ingreep niet worden aangetast. Aangezien de uitbreiding kleiner is dan 25 m2 is archeologisch onderzoek niet nodig.
Tenslotte is de dubbelbestemming 'Waarde – Stedenbouwkundige karakteristiek – Stadshart' (artikel 48) van toepassing voor de gronden waar het pand Groest 16018 is gesitueerd. Dit artikel geeft aan dat de gronden medebestemd zijn voor het behoud en herstel en realisatie van de stedenbouwkundige karakteristieken behorende bij het 'Stadshart', zoals beschreven in de bijlage 1: 'Stedenbouwkundige karakteristieken'. Relevante uitgangspunten hierbij zijn:
'Het beleid is er op gericht de aanwezige karakteristiek met een grotendeels pandsgewijze bebouwing te behouden en zo mogelijk te versterken'
en:
'Aan de Groest dienen de grote diversiteit en de contrasten tussen de bebouwing te worden gehandhaafd of versterkt'
Aangezien met het plan het bestaande pand intern wordt verbouwd en voorziet in de vervangende nieuwbouw van een bestaande aanbouw met een vergroting in oppervlak van ca. 20 m2, is de conclusie dat voldaan blijft worden aan de beschreven stedenbouwkundige karakteristieken.
In dit hoofdstuk komt de huidige situatie aan de orde.
De planlocatie is gelegen in het recent vastgestelde bestemmingsplan 'Binnenstad 2013' (vaststelling 12 juni 2013). Voor zover relevant is gebruik gemaakt van de teksten uit dit bestemmingsplan. Het gaat daarbij vooral om de meer algemene beschrijvingen. In sommige gevallen wordt ook verwezen naar de voor dit plan uitgevoerde milieuonderzoeken die als bijlage aan dat bestemmingsplan zijn toegevoegd. Deze onderzoeken zijn nog voldoende actueel.
Historie en stedenbouwkundige structuur
De planlocatie is gelegen in de binnenstad van Hilversum, waarbinnen onderscheid kan worden gemaakt in 'Stadshart', 'Veranderend Dorp', 'Stad' en 'Dorp' (ontwerp-Welstandsnota Hilversum 2013).
De samenhang en opbouw worden als volgt beschreven:
"De binnenstad heeft een grote diversiteit in stijl, maat, schaal en structuur. Naast grootschalige bebouwing, grotere en kleinere complexen is de bebouwing overwegend pandsgewijs gebouwd met een verticale geleding. De basis van de structuur van de binnenstad is een spinneweb-achtig stratenpatroon met een afwisselende bebouwing.
Het stratenpatroon is gebaseerd op de gekromde oude schaapsdriften die van Kerkbrink en Groest naar de heidevelden liepen. Voorbeelden hiervan zijn de 's-Gravelandseweg, de Herenstraat - Veerstraat, Kerkstraat en de Havenstraat. In de jaren '70 hebben er grootschalige doorbraken in de historische structuur plaatsgevonden, zoals bijvoorbeeld Schapenkamp, Hilvertshof en Prins Bernhardstraat. Hierna zijn verspreid door de binnenstad op verscheidene plaatsen grootschalige complexen en gebouwen gerealiseerd, zoals de Hilvertshof, de parkeergarage en het kantorencomplex aan het Noordse Bosje, het voormalige GAK-kantoor, wooncomplex Langestraat, bankgebouwen aan de 's-Gravelandseweg en de Oude Torenstraat, Silverpoint en later de Stations(kantoor)gebouwen en de woontorens Entrada.
De huidige binnenstad wordt gekenmerkt door fragmenten uit verschillende ontwikkelingsstadia en is daarmee geen harmonieus en samenhangend geheel. De binnenstad kent een grote diversiteit in stijl, maat, schaal en structuur. De kracht is dat er geen nivellering heeft plaatsgevonden, maar dat er te onderscheiden deelgebieden zijn: dorp en stad.
De huidige hoofdstructuur van de binnenstad wordt gevormd door het kernwinkelgebied: de Kerkstraat en de Groest met zijn sterke bomenstructuur en terrasfuncties. Aan de uiteinden bevinden zich drie belangrijke openbare ruimten met ieder zijn eigen functie en karakteristiek: de Kerkbrink, het Marktplein (Langgewenst) en het Stationsplein.
De twee assen, de Groest en de Kerkstraat, zijn de dragers van het kernwinkelgebied. De vier pleinen hebben ieder een eigen sfeer. Daar omheen bevindt zich een overgangsgebied met smalle straten en zowel oude kleinschalige dorpsachtige bebouwing als grootschalige complexen. Dit gebied wordt aan de noordoost- en zuidkant begrensd door grootschalige gebouwen en complexen en een grotere openbare ruimte.
De planlocatie in groter verband
De planlocatie is onderdeel van het stedelijk blok dat omgeven wordt door de Groest - Naarderstraat, Melkpad - Bussumerstraat en de Nieuwe Doelenstraat.
Afbeelding 4. De planlocatie in het stedelijke weefsel van de binnenstad van Hilversum (Google)
Het betreffende stedelijke blok heeft min of meer gesloten bebouwingswanden, grotendeels met individuele panden, waaronder de situatie op de planlocatie, deels met aaneengesloten bebouwing (hoek Nieuwe Doelenstraat – Bussumerstraat). In de directe samenhang met dit stedelijke blok is geen sprake van een karakteristieke of anderszins behoudenswaardige groenstructuur. Wel is de Groest aangegeven als belangrijke zichtas richting het plein 'Langewenst'. De planlocatie op zichzelf speelt daarbij geen rol.
Afbeelding 5. Het plangebied op de stedenbouwkundige kaart met kenmerkende gebieden en structuren (fragment uit 'Structuurvisie Hilversum 2030') (de getallen geven de hoogbouwlocaties in meters aan)
De planlocatie op zichzelf
Op de planlocatie staat een vrijstaand pand met een bijbehorend erf dat grotendeels is verhard met enkele plantvakken en groen. Op het achterste deel van het terrein ligt een betonplaat.
Het pand bestaat uit één bouwlaag met een (bruikbare) kapverdieping. Aan de voorzijde is sprake van een tuitgevel met de bij de winkelfunctie behorende karakteristieke gevelopening. Aan de rechterzijgevel is de entree van het woongedeelte met daarnaast een aangebouwde serre.
Afbeelding 6. De planlocatie op zichzelf
In de bestaande situatie is naast nr. 16 een toegangshek naar het erf, met gelegenheid voor het parkeren van enkele auto's.
Afbeelding 7. Impressie bestaande situatie
Afbeelding 8. Impressie bestaande situatie
Afbeelding 9. Impressie bestaande situatie
Afbeelding 10. Impressie bestaande situatie
Groenstructuur
Het groen bestaat hoofdzakelijk uit enkele gebruikelijke planten, struiken en enkele klein blijvende bomen. Er kan niet gesproken worden over een kenmerkende groenstructuur, noch van de aanwezigheid van bijzondere, al dan niet beschermingswaardige flora en fauna.
Naast de noordgevel staan - zeer dicht op de gevel - twee hogere bomen, die een potentieel gevaar betekenen voor het stabiliteit van het pand. Voor een van deze bomen is op 20 mei 2014 kapvergunning verleend inclusief herplantplicht. Voor de andere boom dient nog een kapvergunning te worden aangevraagd die op grond van het gemeentelijke velbeleid kan worden verleend.
Het pand is in principe een winkel-woonhuis, maar de Groest 16-18 staat al geruime tijd leeg.
In Hilversum wordt gestreefd naar het inrichten van wegen volgens de principes van Duurzaam Veilig. Concreet betekent dit dat alle wegen in Hilversum zijn gecategoriseerd als gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen. De Groest ter hoogte van de planlocatie is onderdeel van de centrumring en is daarmee en gebiedsontsluitingsweg. Op deze wegen is de verkeersfunctie belangrijker dan de verblijfsfunctie en geldt een wettelijke snelheid van maximaal 50 km/uur. De kruispunten maken uitwisseling van verkeer mogelijk met wegen van een lagere orde.
Parkeren
In de binnenstad geldt het regime van betaald parkeren. In het centrum zijn betaalde parkeerplaatsen op maaiveld, parkeergelegenheid op eigen terrein en vijf parkeergarages (met in totaal ruim 2.100 parkeerplaatsen) aanwezig. De parkeergarages zijn rechtstreeks vanaf de centrumring bereikbaar. De bezoeker van de binnenstad wordt met een dynamisch verwijssysteem naar vrije plaatsen in de garages geholpen.
Openbaar vervoer
Vlakbij de planlocatie ligt NS-station Hilversum CS met een busstation. Het stationsgebied is een regionaal openbaar vervoersknooppunt.
Langzaam verkeer
Naast de planlocatie ligt een vrijliggend fietspad. In de binnenstad en bij station Hilversum CS aan de Schapenkamp zijn fietsparkeerplaatsen op maaiveld aanwezig. Onder station Hilversum is een bewaakte fietsenstalling gevestigd.
Een deel van het centrum (o.a. Kerkstraat, Zeedijk) is aangewezen als voetgangersgebied. Op de Groest en de Kerkbrink gebruiken voetgangers en fietsers samen de buitenruimte (Shared Space).
Duurzaamheid is gericht op drie kwaliteitsaspecten: people, planet en profit/prosperity. De pijler 'people' richt zich op aspecten van sociale kwaliteit en proceskwaliteit: de leefbaarheid van de omgeving, sociale veiligheid en de betrokkenheid van bewoners, bedrijven en overheden (sociale duurzaamheid). De pijler 'planet' is direct gerelateerd aan de milieukwaliteit en thema's als energie, ecologie en water, maar ook aan gezondheid, verkeer en afval, en daarmee aan verschillende grote milieuproblemen zoals verlies aan biodiversiteit, klimaatsverandering, bedreigingen van de gezondheid en aantasting van de leefomgeving (fysieke duurzaamheid). Uitgangspunten zijn een brongerichte benadering, het sluiten van kringlopen en behoud en versterking van de kwaliteit van de leefomgeving. De pijler 'profit/prosperity' richt zich op de aanwezigheid van voorzieningen, voldoende werkgelegenheid en inkomensdifferentiatie en dragen bij aan het functioneren van de leefomgeving (economische duurzaamheid). De essentie van deze zogenaamde Triple P-benadering is een evenwichtige integrale ontwikkeling van de kwaliteitsaspecten.
M.b.t. het initiatief wordt geconcludeerd dat het betreffende pand een gemeentelijk monument is en onderdeel van een karakteristieke bebouwingswand aan de Groest. Het pand staat leeg. Zonder een gezond gebruik zal de bouw- en woontechnische staat van het pand nog verder achteruitgaan.
Een nieuwe functie met de kans op een duurzaam gebruik en een gezonde exploitatie zal de kans op behoud van het pand vergroten. Ook de mogelijkheid voor het nemen van maatregelen, die de duurzaamheid van het pand op alle aspecten betreft, wordt daarmee aanmerkelijk vergroot.
Geluid
In de oorspronkelijke situatie was sprake van een winkel-woonhuis, met de winkel op de begane grond aan de straat en het wonen daarachter en op de verdieping. In de nieuwe situatie vervalt de woonfunctie en komt er een restaurant, zodat op de locatie geen sprake meer zal zijn van een geluidgevoelige functie.
Een akoestisch onderzoek is derhalve overbodig.
Lucht
Sinds 15 november 2007 geldt de Wet luchtkwaliteit. Door deze nieuwe wetgeving kunnen kleine bouwprojecten doorgaan. Het gaat om projecten die de hoeveelheid fijn stof en stikstofdioxide in de lucht met maximaal 3% verhogen. Voor dergelijke projecten zijn geen aanvullende maatregelen noodzakelijk om de luchtkwaliteit op peil te houden. De wet legt tevens de basis voor een Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Projecten die passen in het programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de Europese normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. Het met deze onderbouwing gemotiveerde initiatief is dermate klein dat deze 'niet in betekenende mate' is. Het plan past binnen de kaders van het NSL. Nader onderzoek is niet nodig.
De 'Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie Noord-Holland' is geraadpleegd.
Buiten de bebouwde kom is de aanduiding 'Stuwwallenlandschap' gegeven en is sprake van 'aardkundig waardevol gebied'. De planlocatie ligt min of meer centraal binnen het bestaande bebouwde gebied en ter plaatse zijn geen waarden aangegeven.
Op het plein 'Langewenst' is een aanduiding aanwezig dat waarnemingen zijn gedaan betreffende de 'Nieuwe Tijd' (1500). Tenslotte is op de informatiekaart een gebied als 'stedelijke bebouwing 1850 n.C.' aangegeven (de kern van het dorp destijds), maar de planlocatie ligt net daarbuiten.
Voor de te slopen delen ten behoeve van plan zal, vanwege de hoge archeologische verwachtingswaarde, in de vergunning als voorwaarde worden gesteld dat deze onder begeleiding van een deskundige inzake bouwhistorie moet plaatsvinden.
Het pand Groest 16-18 is een gemeentelijk monument. Het betreft een winkel-woonpand. Zie Bijlage 3 voor de beschrijving van het gemeentelijke monument.
In 1992 is het zogenoemde "Verdrag van Malta" gesloten, een Europees verdrag dat is gericht op de bescherming van het archeologisch erfgoed. Sinds de officiële bekrachtiging van het verdrag door Nederland in 1998 is gewerkt 'in de geest van Malta' en is de Monumentenwet 1988 herzien, op grond van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz), om de archeologie wettelijk te verankeren. Op 1 september 2007 is de herziene Monumentenwet 1988 in werking getreden.
De kernpunten, geregeld in de Monumentenwet, zijn:
De gemeente is het bevoegde gezag, en verantwoordelijk voor het opstellen van een archeologische verwachtings- en beleidskaart. Op de verwachtingskaart staat aangegeven welke archeologische beschermde monumenten, bekende waarden, en welke archeologische verwachtingen in Hilversum aanwezig zijn. Voor het te voeren beleid ten aanzien van de archeologische waarden en verwachtingen in de gemeente, heeft de gemeente een beleidsnota en de daarbij behorende beleidskaart opgesteld. De beleidskaart, moet volgens de nieuwe Wro in het bestemmingsplan worden opgenomen, zodat voor de aanvrager van een vergunning duidelijk is in welke gevallen een archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Deze gevallen worden voornamelijk bepaald door een maximale verstoringsoppervlakte en -diepte.
Het archeologische onderzoek is een getrapt proces. Elke stap in het proces wordt afgesloten met een besluit van het bevoegd gezag omtrent het archeologische erfgoed: of het plangebied wordt vrijgegeven, of er wordt een vervolgonderzoek gevraagd, of planaanpassing, of het archeologisch erfgoed wordt in situ beschermd. Eerst moet de aanvrager een inventariserend onderzoek overleggen. In dat inventariserend onderzoek wordt vastgesteld of er archeologisch erfgoed in de bodem aanwezig is en of er nader onderzoek nodig is. De volgende stap is het verrichten van een verkennend veldonderzoek (proefsleuven) om de aard, omvang en kwaliteit van het archeologisch erfgoed te onderzoeken. Het plangebied kan hierna op grond van een selectiebesluit worden vrijgegeven, beschermd, of, als bescherming niet mogelijk is, kan een opgraving worden gevraagd. Elke fase wordt uitgevoerd op grond van een programma van eisen. Behalve de eisen die aan het onderzoek worden gesteld in het kader van de Kwaliteitseisen Nederlandse Archeologie (KNA) kan de gemeente aanvullende eisen stellen.
Binnen de gemeente Hilversum wordt gebruik gemaakt van de Structuurvisie Archeologie 'De ondergrondse stad'. In deze structuurvisie is al het mogelijk aanwezige archeologisch erfgoed beschreven.
Het plangebied is gelegen in de 'Oude Dorpskern' en kent een zeer hoge verwachtingswaarde.
Afbeelding 11. Archeologische beleidskaart
De provincie Noord-Holland heeft een bodemtoets ontwikkeld voor de afweging van bodemaspecten in bestemmingsplannen. Het gaat om de aspecten bodemopbouw, bodemkwaliteit, milieubeschermingsgebieden en archeologie. Deze aspecten zijn met uitzondering van archeologie opgenomen in deze bodemparagraaf. Archeologie is toegelicht in de voorgaande paragraaf 3.5.3 In deze paragraaf wordt ook het grondwatersysteem en daarin eventueel voorkomende verontreinigingen meegenomen.
Bodem
De gemeente Hilversum maakt onderdeel uit van de geografische eenheid het Gooise stuwwallencomplex met onder andere fysisch geografische eenheden zoals stuwwallen. De bodem van Hilversum bestaat hoofdzakelijk uit matig fijne tot zeer grove zanden. De zanden maken deel uit van het water voerende pakket, dat haar basis heeft op een diepte van N.A.P. -160 meter. Naast de genoemde zanden bevat de bodem grindbestanddelen. Tot een diepte van 50 meter onder het maaiveld is gestuwd materiaal aanwezig. Hierin kunnen plaatselijk fijnzandige, lemige en slib houdende lagen voorkomen. De stuwwal is een inzijgingsgebied. De planlocatie bestaat geheel uit zandige ondergrond.
Functies en bestemmingen moeten afgestemd worden op de bodemopbouw. De bodemopbouw van de planlocatie stelt echter geen bijzondere eisen aan de functies en bestemmingen.
Aardkundige waarden
De grote verscheidenheid en gaafheid van geografische verschijnselen maakt het stuwwallencomplex van het Gooi bijzonder. Eén van de speerpunten van het provinciale landschaps- en bodembeschermingsbeleid is het beschermen van onderdelen in het landschap, die iets vertellen over de geologische ontstaanswijze van een gebied. Hiervoor heeft de provincie Noord-Holland een lijst met 80 gebieden met aardkundige waarden (aardkundig waardevol gebied) vastgesteld en vervolgens hieruit 17 gebieden geselecteerd als aardkundig monument. De 80 aardkundige waardevolle gebieden zijn nu opgenomen in de provinciale structuurvisie en bijbehorende verordening en genieten als zodanig planologische bescherming. Een groot deel van het bijzondere stuwwallengebied is daarom door de provincie aangewezen als gebied met aardkundige waarden en de ongeroerde delen zijn zelfs aangewezen als aardkundig monument. Het plangebied is niet aangewezen als aardkundige monument of aardkundig waardevolle gebied.
Grondwaterbeschermingsgebied
Ten zuidwesten van de planlocatie is de grondwaterwinning Loosdrecht gelegen en ten noordoosten ligt de drinkwaterwinning Laren. Het grondbeschermingsgebied van deze grondwaterwinningen, waarvoor regels vastgelegd zijn in de Provinciale milieuverordening, liggen in zijn geheel buiten de planlocatie. Dit betekent dat binnen het gebied ten opzichte van de gebruikelijke zorgvuldigheid geen extra restricties gelden om de drinkwaterwinning te beschermen.
Bodem- en grondwaterverontreiniging
In de oudere wijken van Hilversum is naast de woonbestemming veel bedrijvigheid geweest, ook in de binnenstad. Als gevolg van het langdurige intensieve gebruik is de bovengrond in het bestemmingsplangebied van bestemmingsplan 'Binnenstad 2013' over het algemeen licht verontreinigd met PAK en zware metalen (en oplosmiddelen). Plaatselijk komen ernstige verontreinigingen voor. In het verleden zijn een aantal verontreinigingen reeds gesaneerd.
De gemeente heeft in 2008 een bodemfunctieklassekaart opgesteld. Op de bodemfunctieklassekaart wordt de gewenste bodemkwaliteit voor nu en toekomst binnen de gemeentegrenzen van Hilversum aangegeven. Uitgangspunt is dat de klasse die aan een bepaald gebied wordt toegekend, overeenkomt met de gevoeligste bodemfunctie binnen het gebied. De planlocatie is geclassificeerd als functie wonen.
Grondwater
Hilversum ligt op een stuwwal van het Gooi en is infiltratiegebied. Het maaiveld varieert in de binnenstad van 4,30 meter +NAP in het oosten (stationsgebied) tot circa 11,00 meter +NAP in het westen (begin 's-Gravelandseweg en Vaartweg). Het eerste watervoerende pakket heeft haar basis op 160 meter minus maaiveld. In de zandige bodem stroomt het grondwater globaal genomen in westelijke richting. De minimale grondwaterstandsdiepte is 3,15 m onder het maaiveld bij het stationsgebied. De grondwaterstandsfluctuatie bedraagt enkele meters. De grondwaterstanden kunnen in de toekomst stijgen door invloed van het klimaat en activiteiten in de regio zoals afname van drinkwaterwinningen en opzetten van polderpeilen (de laatste aan de westkant van Hilversum).
Bij ondergrondse bouw moet rekening worden gehouden met de grondwaterstand. Kelders moeten waterdicht worden uitgevoerd, zodat de noodzaak tot het lokaal verlagen van de grondwaterstand wordt voorkomen. Bij de bepaling van de maximale grondwaterstand ten behoeve van ondergrondse bouw moet rekening worden gehouden met een marge als gevolg van toekomstige regionale grondwaterstandstijgingen.
In de binnenstad is het grondwater op enkele plaatsen verontreinigd met zware metalen en VOCL (vluchtige organische chloorverbindingen). De verontreinigingen zitten bij het Stationsgebied Zuid, de Herenstraat en het begin van de 's-Gravelandseweg en dus niet bij de planlocatie.
Oppervlaktewater
In de binnenstad is geen oppervlaktewater aanwezig. Om het lokaal verwerken van hemelwater te bevorderen zal bij nieuwe ontwikkelingen gestreefd moeten worden naar ruimte voor water.
Bestaand afwateringssysteem
De binnenstad ligt in een gemengd gerioleerd gebied. Dit houdt in dat het afvalwater en het hemelwater via het hetzelfde rioolsysteem wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuivering Hilversum-oost. Voor nieuw aan te sluiten bebouwing moet contact worden opgenomen met de gemeente. In de toekomst zal het afkoppelen van hemelwater van dit systeem worden bevorderd door bij nieuwe ontwikkelingen het hemelwater lokaal in de bodem te infiltreren. De druk op de binnenstad is groot en ruimte voor water kan een knelpunt zijn bij nieuwe plannen. In dit geval kan samen met de gemeente naar een oplossing worden gezocht.
Infiltratie kan plaatsvinden via diverse infiltratiemiddelen als vijvers, wadi's, doorlatende verharding, etc. Hierbij moet voldoende bergend vermogen worden gecreëerd om het waterbezwaar te kunnen verwerken. De infiltreerbaarheid van de infiltratievoorzieningen moet goed worden bewaakt. Onderhoud aan de infiltratievoorzieningen is voor de perceelseigenaar.
Hemelwater
Hemelwater wordt zoveel mogelijk verwerkt op eigen terrein. Aansluitend op het beleid van het hoogheemraadschap (Waternet) moet het hemelwater binnen de perceelsgrenzen van het eigen perceel worden geïnfiltreerd in de bodem. Op deze wijze wordt gewerkt aan de bestrijding van verdroging. Tevens wordt hiermee het rioolstelsel ontlast. De perceelseigenaar is zelf verantwoordelijk voor het goed functioneren en dus het onderhoud van de infiltratievoorzieningen op eigen terrein.
Voorkomen bodemverontreiniging als gevolg van infiltratie van hemelwater
Afstromend hemelwater van gebouwen kan, door uitloging van bouwmaterialen, verontreinigd zijn met koper, zink, lood, teerhoudende dakbedekking (PAK) en andere stoffen. Van bestratingen kunnen onder andere fosfaten, olie en bestrijdingsmiddelen via regenwater afstromen. Voorkomen moet worden dat dergelijke stoffen in de bodem worden gebracht. In dit geval is de perceelseigenaar zelf veroorzaker van een bodem- of grondwaterverontreiniging en dus aansprakelijk. Bovendien heeft de samenleving belang bij het schoonhouden van het grondwater onder Hilversum.
Het grondwater wordt deels gewonnen voor drinkwater en het overige deel kwelt op in de kwelafhankelijke ecosystemen van de Oostelijke Vechtplassen.
Grondwaterverontreiniging kan worden voorkomen door het gebruik van niet-uitlogende bouwmaterialen (geen zinken dakgoten en dakkapellen), geen gebruik te maken van bestrijdingmiddelen, geen auto´s wassen etc. De kwaliteit van het hemelwater dat wordt geïnfiltreerd kan worden gecontroleerd door het te laten analyseren door een gecertificeerd laboratorium. De gemeente Hilversum adviseert het hemelwater dat wordt geïnfiltreerd te toetsen aan de streefwaarden voor grondwater uit de Wet Bodembescherming (te vinden op internet).
In het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels of leidingen gelegen.
(Voor de tekst van deze paragraaf is gekeken naar paragraaf 3.9 de toelichting van bestemmingsplan 'Binnenstad 2013'. Ten behoeve van het initiatief kan voor het aspect externe veiligheid bij deze paragraaf worden aangesloten.)
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. Ook de risico's van het gebruik van luchthavens valt onder externe veiligheid. VROM coördineert het overheidsbeleid voor externe veiligheid. Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:
Wettelijk kader
Het beleid ten aanzien van externe veiligheid is voor een groot deel ingevuld door landelijke wet- en regelgeving. De belangrijkste onderdelen die het wettelijk kader voor externe veiligheid bepalen, zijn:
De wet- en regelgeving op het gebied van het transport van gevaarlijke stoffen is op dit moment volop in ontwikkeling. Vanwege de invoering van het Basisnet (Weg, Spoor en Water) zal de Wet vervoer gevaarlijke stoffen worden aangepast. Daarnaast zal het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) worden ingevoerd, waarin de normen zijn vastgelegd die het bevoegd gezag in de ruimtelijke ordening moet hanteren vanwege het Basisnet. Verder is per 1 januari 2011 het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Hierin zijn de normen vastgelegd die het bevoegd gezag in de ruimtelijke ordening moet hanteren vanwege het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen.
Onderzoek, risico´s en verantwoordingsplicht
Uit het rapport 'Onderzoek externe veiligheid Hilversum Binnenstad, Risico-inventarisatie en kwantitatieve risicoanalyse spoorlijn' (zie hiervoor Bijlage 5 Externe veiligheid risicoanalyse bestemmingsplan 'Binnenstad 2013') is gebleken dat het groepsrisico van de spoorlijn Amsterdam - Amersfoort ter hoogte van het plangebied van 'Binnenstad 2013' boven de oriëntatiewaarde ligt, uitgaande van de beleidsvrije marktprognose van ProRail uit 2007.
Omdat in het kader van bestemmingsplan 'Binnenstad 2013' de orientatiewaarde van het groepsrisico werd overschreden is de verantwoordingsplicht ingevuld voor deze risicobron in dat bestemmingsplan. In de verantwoordingsplicht komt een aantal keuzes en aandachtspunten naar voren, gericht op het zoveel mogelijk beperken van het groepsrisico voor het plangebied van 'Binnenstad 2013'.
De elementen voor de verantwoording zijn weergegeven in het bijbehorende rapport 'Externe veiligheid Binnenstad Hilversum, Elementen ter verantwoording van het groepsrisico' (zie hiervoor Bijlage 6 Externe veiligheid verantwoording, bestemmingsplan 'Binnenstad 2013'). Ondanks de voorgestelde maatregelen ter verhoging van de veiligheid kunnen risico's nooit volledig weggenomen worden. Ook na het nemen van veiligheidsverhogende maatregelen zal een restrisico blijven bestaan.
Het gemeentebestuur van Hilversum is gekend in de risico's en onderschrijft het belang van het risico- en effectreducerende maatregelen, waar dat mogelijk is. Het bestuur is zich bewust van de resterende risico's, maar acht deze voor de bevolking verantwoord, mede gezien het feit dat het hier gaat om een relatief kleine wijziging die betrekking heeft op een pand.
Deze keuzes en aandachtspunten in verband met de verantwoordingsplicht worden hieronder benoemd.
Hoogte van het groepsrisico
Het groepsrisico van de spoorlijn Amsterdam - Amersfoort is in het kader van de bestemmingsplanherziening 'Binnenstad 2013' gelegen boven de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico zal niet of nauwelijks toenemen als gevolg van het ruimtelijke besluit (i.c. het verlenen van de omgevingsvergunning), omdat de planloactie op relatief grote afstand van deze spoorlijn is gelegen. Met de nieuwe Wet basisnet zal er minder vervoer van gevaarlijke stoffen door Hilversum gaan plaatsvinden.
Bronmaatregelen
Bronmaatregelen zijn niet te treffen in het kader van onderhavige ruimtelijke procedure en worden door de gemeente om die reden dan ook niet nader beschouwd. In het kader van 'Binnenstad 2013' is uit navraag bij ProRail gebleken dat in het kader van het Basisnet het spoor bij Hilversum niet verandert, maar wel wordt rondom het emplacement Hilversum extra ATBvv (Automatisch TreinBeveiligingssysteem verbeterde versie) aangelegd. Deze maatregel wordt naar verwachting in 2013 gerealiseerd, zodat voor de gehele plantermijn deze maatregel is meegenomen.
Maatregelen in ruimtelijk besluit
Vanwege de kleinschaligheid van het initiatief is het praktisch onmogelijk om te schuiven met de aanwezige ruimtelijke elementen.
Bestrijdbaarheid
Vanwege de relatief grote afstand tussen de planlocatie en de spoorlijn zal verdre geen aandacht worden besteed aan bestrijding bij de spoorlijn zelf.
De Veiligheidsregio heeft i.k.v. bestemmingsplan 'Binnenstad 2013' aangegeven dat: 'Op basis van de nieuwe handreiking van de NVBR zal er regionaal beleid voor bluswater worden opgesteld voor de gehele regio. Op basis van dit beleid zal gekeken worden of er voldoende bluswater beschikbaar is binnen de plangebieden. Op dit moment is in ieder geval de primaire bluswatervoorziening op orde.'
Opkomsttijden en aanrijdroutes: De opkomsttijd is de tijd die de brandweer nodig heeft vanaf de melding tot het ter plaatse komen bij een incident. In de Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid zijn normen voor maximale opkomsttijden gesteld. De brandweerpost in Hilversum is gevestigd aan de Kamerlingh Onnesweg en vanaf deze post is het mogelijk om binnen 8 minuten bij de planlocatie te arriveren.
Zelfredzaamheid
Vluchtwegen/ vluchtmogelijkheden: er zijn voldoende vluchtwegen die uit de planlocatie leiden. Met het plan wordt tevens aan de buitenkant een trap aan de achterzijde van het pand gerealiseerd.
Bij nieuwe bouwwerken is sprake van een goede bescherming tegen het binnendringen van toxisch gas. Voor nieuwe gebouwen die voorzien zijn van een luchtbehandelinginstallatie wordt geadviseerd dit systeem met één druk op de knop -zo mogelijk centraal- uitschakelbaar te maken. Dit kan met behulp van een private overeenkomst worden geborgd.
Geadviseerd wordt om bij nieuwbouw met de ontwikkelende partij afspraken te maken over eventuele risicoreducerende maatregelen. Voor nader inzicht over de (kosten)effectiviteit van bouwkundige maatregelen wordt verwezen naar de 'Catalogus Bouwkundige Maatregelen' (Oranjewoud, 2010). Maatregelen kunnen niet worden afgedwongen via dit ruimtelijk besluit.
Het gebruik van een W.A.S. (waarschuwing- en alarmeringsysteem) moet personen waarschuwen om personen te laten schuilen. De binnenstad is met dit systeem volledig afgedekt.
Toekomstige maatregelen
In de nabije toekomst zullen de uitgangspunten van het Basisnet Spoor in de wetgeving geïmplementeerd worden. Dit betekent dat het groepsrisico af zal nemen voor de spoorlijn Amsterdam - Amersfoort, aangezien de transportintensiteiten op dit traject omlaag gaan. De in het Basisnet vastgelegde maatregelen brengen het groepsrisico tot onder de oriëntatiewaarde.
In dit hoofdstuk zijn alleen de relevante beleidskaders voor dit initiatief opgenomen.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten het de komende jaren wil investeren. Provincies en gemeentes hebben veel bevoegdheden bij ruimtelijke ordening. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals verbetering van de bereikbaarheid.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid.
Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 Rijksdoelen geformuleerd:
Voor dit plan betekent dit beleid, dat het beoordelings- en afwegingsproces inzake initiatieven / projecten van de onderhavige aard en omvang, volledig behoort tot het beleidsniveau van de provincie en/of de gemeente.
De structuurvisie is 21 juni 2010 vastgesteld door Provinciale Staten. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening op 1 juli 2008 is elke overheidslaag verplicht een structuurvisie op te stellen en haar ruimtelijke belangen te benoemen. Op basis van deze belangen kan elke overheid bepalen welke rol zij voor zichzelf ziet weggelegd en welke instrumenten zij toe wil passen om dit ruimtelijke belang te waarborgen of te bereiken
De provincie Noord-Holland zorgt dat Noord-Holland een mooie, veelzijdige en internationaal concurrerende provincie blijft door in te zetten op:
Ad 1. klimaat bestendigheid
De provincie Noord-Holland wil zoveel mogelijk bijdragen aan de afname van de oorzaken van klimaatverandering. Daarom wil de provincie het energieverbruik in het stedelijk gebied en op bedrijventerreinen zoveel mogelijk beperken en de resterende vraag met duurzame energie invullen. De provincie reserveert ruimte voor het opwekken en distribueren van grootschalige duurzame energie. Tegelijk stimuleert en ondersteunt de provincie Noord-Holland kleinschalige vormen van duurzame energie zoals de benutting van restwarmte en de vergisting van biomassa. Daarnaast wil de provincie gemeenten stimuleren om waar mogelijk warmte-koude opslag toe te passen.
Ad 2. ruimtelijke kwaliteit
De provincie Noord-Holland wil (cultuur)landschappen optimaal gebruiken door hun kenmerken te koesteren en te benutten bij nieuwe ontwikkelingen. De provincie zorgt dat ontwikkelingen die buiten bestaand bebouwd gebied tot stand moeten komen, plaatsvinden op basis van de karakteristieke eigenschappen, het zogenaamde Landschaps-DNA, van de verschillende landschappen. Ten behoeve van het behoud en de ontwikkeling van natuurgebieden is de kern van het natuurbeleid de veiligstelling en de ontwikkeling van een netwerk van onderling verbonden natuurgebieden, de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) inclusief de verbindingszones en nationale parken en Natura 2000 gebieden. De provincie Noord-Holland vindt het belangrijk dat zoveel mogelijk natuur wordt gerealiseerd. Daarom zoekt de provincie actief naar mogelijkheden om aanleg en financiering van natuur mee te koppelen met andere ontwikkelingen.
Ad 3. Duurzaam ruimtegebruik
Onder duurzaam ruimtegebruik verstaat de provincie Noord-Holland het plaatsen van de juiste functies op de juiste plek. De provincie Noord-Holland wil steden optimaal benutten en de landschappen open houden, maar ook ruimte bieden aan de economie en woningbouw. De provincie Noord-Holland ondersteunt gemeenten door de inzet van de Taskforce Ruimtewinst, Ruimte voor Ruimte-regeling, Herstructurering en Intensivering van Regionale Bedrijventerreinen en Culturele Planologie die zowel binnen als buiten Bestaand Bebouwd Gebied kunnen worden toegepast. In de structuurvisie worden vier voor Hilversum relevante speerpunten genoemd op het gebied van duurzaam ruimtegebruik:
Vanuit de structuurvisie worden er geen specifieke eisen gesteld aan het initiatief.
Provinciale Staten hebben op 2 februari 2014 de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) vastgesteld. In deze verordening worden regels gegeven omtrent de inhoud van bestemmingsplannen over onderwerpen in zowel het landelijke als het bestaande bebouwde gebied van Noord-Holland waar een provinciaal belang mee gemoeid is. In de verordening worden algemene regels gegeven voor de Provinciale Planologische Commissie, de Adviescommissie Ruimtelijke Ontwikkeling, bedrijventerreinen en detailhandel, de mogelijkheden voor woningbouw in het landelijk gebied, de vereiste ruimtelijke kwaliteit verbonden met stedelijke en niet-stedelijke ontwikkelingen in het landelijke gebied, de Groene en Blauwe Ruimte, energie en landbouw. De regels van de PRVS vloeien direct voort uit de Structuurvisie Noord-Holland 2040.
Vanuit de verordening worden er geen specifieke eisen gesteld aan het initiatief.
De Structuurvisie Hilversum 2030 heeft betrekking op het gehele grondgebied van Hilversum en bevat de integrale visie op de ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in de gemeente op (middel)lange termijn. In dit geval ligt de planhorizon omstreeks 2030. De structuurvisie is een strategisch beleidsdocument en is geen concreet plan of uitwerking van een thema. Het is een visie op een hoger abstractieniveau. Op 15 mei 2013 heeft de raad de Structuurvisie Hilversum 2030
In de structuurvisie staan vijf speerpunten:
Daarnaast is een elftal dynamische gebieden benoemd waar een grotere dynamiek en ontwikkelingen te verwachten zijn. Dit in tegenstelling tot de overige gebieden, zoals de woonwijken en het buitengebied, waar sprake is van minder dynamiek.
In het algemeen wordt voorzien dat er als gevolg van de digitale ontwikkelingen belangrijke veranderingen zullen optreden in het ruimtegebruik. Functies als wonen, werken en ontspannen zijn minder gebonden aan vaste locaties en zullen meer met elkaar verweven zijn. Werken en zorg aan huis, voorzieningen op bedrijventerrein, wonen in combinatie met creatieve bedrijven, enzovoort.
In het uitvoeringsprogramma staan de activiteiten die de gemeente denkt te ondernemen om de in de structuurvisie genoemde ontwikkelingen te realiseren. Hierbij wordt er een onderscheid gemaakt in korte termijn (2013 - 2018), middellange termijn (2019 - 2024) en lange termijn (2025 - 2030).
Centrum
Een van de dynamische gebieden in de structuurvisie Hilversum 2030 is het centrum. In de structuurvisie zijn contouren voor een visie op het centrum weergegeven. Deze ontwikkelingsrichting moet in een aparte centrumvisie worden getoetst en verder uitgewerkt. Een verkeersonderzoek, lucht- en geluidsonderzoeken en brancheringstudie maken ook onderdeel uit van het proces naar deze centrumvisie. In de Structuurvisie Hilversum 2030 zijn de volgende hoofdlijnen opgenomen met betrekking tot het centrum:
Hilversum heeft in 2030 een bruisend centrum.
Het centrum is aantrekkelijk voor de inwoners van de stad zelf, van 't Gooi en daarbuiten. Het is compact en er zijn aan meerdere kanten trekkers of bronpunten gevestigd. In en rondom het compacte centrum is de woonfunctie versterkt. Boven de winkels zijn allerlei andere functies aanwezig: zoals wonen, werken, leisure, onderwijs. Het centrum kent verschillende deelgebieden met elk een eigen sfeer en karakter. De horeca bevindt zich in drie verschillende zones: een restaurantzone, het uitgaansgebied en horeca in het kernwinkelgebied.
Ook de wegenstructuur rond het centrum is in 2030 aangepast. De toegangswegen naar het centrum zijn voor auto, fiets en voetganger verbeterd. De centrumring-oost (Emmastraat, Schapenkamp en Koninginneweg) is in 2030 weer tweerichtingsverkeer geworden. De centrumring loopt in 2030 om het Langgewenst heen. De Stationsstraat is autovrij en biedt in 2030 meer ruimte voor fietsparkeren. De Groest loopt door in het Langgewenst zonder dat er een weg wordt overgestoken. Tot slot is de oversteek vanuit het station naar de Leeuwenstraat voetgangersvriendelijk geworden.
Bij herbestemming en herontwikkeling van locaties in het centrum is de verplichting vervallen om altijd parkeerplaatsen op de locatie zelf te maken. De parkeergarages in het centrum worden behalve voor bezoekers ook voor werknemers- en bewonersparkeren gebruikt. Bezoekers van het centrum van Hilversum ervaren in 2030 de openbare ruimte als groen. De pleinen in het centrum en de parken daaromheen zijn levendige plekken, die uitnodigen voor ontmoeting en verblijf.
In 2030 is het centrum van Hilversum dé ontmoetingsplek van de stad.
Het voorliggende plan voegt een aantrekkelijke voorziening toe aan het multifunctionele centrumgebied van Hilversum, nabij bioscopen en in een gebied waar detailhandel, kantoren of dienstverlening niet erg waarschijnlijk zijn. Het initiatief zal een nieuwe impuls geven aan dit deel van het centrumgebied en aan het pand op zichzelf (gemeentelijk monument).
De nota Integraal Horecabeleid is op 25 maart 1998 vastgesteld door de raad met als doelstelling het stimuleren en kwalitatief versterken van de horecasector als integraal onderdeel van de Hilversumse binnenstad. In de nota is een ruimtelijke hoofdstructuur aangegeven bestaande uit
Voor de rest van de gemeente is een (geleidelijke) afname van de horecafunctie gewenst.
Voor dit plan betekent dit beleid dat het vestigen van een restaurantfunctie c.a. op de locatie Groest 16-18 tot de mogelijkheden behoort.
Op 26 september 2006 heeft de raad de nota Aanpassing Integraal Horecabeleid vastgesteld. In deze nota zijn t.o.v. het Integraal Horecabeleid onder andere wijzigingen aangebracht ten aanzien van de grootte van het horecaconcentratiegebied, het Groestkwartier is uitgebreid met de Spoorstraat (vanaf de Kampstraat tot de Schapenkamp), het toestaan van (ondergeschikte) horeca in woondienstenzones, op bedrijventerreinen (waaronder op het Mediapark) en bij detailhandel.
Deze aanpassing van het beleid wijzigt de mogelijkheden voor de locatie Groest 16-18 niet.
Op 16 oktober 2008 is de Uitwerkingsnota Detailhandel en Horeca door de raad vastgesteld. De nota is een uitwerking van de Economische Visie 2007-2020.
Met betrekking tot Horeca zijn de onderstaande beleidskeuzes zijn gemaakt:
Deze uitwerkingsnota biedt beleidsmatig de ruimte om op de planlocatie horeca toe te staan.
Toerisme is een speerpunt van het economisch beleid. De kern van de visie is er daarom op gericht om ervoor te zorgen dat Hilversum samen met de regiogemeenten en het bedrijfsleven gebruik maken van deze kansen. De notitie is 9 januari 2008 vastgesteld door de raad. Het benutten ervan kan door aan te sluiten bij de unieke kwaliteiten die stad Hilversum heeft op de gebieden van multimedia, zorg, cultuurhistorie, natuur en winkelen. Er zijn vooral kansen in het dagtoerisme, waaronder ook zakelijk dagtoerisme. De gemeente kiest bewust niet voor het ontwikkelen van nieuwe grootschalige attracties. De hoofdredenen hiervoor zijn het gebrek aan uitbreidingsruimte en de verkeersaantrekkende werking. De notitie bevat o.a. de volgende speerpunten:
Het onderhavige plan past in bovengenoemd beleid:
De welstandsnota is op 23 april 2008 door de raad vastgesteld met als doel vooraf helderheid te bieden over de welstandscriteria die door de gemeente worden gehanteerd bij het beoordelen van bouwinitiatieven. Behoudt van de bestaande kwaliteiten staat hierbij voorop.
Omdat in een bestemmingsplan de bestemming aan de grond wordt gegeven met de daarbij behorende bebouwings- en gebruiksmogelijkheden, behoren welstandscriteria niet via het bestemmingsplan, maar via de welstandsnota geregeld en eventueel gewijzigd te worden.
Op 10 juli 2014 heeft de Commissie Welstand & Monumenten een positief advies gegeven voor het bouwplan.
Met het bouwplan wordt het bestaande pand gehandhaafd. Er vindt slechts een bescheiden vergroting plaats door uitbreiding van de bestaande serre (met ca. 20 m2) en het toevoegen van een vluchttrap. De bestaande ruimtelijke structuur wijzigt niet. Sprake is slechts van een functiewijziging van een winkel met wonen in een restaurant. Het bijbehorende erf wordt ingericht als 'stadstuin' / terras.
Het verbouwplan
Met behoud van belangrijke delen van de hoofdstructuur van het gemeentelijke monument wordt de begane grond ingericht als restaurant. De toegangsdeur van de voormalige winkel wordt de hoofdentree van het restaurant en het winkelgedeelte als 'intieme huiskamer' met 16 zitplaatsen.
De voormalige garage laat zich goed inrichten tot keuken en in het 'tussengebied' komen een bar en tenminste 12 zitplaatsen. De bestaande serre wordt vervangen door een grotere serre met tenminste 20 zitplaatsen. Vanuit de serre wordt de stadstuin/terras bereikt. Een groot gedeelte van de gevel kan worden geopend.
In de kapverdieping blijft de bestaande bouwstructuur geheel gehandhaafd, waarbij de bestaande ruimte worden benut voor kantoor (straatzijde), opslag en kleedruimte, de complete natte cel en een kantine voor het personeel (tuinzijde), al waar tevens de noodzakelijk vluchtweg komt in de vorm van een buitentrap. Zie voor het bouwplan de onderstaande afbeeldingen 12 tot en met 17 en Bijlage 1.
Afbeelding 12. De inrichting van de begane grond met behoud van belangrijke delen van de bouwstructuur
Afbeelding 13. Het aanzicht met de vergrote serre
De bestaande gevelopeningen blijven gehandhaafd, met dien verstande dat door het vergroten van de serre de voormalige voordeur van de woning een binnendeur wordt en de ramen in de voormalige serre eveneens binnen-elementen worden.
De materialisatie en toegepaste kleuren blijven als bestaand, zij het waar nodig opgewaardeerd.
Afbeelding 14. De herinrichting van de kapverdieping met behoud van de bestaande bouwstructuur
Afbeelding 15. De bestaande noordgevel geheel behouden
Afbeelding 16. Het nieuwe aanzicht van de straatgevel
Afbeelding 17. Het nieuwe aanzicht van de tuingevel
Groen / Inrichting van het bijbehorend erf
Het bijbehorende erf is gedeeltelijk verhard en gedeeltelijk ingericht als siertuin, zonder structureel groen en zonder bijzondere planten en bomen. De leibomen bij de achtergevel zullen worden behouden, de overige (kleine) bomen worden gekapt. Er komt daarvoor in de plaats een tuinplan voor de stadstuin.
Bij de herinrichting van het erf zal een nieuwe (hogere) kwaliteit het uitgangspunt zijn.
De woon-winkelfunctie van het bestaande pand vervalt en wordt vervangen door een horeca functie in de vorm van een restaurant met een erf ingericht als stadstuin/terras.
De planlocatie is een afzonderlijk perceel gelegen aan de Groest. Op de locatie vindt geen verkeer plaats en er is geen verkeersontsluiting noodzakelijk. Aan de overzijde van de straat zijn de nodige voorzieningen voor fietsen beschikbaar. Met betrekking tot de voetgangers kan worden vastgesteld, dat de nieuwe situatie niet zal afwijken van de bestaande situatie. De voor de voetganger beschikbare trottoirruimte blijft gelijk. De terrasfunctie zal geheel op eigen terrein worden opgelost.
Op grond van het gemeentelijke parkeerbeleid dient een ruimtelijk plan te voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. In de bestaande situatie (winkel-woonhuis) is de parkeereis plusminus 2,5 parkeerplekken. Op grond van de gemeentelijke 'Beleidsregels Parkeernormen Hilversum 2009' blijkt dat voor het wijzigen van het gebruik van het pand naar restaurant een parkeereis geldt van ongeveer 14,5 parkeerplaatsen. Dit betekent dat per saldo de parkeervraag met 12 parkeerplekken toeneemt. Hierin kan niet op eigen terrein worden voorzien. Het beleid biedt de mogelijkheid ontheffing te verlenen van de parkeereis. Hierbij is afgewogen dat het initiatief het vestigen van een restaurant in de binnenstad betreft. Het restaurant is in dit geval een centrumfunctie. Voor dergelijke functies zijn voldoende parkeermogelijkheden beschikbaar in de openbare parkeergarages. Daarnaast krijgt met het plan een al jarenlang leegstaand monumentaal pand weer een passende functie. Als wordt vastgehouden aan de parkeereis dan is een nieuwe invulling welhaast onmogelijk en weinig realistisch. Er wordt daarom in dit geval ontheffing verleend van de parkeereis.
Overigens sluit het verlenen van ontheffing ingeval van een herontwikkeling ook aan bij de 'Structuurvisie Hilversum 2030' waarin het centrum is benoemd als één van de dynamische gebieden. De 'Structuurvisie' geeft daarbij de contouren weer voor een visie op het centrum die nog verder moet worden uitgewerkt. Onder andere de volgende hoofdlijn is in de 'Structuurvisie' opgenomen:
'Bij herbestemming en herontwikkeling van locaties in het centrum is de verplichting vervallen om altijd parkeerplaatsen op de locatie zelf te maken. De parkeergarages in het centrum worden behalve voor bezoekers ook voor werknemers- en bewonersparkeren gebruikt. Bezoekers van het centrum van Hilversum ervaren in 2030 de openbare ruimte als groen. De pleinen in het centrum en de parken daaromheen zijn levendige plekken, die uitnodigen voor ontmoeting en verblijf.'
Duurzaam bouwen staat voor het ontwikkelen en beheren van de gebouwde omgeving met respect voor mens en milieu, en is daarmee een integraal onderdeel van de kwaliteit van de gebouwde omgeving. Dit betekent dat de gezondheids- en milieuaspecten in alle fasen van de inrichting van de gebouwde omgeving, de bouw en het gebruik (inclusief sloop) betrokken dienen te worden. Hierbij wordt gestreefd naar een duurzame (stedelijke) ontwikkeling die leidt tot een extensiever energieverbruik / lage milieubelasting, integraal ketenbeheer en behoud en versterking van de kwaliteit van de gebouwde omgeving (ruimtelijke kwaliteit). Duurzaam bouwen betekent ook dat de gerealiseerde kwaliteit in de toekomst wordt gehandhaafd, zodat ook toekomstige generaties daarin delen.
Energiebesparing vormt bij duurzaam bouwen een belangrijk item. Hierbij kan gedacht worden aan compacte bouwvormen, gunstige lichttoetreding en zongerichte verkaveling. Ook waterbesparing is een belangrijk aspect. Het installeren van waterbesparende voorzieningen is hiervan een voorbeeld.
Voor ruimtelijke plannen geldt de verplichting tot het maken van een 'waterparagraaf' (zie paragraaf 3.6.2). De ruimtelijke onderbouwing van dit plan zal in het kader van het vooroverleg aan de waterbeheerder (waternet) worden toegezonden voor een wateradvies. Hieruit worden overigens geen waterhuishoudkundige bezwaren verwacht omdat het een beperkte ingreep betreft: het bestaande pand (gemeentelijk monument) blijft gehandhaafd, met dien verstande dat met name de begane grond intern wordt verbouwd en een bestaande serre wordt vervangen door een iets grotere versie (van ca. 20 m2). Met het behoud van het pand worden de bestaande materiaal- en kleurtoepassingen gerespecteerd. Vervangende en/of toegevoegde materialen zullen niet uitlogen en dus geen verontreiniging van het bodemwater veroorzaken.
Het pand Groest 16-18 staat nu leeg. Zonder een gezond gebruik zal de bouwtechnische staat van het pand nog verder achteruitgaan. Een nieuwe functie met de kans op een duurzaam gebruik en een gezonde exploitatie zal de kans op behoud van het pand vergroten.
Duurzame verstedelijking
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is de ‘Ladder voor duurzame stedelijk ontwikkeling’ geïntroduceerd, zie http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2012/12/03/handreiking-bij-de-ladder-voorduurzame-verstedelijking.html. De ladder is per 1 oktober 2012 als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren moeten gemeenten (en provincies) sinds deze datum de benutting van ruimte motiveren in alle categorieën ruimtelijke besluiten. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.
Overheden dienen nieuwe stedelijke ontwikkeling te motiveren met de drie opeenvolgende stappen. De stappen bewerkstelligen dat de wens om een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk te maken, nadrukkelijk wordt gemotiveerd en afgewogen met oog voor (1) de ruimtevraag, (2) de beschikbare ruimte en (3) de ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt. De stappen schrijven geen vooraf bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale omstandigheden kent. Dit gezag draagt de verantwoordelijkheid voor de ruimtelijke afweging over die ontwikkeling.
Het voorliggende initiatief betekent een nieuwe invulling van een bestaand pand, inclusief een kleine uitbreiding van bebouwing. Dit is juist een uitstekend voorbeeld van zorgvuldig ruimtegebruik en dat betekent dat de stappen van de ladder geen verdere beschrijving behoeven.
Het pand Groest 16-18 is een gemeentelijk monument. Het betreft een winkel-woonpand. De voorgestelde nieuwe functie vraagt om aanpassing van de indeling van het pand: het vervangen van de bestaande serre door een grotere versie en het aanbrengen van een vluchttrap aan de achterzijde van het pand.
De hoofdvorm van het pand en de gevelindelingen worden bij de ingreep volledig gerespecteerd en behouden; een nu afgesloten gevelopening wordt weer in beeld gebracht. De interne verbouwing vindt vrijwel uitsluitend op de begane grond plaats, waarbij zorgvuldig is gekeken naar het zo veel mogelijk handhaven van de bouwstructuur, zodat deze herkenbaar blijft. De indeling van de verdieping blijft vrijwel geheel intact; alleen de vluchttrap wordt aldaar op de achtergevel aangesloten.
De materialisatie van het hoofdgebouw en de kleurtoepassing blijven overeenkomstig de huidige karakteristiek van het pand.
Op 10 juli 2014 heeft de Commissie Welstand & Monumenten een positief advies gegeven voor het bouwplan.
De ingreep in de bodem betreft het intern aanpassen van het voormalige winkel-woonpand ten behoeve van een restaurant. De omvang en uiterlijk van het pand blijven gehandhaafd, met dien verstande dat een bestaande serre wordt vervangen door een grotere versie, hetgeen een vergroting van het bebouwde oppervlak van ca. 20 m2 betreft. Voor deze serre zal een beperkte funderingssleuf worden gegraven. Voor de vluchttrap zal de middenkolom moeten worden gefundeerd. Vanwege de beperkte oppervlakte is een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.
Ruimtelijke plannen moeten voorzien in het realiseren én behouden van een duurzame bodemkwaliteit. Bodem die schoon is, moet schoon blijven en er moet op een juiste manier worden omgegaan met aanwezige verontreinigingen. In geval van gebieden met verontreiniging dient de chemische bodemkwaliteit en het gebruik op elkaar afgestemd te worden. De bodem hoeft daarvoor niet in alle gevallen te worden schoongemaakt, maar wordt dan alleen geschikt gemaakt voor de huidige of toekomstige functie.
Wanneer er op een willekeurige locatie (her)ontwikkeling gaat plaatsvinden, dient er onderzoek gedaan te worden naar de kwaliteit van de bodem van de betreffende locatie. Hierbij dienen de op dat moment geldende landelijke normen te worden gehanteerd. Deze normen waarborgen onder andere dat bij (her)ontwikkeling op een locatie altijd de provincie en de gemeente worden geraadpleegd voor bodeminformatie. Omdat de gemeente heeft besloten (nog) geen nieuwe bodemkwaliteitskaart op te stellen zal de actuele bodemkwaliteit in de meeste gevallen bepaald moeten worden door het uitvoeren van een (verkennend) bodemonderzoek.
In het kader van bodemverontreiniging is door 'Tauw' een historisch onderzoek gedaan voor Groest 16, zie Bijlage 4. De conclusie van het onderzoek is dat op de locatie geen potentiële bronnen van bodemverontreiniging zijn aangetroffen en dat er geen nader onderzoek noodzakelijk is.
Voor de nieuwe functie zal gebruik gemaakt worden van de bestaande leidingen en het bestaande rioolsysteem.
Voor wat betreft het aspect 'externe veiligheid' wordt verwezen naar de verantwoording van het groepsrisico in het bestemmingsplan 'Binnenstad 2013', omdat het initiatief een relatief kleine ontwikkeling betreft met weinig tot geen impact voor het aspect externe veiligheid. In Bijlage 5 is daarom integraal 'paragraaf 5.8 Veiligheid' van bestemmingsplan 'Binnenstad 2013' opgenomen.
De planlocatie is op een relatief grote afstand gelegen van de risicobron de spoorlijn Amsterdam – Amersfoort. Het groepsrisico zal om die reden dan ook niet of nauwelijks toenemen. Met de nieuwe Wet basisnet zal tevens minder vervoer van gevaarlijke stoffen door Hilversum gaan plaatsvinden.
Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijk ordening (per 1 juli 2008) beschikt de gemeente over meer mogelijkheden voor kostenverhaal op particuliere ontwikkelaars in een plangebied. Zijn de kosten van de ontwikkeling niet op een andere manier verzekerd (bijvoorbeeld door het sluiten van overeenkomsten met grondeigenaren over de kosten van de ontwikkeling) dan kan de gemeente een exploitatieplan vaststellen, waarin die kosten worden benoemd. Het exploitatieplan loopt dan mee met de procedure van het bestemmingsplan.
Daarmee wordt een exploitatieplan mede een toetsingsgrond bij omgevingsvergunningen. De gemeenteraad kan evenwel bij vaststelling van het bestemmingsplan besluiten om géén exploitatieplan vast te stellen. Dat kan de raad alleen doen, indien de kosten dus op een andere wijze zijn verzekerd en er verder geen extra eisen aan locaties hoeven te worden gesteld.
Ten aanzien van dit plan
Het onderhavige bouwplan betreft een particulier initiatief. De kosten van de verbouw van het pand en de inrichting van het terrein zijn geheel voor rekening van de initiatiefnemer(s). Met betrekking tot het planschade-risico zal tussen gemeente en initiatiefnemer(s) een (standaard) overeenkomst worden gesloten.
De initiatiefnemer heeft op verzoek van de gemeente omwonenden geïnformeerd en heeft daartoe informatiebijeenkomsten gehouden. Op 24 maart 2014 en 23 april 2014 zijn bijeenkomsten georganiseerd voor respectievelijk omwonenden en voor vertegenwoordigers van bedrijven.
De bijeenkomst voor ondernemers is door één horeca-ondernemer bezocht, die de plannen met belangstelling én enthousiasme heeft begroet. In Bijlage 6 is de lijst van benaderde ondernemers opgenomen.
De uitnodiging voor de inloopavond voor omwonenden is voor bewoners in de omgeving van de planlocatie geen aanleiding geweest de bijeenkomst te bezoeken. In Bijlage 7 is de lijst van uitgenodigde omwonenden opgenomen.
In voorliggende ruimtelijke onderbouwing is gemotiveerd aangegeven dat het initiatief past binnen het beoordelingsaspect van een goede ruimtelijke ordening. In de ruimtelijke onderbouwing heeft een integrale afweging plaatsgevonden van alle ruimtelijk relevante gevolgen van deze aanvraag. De aanvraag en de gevolgen integraal afwegende, is de conclusie dat sprake is van een stedenbouwkundig wenselijke ontwikkeling die past binnen een goede ruimtelijke ordening.