direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Veegplan 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0513.0001BPVeegplan-DF01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op een aantal locaties in de gemeente Gouda. Het bestemmingsplan dient met name ter verbetering van vigerende ruimtelijke plannen binnen de gemeente, maar maakt ook kleinschalige ontwikkelingen mogelijk. Het doel van voorliggend bestemmingsplan is de bestemmingsregelingen voor de hieronder te noemen locaties aan te passen aan de gewenste situatie:

Verleende (Wabo) projectbesluiten

  • 1. Achterwillenseweg 96 (Middenwillens)
  • 2. Gemaal Willens (nabij Goejanverwelledijk 10)
  • 3. Zwembadlocatie Groenhovenpark
  • 4. Monkeytown Sportcity (Groenhovenpark)

Wijzigingen naar aanleiding van een gerechtelijke uitspraak

  • 5. Sociaal Pension Livingstonelaan

Aanpassing begrenzingen op verbeeldingen

  • 6. Goejanverwelledijk

Aanpassen van aanduidingen/bestemmingen/regels

  • 7. Gouderaksedijk 133
  • 8. Parkeerplaats Ridder van Catsweg 256 a-f
  • 9. Warmoezierskade 6
  • 10. Nijverheidsstraat 30 (achterzijde perceel)
  • 11. Nijverheidsstraat 14f
  • 12. Kabel Tennet
  • 13. Boelekade 42 – 48
  • 14. Wethouder Venteweg 80
  • 15. Wethouder Venteweg 95
  • 16. Jan van Riebeecklaan 101 – 103
  • 17. De Veerstalhoeve

Gewijzigde situatie naar aanleiding verkoop snippergroen

  • 18. Geertruidahoeve 41

Gewijzigde situatie naar aanleiding van een raadsbesluit

  • 19. Bibliotheek Bloemendaal

Toevoeging aanduiding motorbrandstof

20. Tankstation Goudse Poort 1
21. Tankstation Hanzeweg 1
22. Tankstation Nieuwe Gouwe Oostzijde 13c

Met het nieuwe bestemmingsplan ontstaat de situatie, dat het bestemmingsplan een actueel en correct beeld geeft van de functies en een kader waaraan (toekomstige) aanvragen omgevingsvergunning kunnen worden getoetst. Het bestemmingsplan sluit aan bij de actuele juridische en planologische situatie en voldoet aan de vormvereisten van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012).

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied bestaat uit 22 op zichzelf staande locaties. In onderstaande figuur is een overzicht van de locaties weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.0001BPVeegplan-DF01_0001.jpg"

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Voor de locaties vigeren diverse bestemmingsplannen. In onderstaande tabel is voor elke locatie zichtbaar welk bestemmingsplan geldt.

  Locatie   Bestemmingsplan   Vastgesteld  
1   Achterwillenseweg 96   Middenwillens   22-04-2009  
2   Gemaal Willens (nabij Goejanverwelledijk 10)   Bloemendaal   12-11-2009  
3   Zwembadlocatie Groenhovenpark   Bloemendaal   12-11-2009  
4   Monkeytown Sportcity   Bloemendaal   12-11-2009  
5   Sociaal Pension Livingstonelaan   Bloemendaal   12-11-2009  
6   Goejanverwelledijk   Kort Haarlem   23-03-1987  
7   Gouderaksedijk 133   Stolwijkersluis   25-04-2012  
8   Parkeerplaats Ridder van Catsweg 256   Plaswijck   12-11-2009  
9   Warmoezierskade 6   Noord   27-01-2010  
10   Nijverheidsstraat 30   Nieuwe Park Bedrijven   12-12-2012  
11   Nijverheidsstraat 14f   Nieuwe Park Bedrijven   12-12-2012  
12   Kabel Tennet   Kadebuurt, Kort Haarlem, Gouda-oost   25-05-2011  
13   Boelekade 42 – 48   Kadebuurt, Kort Haarlem, Gouda-oost   25-05-2011  
14   Wethouder Venteweg 80   Noord   27-01-2010  
15   Wethouder Venteweg 95   Noord   27-01-2010  
16   Jan van Riebeecklaan 101 – 103   Bloemendaal   12-11-2009  
17   De Veerstalhoeve   Stolwijkersluis   25-04-2013  
18   Geertruidahoeve 41   Plaswijck   02-06-2010  
19   Bibliotheek Bloemendaal   Plaswijck   12-11-2009  
20   Tankstation Goudse Poort 1   Goudsepoort   19-09-2012  
21   Tankstation Hanzeweg 1   Goudsepoort   19-09-2012  
22   Tankstation Nieuwe Gouwe Oostzijde 13c   Nieuwe Park Bedrijven   12-12-2012  

1.4 Bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan Veegplan 2013 bestaat uit bestemmingen en regels. De bestemming van de gronden is geometrisch bepaald door middel van lijnen, coderingen en arceringen. In de bestemmingen zijn regels ten aanzien van het bouwen en het gebruik opgenomen. Het plan gaat vergezeld va deze toelichting. In de toelichting worden de keuzes die zijn gemaakt bij het opstellen van de geometrische plaatsbepaling en de regels verantwoord en verduidelijkt. Vervolgens wordt hierin de uitvoerbaarheid van het plan aangetoond.

1.5 Leeswijzer

In deze toelichting worden, na dit inleidende hoofdstuk, in hoofdstuk 2 de aanpassingen beschreven, waarbij de inhoud en juridische vertaling per plangebied uiteen wordt gezet. Hoofdstuk 3 bevat het beleidskader en in hoofdstuk 4 worden de randvoorwaarden bij het plan toegelicht. De randvoorwaarden bestaan uit de diverse (milieu)planologische aspecten. Hoofdstuk 5 bevat een toelichting op de planopzet. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 de uitvoerbaarheid van het plan uitgewerkt.

Hoofdstuk 2 Aanpassingen

In dit hoofdstuk wordt per locatie de inhoud van de aanpassing beschreven. Vervolgens is beschreven hoe de vertaling in het bestemmingsplan heeft plaatsgevonden.

2.1 Achterwillenseweg 96

Inhoud aanpassing

Aan de Achterwillenseweg is destijds met toepassing van artikel 2.12 eerste lid, onder a, onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht medewerking verleend aan de  bouw van een appartementencomplex voor 15 woningen.

De gemeenteraad heeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan Middenwillens op 22 april 2009 er reeds mee ingestemd dat deze herontwikkeling van bedrijfskavel tot woonkavel planologisch mogelijk zou worden gemaakt door een herziening van het bestemmingsplan of een afwijking van het bestemmingsplan.

Juridische vertaling

Onderhavige gronden krijgen een Woon bestemming met een bouwvlak en bouwhoogte die afgestemd zijn op het appartementencomplex.

2.2 Gemaal Willens

Inhoud aanpassing

Ten noordoosten van Goejanverwelledijk 10 is destijds met toepassing van artikel 2.12 eerste lid, onder a, onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht medewerking verleend aan de  de realisatie van het gemaal 'Willens'. De gronden waar dit gemaal is gerealiseerd heeft in het vigerende bestemmingsplan de bestemmingen Sport, Water en Waterkering. Dit wordt aangepast in dit bestemmingsplan. Als onderdeel van de procedure is de raad geconsulteerd. De raad heeft toen ingestemd met deze ontwikkeling.

Juridische vertaling

De bestemming Water - Gemaal wordt opgenomen.

2.3 Zwembadlocatie Groenhovenpark

Inhoud aanpassing

In het Groenhovenpark is met toepassing van een projectbesluit ex artikel 3.10 Wro medewerking verleend aan de herontwikkeling van het zwembad. Voor het zwembadgebouw is in het vigerende bestemmingsplan een bouwvlak (goot hoogte 9 meter, bouwhoogte 13) opgenomen. Daarmee is het bepaalde uit het eerder genomen projectbesluit nu vastgelegd in een formeel bestemmingsplan. Als onderdeel van de procedure is de raad geconsulteerd. De raad heeft toen ingestemd met deze ontwikkeling.

Juridische vertaling

Regels en verbeelding worden conform projectbesluit opgenomen in dit bestemmingsplan. De gronden krijgen een Sport bestemming.

2.4 Monkeytown Sportcity

Inhoud aanpassing

in het Groenhovenpark is destijds met toepassing van artikel 2.12 eerste lid, onder a, onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht medewerking verleend aan de  de realisatie een indoor speeltuin. De betreffende gronden hebben in het vigerende bestemmingsplan een Sport bestemming, waarin een speelparadijs is uitgesloten. Als onderdeel van de procedure is de raad geconsulteerd. De raad heeft toen ingestemd met deze ontwikkeling.

Juridische vertaling

De betreffende gronden krijgen op de verbeelding de aanduiding 'specifieke vorm van sport - speelparadijs'. In de regels van de bestemming Sport wordt toegevoegd dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - speelparadijs' een speelparadijs is toegestaan. In de begrippen wordt een definitie opgenomen voor het begrip speelparadijs.

2.5 Sociaal Pension Livingstonelaan

Inhoud aanpassing

In 2007 is vrijstelling van het bestemmingsplan verleend voor het vestigen van het sociaal pension aan de Livingstonelaan. Vervolgens is het sociaal pension opgenomen in het bestemmingsplan Bloemendaal.

In 2010 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in het beroep dat was ingesteld tegen de verleende vrijstelling. Tegelijkertijd heeft de Raad van State uitspraak gedaan in het beroep dat was ingesteld tegen opnemen van het sociaal pension in bestemmingsplan Bloemendaal.

Kort samengevat hadden deze uitspraken de volgende consequenties: het beroep tegen de verleende vrijstelling werd ongegrond verklaard, waardoor deze vrijstelling onherroepelijk was geworden. Het beroep tegen het opnemen van het sociaal pension in het bestemmingsplan Bloemendaal werd gedeeltelijk gegrond verklaard, in die zin dat de Raad van State van mening was dat de wijze waarop de bestemming was vormgegeven (met specifieke aanduiding), niet correct was. Om die reden is de specifieke aanduiding vernietigd.

Omdat het sociaal pension wel over een onherroepelijke vrijstelling van het bestemmingsplan beschikte, had deze uitspraak geen directe consequenties voor de vestiging in het pand aan de Livingstonelaan. Wel is het gewenst om deze bestemming middels dit veegbestemmingsplan alsnog in het bestemmingsplan op te nemen, een en ander overeenkomstig de uitspraak van de Raad van State

Juridische vertaling

De functieaanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - sociaal pension' wordt opgenomen op het perceel. In de regels wordt het aantal wooneenheden gemaximaliseerd op 30.

2.6 Goejanverwelledijk

Inhoud aanpassing

Bij het opstellen van het bestemmingsplan Kadebuurt, Kort Haarlem, Gouda-oost is er voor gekozen voor het gebied waarbinnen verzorgingstehuis Hanepraij ligt een apart bestemmingsplan op te stellen. De Goejanverwelledijk zou in dit plan worden meegenomen. Per abuis is de Goejanverwelledijk echter buiten dit bestemmingsplan gelaten. Hierdoor is een ongewenste 'witte vlek' ontstaan, waarop het 'oude' bestemmingsplan nog van toepassing is. Het is gewenst deze 'witte vlek' in het veegbestemmingsplan alsnog van een geactualiseerde bestemming te voorzien.

Juridische vertaling

Conform vigerende bestemmingsplan worden de bestemmingen Verkeer, Groen en Water en de aanwezige dubbelbestemmingen opgenomen.

2.7 Gouderaksedijk 133

Inhoud aanpassing

Op het perceel Gouderaksedijk 133 is per abuis de aanduiding 'naschoolse opvang' opgenomen.

Juridische vertaling

De aanduiding buitenschoolse opvang wordt verwijderd van het perceel Gouderaksedijk 133. Op de verbeelding wordt ter plaatse van de aanduiding op nr 133 de Woonbestemming (Wonen - 2) opgenomen, zonder functieaanduiding naschoolse opvang.

2.8 Parkeerplaats Ridder van Catsweg 256

Inhoud aanpassing

Bij de appartementen aan de Ridder van Catsweg 256 a-f is een strook snippergroen verkocht. Afspraak met de bewoners is, dat de grond wordt bestemd voor 'Parkeren'. De bestemming van deze parkeerplaatsen moet worden aangepast.

Juridische vertaling

De verkochte gronden krijgen een Verkeer - Verblijf bestemming in plaats van een Groen bestemming.

2.9 Warmoezierskade 6

Inhoud aanpassing

Per abuis is voor het perceel Warmoezierskade 6 een woonbestemming opgenomen. Op grond van het oude bestemmingsplan was een bedrijfsbestemming (garage) van toepassing en het pand wordt ook zo gebruikt. Het is daarom gewenst de bestemming te wijzigen van 'wonen' in 'bedrijf'.

Juridische vertaling

De bestemming van het perceel Warmoeziersskade 6 wordt aangepast in Bedrijf (met milieucategorie 2) en een specifieke aanduiding voor een garagebedrijf.

2.10 Nijverheidsstraat 30

Inhoud aanpassing

Op de verbeelding van bestemmingsplan 'Nieuwe Park Bedrijven' is per abuis niet de gehele laad- en loskade opgenomen. Hoewel de bestemming 'water' ook de aanwezigheid van een laad- en loskade mogelijk maakt, is het vanuit juridisch oogpunt toch gewenst om de gehele laad- en loskade op de verbeelding weer te geven.

Juridische vertaling

Voor het ontbrekende gedeelte van de laad- en loskade wordt de functieaanduiding laad- en losplaats opgenomen. De onderliggende bestemmingen Water en Waterstaat - Waterkering worden overgenomen.

2.11 Nijverheidsstraat 14f

Inhoud aanpassing

Op de verbeelding is op de locatie Nijverheidsstraat 14f geen goede bouwhoogte opgenomen voor een menggebouw. Voorgesteld wordt om de verbeelding voor dit deel van het plangebied aan te passen door een specifieke bouwhoogte op te nemen. Daarmee wordt het plan aangepast aan de feitelijke situatie die bestond voordat het bestemmingsplan werd opgesteld.

Juridische vertaling

Ter plaatse van het menggebouw wordt een hoogteaanduiding opgenomen van 35 meter.

2.12 Kabel Tennet

Inhoud aanpassing

Een kabel van Tennet die onder de Hollandsche IJssel doorloopt is per abuis niet in het bestemmingsplan opgenomen. Dit dient alsnog te gebeuren. De kabel ligt ter hoogte van het trafostation in bestemmingsplan Stolwijkersluis.

Juridische vertaling

De kabel van Tennet wordt overeenkomstig de bestemming Leiding - Gas uit het bestemmingsplan Stolwijkersluis overgenomen.

2.13 Boelekade 42 – 48

Inhoud aanpassing

In het bestemmingsplan Kadebuurt, Kort Haarlem, Goud Oost is de toegestane bouw- en goothoogte abusievelijk verlaagd. Voorstel is om Boelekade 42 – 48 in het veegplan op te nemen met een bouw- en goothoogte van 12 meter en het bouwvlak aan te passen conform het bouwplan.

Voor het bouwvlak wordt voorgesteld, voor het noordwestelijke deel van het bouwblok, de achtergevelrooilijn te verplaatsen. Het zuidoostelijke deel van het bouwblok kan conform huidige plan gehandhaafd blijven.

Juridische vertaling

Bouwvlak en bouw- en goothoogten worden opgenomen conform bovenstaande. De onderliggende Gemengde bestemming wordt overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan.

2.14 Wethouder Venteweg 80

Inhoud aanpassing

Door het college is toegezegd dat het bouwvlak uit het oude bestemmingsplan dat per abuis niet in het vigerende bestemmingsplan is opgenomen bij de eerstvolgende herziening van het bestemmingsplan wordt meegenomen.

Juridische vertaling

Het bouwvlak op onderhavig perceel wordt 8 meter breed en 16 meter diep. De onderliggende bestemming blijft onveranderd.

2.15 Wethouder Venteweg 95

Inhoud aanpassing

In het bestemmingsplan Noord is het perceel Wethouder Venteweg 95 bestemd tot Wonen. Op de verbeelding  is één  hoofdbebouwingsvlak voor één woning opgenomen. Echter, feitelijk zijn er twee woningen op dit perceel aanwezig. Met toepassing van de kruimelregeling  is afgeweken van het bestemmingsplan teneinde de tweede woning te legaliseren.

Juridische vertaling

Voor beide woningen wordt een bouwvlak opgenomen. Op het perceel worden dus twee bouwvlakken opgenomen.

2.16 Jan van Riebeecklaan 101 – 103

Inhoud aanpassing

Aan de Jan van Riebeecklaan 101 en 103 is destijds met toepassing van artikel 19 WRO medewerking verleend aan de  bouw van een appartementencomplex. Op de verbeelding van het bestemmingsplan Bloemendaal is echter het oude onderliggende bouwvlak van het voormalige kantoorgebouw blijven staan.

Juridische vertaling

Het bouwvlak van het appartementengebouw wordt op de verbeelding opgenomen binnen een woonbestemming.

2.17 Veerstalhoeve

Inhoud aanpassing

In de oorspronkelijke plannen voor de pensionstalling zou de benodigde bebouwing verspreid zijn over drie percelen. Bij uitwerking van de plannen is gebleken dat het zowel uit landschappelijk oogpunt als vanuit de bedrijfsvoering beter is om de bebouwing op twee percelen te concentreren en het derde perceel onbebouwd te laten. Voor een ontwikkeling op onderhavig perceel is een aanvraag ingediend om te mogen afwijken van het bestemmingsplan. Voor de ontwikkeling is voor het middelste perceel een hoger bebouwingspercentage nodig dan nu opgenomen (10%). Uitgangspunt is dat het totale mogelijke bebouwingsoppervlak niet toeneemt.

Juridische vertaling

Het bouwvlak van het linkerperceel (met een bebouwingspercentage van 20%) komt in het veegplan te vervallen. Het bebouwingspercentage van het middelste perceel (staat nu op 10%) wordt aangepast in 18%.

2.18 Geertruidahoeve 41

Inhoud aanpassing

Bij het perceel Geertruidahoeve 41 is een strook grond (snippergroen) verkocht.

Juridische vertaling

De Openbaar Groen bestemming wordt gewijzigd in een Woon bestemming, zonder bouwmogelijkheden.

2.19 Bibliotheek Bloemendaal

Inhoud aanpassing

Door de raad is besloten het perceel van de bibliotheek Bloemendaal te herbestemmen. De raad heeft aangegeven de bestemming te willen wijzigen van 'Maatschappelijk ' naar bestemming 'Centrum'.

Juridische vertaling

De bestemming Maatschappelijk wordt aangepast in de bestemming Centrum.

2.20 Tankstation Goudse Poort 1

Inhoud aanpassing

Op de verbeelding is op de locatie geen aanduiding opgenomen voor het bestaande verkooppunt motorbrandstoffen met lpg.

Juridische vertaling

De aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' wordt toegevoegd.

2.21 Tankstation Hanzeweg 1

Inhoud aanpassing

Ter plaatse is een tankstation beoogd. De gemeente wenst medewerking te verlenen aan deze beoogde ontwikkeling.

Juridische vertaling

De aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' wordt toegevoegd. Daarnaast wordt het bouwvlak iets verruimd.

2.22 Tankstation Nieuwe Gouwe Oostzijde 13c

Inhoud aanpassing

Er is een omgevingsvergunning aangevraagd voor het oprichten van een onbemand tankstation ten behoeve van motorpersonenverkeer zonder LPG. Het gaat om het plaatsen van een luifel, technische ruimte en een prijzenbord. De gemeente wenst medewerking te verlenen aan het inititiatief.

Juridische vertaling

De aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' wordt toegevoegd.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

De voorgenomen ontwikkelingen binnen het plangebied moet passen binnen het vigerend beleid op zowel nationaal, provinciaal, regionaal als gemeentelijk niveau. Het beleid maakt het kader waarbinnen dit bestemmingsplan moet passen. Dit beleidskader is daarom in dit hoofdstuk uitgewerkt. De verschillende overheidsorganen hebben beleidsstukken opgesteld waarin ze de ruimtelijke ordening sturen. Dit bestemmingsplan moet passen in deze beleidsstukken door de verschillende lagen van de overheid heen. Voor de ontwikkeling en het plangebied zijn verschillende beleidsstukken relevant. Hierna zijn kort de belangrijkste bevindingen uit het beleid beschreven en wordt aangegeven hoe de ontwikkeling van het plangebied hierop inspeelt.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Barro en Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een  aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij het Barro kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit.

Doelen

In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Nationale belangen

Voorgaande (hoofd)doelstellingen zijn in de structuurvisie vertaald naar nationale belangen. Deze zijn – direct of indirect – ook opgenomen in het Barro, waarmee zij juridisch doorwerken in bestemmingsplannen. De volgende rijksbeleidspunten zijn van toepassing op het plangebied:

  • 1. Een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren. In dit kader blijft het Rijk gebiedsgerichte afspraken maken met de stedelijke regio's over de programmering van verstedelijking (woningbouw), zowel kwantitatief als kwalitatief.
  • 2. Efficiënt gebruik van de ondergrond.
  • 3. Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen.
  • 4. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarwegen.
  • 5. Het instandhouden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen.
  • 6. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's.
  • 7. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling.
  • 8. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)-nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
  • 9. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten.
  • 10. Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

3.1.2 Conclusie rijksbeleid

Voorliggend bestemmingsplan dient met name ter reparatie van vigerende ruimtelijke plannen binnen de gemeente Gouda. De ontwikkelingen zijn met name kleine aanpassingen waardoor de bestaande situatie en de planologische situatie op elkaar worden afgestemd. De ontwikkelingsruimte in dit bestemmingsplan is dermate kleinschalig dat rijksbelangen niet worden geschaad.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Provinciale Structuurvisie: Visie op Zuid-Holland, ontwikkeling met schaarse ruimte

Op 2 juli 2010 hebben provinciale staten van Zuid-Holland de provinciale Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" vastgesteld. Op 23 februari 2011, 29 februari 2012 en 30 januari 2013 hebben provinciale staten de provinciale structuurvisie gewijzigd en geactualiseerrd door het vaststellen van respectievelijk de 1e Herziening Provinciale Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" en de Actualisering 2011 en 2012.

De structuurvisie bevat het ruimtelijk beleid tot 2020 met een doorkijk naar 2040. Het accent ligt op sturing vooraf en sturing op kwaliteit. Het beleid gaat in op verschillende provinciale belangen. De bevolking in Gouda zal naar verwachting tussen 2009 en 2025 tot 5% groeien. De trek naar de stad zal toenemen en de kwantiteit en kwaliteit van de woon- en werkmilieus sluiten nog niet goed aan bij de marktvraag. Het aanbod van aantrekkelijke, gemengde milieus, met een goede bereikbaarheid van werk, voorzieningen en recreatie, zal vergroot moeten worden. Daarnaast zal het stedelijk netwerk versterkt moeten worden. Energievoorzieningen moeten duurzaam worden, er moet voldoende aanbod zijn in verschillende woonmilieus en het voorzien in een gezonde leefomgeving is van belang.

3.2.2 Provinciale Verordening Ruimte; ontwikkelen met schaarse ruimte

De provincie heeft verschillende instrumenten om het provinciaal ruimtelijk beleid uit te voeren. De Verordening Ruimte is één van deze instrumenten. In de provinciale verordening zijn de zaken vastgelegd die generiek van aard zijn (relevant voor alle gemeenten of een bepaalde groep gemeenten) en in eerste instantie vooral een werend of beperkend karakter hebben. Tevens zijn de nationale belangen zoals vastgelegd in de AMvB Ruimte ook in de provinciale verordening opgenomen ten behoeve van een doorwerking in de gemeentelijke (bestemmings)plannen. Tot slot zijn in de verordening regels gesteld over de inhoud van bestemmingsplannen en de inhoud van de toelichting van bestemmingsplannen. De verordening heeft slechts betrekking op een beperkt aantal onderwerpen. Bij het opstellen van bestemmingsplannen dient daarom ook rekening te worden gehouden met ander provinciaal beleid. Bovendien moet worden voldaan aan de overige wet- en regelgeving.

3.2.3 Conclusie provinciaal beleid

Voorliggend bestemmingsplan dient met name ter reparatie van vigerende ruimtelijke plannen binnen de gemeente Gouda. De ontwikkelingen zijn met name kleine aanpassingen waardoor de bestaande situatie en de planologische situatie op elkaar worden afgestemd. De ontwikkelingsruimte in dit bestemmingsplan is dermate kleinschalig dat provinciale belangen niet worden geschaad.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Ruimtelijke structuurvisie Gouda 2005-2030

De gemeente Gouda heeft een structuurvisie 2005-2030 (o.b.v. WRO) opgesteld om een kader te geven waar toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen kunnen plaatsvinden. Dit is bedoeld als antwoord op de plannen die in de komende 20 jaar voorzien in verdere verstedelijking (15.000 tot 30.000 woningen) aan de westzijde van Gouda. In de visie wordt antwoord gegeven op drie vragen:

  • 1. wat zal de positie van de stad binnen de regio en de Randstad zijn, met name na de toekomstige verstedelijking?
  • 2. waar moet Gouda op inzetten? hoe kan de positieverandering van de stad ten gunste van Gouda en de regio worden aangewend?
  • 3. hoe kan dit kader worden gebruikt om lopende projecten binnen de stad op hun samenhang te bezien en nieuwe strategische projecten te formuleren?

Als gevolg van stedelijke ontwikkelingen in de stad en de Zuidplaspolder, zal de functie als regionale verzorgingskern binnen het groene hart afzwakken en zal Gouda steeds meer onderdeel worden van de Zuidvleugel van de Randstad. Hierdoor komt het voorzieningenapparaat in Gouda onder druk te staan. In de komende decennia zal Gouda zich ook meer moeten afstemmen op de regionale ontwikkelingen, wat dus zal betekenen dat er een verschuiving in het voorzieningsaanbod plaatsvindt.

Gouda stelt voor 2030 een aantal uitgangspunten:

  • de binnenstad vitaal houden;
  • versterken van de regiofunctie: voorzieningen in Gouda moeten aansluiten op de behoefte van toekomstige Zuidplasbewoners;
  • verbeteren van de ontsluiting en de bereikbaarheid, zowel het autoverkeer als het openbaar vervoer;
  • realiseren van voldoende, gedifferentieerde en aantrekkelijke woonmilieus binnen de stad: het woningaanbod is op het moment te eenzijdig en er is vooral vraag naar woningen voor starters en lagere inkomens;
  • ontwikkelen van stedelijke knooppunten, om beter aan te sluiten bij de Randstad;
  • voldoende werkgelegenheid/economisch perspectief;
  • benutten van de groene omgeving;
  • realiseren van een duurzaam watersysteem;
  • versterken van het leefklimaat in de wijken;
  • optimaliseren van de milieukwaliteit.

Om de binnenstad vitaal te houden wordt in de ruimtelijke structuurvisie voorzien in het realiseren van uitloopgebieden aan de rand van de binnenstad. In deze gebieden zal ruimte moeten worden geboden aan functies die een belangrijk onderdeel uit maken van het functieaanbod behorende bij de binnenstad maar vanuit het oogpunt van maat en schaal niet meer passen.

Voorliggend bestemmingsplan dient met name ter reparatie van vigerende ruimtelijke plannen binnen de gemeente Gouda. De ontwikkelingen zijn met name kleine aanpassingen waardoor de bestaande situatie en de planologische situatie op elkaar worden afgestemd. Het plan is niet in strijd met de Ruimtelijke structuurvisie Gouda 2005-2030.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

4.1 Milieu

De beleidsvelden milieu en ruimtelijke ordening groeien het laatste decennium steeds meer naar elkaar toe. Ook op rijksniveau wordt steeds meer aandacht gevraagd voor de wisselwerking tussen milieu en ruimtelijke ordening. Milieubeleid kan soms beperkingen opleggen aan de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen, maar is primair bedoeld om een zo optimaal mogelijke leefomgeving te realiseren.

Dit milieukundige randvoorwaarden richten zich op de volgende milieuaspecten:

4.1.1 Bodem

Wettelijk kader

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

Onderzoek en resultaten

Uit het Bodemloket (www.bodemloket.nl) blijkt dat ter plaatse van het plangebied meerdere historische activiteit bekend zijn die mogelijk hebben geleid tot bodemvervuiling. Daarnaast zijn er locaties die in het verleden onderzocht of gesaneerd zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.0001BPVeegplan-DF01_0002.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0513.0001BPVeegplan-DF01_0003.png"

Figuur 4.1 Bodemkwaliteit (www.bodemloket.nl)

Het voorliggende bestemmingsplan legt grotendeels de bestaande situatie vast. Het is daardoor niet noodzakelijk om de bodemkwaliteit binnen het gehele plangebied vast te stellen.

De locaties waar wel ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt, zijn:

  • Veerstalhoeve: het bouwingspercentage wordt aangepast;
  • Nieuwe Gouwe Oostzijde 13a: bestemmingsplan maakt onbemand tankstation mogelijk;
  • Hanzeweg 1: bestemmingsplan maakt verkoopppunt motorbrandstof zonder lpg mogelijk;
  • Bibliotheek Bloemendaal: de bestemming maatschappelijk wordt centrum.

Voor deze ontwikkelingen geldt over het algemeen dat de beoogde bestemming niet gevoeliger is voor de bodemkwaliteit dan de reeds aanwezige bestemmingen of dat de ontwikkeling slechts gaat om de interne functieverandering van een gebouw waarbij de bodem niet wordt geroerd. Voor deze ontwikkelingen is in het kader van het bestemmingsplan dan ook geen bodemonderzoek noodzakelijk.

Voor de beoogde aanpassingen van de bouwvlakken blijkt uit het bodemloket dat er ter plaatse geen specifieke historische activiteiten bekend zijn die mogelijk hebben geleid tot bodemverontreiniging. In het kader van het bestemmingsplan is hiermee de bodemkwaliteit voldoende in beeld gebracht. In het kader van de vergunningaanvraag voor bouwen dient ter plaatse bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Conclusie

Er wordt geconcludeerd dat het aspect bodem de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

4.1.2 Luchtkwaliteit

Wettelijk kader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof   toetsing van   Grenswaarde   geldig  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   60 µg/m³   2010 tot en met 2014  
  jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³   vanaf 2015  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³   vanaf 11 juni 2011  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

NIBM

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen.

Onderzoek en resultaten

Het bestemmingsplan maakt slechts ontwikkelingen mogelijk die niet of 'niet in betekende mate' bijdragen aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Als het gaat om de verkeersgeneratie zijn met name de mogelijkheden voor de realisatie van een onbemand tankstation aan de Nieuwe Gouwe Oostzijde 13a van belang. Uitgaand van gemiddeld 300 tankbeurten per etmaal genereert het tankstation 600 mvt/etmaal. De daadwerkelijke verkeerstoename zal aanzienlijk lager liggen, omdat een groot deel van het verkeer in de autonome situatie ook al van de ontsluitende wegen gebruik maakt. Uit de NIBM-tool die is ontwikkeld door het (toenmalige) ministerie van VROM blijkt dat een verkeersgeneratie van 600 mvt/etmaal 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Ook ter plaatse van de Hanzeweg 1 zal een tankstation gerealiseerd worden. De verkeerstoename bij dit station zal niet hoger liggen dan bij het tankstation aan de Nieuwe Gouwe Oostzijde. Gesteld kan dan ook worden dat deze ontwikkeling 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de luchtverontreinigende stoffen in de omgeving van deze locatie.

Het effect op de luchtkwaliteit van de ontwikkelingen die worden mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan bedraagt in geen geval meer dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarden voor PM10 en NO2. Het plan heeft dan ook geen relevante gevolgen voor de luchtkwaliteit binnen het plangebied en in de omgeving daarvan. Een toetsing aan de grenswaarden kan achterwege blijven.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van Gouda gegeven. Uit de informatie die beschikbaar is via de Monitoringstool (die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort) blijkt dat de jaargemiddelde concentratie fijn stof in 2011 (als referentiejaar voor de grenswaarde) langs de wegen in Gouda onder de 35 µg/m³ ligt. De jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide in 2015 (als referentiejaar voor de grenswaarde) ligt in Gouda ook over het algemeen onder de 35 µg/m³. Alleen direct langs de A12 vindt plaatselijk een overschrijding van de grenswaarde plaats. De ontwikkelingslocaties zijn echter op grotere afstand van de rijksweg A12 gelegen. Ter plaatse zal dan ook worden voldaan aan de grenswaarden omdat de concentraties luchtverontreinigende stoffen afnemen naarmate een locatie verder van de weg ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.0001BPVeegplan-DF01_0004.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0513.0001BPVeegplan-DF01_0005.png"

Figuur 4.2 Concentraties fijn stof (monitoringstool)

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.0001BPVeegplan-DF01_0006.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0513.0001BPVeegplan-DF01_0007.png"

Figuur 4.3 Concentraties stikstofdioxide (monitoringstool)

Conclusie

De Wlk staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg. Ontwikkelingsmogelijkheden in plan dragen slechts 'niet in betekenende mate' bij aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Binnen het plangebied is uit het oogpunt van luchtkwaliteit sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.1.3 Geluid
4.1.3.1 Wegverkeerslawaai

Wettelijk kader

Wettelijke geluidszone

Langs alle wegen – met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven – bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg moet worden getoetst. De geluidshinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. De zonebreedte van wegen is afhankelijk van een binnen- of buitenstedelijke ligging van de weg en het aantal rijstroken van de weg en wordt gemeten uit de kant van de weg.

Nieuwe situaties

Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen binnen de wettelijke geluidszone van een weg gelden bepaalde voorkeursgrenswaarden en uiterste grenswaarden. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de maximaal toelaatbare hogere waarde niet te boven gaan. De uiterste grenswaarde voor wegen is op grond van artikel 83 Wgh afhankelijk van de ligging van de woningen (binnen- of buitenstedelijk).

De geluidswaarde binnen de geluidsgevoelige bestemmingen dient in alle gevallen te voldoen aan de in het Bouwbesluit neergelegde norm.

Onderzoek en conclusie

Binnen het bestemmingsplan worden alleen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt waarvoor reeds een procedure is doorlopen.

Een uitzondering hierop vormt de bibliotheek Bloemendaal. Hier wordt de bestemming gewijzigd van 'Maatschappelijk ' naar 'Centrum'. Binnen 'Maatschappelijk waren zorggerelateerde woningen mogelijk en binnen 'Centrum' wordt wonen op de verdieping mogelijk. Aangezien beide functies geluidsgevoelig zijn en voor deze functies dezelfde normen uit de Wgh gelden kan akoestisch onderzoek naar deze functiewijziging achterwege blijven.

Het apect wegverkeerslawaai staat de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

4.1.3.2 Industrielawaai

Wettelijk kader

Volgens de Wet geluidhinder dienen alle industrie- en bedrijventerreinen, waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, gezoneerd te zijn. Bedoelde inrichtingen – vroeger ook wel 'A-inrichtingen' genoemd – worden nader genoemd in het Besluit omgevingsrecht. Rondom deze industrieterreinen dient een geluidszone te worden vastgesteld en vastgelegd in bestemmingsplannen. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting als gevolg van het industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Bij het mogelijk maken van nieuwe geluidsgevoelige functies dient rekening te worden gehouden met de zonering van industrielawaai. Nieuwe geluidsgevoelige functies (zoals woningen) binnen de zonegrens zijn niet zonder meer toegestaan. Indien er binnen de 50 dB(A)-contour, de zonegrens van het industrieterrein, geluidsgevoelige functies (bijvoorbeeld woningen) mogelijk worden gemaakt, geldt een onderzoeksplicht. Wanneer er voor een locatie binnen de zone industrielawaai wordt aangetoond dat de geluidsbelasting onder de 50 dB(A) ligt, is de bouw van geluidsgevoelige functies op die locatie toegestaan. Bij een geluidsbelasting van meer dan 50 dB(A) kan door burgemeester en wethouders een hogere grenswaarde worden vastgesteld tot maximaal 55 dB(A).

Onderzoek en conclusie

Binnen Gouda zijn vier gezoneerde industrieterreinen gelegen. Het gaat hierbij om de Kromme Gouwe, Middelblok, Hollandsche IJssel en trafostation Gouda. De delen van het plan waar daadwerkelijk ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt, zijn niet gelegen binnen de geluidszones van deze industrieterreinen. De aanwezigheid van de industrieterreinen levert dan ook geen belemmering op voor de vaststelling van voorliggende plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.0001BPVeegplan-DF01_0008.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0513.0001BPVeegplan-DF01_0009.png"

Figuur 4.4 Geluidszones (http://geo.zuid-holland.nl/geo-loket/html/atlas.html?atlas=bedrijventerreinen)

4.1.3.3 Spoorweglawaai

Wettelijk kader

Normstelling

Wettelijke geluidszone

Langs alle spoorwegen bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidhinder vanwege de spoorweg moet worden getoetst. De geluidhinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Binnen de geluidszone van spoorweg dient de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. De zonebreedte van spoorwegen is afhankelijk van de hoogte van het vastgestelde Geluidproductieplafond (GPP) en wordt gemeten uit de kant van de buitenste spoorstaaf.

Spoorwegen zijn opgenomen op de Regeling geluidplafondkaart Milieubeheer (RGM), waardoor de bronnen onder hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer (Wm) vallen. Wanneer het gaat om nieuwe geluidsgevoelige functies binnen de zone van een spoorweg, dient getoetst te worden aan de normen van de Wgh. De broninformatie dient ontleend te worden aan het geluidsregister zoals bedoeld in artikel 3.8 lid 2 en 3 van het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2012 (RMG 2012).

Nieuwe situaties

Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen binnen de wettelijke geluidszone van een spoorweg gelden bepaalde voorkeursgrenswaarden en uiterste grenswaarden. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de maximaal toelaatbare hogere waarde niet te boven gaan.

De geluidswaarde binnen de geluidsgevoelige bestemmingen dient in alle gevallen te voldoen aan de in het Bouwbesluit neergelegde norm.

Onderzoek en conclusie

Door Gouda loopt een spoorlijn. Binnen de geluidszone van deze spoorlijn worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt waaarvoor nog een procedure doorlopen moet worden. Het aspect spoorweglawaai staat de uitvoering van de plannen dan ook niet in de weg.

 

4.1.4 Bedrijven en milieuzonering

Wettelijk kader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).

Onderzoek en resultaten

Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit verschillende locaties. Voor de meeste locaties is al een ruimtelijke procedure doorlopen en wordt met onderhavig plan slechts de huidige situatie geregeld. Hiervoor is niet opnieuw getoets aan het aspect bedrijven en mileuzonering. Voor de ontwikkellocaties wordt deze toets wel uitgevoerd.

Ter plaatse van de bibliotheek Bloemendaal wordt de bestemming Centrum mogelijk gemaakt. Binnen deze bestemming wordt slechts kleinschalige bedrijvigheid, detailhandel en horeca mogelijk gemaakt. Hiervoor geldt op basis van de VNG-uitgave over het algemeen een richtafstand van 10 m tot een rustige woonwijk (en 0 m tot gemengd gebied). De dichtsbijzijnde bestaande woningen zijn op ruim 10 m van de voormalige bibiliotheek gelegen. De woningen die binnen het plangebied mogelijk worden gemaakt behoren tot gemengd gebied waardoor een richtafstand van 0 m geldt. Er wordt dus voldaan aan de richtafstand. Daarnaast is ten oosten van het plangebied reeds een centrumgebied aanwezig met verschillende kleinschalige bedrijvigheid. Voor deze bedrijvigheid geldt tevens een richtafstand van 10 m ten opzichte van hindergevoelige functies, zoals woningen die tevens ter plaatse van het plangebied worden mogelijk gemaakt. De afstand tot het plangebied is 15 m waardoor ook hierbij aan de richtafstand wordt voldaan. De aanwezige bedrijven zullen dan ook niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd.

Ter plaatse van de Veerstalhoeve wordt de grootte van het bouwvlak aangepast voor de mogelijke bouw van een nieuwe stal. Voor een paardenhouderij geldt op basis van de VNG-uitgave een richtafstand van 50 m tot een rustige woonwijk in verband met het aspect geur. De dichtsbijzijnde woning, niet behorende bij de eigen inrichting, is gelegen op ruim 50 m afstand. Er wordt dus voldaan aan de richtafstand. Daarnaast valt de paardenstal onder het Activiteitenbesluit. In het Activiteitenbesluit zijn algemene regels gesteld waar een paardenstal aan moet voldoen. In het milieuspoor wordt gewaarborgd dat aan deze regels wordt voldaan.

Op de percelen Nieuwe Gouwe Oostzijde 13a en de Hanzeweg 1 maakt het bestemmingsplan nieuwe tankstations mogelijk. Op grond van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering dient voor tankstations (zonder verkoop van LPG)  rekening te worden gehouden met een richtafstand van 30 meter ten opzichte van woningen binnen een 'rustige woonwijk'. Ten opzichte van woningen in gemengd gebied kan in bepaalde gevallen een kleinere afstand worden aangehouden. In de directe omgeving van de locaties zijn geen woningen gelegen. Er wordt dan ook voldaan aan de richtafstand van 30 meter. De realisatie van het tankstation zal niet leiden tot onaanvaardbare milieuhinder. Een tankstation valt tevens onder het Activiteitenbesluit. In het milieuspoor wordt gewaarborgd dat aan de regels zoals gesteld in het Activiteitenbesluit wordt voldaan.

Conclusie

Door het aanhouden van de richtafstanden zoals deze in de VNG-publicatie bedrijven en milieuzonering (editie 2009) zijn opgenomen wordt ter plaatse van de woningen omliggend aan de ontwikkellocaties een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gegarandeerd. Het aspect milieuhinder staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.1.5 Flora en fauna

Wettelijk kader

Beleid

Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De bescherming van de EHS is in Zuid-Holland in de provinciale Structuurvisie nader uitgewerkt.

Normstelling

Flora- en faunawet

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken de volgende interpretatie van artikel 11:

De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:

Nesten die het hele jaar door zijn beschermd

Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.

  • 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
  • 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
  • 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
  • 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).

Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd

In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.

  • 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.

De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Natuurbeschermingswet 1998

Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:

  • a. door de minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  • b. door de minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen beschermde natuurmonumenten;
  • c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.

De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EZ). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.

Onderzoek en resultaten

Het plangebied bestaat uit veel verschillende locaties. Voor de meeste locaties is al een ruimtelijke procedure doorlopen en betreft onderhavig plan slechts een beperkte aanpassing van de regels of wordt de huidige situatie geregeld. Voor deze locaties is niet opnieuw getoetst aan het aspect ecologie. Bij het aanvragen van een omgevingsvergunning dient dit aspect overigens wel (actueel) onderzocht te zijn.

In het plan worden echter ook enkele nieuwe ontwikkelingen opgenomen. Per locatie wordt hieronder aangegeven welke beschermde gebieden en soorten mogelijk voorkomen en of nader onderzoek nodig is voor de omgevingsvergunning.

Ridder van Catsweg 256

Het perceel bestaat uit een beschaduwde, grazige berm. Hier komen slechts licht beschermde soorten voor, zoals mol, egel, gewone pad en middelste groene kikker. De watergangen bieden leefgebied aan watervogels als meerkoet, wilde eend en waterhoen. Ook kan in de watergangen de matig beschermde kleine modderkruiper voorkomen. Indien werkzaamheden in de watergangen plaatsvinden, dient aantasting van de kleine modderkruiper voorkomen te worden door het treffen van maatregelen (verplaatsen). Als gewerkt wordt volgens een goedgekeurde gedragscode is hiervoor geen ontheffing nodig.

Vooralsnog wordt er van uitgegaan dat de aanwezige populieren behouden blijven. Indien deze bomen toch worden gekapt dient vooraf te worden bepaald of zich in deze bomen vaste rust-, verblijfs- en voortplantingsplaatsen bevinden van bijvoorbeeld vleermuizen of jaarrond beschermde nesten van vogels. Indien dit het geval is dienen maatregelen getroffen te worden om overtreding van de Flora- en faunawet te voorkomen.

Geertruidahoeve 41

Het hier aanwezige groen herbergt slechts algemene, licht beschermde soorten, zoals egel, gewone pad en middelste groene kikker. Daarnaast broeden hier mogelijk verschillende soorten struweelvogels als merel, winterkoning en roodborst. Vaste rust-, verblijfs- en voortplantingsplaatsen van vleermuizen of jaarrond beschermde nesten van vogels zijn hier afwezig. Indien de herinrichting buiten het broedseizoen wordt gerealiseerd staat de Flora- en faunawet de uitvoering van het plan niet in de weg.

Veerstalhoeve

De betreffende percelen maken geen deel uit van en liggen niet nabij een beschermd natuurgebied zoals Natura 2000. In de omgeving maken de veenweidegronden wel deel uit van het EHS-gebied Het Beijersche. De bebouwing wordt gerealiseerd aansluitend aan bestaand bebouwd gebied. De ontwikkeling ligt ook aan de rand van het EHS-gebied en is niet van invloed op het functioneren hiervan.

Op de percelen komen licht beschermde soorten voor, zoals mol, veldmuis, gewone pad en middelste groene kikker. De watergangen bieden leefgebied aan watervogels als meerkoet, wilde eend en waterhoen. Ook kan in de watergangen de matig beschermde kleine modderkruiper voorkomen. Zwaarder beschermde soorten worden vanwege het bestaande agrarische gebruiken van de percelen niet verwacht. Indien werkzaamheden in de watergangen plaatsvinden, dient aantasting van de kleine modderkruiper voorkomen te worden door het treffen van maatregelen (verplaatsen). Als gewerkt wordt volgens een goedgekeurde gedragscode is hiervoor geen ontheffing nodig.

Bibliotheek Bloemendaal

De locatie maakt geen deel uit van en ligt niet nabij een beschermd natuurgebied zoals Natura 2000 of de EHS.

De bibliotheek krijgt een nieuwe bestemming waarbij alleen de gebruiksfunctie wijzigt. Nader ecologisch onderzoek kan derhalve achterwege blijven. Uiteraard geldt bij eventuele verbouwingwerkzaamheden de algemene zorgplicht van de Flora- en faunawet.

Tankstation Nieuwe Gouwe Oostzijde 13c en Hanzeweg 1

De locatie maakt geen deel uit van en ligt niet nabij een beschermd natuurgebied zoals Natura 2000 of de EHS.

Gelet op het karakter van het gebied (volledig verhard, nauwelijks begroeiing), en het feit dat er geen bomen worden gekapt wordt geconcludeerd dat geen matig en zwaar beschermde soorten voorkomen in het gebied. In het gebied komen hoogstens licht beschermde (tabel 1) soorten, zoals mol, egel en veldmuis voor. De groenstructuur rond het plangebied wordt niet beïnvloed door de vestiging van een tankstation.. Overtreding van de Flora- en faunawet wordt uitgesloten. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.

Conclusie

Het aspect flora en fauna staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.1.6 Externe veiligheid

Wettelijk kader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.

Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water en (spoor)wegen opgenomen. Op basis van de circulaire is voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties geldt een richtwaarde van 10-6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR nog buiten deze 200 m strekken.

Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de circulaire per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden en plasbrandaandachtsgebieden uit het Basisnet Wegen en Basisnet Water opgenomen in de circulaire.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.

Onderzoek en resultaten

Binnen Gouda zijn verschillende risicobronnen gelegen, zoals de rijksweg A12, hoofdaardgastransportleidingen, provinciale wegen en benzineservicestations (met verkoop LPG). Ter plaatse van het overgrote deel van de planlocaties vinden geen feitelijke ontwikkelingen plaats waarbij (beperkt) kwetsbare objecten binnen de PR 10-6 risicocontouren van deze risicovolle objecten mogelijk worden gemaakt of waarbij de de personendichtheden binnen de invloedsgebieden toenemen. Het aspect externe veiligheid is voor deze locaties dan ook niet van belang.

Op een beperkt aantal locaties vinden wel ontwikkelingen plaats die van belang kunnen zijn in het kader van de externe veiligheid. Deze locaties worden hieronder besproken.

De ontwikkellocatie bibliotheek Bloemendaal is niet gelegen binnen de PR 10-6 risicocontour of het invloedsgebied van risicovolle objecten. De beoogde ontwikkeling is dan ook niet van invloed op de veiligheidssituatie in het plangebied.

In de omgeving van de ontwikkellocatie de Veerstalhoeve is de provinciale weg N207 gelegen. Over deze weg vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Uit tellingen blijkt dat over de weg 234 GF3 transporten per jaar plaastvinden. Pas bij 500 transporten of meer is sprake van een PR 10-6 risicocontour. Hiervan is bij deze weg dus geen sprake. De hoeveelheid transporten van GF3 is daarnaast dusdaning laag vergeleken met de drempelwaarden uit de Handleiding Risicoanalyse Transport (Ministerie van infrastructuur en milieu, d.d. 1 november 2011) dat er ook geen sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Het verplaatsen van het bebouwingspercentage ter plaatse heeft geen gevolgen voor de hoogte van het groepsrisico.

In de omgevig van de zwembadlocatie Groenhovenpark is het benzineservicestation Van Loon's gelegen (LPG doorzet 1.499 m3 per jaar). Dit is een bevi-inrichting. Rondom deze inrichting zijn drie PR 10-6 risicocontouren gelegen. Ronomd het vulpunt ligt een PR contour van 110 m, rondom het ondergrond reservoer van 25 m en rondom de afleverinstallatie van 15 m. Het invloedsgebied van het groepsrisico is 150 m. De afstand tot de ontwikkellocatie is ruim 200 m. Dit is buiten de PR 10-6 risicocontouren en buiten het invloedsgebied. De aanwezigheid van het tankstation levert dan ook geen belemmering op voor de beoogde ontwikkeling.

Aan de Nieuwe Gouwe Oostzijde 13a en de Hanzeweg 1 maakt het bestemmingsplan nieuwe tankstation mogelijk. Ter plaatse zal geen verkoop van LPG plaatsvinden. Dit betekent dat het tankstation niet onder de werkingssfeer van het Besluit externe veiligheid inrichtingen valt. Er is geen sprake van risicocontouren of effectafstanden die leiden tot ruimtelijke beperkingen in de omgeving van onbemande tankstations.

Het tankstation aan de Goudse Poort 1 is reeds mogelijk gemaakt in een separate procedure. Externe veiligheid is in die procedures reeds getoetst. Dit Veegplan zorgt enkel voor een juiste jurische verwerking. Bij het tankstation wordt LPG verkocht. Door middel van voorliggende plan wordt de doorzet aan LPG niet veranderd waardoor ten opzichte van de huidige situatie de risicosituatie voor de omgeving ook niet veranderd.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

4.1.7 Kabels en leidingen

Wettelijk kader

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18”;
  • defensiebrandstoffen;
  • warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18”.

Onderzoek en conclusie

Er zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Met eventueel aanwezige overige planologisch gezien niet-relevante leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) in of nabij het plangebied hoeft in het bestemmingsplan geen rekening te worden gehouden. Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

4.2 Waterhuishouding

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt deels binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland en deels binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, beide verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerders over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerders worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Verordening Ruimte
  • Provinciale Structuurvisie

Waterschapsbeleid

Waterbeheerplannen 2010-2015

Voor de planperiode 2010-2015 zullen de Waterbeheerplan (WBP) van Rijnland en van Schieland en de Krimpenerwaard van toepassing zijn. In deze plannen geven de waterbeheerders aan wat hun ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water.

Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn én blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij willen de waterbeheerders dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekeninghoudend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. Het waterbeheerplan sorteert voor op deze ontwikkelingen.

Keur en Beleidsregels 2009

Per 22 december 2009 is een nieuwe Keur in werking getreden, alsmede nieuwe Beleidsregels die per 27 mei 2011 geactualiseerd zijn. Een nieuwe Keur is nodig vanwege de totstandkoming van de Waterwet en daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. Verder zijn aan deze Keur bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. De 'Keur en Beleidsregels' maken het mogelijk dat de waterbeheerders hun taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerders kunnen uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor:

  • waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden);
  • watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken);
  • andere waterstaatswerken (onder andere bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen).

De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken. Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als de waterbeheerders daarin toestemmen, dan wordt dat geregeld in een Watervergunning op grond van de Keur. De Keur is daarmee een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen.

Gemeentelijk beleid

De actualisatie Waterplan Gouda, periode 2011-2015 is een bondige visie op het gehele watersysteem met beschrijving van uit te voeren onderzoeken, te nemen maatregelen en met afspraken over taken en verantwoordelijkheden. Het doel is een goed functionerend watersysteem dat aan geldende normen en aan de wet- en regelgeving voldoet inclusief de Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW).

De actualisatie geeft een beeld van de opgaven met een overzicht van de acties, die nodig zijn om de visie te realiseren. Belangrijke elementen van de visie zijn het houden van droge voeten, gezond water met een goede kwaliteit voor mens en natuur, en water om naar te kijken en van te genieten.

Huidige situatie

Algemeen

Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op een aantal locaties in de gemeente Gouda, te weten:

  • 1. Achterwillenseweg 96 (Middenwillens)
  • 2. Gemaal Willens (nabij Goejanverwelledijk 10)
  • 3. Zwembadlocatie Groenhovenpark
  • 4. Monkeytown Sportcity (Groenhovenpark)
  • 5. Sociaal Pension Livingstonelaan
  • 6. Goejanverwelledijk
  • 7. Gouderaksedijk 133
  • 8. Parkeerplaats Ridder van Catsweg 256 a-f
  • 9. Warmoezierskade 6
  • 10. Nijverheidsstraat 30 (achterzijde perceel)
  • 11. Nijverheidsstraat 14f
  • 12. Kabel Tennet
  • 13. Boelekade 42 – 48
  • 14. Wethouder Venteweg 80
  • 15. Wethouder Venteweg 95
  • 16. Jan van Riebeecklaan 101 – 103
  • 17. Veerstalhoeve (Gouderakse Tiendweg)
  • 18. Geertruidahoeve 41
  • 19. Bibliotheek Bloemendaal
  • 20. Tankstation Goudse Poort 1
  • 21. Tankstation Hanzeweg 1
  • 22. Tankstation Nieuwe Gouwe Oostzijde 13c

Kenmerken watersysteem

Ter plaatse van de locaties waarop dit bestemminsplan betrekking heeft, zijn verschillende aspecten uit het watersysteem van belang. De belangrijkste aspecten worden in onderstaande tabel weergegeven.

Het overgrote deel van de locaties zijn gelegen binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Uitsluitend de Gouderaksedijk 133 en de Veerstalhoeve zijn gelegen in het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard.

Locatie   Bodem   Grondwater-rap   Aanwezigheid water   Beschermingszone water   Kering en beschermings-zone  
Achterwillenseweg 96 (Middenwillens)   Veen   II   Primair en overig polderwater   Ja   Nee  
Gemaal Willens (nabij Goejanverwelledijk 10)   Rivierklei   II   Primair polderwater   Ja   Nee  
Zwembadlocatie Groenhovenpark   Veen   II   Overig polderwater   Nee   Nee  
Monkeytown Sportcity (Groenhovenpark)   Veen   II   Overig polderwater   Nee   Nee  
Sociaal Pension Livingstonelaan   Veen   II   Overig polderwater   Ja   Nee  
Goejanverwelledijk   Rivierklei   II   Primair polderwater   Ja   Ja  
Gouderaksedijk 133   Veen   II   Overig water   Nee   Ja  
Parkeerplaats Ridder van Catsweg 256 a-f   Veen   II   Nee   Nee   Nee  
Warmoezierskade 6   Veen   II   Nee   Nee   Nee  
Nijverheidsstraat 30 (achterzijde perceel)   Veen   II   Nieuwe Gouwe   Ja   Ja  
Nijverheidsstraat 14f   Veen   II   Nieuwe Gouwe   Ja   Ja  
Boelekade 42 – 48   Veen   II   Nee   Nee   Nee  
Wethouder Venteweg 80   Veen   II   Overig polderwater   Ja   Nee  
Wethouder Venteweg 95   Veen   II   Nee   Ja   Ja  
Jan van Riebeecklaan 101 – 103   Veen   II   Overig polderwater   Ja   Nee  
Veerstalhoeve   Veen   II   Wegsloot   Ja   Nee  
Geertruidahoeve 41   Veen   II   Overig polderwater   Ja   Nee  
Bibliotheek Bloemendaal   Veen   II   Nee   Nee   Nee  
Tankstation Goudse Poort 1   Veen   II   Primair polderwater   Ja   Nee  
Tankstation Hanzeweg 1   Veen   II   Overig polderwater   Ja   Ja  
Tankstation Nieuwe Gouwe Oost zijde 13c   Veen   II   Nee   Nee   Nee  


Uit de tabel blijkt dat in vrijwel heel Gouda de bodem bestaat uit veen en dat er sprake is van grondwatertrap II. Dat wil zeggen dat de gemiddelde laagste grondwaterstand op minder dan 0,4 m beneden maaiveld ligt en dat de gemiddelde laagste grondwaterstand varieert tussen 0,5 en 0,8 m beneden maaiveld.

Ter plaatse van een aantal locaties zijn watergangen of waterkeringen gelegen. Delen van het plangebied liggen dan ook binnen de beschermingszone van de watergangen of de keringen. Binnen deze zones gelden op basis van de Keur beperkingen voor bouwen en aanleggen.

De locaties aan de Nijverheidsstraat zijn gelegen aan de watergang de Nieuwe Gouwe. Dit waterlichaam behoort tot de Kaderrichtlijn Water (KRW)-lichamen. De Europese KRW-richtlijn moet ervoor zorgen dat het oppervlakte- en grondwater vanaf 2015 van een goede kwaliteit is en dat ecologische doelen behaald worden. Het Hoogheemraadschap van Rijnland heeft verschillende doelen en maatregelen geformuleerd die nodig zijn om een goede waterkwaliteit te kunnen garanderen.

Afvalwaterketen en riolering

Het overgrote deel van de locaties in het plangebied zijn aangesloten op een gemengd rioleringsstelsel.

Toekomstige situatie

Voorliggende bestemmingsplan dient met name ter reparatie van vigerende ruimtelijke plannen binnen de gemeente Gouda. De beoogde ontwikkelingen zijn opgenomen in onderstaande tabel.

Locatie   Ontwikkelingen  
Achterwillenseweg 96 (Middenwillens)   Verleende (Wabo-)projectbesluit opnemen in bestemmingsplan  
Gemaal Willens (nabij Goejanverwelledijk 10)   Verleende (Wabo-)projectbesluit opnemen in bestemmingsplan  
Zwembadlocatie Groenhovenpark   Verleende (Wabo-)projectbesluit opnemen in bestemmingsplan  
Monkeytown Sportcity (Groenhovenpark)   Verleende (Wabo-)projectbesluit opnemen in bestemmingsplan  
Sociaal Pension Livingstonelaan   Opnemen bestemming 'sociaal pension'  
Goejanverwelledijk   Consoliderend  
Parkeerplaats Ridder van Catsweg 256 a-f   Opnemen bestemming 'parkeerplaatsen'  
Warmoezierskade 6   Opnemen bestemming 'bedrijf'  
Nijverheidsstraat 30 (achterzijde perceel)   Opnemen gehele laad- en loskade  
Nijverheidsstraat 14f   Specifieke aanduiding voor bouwhoogte opnemen  
Boelekade 42 – 48   Bouw- en goothoogte en bouwvlak aanpassen conform het bouwplan  
Wethouder Venteweg 80   Aanpassen bouwvlak  
Wethouder Venteweg 95   Extra hoofdbebouwingvlak opnemen voor bestaande tweede woning  
Jan van Riebeecklaan 101 – 103   Opnemen bouwvlak van het appartementengebouw conform huidige situatie  
Veerstalhoeve   Verwijderen bouwvlak en verhogen bebouwingspercentage tweede bouwvlak  
Geertruidahoeve 41   'groen' bestemming wijzigen naar 'wonen'  
Bibliotheek Bloemendaal   Bestemming 'maatschappelijk' wijzigen naar 'centrum'  
Tankstation Goudse Poort 1   Toevoeging aanduiding verkoop motorbrandstof met LPG  
Tankstation Hanzeweg 1   Toevoeging aanduiding verkoop motorbrandstof zonder LPG  
Tankstation Nieuwe Gouwe Oostzijde 13c   Toevoeging aanduiding verkoop motorbrandstof zonder LPG  


De ontwikkelingen zijn met name kleine aanpassingen waardoor de bestaande situatie en de planologische situatie op elkaar worden afgestemd. De ontwikkelingen zijn dan ook niet/nauwelijks van invloed op het bestaande watersysteem.

Waterkwantiteit

De aanpassing van de bouwvlakken, zoals op een aantal locaties het geval is, is niet van invloed op het aandeel oppervlakteverharding. De meeste locaties zijn in de huidige situatie namelijk reeds geheel verhard. Daarnaast vindt ter plaatse van de Veerstalhoeve een uitwisseling plaats door één bouwvlak te laten vervallen en een naastgelegen bouwvlak te vergroten. Ook hier blijft de mogelijke toename in verharding dus nagenoeg gelijk. Watercompensatie is voor voorliggende plan dan ook niet noodzakelijk.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem geldt een verbod op het toepassen van zink, lood, koper en PAK's-houdende bouwmaterialen.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend Hoogheemraadschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het Hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het Hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Water en Waterstaat in het bestemmingsplan

In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'. Voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones geldt een zogenaamde dubbelbestemming, deze hebben de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' toebedeeld gekregen.

Conclusie

De in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen hebben geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

4.3 Cultuurhistorie

Wettelijk kader

Nota Belvedere

In 1999 verscheen op rijksniveau de Nota Belvedere en werd Gouda aangewezen als Belvederestad grenzend aan het Belvederegebied Krimpenerwaard. Doel van de nota is dat cultuurhistorie sterker richtinggevend moet zijn bij de inrichting van de ruimte. Cultuurhistorie wordt gezien als een ruimtelijke kwaliteit die een volwaardige plaats heeft in de ruimtelijke planvorming. Op provinciaal en met name op gemeentelijk niveau wordt dit beleid nader uitgewerkt.

Monumentenwet 1988

De Monumentenwet 1988 maakt het mogelijk rijksmonumenten aan te wijzen, regelt de vergunningen van rijksmonumenten, het uitvoeren van archeologisch onderzoek, de vergunningsbevoegdheid en de opgravingsbevoegdheid. Ook is hierin de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht geregeld.

Wet op de Archeologische Monumentenzorg

Het archeologisch bodemarchief is de grootste bron voor de geschiedenis van Nederland. Het verdrag van Malta regelt de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Het belangrijkste doel is de bescherming van archeologische waarden in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Vooronderzoek moet duidelijk maken welke archeologische waarden verwacht kunnen worden. Wie de bodem in wil, bijvoorbeeld om te bouwen, kan verplicht worden om een archeologisch vooronderzoek te (laten) uitvoeren. De onderzoeksresultaten bepalen het verdere vervolg; een aanpassing van de bouwplannen of het opgraven van archeologische vondsten.

Er wordt uitgegaan van het basisprincipe dat de "verstoorder" betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort. Het is verplicht om met nieuwe bestemmingsplannen rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologisch waarden. Dit was in de voorgaande periode ook al een gebruikelijke praktijk.

Beschermd Stadsgezicht

De Goudse binnenstad en haar randen is op 20 februari 1979 aangewezen als rijks beschermd stadsgezicht, wat inhoudt dat de bestemmingsplannen in dit gebied beschermend moeten zijn. Tot het Beschermd Stadsgezicht behoort de gehele oude binnenstad, inclusief de bebouwing aan de buitenzijde van de singels.

Toetsing en conclusie

Het plangebied bestaat uit verschillende locaties. Voor de meeste locaties is al een ruimtelijke procedure doorlopen en betreft onderhavig plan slechts een beperkte aanpassing van de regels of wordt de huidige situatie geregeld. Voor deze locaties is niet opnieuw getoetst aan het aspect cultuurhistorie. De bebouwing in het plangebied valt buiten de aanwijzing Beschermd Stadsgezicht.

4.4 Archeologie

Wettelijk kader

Wet op de Archeologische Monumentenzorg

Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz) in werking getreden. Deze wet, gebaseerd op het Verdrag van Malta/Valletta, regelt de bescherming en het behoud van archeologische waarden in Nederland. Het belangrijkste doel is de bescherming van archeologische waarden in de bodem (in situ), omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Vooronderzoek moet duidelijk maken welke archeologische waarden verwacht kunnen worden. Wie de bodem in wil, bijvoorbeeld om te bouwen, kan verplicht worden om een archeologisch vooronderzoek te (laten) uitvoeren. De onderzoeksresultaten bepalen het verdere vervolg; een aanpassing van de bouwplannen of het opgraven van archeologische vondsten.

Gemeentelijke archeologische beleidskaart (2011) 

In aanvulling op het rijks- en provinciaal archeologisch beleid heeft de gemeente Gouda in juni 2011 de geactualiseerde gemeentelijke archeologische beleidskaart (ABK) vastgesteld. Op de ABK is aangegeven in welke gebieden binnen de gemeente archeologische waarden aangetroffen kunnen worden. In die gebieden is een omgevingsvergunning voor de activiteit archeologie vereist bij bodemverstorende werkzaamheden.

Toetsing en conclusie

Het plangebied bestaat uit verschillende locaties. Voor de meeste locaties is al een ruimtelijke procedure doorlopen en betreft onderhavig plan slechts een beperkte aanpassing van de regels of wordt de huidige situatie geregeld. Voor deze locaties is niet opnieuw getoetst aan het aspect archeologie. Bij het aanvragen van een omgevingsvergunning dient dit aspect overigens wel (actueel) onderzocht te zijn.

Voor de gronden met een verwachte archeologische waarde is conform vigerende regelingen de dubbelbestemming Waarde - Archeologie opgenomen.

4.5 Verkeer en infrastructuur

Rijksbeleid

Nota mobiliteit

Om Nederland in beweging te houden is in 2004 een nationaal verkeer- en vervoerplan voor de periode tot 2020 gepresenteerd, de Nota Mobiliteit. De algemene filosofie van de Nota Mobiliteit is: “Decentraal wat kan, centraal wat moet”. Hiermee worden de verantwoordelijkheden tussen centrale en decentrale overheden duidelijker afgebakend. Tevens wil de centrale overheid private partijen intensiever betrekken bij de ontwikkeling van gebieden en infrastructurele verbindingen. De visie Duurzaam Veilig is een belangrijk uitgangspunt. Het rijk is vooral verantwoordelijk voor:

  • 1. inrichting van de rijkswegen;
  • 2. algemene maatregelen zoals wetgeving, voorlichting en handhaving;
  • 3. facilitering van de lagere overheden met kennis en geld.

De lagere overheden stellen provinciale/regionale en gemeentelijke verkeers- en

vervoersplannen op. Deze kunnen maatregelen bevatten voor:

  • 1. inrichting van de eigen wegen
  • 2. gedragsbeïnvloeding via voorlichting, educatie en politietoezicht.
  • 3. Overige hoofdlijnen voor de inhoud van de Nota Mobiliteit zijn:
  • 4. toepassingen vaninnovatieve technologie;
  • 5. veilige ruimtelijke inrichting;
  • 6. goed onderhoud; en
  • 7. betere (inter)nationale afspraken.

Provinciaal beleid

Provinciaal Verkeers- en vervoersplan 2002-2020

Het Provinciaal Verkeer- en vervoer Plan (PVVP) geeft aan hoe de provincie Zuid-Holland in de genoemde tijdsperiode haar beleid op het terrein van verkeer en vervoer vorm wil geven. Het plan is een verlengstuk van het rijksbeleid omtrent verkeer en geeft antwoord op de problemen ten aanzien van de bereikbaarheid, de leefbaarheid en de verkeersveiligheid in Zuid-Holland. De provincie hanteert daarbij drie invalshoeken:

  • 1. Het creëren van samenhang in het verkeers- en vervoersbeleid van rijk, provincie en de andere verkeers- en vervoersautoriteiten in Zuid-Holland;
  • 2. Integratie van het verkeers- en vervoersbeleid met de ambities op de andere beleidsveleden;
  • 3. (bij)sturing op politieke keuzes. Hierin wordt voorzien door een periodieke politieke behandeling en bijstelling van de beleidsagenda.

In het PVVP legt de provincie haar ambities uit voor 2020. Het belangrijkste uitgangspunt daarbij is een hoge kwaliteit van de bereikbaarheid te garanderen.

Mobilteitsplan

De komende jaren gaat er veel veranderen in en rond Gouda. Ook regionaal staat een aantal ruimtelijke ontwikkelingen gepland, vooral aan de westzijde van de stad. Deze veranderingen gaan gepaard met een toename van verkeer naar en binnen de stad. Om het huidige en nieuwe verkeer in goede banen te leiden, is een visie op verkeer en vervoer noodzakelijk. De gemeente Gouda heeft daarom een mobiliteitsplan opgesteld. Deze geeft in hoofdlijnen aan welk wegennet de gemeente nastreeft om de verkeerssituatie de komende vijftien jaar onder controle te houden.

De visie is een kapstok voor de verschillende deelnota's verkeer en vervoer, zoals voor fietsen en parkeren en de wijkverkeersplannen. Bij de uitwerking van het mobiliteitsplan in de wijken worden bewoners en wijkteams betrokken.

Fietsplan - Gouda fietst beter door 2007-2015

Het fietsplan 'Gouda fietst beter door' borduurt voort op het eerdere beleidsplan voor fietsverkeer uit 1999. Waar in 1999 is ingestoken op de hoofdfietsroutes en de aanleg van nieuwe infrastructuur op deze routes, is in het nieuwe plan veel meer ingezet op het onderliggende netwerk waarop ook fietsinfrastructuur wenselijk is. Conform landelijk beleid wordt tevens meer ingezet op fietsparkeren en de communicatie en gedragsbeïnvloeding binnen het fietsverkeer.

Het fietsplan beschrijft vanuit de doelstellingen de beleidskaders van andere overheden en de huidige situatie met knelpunten, die de bouwstenen zijn voor het nieuwe beleid. Vervolgens wordt aangegeven welke acties ondernomen worden op de genoemde knelpunten in de vorm van:

  • Maatregelen netwerk en routes;
  • Maatregelen fietsparkeren;
  • Maatregelen communicatie, gedragsbeïnvloeding en innovatie.

Gemeentelijk beleid

Parkeerbeleidsplan

In het Parkeerbeleidsplan (december 2004) wordt de verkeersproblematiek in Gouda beschreven en wordt aangegeven welke maatregelen kunnen leiden tot een verbetering. Door de sterke groei van het autoverkeer is de vraag naar parkeerplaatsen de afgelopen jaren fors gestegen. Het parkeerbeleid kent drie centrale beleidsuitgangspunten:

  • voorzien in de parkeerbehoefte nu en in de toekomst;
  • de gemeente reguleert bestaande en stimuleert nieuw aan te leggen parkeervoorzieningen en reguleert het gebruik (tariefheffing, belanghebbenden);
  • alle kosten die aan het parkeren zijn toe te rekenen worden in rekening gebracht bij de gebruiker.

Randvoorwaarden daarbij zijn:

  • kostendekkende tarieven zodat het voor investeerders interessant wordt te investeren in parkeervoorzieningen;
  • de gemeente draagt zorg voor de exploitatie van parkeerfaciliteiten in het openbaar gebied;
  • parkeren op eigen terrein (uitgangspunt is dat zowel in de bestaande situatie als in nieuwbouwsituaties de parkeerruimte op eigen terrein wordt benut);
  • uitbreiding van parkeervoorzieningen mag niet leiden tot meer verhard oppervlak ten koste van openbaar groen (dus gestapelde parkeervoorzieningen).

Op wijkniveau is bepaald dat voor bewoners voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn. Dit komt neer op één veilige parkeerplek per huishouden in de omgeving van de woning bij voorkeur op eigen terrein en een tweede plek op acceptabele loopafstand in een veilige omgeving. Bezoekers kunnen eventueel op grotere afstand van de woning parkeren.

Parkeernormen en bouwverordening

Parkeergelegenheid bij of in gebouwen is geregeld in de Bouwverordening van Gouda. De verordening regelt dat indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, voldoende ruimte moet worden aangebracht ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's.

Toetsing en conclusie

Het bestemmingsplan maakt slechts ontwikkelingen mogelijk die gering van omvang zijn en dus leiden tot een geringe verkeersgeneratie of waarvoor reeds een procedure is doorlopen waarbij is aangetoond dat de verkeersafwikkeling voldoende gewaarborgd is.

Als het gaat om de verkeersgeneratie is wel de mogelijkheid voor de realisatie van een onbemand tankstation aan de Nieuwe Gouwe Oostzijde 13a van belang. Uitgaand van gemiddeld 300 tankbeurten per etmaal genereert het tankstation 600 mvt/etmaal. De daadwerkelijke verkeerstoename zal aanzienlijk lager liggen, omdat een groot deel van het verkeer in de autonome situatie ook al van de ontsluitende wegen gebruik maakt. De ontsluitende wegen kunnen dit verkeer dan ook goed verwerken.

Bij een 24-uurs openstelling zullen de vertankingen plaatsvinden tussen 6:30 en 23:00 uur. In de nacht wordt er nauwelijks getankt. De vertankingen zijn in het algemeen gelijk verdeeld over ongeveer 16 uur per etmaal. Gemiddeld vinden er 16 tot 20 vertankingen per uur plaats met een maximum van 20 tot 28 vertankingen per uur in de namiddag tot 19:00 uur en op de vrijdagmiddag en zaterdagochtend tot 15:00 uur. Deze situatie zal geen problemen opleveren in de verkeersafwikkeling omdat de afleverzuilen (4 opstelplekken) genoeg capaciteit hebben om het tankend verkeer af te wikkelen.

Ook aan de Hanzeweg 1 zal een tankstation gerealiseerd worden. Bij de ontwikkeling van het gebied waar deze locatie deel van uitmaakt is bij de dimensionering van de wegen reeds rekening gehouden met het aandeel verkeer die de toekomstige functies binnen het gebied genereren. De ontsluitende wegen hebben dan ook voldoende capaciteit om het verkeer van en naar het tankstation af te wikkelen. Net als bij het tankstation aan de Nieuwe Gouwe Oostzijde zal een groot deel van het verkeer dat in de autonome situatie reeds op de wegen aanwezig is gebruik gaan maken van het tankstation.

Ten aanzien van parkeren geldt dat bij nieuwe ontwikkelingen voldoende parkeergelegenheid gerealiseerd dient te worden conform de parkeernormen van de gemeente.

4.6 Milieu Effect Rapportage

Wettelijk kader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek en conclusies

Een aantal van de beoogde ontwikkelingen kunnen worden aangemerkt als één van de onderscheiden activiteiten uit de D-lijst in de bijlage bij het Besluit m.e.r. Dit betreft bijvoorbeeld de activiteiten die behoren tot de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject. Dergelijke projecten zijn mer-beoordelingsplichtig wanneer de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 ha of meer of op een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat. De beoogde ontwikkelingen zijn allen dusdanig klein van aard dat de genoemde drempelwaarden niet zullen worden overschreden, ook niet bij een cumulatie van alle ontwikkelingen.

Gelet op de kenmerken van de beoogde ontwikkelingen (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de hinder die door de ontwikkelingen worden veroorzaakt en de risico's op ongevallen), de ligging van de plangebieden en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de vorige paragrafen zijn opgenomen. Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.

Hoofdstuk 5 Planopzet

In dit hoofdstuk wordt in het kort ingegaan op de opbouw en inhoud van de regels van het bestemmingsplan [naam bestemmingsplan]. In de voorgaande hoofdstukken is het beleid beschreven en zijn de ruimtelijke en functionele opzet van het plangebied toegelicht. De regels zijn niets meer en niets minder dan de juridische vertaling van de gemaakte keuzes voor dit plangebied. Het bestemmingsplan [naam bestemmingsplan] is conserverend en is dus een vertaling van de huidige situatie. De huidige situatie en het vigerende bestemmingsplan zijn vertaald in de regels.

5.1 Feitelijke planopzet

algemeen

Dit bestemmingsplan bestaat uit een geografische plaatsbepaling (verbeelding), regels en een toelichting. De geografische plaatsbepaling en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide onderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Het bestemmingsplan is opgesteld conform het (wettelijke) model Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) versie 2012. Hierdoor is het plan geschikt voor interactieve uitwisseling via het Informatie Model Ruimtelijke Ordening (IMRO) 2012. De toelichting heeft in beginsel geen rechtskracht. Niettemin vormt zij een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het plan ten grondslag liggen. Daarbij is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

methodiek

Het bestemmingsplan is overwegend conserverend en maakt enkele kleinschalige ontwikkelingen mogelijk. De huidige situatie is het uitgangspunt en het vigerende bestemmingsplan vormt de onderlegger. Deze is vertaald in een nieuwe verbeelding en regels waarin de huidige situatie is bestemd, specifieke ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld de perifere detailhandel, worden gestuurd en de mogelijkheden van het vigerende bestemmingsplan grotendeels blijven bestaan. Voor de opzet van het bestemmingsplan is het Handboek Digitale Bestemmingsplannen van de Gemeente Gouda aangehouden. Zowel de verbeelding, de regels als de toelichting zijn opgezet aan de hand van dit handboek. Voor de regels is daarnaast gebruik gemaakt van de Standaardregeling van de gemeente en de vigerende regelingen.

In het bestemmingsplan hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming toegewezen gekregen. Daarnaast komen op sommige gronden aanduidingen voor. Met een bestemming wordt tot uitdrukking gebracht welke gebruiksdoelen of functies, met het oog op een goede ruimtelijke ordening, aan de in het plangebied gelegen gronden zijn toegekend. Een bestemming heeft altijd betrekking op een geometrisch bepaald vlak; lijnen puntbestemmingen komen niet voor. Aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Aanduidingen hebben altijd juridische betekenis, die in de regels wordt gegeven.

5.2 Juridische planopzet

Alle functies zijn apart bestemd of aangeduid, waardoor het direct mogelijk is om met het bijbehorende renvooi (verklaring van de bestemmingen en aanduidingen) te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied gegeven zijn. In de bijbehorende regels zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de gebruiksregels alsmede de afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden te vinden.

bestemmingsvlakken

In dit plan wordt gebruikgemaakt van bestemmingsvlakken. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied dat op de plankaart is aangeven en waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven.

aanduidingen

Op de verbeelding is een onderscheid gemaakt in enkele verschillende aanduidingen. Een aantal functieaanduidingen is gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd. Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringaanduidingen.

bestemmingsregelingen

De regels bestaan uit verschillende hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat inleidende regels. Die bestaan uit omschrijvingen van enkele in de regels voorkomende begrippen en de wijze van meten, bijvoorbeeld hoe de oppervlakte van een bouwwerk gemeten moet worden. Hoofdstuk 2 behelst de bestemmingsregels. De basis van de regels is het Handboek Digitale Bestemmingsplannen van de Gemeente Gouda, aangevult met reeds bestaande regelingen uit de verschillende vigerende bestemmingsplannen. Hoofdstuk 3 bevat de anti-dubbeltelbepaling, voorgeschreven op grond van het Besluit ruimtelijke ordening, en algemene bouw- en afwijkingsbevoegdheden. De antidubbeltelbepaling voorkomt dat grotere bouwmogelijkheden ontstaan door grond dubbel te tellen bij de toetsing aan het bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 behelst het overgangsrecht. Ook van dit artikel staat de redactie vast. Het is gebaseerd op het Besluit ruimtelijke ordening. De slotregel is de titel van het bestemmingsplan. In de Wet ruimtelijke ordening (artikel 7.10) staat het algemene verbod om de gronden en bouwwerken in strijd met de bestemming te gebruiken. Overtreding van dit verbod is een strafbaar feit.

Artikel 3 Agrarisch

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor weidebouw en veeteelt, met uitzondering van niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering en kassen, extensief recreatief medegebruik, groenvoorzieningen en voet- en fietspaden, water en bruggen. Uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming mogen worden gebouwd, met dien verstande dat gebouwen uitsluitend binnen bouwvlakken mogen worden gebouwd.

Artikel 4 Bedrijf - 1

De voor 'Bedrijf - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijfsactiviteiten milieucategorie 2 deel uitmakend van de bijbehorende staat van bedrijfsactiviteiten (met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, detailhandel, horeca, seksinrichting en zelfstandige kantoren). Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garage' is tevens een garagebedrijf toegestaan en ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' is uitsluitend een nutsvoorziening toegestaan. Tevens zijn aan bovenstaande functies gebonden kantoren en parkeervoorzieningen toegestaan en erven, groenvoorzieningen en water.

Uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming mogen worden gebouwd, met dien verstande dat gebouwen uitsluitend binnen bouwvlakken mogen worden gebouwd.

Artikel 5 Bedrijf - 2

De voor 'Bedrijf - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijfsactiviteiten in ten hoogste milieucategorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, waaronder ook een groothandelsbedrijf (met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, perifere detailhandel, horeca) aan de bovenstaande functies gebonden parkeervoorzieningen, kantoren en erven, groenvoorzieningen en water.Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ is een bedrijfswoning toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen' is een verkooppunt motorbrandstoffen toegestaan en ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' is een Bevi inrichting toegestaan.

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd. Gebouwen mogen op niet minder dan 5 m van een perceelsgrens worden gebouwd met een bebouwingspercetage van ten hoogste 70 %.

Artikel 6 Bedrijventerrein - 1

De voor Bedrijventerrein - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijfsactiviteiten van milieucategorie 2 en 3.1 deel uitmakend van de bijbehorende staat van bedrijfsactiviteiten en daarmee gelijk te stellen bedrijfsactiviteiten en daarmee gelijk te stellen bedrijfsactiviteiten, toonzalen, geen detailhandel zijnde. Ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' is een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg toegestaan. Aan bovenstaande functies. gebonden kantoren en parkeervoorzieningen en verkeer te water, erven, erfontsluitingswegen, groenvoorzieningen en water, nutsvoorzieningen, laad- en losplaatsen voor watergebonden bedrijven zijn toegestaan. De volgende bedrijfsactiviteiten zijn uitgesloten; risicovolle inrichtingen, indien de contour van het plaatsgebonden risico buiten de eigen perceelsgrenzen is gelegen, detailhandel, horecabedrijven en zelfstandige kantoren.

Uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming mogen worden gebouwd, met dien verstande dat gebouwen uitsluitend binnen bouwvlakken mogen worden gebouwd.

Artikel 7 Bedrijventerrein - 2

De voor 'Bedrijventerrein - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1': bedrijfsactiviteiten van milieucategorie 3.1, 3.2 en 4.1 deel uitmakend van de bijbehorende staat van bedrijfsactiviteiten en daarmee gelijk te stellen bedrijfsactiviteiten, toonzalen, geen detailhandel zijnde. Aan bovenstaande functies. gebonden kantoren en parkeervoorzieningen en verkeer te water, erven, erfontsluitingswegen, groenvoorzieningen en water, nutsvoorzieningen, laad- en losplaatsen voor watergebonden bedrijven zijn toegestaan. De volgende bedrijfsactiviteiten zijn uitgesloten; risicovolle inrichtingen, indien de contour van het plaatsgebonden risico buiten de eigen perceelsgrenzen is gelegen, detailhandel, horecabedrijven en zelfstandige kantoren.

Uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming mogen worden gebouwd, met dien verstande dat gebouwen uitsluitend binnen bouwvlakken mogen worden gebouwd.

Artikel 8 Centrum

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor detailhandel en dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, alsmede daaraan gelijk te stellen voorzieningen met een publieksgericht karakter, horecabedrijven van categorie I, wonen (uitsluitend op de verdiepingen van gebouwen), parkeervoorzieningen en erven, groenvoorzieningen en water.

Uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming mogen worden gebouwd, met dien verstande dat gebouwen uitsluitend binnen bouwvlakken mogen worden gebouwd.

Artikel 9 Gemengd

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn op de begane grondlaag van gebouwen bestemd voor wonen, bedrijfsactiviteiten milieucategorie 1 en 2 deel uitmakend van de bijbehorende staat van bedrijfsactiviteiten, detailhandel en dienstverlening, kantoren, maatschappelijke voorzieningen, alsmede daaraan gelijk te stellen voorzieningen met een publieksgericht karakter, horecabedrijven van categorie I en II, toegangsportalen en bergingen op de begane grond van op de verdieping gelegen woningen.

Op de verdiepingen van gebouwen zijn de daar bestaande functies als genoemd voor de verdieping en wonen toegestaan. Tevens zijn de aan bovenstaande functies gebonden parkeervoorzieningen, erven, groenvoorzieningen en water toegestaan.

Uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming mogen worden gebouwd, met dien verstande dat gebouwen uitsluitend binnen bouwvlakken mogen worden gebouwd.

Artikel 10 Groen

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen en water, voet- en fietspaden, speelvoorzieningen, straatmeubilair en nutsvoorzieningen.

Op de gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 5 m. Ten behoeve van water is het mogelijk bijbehorende bouwwerken zoals bruggen, duikers, damwanden en soortgelijke bouwwerken te bouwen.

Artikel 12 Maatschappelijk

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen, aan de maatschappelijke functie gebonden parkeervoorzieningen, tuinen en erven, wegen en paden, groenvoorzieningen en water, straatmeubilair,nutsvoorzieningen en bruggen en duikers;

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "sociaal pension" zijn de gronden tevens bestemd voor een sociaal pension waarbij het aantal wooneenheden ten hoogste 30 bedraagt.

Uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming mogen worden gebouwd, met dien verstande dat gebouwen uitsluitend binnen bouwvlakken mogen worden gebouwd.

Artikel 13 Sport

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor het uitoefenen van sportactiviteiten. Ter plaatse van de aanduiding 'zwembad' zijn aan de functie onder a gebonden verenigingsgebouw en/of kantine, tot een oppervlakte van maximaal 240 m² b.v.o., horecafuncties tot een oppervlakte van maximaal 450 m2 b.v.o. en zelfstandige kantoren tot maximaal 450 m2 b.v.o. toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - speelparadijs' is een speelparadijs en tot maximaal 200 m2 per vestiging aan deze functie gebonden kantoren en horecafuncties toegestaan.

Tevens zijn aan bovenstaande functies gebonden parkeervoorzieningen en perceelsontsluitingen toegestaan. Daarnaast zijn tevens langzaamverkeersverbindingen, groenvoorzieningen, bruggen en duikers en water toegestaan.

Op de gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.

Artikel 14 Tuin

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en parkeervoorzieningen.

Op de gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een hoogte van maximaal 1 m. Aan de voorgevels van woningen mogen erkers worden gebouwd met dien verstande dat mits voldaan wordt aan enkele voorwaarden.

Artikel 15 Verkeer

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen, met ten hoogste 2 rijstroken, pleinen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, straatmeubilair en nutsvoorzieningen.

Op de gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 10 m voor lichtmasten en voor overige andere bouwwerken niet meer dan 5 m. Tevens mogen nutsgebouwtjes worden gerealiseerd met een oppervlakte van ten hoogste 15 m² en een bouwhoogte van maximaal 3 m.

Artikel 16 Verkeer - Verblijf

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen met een verblijfsfunctie, pleinen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, straatmeubilair en nutsvoorzieningen.

Op de gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de hoogte van lichtmasten niet meer mag bedragen dan 10 m en de hoogte van overige andere bouwwerken niet meer dan 5 m. Tevens mogen ten behoeve van water bouwwerken, zoals bruggen, duikers, damwanden en soortgelijke bouwwerken worden gebouw.

Artikel 17 Water

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor water, recreatief medegebruik, scheepvaart, duikers, groenvoorzieningen. Ter plaatse van de aanduiding 'laad- en losplaats' zijn tevens laad- en losplaatsen voor watergebonden bedrijven toegestaan.

Op de gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, zoals verkeerstekens, keerwanden, landhoofden, steigers, kademuren, duikers, oeverbeschoeiingen, aanlegsteigers en vlonders, met dien verstande, dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 6 m.

Artikel 18 Water - Gemaal

De voor 'Water - Gemaal' aangewezen gronden zijn bestemd voor gemaal, erven, groenvoorzieningen en water.

Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen de bouwvlakken.

Artikel 19 Wonen - 1

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, tuinen en erven, aan de woonfunctie gebonden parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, brugge, duikers en water;

Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken.

Artikel 20 Wonen - 2

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, tuinen en erven, aan de woonfunctie gebonden parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en water. Ter plaatse van de aanduiding 'naschoolse opvang' is een kinderdagverblijf toegestaan.

Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat binnen het bestemmingsvlak één vrijstaande woning is toegestaan, tenzij ter plaatse van de maatvoering 'maximum aantal wooneenheden' anders is aangegeven. De inhoud van een woning mag niet meer dan 700 m3 bedragen;

Artikel 21 Leiding - Hoogspanning

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een hoogspanningleiding met de daarbij behorende bouwwerken en andere werken.

Op de gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.

Artikel 22 Leiding - Water

De gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een waterleiding met de daarbij behorende bouwwerken en andere werken.

Op de gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming Leiding - Water worden gebouwd, met dien verstande dat de hoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m.

Artikel 23 Waarde - Archeologie

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

Indien omgevingsvergunning voor de activiteit archeologie (archeologievergunning) als bedoeld in de Verordening inzake monumenten en archeologie noodzakelijk is, mag het bouwen ten dienste van de andere daar voorkomende bestemming uitsluitend geschieden nadat Burgemeester en wethouders vergunning hebben verleend.

Artikel 24 Waarde - Archeologie en Landschap

De als zodanig aangewezen gronden zijn primair bestemd voor het behoud van de (in potentie) aanwezige archeologische, cultuurhistorische en landschappelijke waarde en secundair bestemd voor de doeleinden van de onderliggende bestemmingen.

De bestaande bebouwing mag niet worden gewijzigd, behoudens indien dit in redelijkheid niet van de eigenaar kan worden gevergd of dit ten dienste van debestemming is, met in acht name van het bepaalde in de bouwregels van de onderliggende bestemmingen.

Artikel 25 Waarde - Cultuurhistorie - 1

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming van de cultuurhistorische waarden.

Indien een omgevingsvergunning conform de Verordening inzake monumenten en archeologie noodzakelijk is, mag het bouwen op de gronden ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen uitsluitend geschieden nadat het bevoegd gezag een omgevingsvergunning conform genoemde Verordening heeft verleend.

Artikel 26 Waterstaat - Waterkering

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterkering met de daarbij behorende bouwwerken en andere werken.

Uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming mogen worden gebouwd, met dien verstande dat de hoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens is met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening de verplichting ontstaan om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, en de plankosten, deze moeten worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. Een en ander dient te worden vastgelegd in privaatrechtelijke overeenkomsten met iedere grondeigenaar. Als er met een grondeigenaar geen overeenkomst is gesloten en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient een exploitatieplan te worden opgesteld welke tegelijkertijd met het bestemmingsplan moet worden vastgesteld.

Het plangebied bestaat uit verschillende locaties. Voor de meeste locaties is al een ruimtelijke procedure doorlopen en betreft onderhavig plan slechts een beperkte aanpassing van de regels of wordt de huidige situatie geregeld. De economische uitvoerbaarheid van de de reeds doorlopen ruimtelijke procedures is per locatie in privaatrechtelijke overeenkomsten opgenomen. Met de eigenaren van de tankstations aan de Hanzeweg en de Nieuwe Gouwe Oostzijde is een planschadeovereenkomst afgesloten.

6.2 Handhaving

De doelstellingen van het ruimtelijk beleid zoals verwoord in het bestemmingsplan kunnen slechts worden verwezenlijkt, indien de regels van het bestemmingplan worden nageleefd. De gemeente dient op de eerste plaats zelf haar regels na te leven er vervolgens voor zorg te dragen dat anderen deze regels naleven. Hiertoe zullen regelmatig controles uitgevoerd moeten worden. Bij de ontwikkeling van nieuwe bestemmingsplannen wordt tegenwoordig speciaal aandacht besteed aan de handhaafbaarheid van de regels. Zo ook bij dit bestemmingsplan. Bepalingen waarvan op voorhand bekend is dat de controle op de naleving een probleem vormt, zijn vermeden. Tevens zijn vage formuleringen geweerd ter voorkoming van verschillende interpretaties. Duidelijke en inzichtelijke formulieren geven zowel de ambtenaren belast met handhaving als de burgers houvast. Wanneer het gebruik van een multi-interpretabel begrip niet kan worden voorkomen, is in de begripsomschrijving duidelijk gemaakt welke interpretatie of definitie in dit bestemmingsplan gehanteerd wordt.

6.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In dit hoofdstuk worden de uitkomsten van het bestuurlijke vooroverleg (conform artikel 3.1 Bro) met de besturen van de betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van de provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn. Het genoemde overleg zal plaatsvinden aan de hand van het ontwerp bestemmingsplan. De eventuele inspraakreacties en zienswijzen zullen in dit hoofdstuk verwoord worden.

6.3.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Door de gemeente is met diverse partijen (zoals de provincie, het hoogheemraadschap) vooroverleg gevoerd. De resultaten hiervan zijn opgenomen in de Nota beantwoording zienswijzen.

6.3.2 Zienswijzenprocedure

Na het verwerken van de overlegreacties is het ontwerpbestemmingsplan opgesteld. Dat is, zoals de wet voorschrijft, gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegd waarbij zienswijzen kunnen worden ingediend.

Het bestemmingsplan heeft van 10 oktober 2013 tot en met 21 november 2013 ter inzage gelegen. In deze termijn was het voor een ieder mogelijk om schriftelijk dan wel mondeling zienswijzen in te dienen. Er is één pro-forma zienswijze ingediend. Deze is op 4 december 2013 aangevuld. In bijlage 1 is de zienswijze samengevat en voorzien van commentaar.

Daarnaast zijn enkele ambtshalve aanpassingen verwerkt:

  • a. de naamgeving en nummering van de locaties is geuniformeerd;
  • b. in de toelichting was opgenomen dat het tankstation aan de Hanzeweg 1 reeds vergund is. Dit is niet het geval. De toelichting is op dit onderdeel aangepast. Deze locatie is nu opgenomen als ontwikkeling;
  • c. zelfstandige kantoren binnen de bedrijfsbestemming zijn niet toegestaan (sinds reactieve aanpassing door de Raad van State), dit is verwerkt in dit bestemmingsplan;
  • d. de tekst onder 2.7 is aangepast. De aanduiding voor buitenschoolse opvang is niet nodig op het adres Gouderaksedijk 131. Dit betreft een tekstuele aanpassing in de toelichting. In de regels en op de verbeelding is geen aanduiding voor buitenschoolse opvang opgenomen;
  • e. de tekst onder 2.14 is aangepast. Toevoeging betreft dat de toezegging door het college is gedaan;
  • f. op de locatie Veerstalhoeve is het bebouwingspercentage op de verbeelding in overeenstemming gebracht met de toelichting (aangepast naar 18%);
  • g. op de locatie Nijverheidsstraat 30 is op de verbeelding per abuis niet de gehele laad- en loskade opgenomen. Dit is aangepast conform verzoek.

Na de zienswijzenprocedure wordt het bestemmingsplan ter vaststelling aan de gemeenteraad aangeboden. De raad kan het plan gewijzigd of ongewijzigd vaststellen. Het vastgestelde bestemmingsplan behoeft op grond van de Wro geen goedkeuring meer van Gedeputeerde Staten.Tegen het besluit tot vaststelling staat, voor belanghebbenden, direct beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Direct na de beroepstermijn treedt, indien tijdens de beroepstermijn geen verzoek om voorlopige voorziening is ingediend, het plan in werking.