Plan: | Veegplan 2013 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0513.0001BPVeegplan-DF01 |
Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op een aantal locaties in de gemeente Gouda. Het bestemmingsplan dient met name ter verbetering van vigerende ruimtelijke plannen binnen de gemeente, maar maakt ook kleinschalige ontwikkelingen mogelijk. Het doel van voorliggend bestemmingsplan is de bestemmingsregelingen voor de hieronder te noemen locaties aan te passen aan de gewenste situatie:
Verleende (Wabo) projectbesluiten
Wijzigingen naar aanleiding van een gerechtelijke uitspraak
Aanpassing begrenzingen op verbeeldingen
Aanpassen van aanduidingen/bestemmingen/regels
Gewijzigde situatie naar aanleiding verkoop snippergroen
Gewijzigde situatie naar aanleiding van een raadsbesluit
Toevoeging aanduiding motorbrandstof
20. Tankstation Goudse Poort 1
21. Tankstation Hanzeweg 1
22. Tankstation Nieuwe Gouwe Oostzijde 13c
Met het nieuwe bestemmingsplan ontstaat de situatie, dat het bestemmingsplan een actueel en correct beeld geeft van de functies en een kader waaraan (toekomstige) aanvragen omgevingsvergunning kunnen worden getoetst. Het bestemmingsplan sluit aan bij de actuele juridische en planologische situatie en voldoet aan de vormvereisten van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012).
Het plangebied bestaat uit 22 op zichzelf staande locaties. In onderstaande figuur is een overzicht van de locaties weergegeven.
Voor de locaties vigeren diverse bestemmingsplannen. In onderstaande tabel is voor elke locatie zichtbaar welk bestemmingsplan geldt.
Locatie | Bestemmingsplan | Vastgesteld | ||
1 | Achterwillenseweg 96 | Middenwillens | 22-04-2009 | |
2 | Gemaal Willens (nabij Goejanverwelledijk 10) | Bloemendaal | 12-11-2009 | |
3 | Zwembadlocatie Groenhovenpark | Bloemendaal | 12-11-2009 | |
4 | Monkeytown Sportcity | Bloemendaal | 12-11-2009 | |
5 | Sociaal Pension Livingstonelaan | Bloemendaal | 12-11-2009 | |
6 | Goejanverwelledijk | Kort Haarlem | 23-03-1987 | |
7 | Gouderaksedijk 133 | Stolwijkersluis | 25-04-2012 | |
8 | Parkeerplaats Ridder van Catsweg 256 | Plaswijck | 12-11-2009 | |
9 | Warmoezierskade 6 | Noord | 27-01-2010 | |
10 | Nijverheidsstraat 30 | Nieuwe Park Bedrijven | 12-12-2012 | |
11 | Nijverheidsstraat 14f | Nieuwe Park Bedrijven | 12-12-2012 | |
12 | Kabel Tennet | Kadebuurt, Kort Haarlem, Gouda-oost | 25-05-2011 | |
13 | Boelekade 42 – 48 | Kadebuurt, Kort Haarlem, Gouda-oost | 25-05-2011 | |
14 | Wethouder Venteweg 80 | Noord | 27-01-2010 | |
15 | Wethouder Venteweg 95 | Noord | 27-01-2010 | |
16 | Jan van Riebeecklaan 101 – 103 | Bloemendaal | 12-11-2009 | |
17 | De Veerstalhoeve | Stolwijkersluis | 25-04-2013 | |
18 | Geertruidahoeve 41 | Plaswijck | 02-06-2010 | |
19 | Bibliotheek Bloemendaal | Plaswijck | 12-11-2009 | |
20 | Tankstation Goudse Poort 1 | Goudsepoort | 19-09-2012 | |
21 | Tankstation Hanzeweg 1 | Goudsepoort | 19-09-2012 | |
22 | Tankstation Nieuwe Gouwe Oostzijde 13c | Nieuwe Park Bedrijven | 12-12-2012 |
Het bestemmingsplan Veegplan 2013 bestaat uit bestemmingen en regels. De bestemming van de gronden is geometrisch bepaald door middel van lijnen, coderingen en arceringen. In de bestemmingen zijn regels ten aanzien van het bouwen en het gebruik opgenomen. Het plan gaat vergezeld va deze toelichting. In de toelichting worden de keuzes die zijn gemaakt bij het opstellen van de geometrische plaatsbepaling en de regels verantwoord en verduidelijkt. Vervolgens wordt hierin de uitvoerbaarheid van het plan aangetoond.
In deze toelichting worden, na dit inleidende hoofdstuk, in hoofdstuk 2 de aanpassingen beschreven, waarbij de inhoud en juridische vertaling per plangebied uiteen wordt gezet. Hoofdstuk 3 bevat het beleidskader en in hoofdstuk 4 worden de randvoorwaarden bij het plan toegelicht. De randvoorwaarden bestaan uit de diverse (milieu)planologische aspecten. Hoofdstuk 5 bevat een toelichting op de planopzet. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 de uitvoerbaarheid van het plan uitgewerkt.
In dit hoofdstuk wordt per locatie de inhoud van de aanpassing beschreven. Vervolgens is beschreven hoe de vertaling in het bestemmingsplan heeft plaatsgevonden.
Inhoud aanpassing
Aan de Achterwillenseweg is destijds met toepassing van artikel 2.12 eerste lid, onder a, onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht medewerking verleend aan de bouw van een appartementencomplex voor 15 woningen.
De gemeenteraad heeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan Middenwillens op 22 april 2009 er reeds mee ingestemd dat deze herontwikkeling van bedrijfskavel tot woonkavel planologisch mogelijk zou worden gemaakt door een herziening van het bestemmingsplan of een afwijking van het bestemmingsplan.
Juridische vertaling
Onderhavige gronden krijgen een Woon bestemming met een bouwvlak en bouwhoogte die afgestemd zijn op het appartementencomplex.
Inhoud aanpassing
Ten noordoosten van Goejanverwelledijk 10 is destijds met toepassing van artikel 2.12 eerste lid, onder a, onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht medewerking verleend aan de de realisatie van het gemaal 'Willens'. De gronden waar dit gemaal is gerealiseerd heeft in het vigerende bestemmingsplan de bestemmingen Sport, Water en Waterkering. Dit wordt aangepast in dit bestemmingsplan. Als onderdeel van de procedure is de raad geconsulteerd. De raad heeft toen ingestemd met deze ontwikkeling.
Juridische vertaling
De bestemming Water - Gemaal wordt opgenomen.
Inhoud aanpassing
In het Groenhovenpark is met toepassing van een projectbesluit ex artikel 3.10 Wro medewerking verleend aan de herontwikkeling van het zwembad. Voor het zwembadgebouw is in het vigerende bestemmingsplan een bouwvlak (goot hoogte 9 meter, bouwhoogte 13) opgenomen. Daarmee is het bepaalde uit het eerder genomen projectbesluit nu vastgelegd in een formeel bestemmingsplan. Als onderdeel van de procedure is de raad geconsulteerd. De raad heeft toen ingestemd met deze ontwikkeling.
Juridische vertaling
Regels en verbeelding worden conform projectbesluit opgenomen in dit bestemmingsplan. De gronden krijgen een Sport bestemming.
Inhoud aanpassing
in het Groenhovenpark is destijds met toepassing van artikel 2.12 eerste lid, onder a, onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht medewerking verleend aan de de realisatie een indoor speeltuin. De betreffende gronden hebben in het vigerende bestemmingsplan een Sport bestemming, waarin een speelparadijs is uitgesloten. Als onderdeel van de procedure is de raad geconsulteerd. De raad heeft toen ingestemd met deze ontwikkeling.
Juridische vertaling
De betreffende gronden krijgen op de verbeelding de aanduiding 'specifieke vorm van sport - speelparadijs'. In de regels van de bestemming Sport wordt toegevoegd dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - speelparadijs' een speelparadijs is toegestaan. In de begrippen wordt een definitie opgenomen voor het begrip speelparadijs.
Inhoud aanpassing
In 2007 is vrijstelling van het bestemmingsplan verleend voor het vestigen van het sociaal pension aan de Livingstonelaan. Vervolgens is het sociaal pension opgenomen in het bestemmingsplan Bloemendaal.
In 2010 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in het beroep dat was ingesteld tegen de verleende vrijstelling. Tegelijkertijd heeft de Raad van State uitspraak gedaan in het beroep dat was ingesteld tegen opnemen van het sociaal pension in bestemmingsplan Bloemendaal.
Kort samengevat hadden deze uitspraken de volgende consequenties: het beroep tegen de verleende vrijstelling werd ongegrond verklaard, waardoor deze vrijstelling onherroepelijk was geworden. Het beroep tegen het opnemen van het sociaal pension in het bestemmingsplan Bloemendaal werd gedeeltelijk gegrond verklaard, in die zin dat de Raad van State van mening was dat de wijze waarop de bestemming was vormgegeven (met specifieke aanduiding), niet correct was. Om die reden is de specifieke aanduiding vernietigd.
Omdat het sociaal pension wel over een onherroepelijke vrijstelling van het bestemmingsplan beschikte, had deze uitspraak geen directe consequenties voor de vestiging in het pand aan de Livingstonelaan. Wel is het gewenst om deze bestemming middels dit veegbestemmingsplan alsnog in het bestemmingsplan op te nemen, een en ander overeenkomstig de uitspraak van de Raad van State
Juridische vertaling
De functieaanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - sociaal pension' wordt opgenomen op het perceel. In de regels wordt het aantal wooneenheden gemaximaliseerd op 30.
Inhoud aanpassing
Bij het opstellen van het bestemmingsplan Kadebuurt, Kort Haarlem, Gouda-oost is er voor gekozen voor het gebied waarbinnen verzorgingstehuis Hanepraij ligt een apart bestemmingsplan op te stellen. De Goejanverwelledijk zou in dit plan worden meegenomen. Per abuis is de Goejanverwelledijk echter buiten dit bestemmingsplan gelaten. Hierdoor is een ongewenste 'witte vlek' ontstaan, waarop het 'oude' bestemmingsplan nog van toepassing is. Het is gewenst deze 'witte vlek' in het veegbestemmingsplan alsnog van een geactualiseerde bestemming te voorzien.
Juridische vertaling
Conform vigerende bestemmingsplan worden de bestemmingen Verkeer, Groen en Water en de aanwezige dubbelbestemmingen opgenomen.
Inhoud aanpassing
Op het perceel Gouderaksedijk 133 is per abuis de aanduiding 'naschoolse opvang' opgenomen.
Juridische vertaling
De aanduiding buitenschoolse opvang wordt verwijderd van het perceel Gouderaksedijk 133. Op de verbeelding wordt ter plaatse van de aanduiding op nr 133 de Woonbestemming (Wonen - 2) opgenomen, zonder functieaanduiding naschoolse opvang.
Inhoud aanpassing
Bij de appartementen aan de Ridder van Catsweg 256 a-f is een strook snippergroen verkocht. Afspraak met de bewoners is, dat de grond wordt bestemd voor 'Parkeren'. De bestemming van deze parkeerplaatsen moet worden aangepast.
Juridische vertaling
De verkochte gronden krijgen een Verkeer - Verblijf bestemming in plaats van een Groen bestemming.
Inhoud aanpassing
Per abuis is voor het perceel Warmoezierskade 6 een woonbestemming opgenomen. Op grond van het oude bestemmingsplan was een bedrijfsbestemming (garage) van toepassing en het pand wordt ook zo gebruikt. Het is daarom gewenst de bestemming te wijzigen van 'wonen' in 'bedrijf'.
Juridische vertaling
De bestemming van het perceel Warmoeziersskade 6 wordt aangepast in Bedrijf (met milieucategorie 2) en een specifieke aanduiding voor een garagebedrijf.
Inhoud aanpassing
Op de verbeelding van bestemmingsplan 'Nieuwe Park Bedrijven' is per abuis niet de gehele laad- en loskade opgenomen. Hoewel de bestemming 'water' ook de aanwezigheid van een laad- en loskade mogelijk maakt, is het vanuit juridisch oogpunt toch gewenst om de gehele laad- en loskade op de verbeelding weer te geven.
Juridische vertaling
Voor het ontbrekende gedeelte van de laad- en loskade wordt de functieaanduiding laad- en losplaats opgenomen. De onderliggende bestemmingen Water en Waterstaat - Waterkering worden overgenomen.
Inhoud aanpassing
Op de verbeelding is op de locatie Nijverheidsstraat 14f geen goede bouwhoogte opgenomen voor een menggebouw. Voorgesteld wordt om de verbeelding voor dit deel van het plangebied aan te passen door een specifieke bouwhoogte op te nemen. Daarmee wordt het plan aangepast aan de feitelijke situatie die bestond voordat het bestemmingsplan werd opgesteld.
Juridische vertaling
Ter plaatse van het menggebouw wordt een hoogteaanduiding opgenomen van 35 meter.
Inhoud aanpassing
Een kabel van Tennet die onder de Hollandsche IJssel doorloopt is per abuis niet in het bestemmingsplan opgenomen. Dit dient alsnog te gebeuren. De kabel ligt ter hoogte van het trafostation in bestemmingsplan Stolwijkersluis.
Juridische vertaling
De kabel van Tennet wordt overeenkomstig de bestemming Leiding - Gas uit het bestemmingsplan Stolwijkersluis overgenomen.
Inhoud aanpassing
In het bestemmingsplan Kadebuurt, Kort Haarlem, Goud Oost is de toegestane bouw- en goothoogte abusievelijk verlaagd. Voorstel is om Boelekade 42 – 48 in het veegplan op te nemen met een bouw- en goothoogte van 12 meter en het bouwvlak aan te passen conform het bouwplan.
Voor het bouwvlak wordt voorgesteld, voor het noordwestelijke deel van het bouwblok, de achtergevelrooilijn te verplaatsen. Het zuidoostelijke deel van het bouwblok kan conform huidige plan gehandhaafd blijven.
Juridische vertaling
Bouwvlak en bouw- en goothoogten worden opgenomen conform bovenstaande. De onderliggende Gemengde bestemming wordt overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan.
Inhoud aanpassing
Door het college is toegezegd dat het bouwvlak uit het oude bestemmingsplan dat per abuis niet in het vigerende bestemmingsplan is opgenomen bij de eerstvolgende herziening van het bestemmingsplan wordt meegenomen.
Juridische vertaling
Het bouwvlak op onderhavig perceel wordt 8 meter breed en 16 meter diep. De onderliggende bestemming blijft onveranderd.
Inhoud aanpassing
In het bestemmingsplan Noord is het perceel Wethouder Venteweg 95 bestemd tot Wonen. Op de verbeelding is één hoofdbebouwingsvlak voor één woning opgenomen. Echter, feitelijk zijn er twee woningen op dit perceel aanwezig. Met toepassing van de kruimelregeling is afgeweken van het bestemmingsplan teneinde de tweede woning te legaliseren.
Juridische vertaling
Voor beide woningen wordt een bouwvlak opgenomen. Op het perceel worden dus twee bouwvlakken opgenomen.
Inhoud aanpassing
Aan de Jan van Riebeecklaan 101 en 103 is destijds met toepassing van artikel 19 WRO medewerking verleend aan de bouw van een appartementencomplex. Op de verbeelding van het bestemmingsplan Bloemendaal is echter het oude onderliggende bouwvlak van het voormalige kantoorgebouw blijven staan.
Juridische vertaling
Het bouwvlak van het appartementengebouw wordt op de verbeelding opgenomen binnen een woonbestemming.
Inhoud aanpassing
In de oorspronkelijke plannen voor de pensionstalling zou de benodigde bebouwing verspreid zijn over drie percelen. Bij uitwerking van de plannen is gebleken dat het zowel uit landschappelijk oogpunt als vanuit de bedrijfsvoering beter is om de bebouwing op twee percelen te concentreren en het derde perceel onbebouwd te laten. Voor een ontwikkeling op onderhavig perceel is een aanvraag ingediend om te mogen afwijken van het bestemmingsplan. Voor de ontwikkeling is voor het middelste perceel een hoger bebouwingspercentage nodig dan nu opgenomen (10%). Uitgangspunt is dat het totale mogelijke bebouwingsoppervlak niet toeneemt.
Juridische vertaling
Het bouwvlak van het linkerperceel (met een bebouwingspercentage van 20%) komt in het veegplan te vervallen. Het bebouwingspercentage van het middelste perceel (staat nu op 10%) wordt aangepast in 18%.
Inhoud aanpassing
Bij het perceel Geertruidahoeve 41 is een strook grond (snippergroen) verkocht.
Juridische vertaling
De Openbaar Groen bestemming wordt gewijzigd in een Woon bestemming, zonder bouwmogelijkheden.
Inhoud aanpassing
Door de raad is besloten het perceel van de bibliotheek Bloemendaal te herbestemmen. De raad heeft aangegeven de bestemming te willen wijzigen van 'Maatschappelijk ' naar bestemming 'Centrum'.
Juridische vertaling
De bestemming Maatschappelijk wordt aangepast in de bestemming Centrum.
Inhoud aanpassing
Op de verbeelding is op de locatie geen aanduiding opgenomen voor het bestaande verkooppunt motorbrandstoffen met lpg.
Juridische vertaling
De aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' wordt toegevoegd.
Inhoud aanpassing
Ter plaatse is een tankstation beoogd. De gemeente wenst medewerking te verlenen aan deze beoogde ontwikkeling.
Juridische vertaling
De aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' wordt toegevoegd. Daarnaast wordt het bouwvlak iets verruimd.
Inhoud aanpassing
Er is een omgevingsvergunning aangevraagd voor het oprichten van een onbemand tankstation ten behoeve van motorpersonenverkeer zonder LPG. Het gaat om het plaatsen van een luifel, technische ruimte en een prijzenbord. De gemeente wenst medewerking te verlenen aan het inititiatief.
Juridische vertaling
De aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' wordt toegevoegd.
De voorgenomen ontwikkelingen binnen het plangebied moet passen binnen het vigerend beleid op zowel nationaal, provinciaal, regionaal als gemeentelijk niveau. Het beleid maakt het kader waarbinnen dit bestemmingsplan moet passen. Dit beleidskader is daarom in dit hoofdstuk uitgewerkt. De verschillende overheidsorganen hebben beleidsstukken opgesteld waarin ze de ruimtelijke ordening sturen. Dit bestemmingsplan moet passen in deze beleidsstukken door de verschillende lagen van de overheid heen. Voor de ontwikkeling en het plangebied zijn verschillende beleidsstukken relevant. Hierna zijn kort de belangrijkste bevindingen uit het beleid beschreven en wordt aangegeven hoe de ontwikkeling van het plangebied hierop inspeelt.
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij het Barro kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit.
Doelen
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Nationale belangen
Voorgaande (hoofd)doelstellingen zijn in de structuurvisie vertaald naar nationale belangen. Deze zijn – direct of indirect – ook opgenomen in het Barro, waarmee zij juridisch doorwerken in bestemmingsplannen. De volgende rijksbeleidspunten zijn van toepassing op het plangebied:
Voorliggend bestemmingsplan dient met name ter reparatie van vigerende ruimtelijke plannen binnen de gemeente Gouda. De ontwikkelingen zijn met name kleine aanpassingen waardoor de bestaande situatie en de planologische situatie op elkaar worden afgestemd. De ontwikkelingsruimte in dit bestemmingsplan is dermate kleinschalig dat rijksbelangen niet worden geschaad.
Op 2 juli 2010 hebben provinciale staten van Zuid-Holland de provinciale Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" vastgesteld. Op 23 februari 2011, 29 februari 2012 en 30 januari 2013 hebben provinciale staten de provinciale structuurvisie gewijzigd en geactualiseerrd door het vaststellen van respectievelijk de 1e Herziening Provinciale Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" en de Actualisering 2011 en 2012.
De structuurvisie bevat het ruimtelijk beleid tot 2020 met een doorkijk naar 2040. Het accent ligt op sturing vooraf en sturing op kwaliteit. Het beleid gaat in op verschillende provinciale belangen. De bevolking in Gouda zal naar verwachting tussen 2009 en 2025 tot 5% groeien. De trek naar de stad zal toenemen en de kwantiteit en kwaliteit van de woon- en werkmilieus sluiten nog niet goed aan bij de marktvraag. Het aanbod van aantrekkelijke, gemengde milieus, met een goede bereikbaarheid van werk, voorzieningen en recreatie, zal vergroot moeten worden. Daarnaast zal het stedelijk netwerk versterkt moeten worden. Energievoorzieningen moeten duurzaam worden, er moet voldoende aanbod zijn in verschillende woonmilieus en het voorzien in een gezonde leefomgeving is van belang.
De provincie heeft verschillende instrumenten om het provinciaal ruimtelijk beleid uit te voeren. De Verordening Ruimte is één van deze instrumenten. In de provinciale verordening zijn de zaken vastgelegd die generiek van aard zijn (relevant voor alle gemeenten of een bepaalde groep gemeenten) en in eerste instantie vooral een werend of beperkend karakter hebben. Tevens zijn de nationale belangen zoals vastgelegd in de AMvB Ruimte ook in de provinciale verordening opgenomen ten behoeve van een doorwerking in de gemeentelijke (bestemmings)plannen. Tot slot zijn in de verordening regels gesteld over de inhoud van bestemmingsplannen en de inhoud van de toelichting van bestemmingsplannen. De verordening heeft slechts betrekking op een beperkt aantal onderwerpen. Bij het opstellen van bestemmingsplannen dient daarom ook rekening te worden gehouden met ander provinciaal beleid. Bovendien moet worden voldaan aan de overige wet- en regelgeving.
Voorliggend bestemmingsplan dient met name ter reparatie van vigerende ruimtelijke plannen binnen de gemeente Gouda. De ontwikkelingen zijn met name kleine aanpassingen waardoor de bestaande situatie en de planologische situatie op elkaar worden afgestemd. De ontwikkelingsruimte in dit bestemmingsplan is dermate kleinschalig dat provinciale belangen niet worden geschaad.
De gemeente Gouda heeft een structuurvisie 2005-2030 (o.b.v. WRO) opgesteld om een kader te geven waar toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen kunnen plaatsvinden. Dit is bedoeld als antwoord op de plannen die in de komende 20 jaar voorzien in verdere verstedelijking (15.000 tot 30.000 woningen) aan de westzijde van Gouda. In de visie wordt antwoord gegeven op drie vragen:
Als gevolg van stedelijke ontwikkelingen in de stad en de Zuidplaspolder, zal de functie als regionale verzorgingskern binnen het groene hart afzwakken en zal Gouda steeds meer onderdeel worden van de Zuidvleugel van de Randstad. Hierdoor komt het voorzieningenapparaat in Gouda onder druk te staan. In de komende decennia zal Gouda zich ook meer moeten afstemmen op de regionale ontwikkelingen, wat dus zal betekenen dat er een verschuiving in het voorzieningsaanbod plaatsvindt.
Gouda stelt voor 2030 een aantal uitgangspunten:
Om de binnenstad vitaal te houden wordt in de ruimtelijke structuurvisie voorzien in het realiseren van uitloopgebieden aan de rand van de binnenstad. In deze gebieden zal ruimte moeten worden geboden aan functies die een belangrijk onderdeel uit maken van het functieaanbod behorende bij de binnenstad maar vanuit het oogpunt van maat en schaal niet meer passen.
Voorliggend bestemmingsplan dient met name ter reparatie van vigerende ruimtelijke plannen binnen de gemeente Gouda. De ontwikkelingen zijn met name kleine aanpassingen waardoor de bestaande situatie en de planologische situatie op elkaar worden afgestemd. Het plan is niet in strijd met de Ruimtelijke structuurvisie Gouda 2005-2030.
De beleidsvelden milieu en ruimtelijke ordening groeien het laatste decennium steeds meer naar elkaar toe. Ook op rijksniveau wordt steeds meer aandacht gevraagd voor de wisselwerking tussen milieu en ruimtelijke ordening. Milieubeleid kan soms beperkingen opleggen aan de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen, maar is primair bedoeld om een zo optimaal mogelijke leefomgeving te realiseren.
Dit milieukundige randvoorwaarden richten zich op de volgende milieuaspecten:
Wettelijk kader
Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.
Onderzoek en resultaten
Uit het Bodemloket (www.bodemloket.nl) blijkt dat ter plaatse van het plangebied meerdere historische activiteit bekend zijn die mogelijk hebben geleid tot bodemvervuiling. Daarnaast zijn er locaties die in het verleden onderzocht of gesaneerd zijn.
Figuur 4.1 Bodemkwaliteit (www.bodemloket.nl)
Het voorliggende bestemmingsplan legt grotendeels de bestaande situatie vast. Het is daardoor niet noodzakelijk om de bodemkwaliteit binnen het gehele plangebied vast te stellen.
De locaties waar wel ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt, zijn:
Voor deze ontwikkelingen geldt over het algemeen dat de beoogde bestemming niet gevoeliger is voor de bodemkwaliteit dan de reeds aanwezige bestemmingen of dat de ontwikkeling slechts gaat om de interne functieverandering van een gebouw waarbij de bodem niet wordt geroerd. Voor deze ontwikkelingen is in het kader van het bestemmingsplan dan ook geen bodemonderzoek noodzakelijk.
Voor de beoogde aanpassingen van de bouwvlakken blijkt uit het bodemloket dat er ter plaatse geen specifieke historische activiteiten bekend zijn die mogelijk hebben geleid tot bodemverontreiniging. In het kader van het bestemmingsplan is hiermee de bodemkwaliteit voldoende in beeld gebracht. In het kader van de vergunningaanvraag voor bouwen dient ter plaatse bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Conclusie
Er wordt geconcludeerd dat het aspect bodem de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.
Wettelijk kader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.
Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | Grenswaarde | geldig |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 60 µg/m³ | 2010 tot en met 2014 |
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 2015 | |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
NIBM
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Onderzoek en resultaten
Het bestemmingsplan maakt slechts ontwikkelingen mogelijk die niet of 'niet in betekende mate' bijdragen aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Als het gaat om de verkeersgeneratie zijn met name de mogelijkheden voor de realisatie van een onbemand tankstation aan de Nieuwe Gouwe Oostzijde 13a van belang. Uitgaand van gemiddeld 300 tankbeurten per etmaal genereert het tankstation 600 mvt/etmaal. De daadwerkelijke verkeerstoename zal aanzienlijk lager liggen, omdat een groot deel van het verkeer in de autonome situatie ook al van de ontsluitende wegen gebruik maakt. Uit de NIBM-tool die is ontwikkeld door het (toenmalige) ministerie van VROM blijkt dat een verkeersgeneratie van 600 mvt/etmaal 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Ook ter plaatse van de Hanzeweg 1 zal een tankstation gerealiseerd worden. De verkeerstoename bij dit station zal niet hoger liggen dan bij het tankstation aan de Nieuwe Gouwe Oostzijde. Gesteld kan dan ook worden dat deze ontwikkeling 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de luchtverontreinigende stoffen in de omgeving van deze locatie.
Het effect op de luchtkwaliteit van de ontwikkelingen die worden mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan bedraagt in geen geval meer dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarden voor PM10 en NO2. Het plan heeft dan ook geen relevante gevolgen voor de luchtkwaliteit binnen het plangebied en in de omgeving daarvan. Een toetsing aan de grenswaarden kan achterwege blijven.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van Gouda gegeven. Uit de informatie die beschikbaar is via de Monitoringstool (die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort) blijkt dat de jaargemiddelde concentratie fijn stof in 2011 (als referentiejaar voor de grenswaarde) langs de wegen in Gouda onder de 35 µg/m³ ligt. De jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide in 2015 (als referentiejaar voor de grenswaarde) ligt in Gouda ook over het algemeen onder de 35 µg/m³. Alleen direct langs de A12 vindt plaatselijk een overschrijding van de grenswaarde plaats. De ontwikkelingslocaties zijn echter op grotere afstand van de rijksweg A12 gelegen. Ter plaatse zal dan ook worden voldaan aan de grenswaarden omdat de concentraties luchtverontreinigende stoffen afnemen naarmate een locatie verder van de weg ligt.
Figuur 4.2 Concentraties fijn stof (monitoringstool)
Figuur 4.3 Concentraties stikstofdioxide (monitoringstool)
Conclusie
De Wlk staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg. Ontwikkelingsmogelijkheden in plan dragen slechts 'niet in betekenende mate' bij aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Binnen het plangebied is uit het oogpunt van luchtkwaliteit sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Wettelijk kader
Wettelijke geluidszone
Langs alle wegen – met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven – bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg moet worden getoetst. De geluidshinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.
Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. De zonebreedte van wegen is afhankelijk van een binnen- of buitenstedelijke ligging van de weg en het aantal rijstroken van de weg en wordt gemeten uit de kant van de weg.
Nieuwe situaties
Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen binnen de wettelijke geluidszone van een weg gelden bepaalde voorkeursgrenswaarden en uiterste grenswaarden. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de maximaal toelaatbare hogere waarde niet te boven gaan. De uiterste grenswaarde voor wegen is op grond van artikel 83 Wgh afhankelijk van de ligging van de woningen (binnen- of buitenstedelijk).
De geluidswaarde binnen de geluidsgevoelige bestemmingen dient in alle gevallen te voldoen aan de in het Bouwbesluit neergelegde norm.
Onderzoek en conclusie
Binnen het bestemmingsplan worden alleen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt waarvoor reeds een procedure is doorlopen.
Een uitzondering hierop vormt de bibliotheek Bloemendaal. Hier wordt de bestemming gewijzigd van 'Maatschappelijk ' naar 'Centrum'. Binnen 'Maatschappelijk waren zorggerelateerde woningen mogelijk en binnen 'Centrum' wordt wonen op de verdieping mogelijk. Aangezien beide functies geluidsgevoelig zijn en voor deze functies dezelfde normen uit de Wgh gelden kan akoestisch onderzoek naar deze functiewijziging achterwege blijven.
Het apect wegverkeerslawaai staat de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Wettelijk kader
Volgens de Wet geluidhinder dienen alle industrie- en bedrijventerreinen, waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, gezoneerd te zijn. Bedoelde inrichtingen – vroeger ook wel 'A-inrichtingen' genoemd – worden nader genoemd in het Besluit omgevingsrecht. Rondom deze industrieterreinen dient een geluidszone te worden vastgesteld en vastgelegd in bestemmingsplannen. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting als gevolg van het industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Bij het mogelijk maken van nieuwe geluidsgevoelige functies dient rekening te worden gehouden met de zonering van industrielawaai. Nieuwe geluidsgevoelige functies (zoals woningen) binnen de zonegrens zijn niet zonder meer toegestaan. Indien er binnen de 50 dB(A)-contour, de zonegrens van het industrieterrein, geluidsgevoelige functies (bijvoorbeeld woningen) mogelijk worden gemaakt, geldt een onderzoeksplicht. Wanneer er voor een locatie binnen de zone industrielawaai wordt aangetoond dat de geluidsbelasting onder de 50 dB(A) ligt, is de bouw van geluidsgevoelige functies op die locatie toegestaan. Bij een geluidsbelasting van meer dan 50 dB(A) kan door burgemeester en wethouders een hogere grenswaarde worden vastgesteld tot maximaal 55 dB(A).
Onderzoek en conclusie
Binnen Gouda zijn vier gezoneerde industrieterreinen gelegen. Het gaat hierbij om de Kromme Gouwe, Middelblok, Hollandsche IJssel en trafostation Gouda. De delen van het plan waar daadwerkelijk ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt, zijn niet gelegen binnen de geluidszones van deze industrieterreinen. De aanwezigheid van de industrieterreinen levert dan ook geen belemmering op voor de vaststelling van voorliggende plan.
Figuur 4.4 Geluidszones (http://geo.zuid-holland.nl/geo-loket/html/atlas.html?atlas=bedrijventerreinen)
Wettelijk kader
Normstelling
Wettelijke geluidszone
Langs alle spoorwegen bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidhinder vanwege de spoorweg moet worden getoetst. De geluidhinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.
Binnen de geluidszone van spoorweg dient de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. De zonebreedte van spoorwegen is afhankelijk van de hoogte van het vastgestelde Geluidproductieplafond (GPP) en wordt gemeten uit de kant van de buitenste spoorstaaf.
Spoorwegen zijn opgenomen op de Regeling geluidplafondkaart Milieubeheer (RGM), waardoor de bronnen onder hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer (Wm) vallen. Wanneer het gaat om nieuwe geluidsgevoelige functies binnen de zone van een spoorweg, dient getoetst te worden aan de normen van de Wgh. De broninformatie dient ontleend te worden aan het geluidsregister zoals bedoeld in artikel 3.8 lid 2 en 3 van het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2012 (RMG 2012).
Nieuwe situaties
Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen binnen de wettelijke geluidszone van een spoorweg gelden bepaalde voorkeursgrenswaarden en uiterste grenswaarden. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de maximaal toelaatbare hogere waarde niet te boven gaan.
De geluidswaarde binnen de geluidsgevoelige bestemmingen dient in alle gevallen te voldoen aan de in het Bouwbesluit neergelegde norm.
Onderzoek en conclusie
Door Gouda loopt een spoorlijn. Binnen de geluidszone van deze spoorlijn worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt waaarvoor nog een procedure doorlopen moet worden. Het aspect spoorweglawaai staat de uitvoering van de plannen dan ook niet in de weg.
Wettelijk kader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).
Onderzoek en resultaten
Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit verschillende locaties. Voor de meeste locaties is al een ruimtelijke procedure doorlopen en wordt met onderhavig plan slechts de huidige situatie geregeld. Hiervoor is niet opnieuw getoets aan het aspect bedrijven en mileuzonering. Voor de ontwikkellocaties wordt deze toets wel uitgevoerd.
Ter plaatse van de bibliotheek Bloemendaal wordt de bestemming Centrum mogelijk gemaakt. Binnen deze bestemming wordt slechts kleinschalige bedrijvigheid, detailhandel en horeca mogelijk gemaakt. Hiervoor geldt op basis van de VNG-uitgave over het algemeen een richtafstand van 10 m tot een rustige woonwijk (en 0 m tot gemengd gebied). De dichtsbijzijnde bestaande woningen zijn op ruim 10 m van de voormalige bibiliotheek gelegen. De woningen die binnen het plangebied mogelijk worden gemaakt behoren tot gemengd gebied waardoor een richtafstand van 0 m geldt. Er wordt dus voldaan aan de richtafstand. Daarnaast is ten oosten van het plangebied reeds een centrumgebied aanwezig met verschillende kleinschalige bedrijvigheid. Voor deze bedrijvigheid geldt tevens een richtafstand van 10 m ten opzichte van hindergevoelige functies, zoals woningen die tevens ter plaatse van het plangebied worden mogelijk gemaakt. De afstand tot het plangebied is 15 m waardoor ook hierbij aan de richtafstand wordt voldaan. De aanwezige bedrijven zullen dan ook niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd.
Ter plaatse van de Veerstalhoeve wordt de grootte van het bouwvlak aangepast voor de mogelijke bouw van een nieuwe stal. Voor een paardenhouderij geldt op basis van de VNG-uitgave een richtafstand van 50 m tot een rustige woonwijk in verband met het aspect geur. De dichtsbijzijnde woning, niet behorende bij de eigen inrichting, is gelegen op ruim 50 m afstand. Er wordt dus voldaan aan de richtafstand. Daarnaast valt de paardenstal onder het Activiteitenbesluit. In het Activiteitenbesluit zijn algemene regels gesteld waar een paardenstal aan moet voldoen. In het milieuspoor wordt gewaarborgd dat aan deze regels wordt voldaan.
Op de percelen Nieuwe Gouwe Oostzijde 13a en de Hanzeweg 1 maakt het bestemmingsplan nieuwe tankstations mogelijk. Op grond van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering dient voor tankstations (zonder verkoop van LPG) rekening te worden gehouden met een richtafstand van 30 meter ten opzichte van woningen binnen een 'rustige woonwijk'. Ten opzichte van woningen in gemengd gebied kan in bepaalde gevallen een kleinere afstand worden aangehouden. In de directe omgeving van de locaties zijn geen woningen gelegen. Er wordt dan ook voldaan aan de richtafstand van 30 meter. De realisatie van het tankstation zal niet leiden tot onaanvaardbare milieuhinder. Een tankstation valt tevens onder het Activiteitenbesluit. In het milieuspoor wordt gewaarborgd dat aan de regels zoals gesteld in het Activiteitenbesluit wordt voldaan.
Conclusie
Door het aanhouden van de richtafstanden zoals deze in de VNG-publicatie bedrijven en milieuzonering (editie 2009) zijn opgenomen wordt ter plaatse van de woningen omliggend aan de ontwikkellocaties een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gegarandeerd. Het aspect milieuhinder staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
Wettelijk kader
Beleid
Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De bescherming van de EHS is in Zuid-Holland in de provinciale Structuurvisie nader uitgewerkt.
Normstelling
Flora- en faunawet
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.
Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken de volgende interpretatie van artikel 11:
De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:
Nesten die het hele jaar door zijn beschermd
Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.
Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd
In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.
De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Natuurbeschermingswet 1998
Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EZ). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.
Onderzoek en resultaten
Het plangebied bestaat uit veel verschillende locaties. Voor de meeste locaties is al een ruimtelijke procedure doorlopen en betreft onderhavig plan slechts een beperkte aanpassing van de regels of wordt de huidige situatie geregeld. Voor deze locaties is niet opnieuw getoetst aan het aspect ecologie. Bij het aanvragen van een omgevingsvergunning dient dit aspect overigens wel (actueel) onderzocht te zijn.
In het plan worden echter ook enkele nieuwe ontwikkelingen opgenomen. Per locatie wordt hieronder aangegeven welke beschermde gebieden en soorten mogelijk voorkomen en of nader onderzoek nodig is voor de omgevingsvergunning.
Ridder van Catsweg 256
Het perceel bestaat uit een beschaduwde, grazige berm. Hier komen slechts licht beschermde soorten voor, zoals mol, egel, gewone pad en middelste groene kikker. De watergangen bieden leefgebied aan watervogels als meerkoet, wilde eend en waterhoen. Ook kan in de watergangen de matig beschermde kleine modderkruiper voorkomen. Indien werkzaamheden in de watergangen plaatsvinden, dient aantasting van de kleine modderkruiper voorkomen te worden door het treffen van maatregelen (verplaatsen). Als gewerkt wordt volgens een goedgekeurde gedragscode is hiervoor geen ontheffing nodig.
Vooralsnog wordt er van uitgegaan dat de aanwezige populieren behouden blijven. Indien deze bomen toch worden gekapt dient vooraf te worden bepaald of zich in deze bomen vaste rust-, verblijfs- en voortplantingsplaatsen bevinden van bijvoorbeeld vleermuizen of jaarrond beschermde nesten van vogels. Indien dit het geval is dienen maatregelen getroffen te worden om overtreding van de Flora- en faunawet te voorkomen.
Geertruidahoeve 41
Het hier aanwezige groen herbergt slechts algemene, licht beschermde soorten, zoals egel, gewone pad en middelste groene kikker. Daarnaast broeden hier mogelijk verschillende soorten struweelvogels als merel, winterkoning en roodborst. Vaste rust-, verblijfs- en voortplantingsplaatsen van vleermuizen of jaarrond beschermde nesten van vogels zijn hier afwezig. Indien de herinrichting buiten het broedseizoen wordt gerealiseerd staat de Flora- en faunawet de uitvoering van het plan niet in de weg.
Veerstalhoeve
De betreffende percelen maken geen deel uit van en liggen niet nabij een beschermd natuurgebied zoals Natura 2000. In de omgeving maken de veenweidegronden wel deel uit van het EHS-gebied Het Beijersche. De bebouwing wordt gerealiseerd aansluitend aan bestaand bebouwd gebied. De ontwikkeling ligt ook aan de rand van het EHS-gebied en is niet van invloed op het functioneren hiervan.
Op de percelen komen licht beschermde soorten voor, zoals mol, veldmuis, gewone pad en middelste groene kikker. De watergangen bieden leefgebied aan watervogels als meerkoet, wilde eend en waterhoen. Ook kan in de watergangen de matig beschermde kleine modderkruiper voorkomen. Zwaarder beschermde soorten worden vanwege het bestaande agrarische gebruiken van de percelen niet verwacht. Indien werkzaamheden in de watergangen plaatsvinden, dient aantasting van de kleine modderkruiper voorkomen te worden door het treffen van maatregelen (verplaatsen). Als gewerkt wordt volgens een goedgekeurde gedragscode is hiervoor geen ontheffing nodig.
Bibliotheek Bloemendaal
De locatie maakt geen deel uit van en ligt niet nabij een beschermd natuurgebied zoals Natura 2000 of de EHS.
De bibliotheek krijgt een nieuwe bestemming waarbij alleen de gebruiksfunctie wijzigt. Nader ecologisch onderzoek kan derhalve achterwege blijven. Uiteraard geldt bij eventuele verbouwingwerkzaamheden de algemene zorgplicht van de Flora- en faunawet.
Tankstation Nieuwe Gouwe Oostzijde 13c en Hanzeweg 1
De locatie maakt geen deel uit van en ligt niet nabij een beschermd natuurgebied zoals Natura 2000 of de EHS.
Gelet op het karakter van het gebied (volledig verhard, nauwelijks begroeiing), en het feit dat er geen bomen worden gekapt wordt geconcludeerd dat geen matig en zwaar beschermde soorten voorkomen in het gebied. In het gebied komen hoogstens licht beschermde (tabel 1) soorten, zoals mol, egel en veldmuis voor. De groenstructuur rond het plangebied wordt niet beïnvloed door de vestiging van een tankstation.. Overtreding van de Flora- en faunawet wordt uitgesloten. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
Conclusie
Het aspect flora en fauna staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
Wettelijk kader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.
Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water en (spoor)wegen opgenomen. Op basis van de circulaire is voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties geldt een richtwaarde van 10-6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR nog buiten deze 200 m strekken.
Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de circulaire per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden en plasbrandaandachtsgebieden uit het Basisnet Wegen en Basisnet Water opgenomen in de circulaire.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.
Onderzoek en resultaten
Binnen Gouda zijn verschillende risicobronnen gelegen, zoals de rijksweg A12, hoofdaardgastransportleidingen, provinciale wegen en benzineservicestations (met verkoop LPG). Ter plaatse van het overgrote deel van de planlocaties vinden geen feitelijke ontwikkelingen plaats waarbij (beperkt) kwetsbare objecten binnen de PR 10-6 risicocontouren van deze risicovolle objecten mogelijk worden gemaakt of waarbij de de personendichtheden binnen de invloedsgebieden toenemen. Het aspect externe veiligheid is voor deze locaties dan ook niet van belang.
Op een beperkt aantal locaties vinden wel ontwikkelingen plaats die van belang kunnen zijn in het kader van de externe veiligheid. Deze locaties worden hieronder besproken.
De ontwikkellocatie bibliotheek Bloemendaal is niet gelegen binnen de PR 10-6 risicocontour of het invloedsgebied van risicovolle objecten. De beoogde ontwikkeling is dan ook niet van invloed op de veiligheidssituatie in het plangebied.
In de omgeving van de ontwikkellocatie de Veerstalhoeve is de provinciale weg N207 gelegen. Over deze weg vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Uit tellingen blijkt dat over de weg 234 GF3 transporten per jaar plaastvinden. Pas bij 500 transporten of meer is sprake van een PR 10-6 risicocontour. Hiervan is bij deze weg dus geen sprake. De hoeveelheid transporten van GF3 is daarnaast dusdaning laag vergeleken met de drempelwaarden uit de Handleiding Risicoanalyse Transport (Ministerie van infrastructuur en milieu, d.d. 1 november 2011) dat er ook geen sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Het verplaatsen van het bebouwingspercentage ter plaatse heeft geen gevolgen voor de hoogte van het groepsrisico.
In de omgevig van de zwembadlocatie Groenhovenpark is het benzineservicestation Van Loon's gelegen (LPG doorzet 1.499 m3 per jaar). Dit is een bevi-inrichting. Rondom deze inrichting zijn drie PR 10-6 risicocontouren gelegen. Ronomd het vulpunt ligt een PR contour van 110 m, rondom het ondergrond reservoer van 25 m en rondom de afleverinstallatie van 15 m. Het invloedsgebied van het groepsrisico is 150 m. De afstand tot de ontwikkellocatie is ruim 200 m. Dit is buiten de PR 10-6 risicocontouren en buiten het invloedsgebied. De aanwezigheid van het tankstation levert dan ook geen belemmering op voor de beoogde ontwikkeling.
Aan de Nieuwe Gouwe Oostzijde 13a en de Hanzeweg 1 maakt het bestemmingsplan nieuwe tankstation mogelijk. Ter plaatse zal geen verkoop van LPG plaatsvinden. Dit betekent dat het tankstation niet onder de werkingssfeer van het Besluit externe veiligheid inrichtingen valt. Er is geen sprake van risicocontouren of effectafstanden die leiden tot ruimtelijke beperkingen in de omgeving van onbemande tankstations.
Het tankstation aan de Goudse Poort 1 is reeds mogelijk gemaakt in een separate procedure. Externe veiligheid is in die procedures reeds getoetst. Dit Veegplan zorgt enkel voor een juiste jurische verwerking. Bij het tankstation wordt LPG verkocht. Door middel van voorliggende plan wordt de doorzet aan LPG niet veranderd waardoor ten opzichte van de huidige situatie de risicosituatie voor de omgeving ook niet veranderd.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
4.1.7 Kabels en leidingen
Wettelijk kader
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
Onderzoek en conclusie
Er zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Met eventueel aanwezige overige planologisch gezien niet-relevante leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) in of nabij het plangebied hoeft in het bestemmingsplan geen rekening te worden gehouden. Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt deels binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland en deels binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, beide verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerders over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerders worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal
Waterschapsbeleid
Waterbeheerplannen 2010-2015
Voor de planperiode 2010-2015 zullen de Waterbeheerplan (WBP) van Rijnland en van Schieland en de Krimpenerwaard van toepassing zijn. In deze plannen geven de waterbeheerders aan wat hun ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water.
Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn én blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij willen de waterbeheerders dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekeninghoudend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. Het waterbeheerplan sorteert voor op deze ontwikkelingen.
Keur en Beleidsregels 2009
Per 22 december 2009 is een nieuwe Keur in werking getreden, alsmede nieuwe Beleidsregels die per 27 mei 2011 geactualiseerd zijn. Een nieuwe Keur is nodig vanwege de totstandkoming van de Waterwet en daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. Verder zijn aan deze Keur bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. De 'Keur en Beleidsregels' maken het mogelijk dat de waterbeheerders hun taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerders kunnen uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor:
De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken. Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als de waterbeheerders daarin toestemmen, dan wordt dat geregeld in een Watervergunning op grond van de Keur. De Keur is daarmee een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen.
Gemeentelijk beleid
De actualisatie Waterplan Gouda, periode 2011-2015 is een bondige visie op het gehele watersysteem met beschrijving van uit te voeren onderzoeken, te nemen maatregelen en met afspraken over taken en verantwoordelijkheden. Het doel is een goed functionerend watersysteem dat aan geldende normen en aan de wet- en regelgeving voldoet inclusief de Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW).
De actualisatie geeft een beeld van de opgaven met een overzicht van de acties, die nodig zijn om de visie te realiseren. Belangrijke elementen van de visie zijn het houden van droge voeten, gezond water met een goede kwaliteit voor mens en natuur, en water om naar te kijken en van te genieten.
Huidige situatie
Algemeen
Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op een aantal locaties in de gemeente Gouda, te weten:
Kenmerken watersysteem
Ter plaatse van de locaties waarop dit bestemminsplan betrekking heeft, zijn verschillende aspecten uit het watersysteem van belang. De belangrijkste aspecten worden in onderstaande tabel weergegeven.
Het overgrote deel van de locaties zijn gelegen binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Uitsluitend de Gouderaksedijk 133 en de Veerstalhoeve zijn gelegen in het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard.
Locatie | Bodem | Grondwater-rap | Aanwezigheid water | Beschermingszone water | Kering en beschermings-zone |
Achterwillenseweg 96 (Middenwillens) | Veen | II | Primair en overig polderwater | Ja | Nee |
Gemaal Willens (nabij Goejanverwelledijk 10) | Rivierklei | II | Primair polderwater | Ja | Nee |
Zwembadlocatie Groenhovenpark | Veen | II | Overig polderwater | Nee | Nee |
Monkeytown Sportcity (Groenhovenpark) | Veen | II | Overig polderwater | Nee | Nee |
Sociaal Pension Livingstonelaan | Veen | II | Overig polderwater | Ja | Nee |
Goejanverwelledijk | Rivierklei | II | Primair polderwater | Ja | Ja |
Gouderaksedijk 133 | Veen | II | Overig water | Nee | Ja |
Parkeerplaats Ridder van Catsweg 256 a-f | Veen | II | Nee | Nee | Nee |
Warmoezierskade 6 | Veen | II | Nee | Nee | Nee |
Nijverheidsstraat 30 (achterzijde perceel) | Veen | II | Nieuwe Gouwe | Ja | Ja |
Nijverheidsstraat 14f | Veen | II | Nieuwe Gouwe | Ja | Ja |
Boelekade 42 – 48 | Veen | II | Nee | Nee | Nee |
Wethouder Venteweg 80 | Veen | II | Overig polderwater | Ja | Nee |
Wethouder Venteweg 95 | Veen | II | Nee | Ja | Ja |
Jan van Riebeecklaan 101 – 103 | Veen | II | Overig polderwater | Ja | Nee |
Veerstalhoeve | Veen | II | Wegsloot | Ja | Nee |
Geertruidahoeve 41 | Veen | II | Overig polderwater | Ja | Nee |
Bibliotheek Bloemendaal | Veen | II | Nee | Nee | Nee |
Tankstation Goudse Poort 1 | Veen | II | Primair polderwater | Ja | Nee |
Tankstation Hanzeweg 1 | Veen | II | Overig polderwater | Ja | Ja |
Tankstation Nieuwe Gouwe Oost zijde 13c | Veen | II | Nee | Nee | Nee |
Uit de tabel blijkt dat in vrijwel heel Gouda de bodem bestaat uit veen en dat er sprake is van grondwatertrap II. Dat wil zeggen dat de gemiddelde laagste grondwaterstand op minder dan 0,4 m beneden maaiveld ligt en dat de gemiddelde laagste grondwaterstand varieert tussen 0,5 en 0,8 m beneden maaiveld.
Ter plaatse van een aantal locaties zijn watergangen of waterkeringen gelegen. Delen van het plangebied liggen dan ook binnen de beschermingszone van de watergangen of de keringen. Binnen deze zones gelden op basis van de Keur beperkingen voor bouwen en aanleggen.
De locaties aan de Nijverheidsstraat zijn gelegen aan de watergang de Nieuwe Gouwe. Dit waterlichaam behoort tot de Kaderrichtlijn Water (KRW)-lichamen. De Europese KRW-richtlijn moet ervoor zorgen dat het oppervlakte- en grondwater vanaf 2015 van een goede kwaliteit is en dat ecologische doelen behaald worden. Het Hoogheemraadschap van Rijnland heeft verschillende doelen en maatregelen geformuleerd die nodig zijn om een goede waterkwaliteit te kunnen garanderen.
Afvalwaterketen en riolering
Het overgrote deel van de locaties in het plangebied zijn aangesloten op een gemengd rioleringsstelsel.
Toekomstige situatie
Voorliggende bestemmingsplan dient met name ter reparatie van vigerende ruimtelijke plannen binnen de gemeente Gouda. De beoogde ontwikkelingen zijn opgenomen in onderstaande tabel.
Locatie | Ontwikkelingen |
Achterwillenseweg 96 (Middenwillens) | Verleende (Wabo-)projectbesluit opnemen in bestemmingsplan |
Gemaal Willens (nabij Goejanverwelledijk 10) | Verleende (Wabo-)projectbesluit opnemen in bestemmingsplan |
Zwembadlocatie Groenhovenpark | Verleende (Wabo-)projectbesluit opnemen in bestemmingsplan |
Monkeytown Sportcity (Groenhovenpark) | Verleende (Wabo-)projectbesluit opnemen in bestemmingsplan |
Sociaal Pension Livingstonelaan | Opnemen bestemming 'sociaal pension' |
Goejanverwelledijk | Consoliderend |
Parkeerplaats Ridder van Catsweg 256 a-f | Opnemen bestemming 'parkeerplaatsen' |
Warmoezierskade 6 | Opnemen bestemming 'bedrijf' |
Nijverheidsstraat 30 (achterzijde perceel) | Opnemen gehele laad- en loskade |
Nijverheidsstraat 14f | Specifieke aanduiding voor bouwhoogte opnemen |
Boelekade 42 – 48 | Bouw- en goothoogte en bouwvlak aanpassen conform het bouwplan |
Wethouder Venteweg 80 | Aanpassen bouwvlak |
Wethouder Venteweg 95 | Extra hoofdbebouwingvlak opnemen voor bestaande tweede woning |
Jan van Riebeecklaan 101 – 103 | Opnemen bouwvlak van het appartementengebouw conform huidige situatie |
Veerstalhoeve | Verwijderen bouwvlak en verhogen bebouwingspercentage tweede bouwvlak |
Geertruidahoeve 41 | 'groen' bestemming wijzigen naar 'wonen' |
Bibliotheek Bloemendaal | Bestemming 'maatschappelijk' wijzigen naar 'centrum' |
Tankstation Goudse Poort 1 | Toevoeging aanduiding verkoop motorbrandstof met LPG |
Tankstation Hanzeweg 1 | Toevoeging aanduiding verkoop motorbrandstof zonder LPG |
Tankstation Nieuwe Gouwe Oostzijde 13c | Toevoeging aanduiding verkoop motorbrandstof zonder LPG |
De ontwikkelingen zijn met name kleine aanpassingen waardoor de bestaande situatie en de planologische situatie op elkaar worden afgestemd. De ontwikkelingen zijn dan ook niet/nauwelijks van invloed op het bestaande watersysteem.
Waterkwantiteit
De aanpassing van de bouwvlakken, zoals op een aantal locaties het geval is, is niet van invloed op het aandeel oppervlakteverharding. De meeste locaties zijn in de huidige situatie namelijk reeds geheel verhard. Daarnaast vindt ter plaatse van de Veerstalhoeve een uitwisseling plaats door één bouwvlak te laten vervallen en een naastgelegen bouwvlak te vergroten. Ook hier blijft de mogelijke toename in verharding dus nagenoeg gelijk. Watercompensatie is voor voorliggende plan dan ook niet noodzakelijk.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem geldt een verbod op het toepassen van zink, lood, koper en PAK's-houdende bouwmaterialen.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend Hoogheemraadschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het Hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het Hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Water en Waterstaat in het bestemmingsplan
In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'. Voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones geldt een zogenaamde dubbelbestemming, deze hebben de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' toebedeeld gekregen.
Conclusie
De in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen hebben geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Wettelijk kader
Nota Belvedere
In 1999 verscheen op rijksniveau de Nota Belvedere en werd Gouda aangewezen als Belvederestad grenzend aan het Belvederegebied Krimpenerwaard. Doel van de nota is dat cultuurhistorie sterker richtinggevend moet zijn bij de inrichting van de ruimte. Cultuurhistorie wordt gezien als een ruimtelijke kwaliteit die een volwaardige plaats heeft in de ruimtelijke planvorming. Op provinciaal en met name op gemeentelijk niveau wordt dit beleid nader uitgewerkt.
Monumentenwet 1988
De Monumentenwet 1988 maakt het mogelijk rijksmonumenten aan te wijzen, regelt de vergunningen van rijksmonumenten, het uitvoeren van archeologisch onderzoek, de vergunningsbevoegdheid en de opgravingsbevoegdheid. Ook is hierin de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht geregeld.
Wet op de Archeologische Monumentenzorg
Het archeologisch bodemarchief is de grootste bron voor de geschiedenis van Nederland. Het verdrag van Malta regelt de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Het belangrijkste doel is de bescherming van archeologische waarden in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Vooronderzoek moet duidelijk maken welke archeologische waarden verwacht kunnen worden. Wie de bodem in wil, bijvoorbeeld om te bouwen, kan verplicht worden om een archeologisch vooronderzoek te (laten) uitvoeren. De onderzoeksresultaten bepalen het verdere vervolg; een aanpassing van de bouwplannen of het opgraven van archeologische vondsten.
Er wordt uitgegaan van het basisprincipe dat de "verstoorder" betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort. Het is verplicht om met nieuwe bestemmingsplannen rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologisch waarden. Dit was in de voorgaande periode ook al een gebruikelijke praktijk.
Beschermd Stadsgezicht
De Goudse binnenstad en haar randen is op 20 februari 1979 aangewezen als rijks beschermd stadsgezicht, wat inhoudt dat de bestemmingsplannen in dit gebied beschermend moeten zijn. Tot het Beschermd Stadsgezicht behoort de gehele oude binnenstad, inclusief de bebouwing aan de buitenzijde van de singels.
Toetsing en conclusie
Het plangebied bestaat uit verschillende locaties. Voor de meeste locaties is al een ruimtelijke procedure doorlopen en betreft onderhavig plan slechts een beperkte aanpassing van de regels of wordt de huidige situatie geregeld. Voor deze locaties is niet opnieuw getoetst aan het aspect cultuurhistorie. De bebouwing in het plangebied valt buiten de aanwijzing Beschermd Stadsgezicht.
Wettelijk kader
Wet op de Archeologische Monumentenzorg
Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz) in werking getreden. Deze wet, gebaseerd op het Verdrag van Malta/Valletta, regelt de bescherming en het behoud van archeologische waarden in Nederland. Het belangrijkste doel is de bescherming van archeologische waarden in de bodem (in situ), omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Vooronderzoek moet duidelijk maken welke archeologische waarden verwacht kunnen worden. Wie de bodem in wil, bijvoorbeeld om te bouwen, kan verplicht worden om een archeologisch vooronderzoek te (laten) uitvoeren. De onderzoeksresultaten bepalen het verdere vervolg; een aanpassing van de bouwplannen of het opgraven van archeologische vondsten.
Gemeentelijke archeologische beleidskaart (2011)
In aanvulling op het rijks- en provinciaal archeologisch beleid heeft de gemeente Gouda in juni 2011 de geactualiseerde gemeentelijke archeologische beleidskaart (ABK) vastgesteld. Op de ABK is aangegeven in welke gebieden binnen de gemeente archeologische waarden aangetroffen kunnen worden. In die gebieden is een omgevingsvergunning voor de activiteit archeologie vereist bij bodemverstorende werkzaamheden.
Toetsing en conclusie
Het plangebied bestaat uit verschillende locaties. Voor de meeste locaties is al een ruimtelijke procedure doorlopen en betreft onderhavig plan slechts een beperkte aanpassing van de regels of wordt de huidige situatie geregeld. Voor deze locaties is niet opnieuw getoetst aan het aspect archeologie. Bij het aanvragen van een omgevingsvergunning dient dit aspect overigens wel (actueel) onderzocht te zijn.
Voor de gronden met een verwachte archeologische waarde is conform vigerende regelingen de dubbelbestemming Waarde - Archeologie opgenomen.
Rijksbeleid
Nota mobiliteit
Om Nederland in beweging te houden is in 2004 een nationaal verkeer- en vervoerplan voor de periode tot 2020 gepresenteerd, de Nota Mobiliteit. De algemene filosofie van de Nota Mobiliteit is: “Decentraal wat kan, centraal wat moet”. Hiermee worden de verantwoordelijkheden tussen centrale en decentrale overheden duidelijker afgebakend. Tevens wil de centrale overheid private partijen intensiever betrekken bij de ontwikkeling van gebieden en infrastructurele verbindingen. De visie Duurzaam Veilig is een belangrijk uitgangspunt. Het rijk is vooral verantwoordelijk voor:
De lagere overheden stellen provinciale/regionale en gemeentelijke verkeers- en
vervoersplannen op. Deze kunnen maatregelen bevatten voor:
Provinciaal beleid
Provinciaal Verkeers- en vervoersplan 2002-2020
Het Provinciaal Verkeer- en vervoer Plan (PVVP) geeft aan hoe de provincie Zuid-Holland in de genoemde tijdsperiode haar beleid op het terrein van verkeer en vervoer vorm wil geven. Het plan is een verlengstuk van het rijksbeleid omtrent verkeer en geeft antwoord op de problemen ten aanzien van de bereikbaarheid, de leefbaarheid en de verkeersveiligheid in Zuid-Holland. De provincie hanteert daarbij drie invalshoeken:
In het PVVP legt de provincie haar ambities uit voor 2020. Het belangrijkste uitgangspunt daarbij is een hoge kwaliteit van de bereikbaarheid te garanderen.
Mobilteitsplan
De komende jaren gaat er veel veranderen in en rond Gouda. Ook regionaal staat een aantal ruimtelijke ontwikkelingen gepland, vooral aan de westzijde van de stad. Deze veranderingen gaan gepaard met een toename van verkeer naar en binnen de stad. Om het huidige en nieuwe verkeer in goede banen te leiden, is een visie op verkeer en vervoer noodzakelijk. De gemeente Gouda heeft daarom een mobiliteitsplan opgesteld. Deze geeft in hoofdlijnen aan welk wegennet de gemeente nastreeft om de verkeerssituatie de komende vijftien jaar onder controle te houden.
De visie is een kapstok voor de verschillende deelnota's verkeer en vervoer, zoals voor fietsen en parkeren en de wijkverkeersplannen. Bij de uitwerking van het mobiliteitsplan in de wijken worden bewoners en wijkteams betrokken.
Fietsplan - Gouda fietst beter door 2007-2015
Het fietsplan 'Gouda fietst beter door' borduurt voort op het eerdere beleidsplan voor fietsverkeer uit 1999. Waar in 1999 is ingestoken op de hoofdfietsroutes en de aanleg van nieuwe infrastructuur op deze routes, is in het nieuwe plan veel meer ingezet op het onderliggende netwerk waarop ook fietsinfrastructuur wenselijk is. Conform landelijk beleid wordt tevens meer ingezet op fietsparkeren en de communicatie en gedragsbeïnvloeding binnen het fietsverkeer.
Het fietsplan beschrijft vanuit de doelstellingen de beleidskaders van andere overheden en de huidige situatie met knelpunten, die de bouwstenen zijn voor het nieuwe beleid. Vervolgens wordt aangegeven welke acties ondernomen worden op de genoemde knelpunten in de vorm van:
Gemeentelijk beleid
Parkeerbeleidsplan
In het Parkeerbeleidsplan (december 2004) wordt de verkeersproblematiek in Gouda beschreven en wordt aangegeven welke maatregelen kunnen leiden tot een verbetering. Door de sterke groei van het autoverkeer is de vraag naar parkeerplaatsen de afgelopen jaren fors gestegen. Het parkeerbeleid kent drie centrale beleidsuitgangspunten:
Randvoorwaarden daarbij zijn:
Op wijkniveau is bepaald dat voor bewoners voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn. Dit komt neer op één veilige parkeerplek per huishouden in de omgeving van de woning bij voorkeur op eigen terrein en een tweede plek op acceptabele loopafstand in een veilige omgeving. Bezoekers kunnen eventueel op grotere afstand van de woning parkeren.
Parkeernormen en bouwverordening
Parkeergelegenheid bij of in gebouwen is geregeld in de Bouwverordening van Gouda. De verordening regelt dat indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, voldoende ruimte moet worden aangebracht ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's.
Toetsing en conclusie
Het bestemmingsplan maakt slechts ontwikkelingen mogelijk die gering van omvang zijn en dus leiden tot een geringe verkeersgeneratie of waarvoor reeds een procedure is doorlopen waarbij is aangetoond dat de verkeersafwikkeling voldoende gewaarborgd is.
Als het gaat om de verkeersgeneratie is wel de mogelijkheid voor de realisatie van een onbemand tankstation aan de Nieuwe Gouwe Oostzijde 13a van belang. Uitgaand van gemiddeld 300 tankbeurten per etmaal genereert het tankstation 600 mvt/etmaal. De daadwerkelijke verkeerstoename zal aanzienlijk lager liggen, omdat een groot deel van het verkeer in de autonome situatie ook al van de ontsluitende wegen gebruik maakt. De ontsluitende wegen kunnen dit verkeer dan ook goed verwerken.
Bij een 24-uurs openstelling zullen de vertankingen plaatsvinden tussen 6:30 en 23:00 uur. In de nacht wordt er nauwelijks getankt. De vertankingen zijn in het algemeen gelijk verdeeld over ongeveer 16 uur per etmaal. Gemiddeld vinden er 16 tot 20 vertankingen per uur plaats met een maximum van 20 tot 28 vertankingen per uur in de namiddag tot 19:00 uur en op de vrijdagmiddag en zaterdagochtend tot 15:00 uur. Deze situatie zal geen problemen opleveren in de verkeersafwikkeling omdat de afleverzuilen (4 opstelplekken) genoeg capaciteit hebben om het tankend verkeer af te wikkelen.
Ook aan de Hanzeweg 1 zal een tankstation gerealiseerd worden. Bij de ontwikkeling van het gebied waar deze locatie deel van uitmaakt is bij de dimensionering van de wegen reeds rekening gehouden met het aandeel verkeer die de toekomstige functies binnen het gebied genereren. De ontsluitende wegen hebben dan ook voldoende capaciteit om het verkeer van en naar het tankstation af te wikkelen. Net als bij het tankstation aan de Nieuwe Gouwe Oostzijde zal een groot deel van het verkeer dat in de autonome situatie reeds op de wegen aanwezig is gebruik gaan maken van het tankstation.
Ten aanzien van parkeren geldt dat bij nieuwe ontwikkelingen voldoende parkeergelegenheid gerealiseerd dient te worden conform de parkeernormen van de gemeente.
Wettelijk kader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Onderzoek en conclusies
Een aantal van de beoogde ontwikkelingen kunnen worden aangemerkt als één van de onderscheiden activiteiten uit de D-lijst in de bijlage bij het Besluit m.e.r. Dit betreft bijvoorbeeld de activiteiten die behoren tot de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject. Dergelijke projecten zijn mer-beoordelingsplichtig wanneer de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 ha of meer of op een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat. De beoogde ontwikkelingen zijn allen dusdanig klein van aard dat de genoemde drempelwaarden niet zullen worden overschreden, ook niet bij een cumulatie van alle ontwikkelingen.
Gelet op de kenmerken van de beoogde ontwikkelingen (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de hinder die door de ontwikkelingen worden veroorzaakt en de risico's op ongevallen), de ligging van de plangebieden en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de vorige paragrafen zijn opgenomen. Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
In dit hoofdstuk wordt in het kort ingegaan op de opbouw en inhoud van de regels van het bestemmingsplan [naam bestemmingsplan]. In de voorgaande hoofdstukken is het beleid beschreven en zijn de ruimtelijke en functionele opzet van het plangebied toegelicht. De regels zijn niets meer en niets minder dan de juridische vertaling van de gemaakte keuzes voor dit plangebied. Het bestemmingsplan [naam bestemmingsplan] is conserverend en is dus een vertaling van de huidige situatie. De huidige situatie en het vigerende bestemmingsplan zijn vertaald in de regels.
algemeen
Dit bestemmingsplan bestaat uit een geografische plaatsbepaling (verbeelding), regels en een toelichting. De geografische plaatsbepaling en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide onderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Het bestemmingsplan is opgesteld conform het (wettelijke) model Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) versie 2012. Hierdoor is het plan geschikt voor interactieve uitwisseling via het Informatie Model Ruimtelijke Ordening (IMRO) 2012. De toelichting heeft in beginsel geen rechtskracht. Niettemin vormt zij een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het plan ten grondslag liggen. Daarbij is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
methodiek
Het bestemmingsplan is overwegend conserverend en maakt enkele kleinschalige ontwikkelingen mogelijk. De huidige situatie is het uitgangspunt en het vigerende bestemmingsplan vormt de onderlegger. Deze is vertaald in een nieuwe verbeelding en regels waarin de huidige situatie is bestemd, specifieke ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld de perifere detailhandel, worden gestuurd en de mogelijkheden van het vigerende bestemmingsplan grotendeels blijven bestaan. Voor de opzet van het bestemmingsplan is het Handboek Digitale Bestemmingsplannen van de Gemeente Gouda aangehouden. Zowel de verbeelding, de regels als de toelichting zijn opgezet aan de hand van dit handboek. Voor de regels is daarnaast gebruik gemaakt van de Standaardregeling van de gemeente en de vigerende regelingen.
In het bestemmingsplan hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming toegewezen gekregen. Daarnaast komen op sommige gronden aanduidingen voor. Met een bestemming wordt tot uitdrukking gebracht welke gebruiksdoelen of functies, met het oog op een goede ruimtelijke ordening, aan de in het plangebied gelegen gronden zijn toegekend. Een bestemming heeft altijd betrekking op een geometrisch bepaald vlak; lijnen puntbestemmingen komen niet voor. Aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Aanduidingen hebben altijd juridische betekenis, die in de regels wordt gegeven.
Alle functies zijn apart bestemd of aangeduid, waardoor het direct mogelijk is om met het bijbehorende renvooi (verklaring van de bestemmingen en aanduidingen) te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied gegeven zijn. In de bijbehorende regels zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de gebruiksregels alsmede de afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden te vinden.
bestemmingsvlakken
In dit plan wordt gebruikgemaakt van bestemmingsvlakken. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied dat op de plankaart is aangeven en waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven.
aanduidingen
Op de verbeelding is een onderscheid gemaakt in enkele verschillende aanduidingen. Een aantal functieaanduidingen is gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd. Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringaanduidingen.
bestemmingsregelingen
De regels bestaan uit verschillende hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat inleidende regels. Die bestaan uit omschrijvingen van enkele in de regels voorkomende begrippen en de wijze van meten, bijvoorbeeld hoe de oppervlakte van een bouwwerk gemeten moet worden. Hoofdstuk 2 behelst de bestemmingsregels. De basis van de regels is het Handboek Digitale Bestemmingsplannen van de Gemeente Gouda, aangevult met reeds bestaande regelingen uit de verschillende vigerende bestemmingsplannen. Hoofdstuk 3 bevat de anti-dubbeltelbepaling, voorgeschreven op grond van het Besluit ruimtelijke ordening, en algemene bouw- en afwijkingsbevoegdheden. De antidubbeltelbepaling voorkomt dat grotere bouwmogelijkheden ontstaan door grond dubbel te tellen bij de toetsing aan het bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 behelst het overgangsrecht. Ook van dit artikel staat de redactie vast. Het is gebaseerd op het Besluit ruimtelijke ordening. De slotregel is de titel van het bestemmingsplan. In de Wet ruimtelijke ordening (artikel 7.10) staat het algemene verbod om de gronden en bouwwerken in strijd met de bestemming te gebruiken. Overtreding van dit verbod is een strafbaar feit.
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor weidebouw en veeteelt, met uitzondering van niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering en kassen, extensief recreatief medegebruik, groenvoorzieningen en voet- en fietspaden, water en bruggen. Uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming mogen worden gebouwd, met dien verstande dat gebouwen uitsluitend binnen bouwvlakken mogen worden gebouwd.
De voor 'Bedrijf - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijfsactiviteiten milieucategorie 2 deel uitmakend van de bijbehorende staat van bedrijfsactiviteiten (met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, detailhandel, horeca, seksinrichting en zelfstandige kantoren). Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garage' is tevens een garagebedrijf toegestaan en ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' is uitsluitend een nutsvoorziening toegestaan. Tevens zijn aan bovenstaande functies gebonden kantoren en parkeervoorzieningen toegestaan en erven, groenvoorzieningen en water.
Uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming mogen worden gebouwd, met dien verstande dat gebouwen uitsluitend binnen bouwvlakken mogen worden gebouwd.
De voor 'Bedrijf - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijfsactiviteiten in ten hoogste milieucategorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, waaronder ook een groothandelsbedrijf (met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, perifere detailhandel, horeca) aan de bovenstaande functies gebonden parkeervoorzieningen, kantoren en erven, groenvoorzieningen en water.Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ is een bedrijfswoning toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen' is een verkooppunt motorbrandstoffen toegestaan en ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' is een Bevi inrichting toegestaan.
Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd. Gebouwen mogen op niet minder dan 5 m van een perceelsgrens worden gebouwd met een bebouwingspercetage van ten hoogste 70 %.
Artikel 6 Bedrijventerrein - 1
De voor Bedrijventerrein - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijfsactiviteiten van milieucategorie 2 en 3.1 deel uitmakend van de bijbehorende staat van bedrijfsactiviteiten en daarmee gelijk te stellen bedrijfsactiviteiten en daarmee gelijk te stellen bedrijfsactiviteiten, toonzalen, geen detailhandel zijnde. Ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' is een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg toegestaan. Aan bovenstaande functies. gebonden kantoren en parkeervoorzieningen en verkeer te water, erven, erfontsluitingswegen, groenvoorzieningen en water, nutsvoorzieningen, laad- en losplaatsen voor watergebonden bedrijven zijn toegestaan. De volgende bedrijfsactiviteiten zijn uitgesloten; risicovolle inrichtingen, indien de contour van het plaatsgebonden risico buiten de eigen perceelsgrenzen is gelegen, detailhandel, horecabedrijven en zelfstandige kantoren.
Uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming mogen worden gebouwd, met dien verstande dat gebouwen uitsluitend binnen bouwvlakken mogen worden gebouwd.
Artikel 7 Bedrijventerrein - 2
De voor 'Bedrijventerrein - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1': bedrijfsactiviteiten van milieucategorie 3.1, 3.2 en 4.1 deel uitmakend van de bijbehorende staat van bedrijfsactiviteiten en daarmee gelijk te stellen bedrijfsactiviteiten, toonzalen, geen detailhandel zijnde. Aan bovenstaande functies. gebonden kantoren en parkeervoorzieningen en verkeer te water, erven, erfontsluitingswegen, groenvoorzieningen en water, nutsvoorzieningen, laad- en losplaatsen voor watergebonden bedrijven zijn toegestaan. De volgende bedrijfsactiviteiten zijn uitgesloten; risicovolle inrichtingen, indien de contour van het plaatsgebonden risico buiten de eigen perceelsgrenzen is gelegen, detailhandel, horecabedrijven en zelfstandige kantoren.
Uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming mogen worden gebouwd, met dien verstande dat gebouwen uitsluitend binnen bouwvlakken mogen worden gebouwd.
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor detailhandel en dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, alsmede daaraan gelijk te stellen voorzieningen met een publieksgericht karakter, horecabedrijven van categorie I, wonen (uitsluitend op de verdiepingen van gebouwen), parkeervoorzieningen en erven, groenvoorzieningen en water.
Uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming mogen worden gebouwd, met dien verstande dat gebouwen uitsluitend binnen bouwvlakken mogen worden gebouwd.
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn op de begane grondlaag van gebouwen bestemd voor wonen, bedrijfsactiviteiten milieucategorie 1 en 2 deel uitmakend van de bijbehorende staat van bedrijfsactiviteiten, detailhandel en dienstverlening, kantoren, maatschappelijke voorzieningen, alsmede daaraan gelijk te stellen voorzieningen met een publieksgericht karakter, horecabedrijven van categorie I en II, toegangsportalen en bergingen op de begane grond van op de verdieping gelegen woningen.
Op de verdiepingen van gebouwen zijn de daar bestaande functies als genoemd voor de verdieping en wonen toegestaan. Tevens zijn de aan bovenstaande functies gebonden parkeervoorzieningen, erven, groenvoorzieningen en water toegestaan.
Uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming mogen worden gebouwd, met dien verstande dat gebouwen uitsluitend binnen bouwvlakken mogen worden gebouwd.
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen en water, voet- en fietspaden, speelvoorzieningen, straatmeubilair en nutsvoorzieningen.
Op de gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 5 m. Ten behoeve van water is het mogelijk bijbehorende bouwwerken zoals bruggen, duikers, damwanden en soortgelijke bouwwerken te bouwen.
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen, aan de maatschappelijke functie gebonden parkeervoorzieningen, tuinen en erven, wegen en paden, groenvoorzieningen en water, straatmeubilair,nutsvoorzieningen en bruggen en duikers;
Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "sociaal pension" zijn de gronden tevens bestemd voor een sociaal pension waarbij het aantal wooneenheden ten hoogste 30 bedraagt.
Uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming mogen worden gebouwd, met dien verstande dat gebouwen uitsluitend binnen bouwvlakken mogen worden gebouwd.
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor het uitoefenen van sportactiviteiten. Ter plaatse van de aanduiding 'zwembad' zijn aan de functie onder a gebonden verenigingsgebouw en/of kantine, tot een oppervlakte van maximaal 240 m² b.v.o., horecafuncties tot een oppervlakte van maximaal 450 m2 b.v.o. en zelfstandige kantoren tot maximaal 450 m2 b.v.o. toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - speelparadijs' is een speelparadijs en tot maximaal 200 m2 per vestiging aan deze functie gebonden kantoren en horecafuncties toegestaan.
Tevens zijn aan bovenstaande functies gebonden parkeervoorzieningen en perceelsontsluitingen toegestaan. Daarnaast zijn tevens langzaamverkeersverbindingen, groenvoorzieningen, bruggen en duikers en water toegestaan.
Op de gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en parkeervoorzieningen.
Op de gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een hoogte van maximaal 1 m. Aan de voorgevels van woningen mogen erkers worden gebouwd met dien verstande dat mits voldaan wordt aan enkele voorwaarden.
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen, met ten hoogste 2 rijstroken, pleinen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, straatmeubilair en nutsvoorzieningen.
Op de gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 10 m voor lichtmasten en voor overige andere bouwwerken niet meer dan 5 m. Tevens mogen nutsgebouwtjes worden gerealiseerd met een oppervlakte van ten hoogste 15 m² en een bouwhoogte van maximaal 3 m.
De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen met een verblijfsfunctie, pleinen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, straatmeubilair en nutsvoorzieningen.
Op de gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de hoogte van lichtmasten niet meer mag bedragen dan 10 m en de hoogte van overige andere bouwwerken niet meer dan 5 m. Tevens mogen ten behoeve van water bouwwerken, zoals bruggen, duikers, damwanden en soortgelijke bouwwerken worden gebouw.
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor water, recreatief medegebruik, scheepvaart, duikers, groenvoorzieningen. Ter plaatse van de aanduiding 'laad- en losplaats' zijn tevens laad- en losplaatsen voor watergebonden bedrijven toegestaan.
Op de gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, zoals verkeerstekens, keerwanden, landhoofden, steigers, kademuren, duikers, oeverbeschoeiingen, aanlegsteigers en vlonders, met dien verstande, dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 6 m.
De voor 'Water - Gemaal' aangewezen gronden zijn bestemd voor gemaal, erven, groenvoorzieningen en water.
Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen de bouwvlakken.
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, tuinen en erven, aan de woonfunctie gebonden parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, brugge, duikers en water;
Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken.
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, tuinen en erven, aan de woonfunctie gebonden parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en water. Ter plaatse van de aanduiding 'naschoolse opvang' is een kinderdagverblijf toegestaan.
Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat binnen het bestemmingsvlak één vrijstaande woning is toegestaan, tenzij ter plaatse van de maatvoering 'maximum aantal wooneenheden' anders is aangegeven. De inhoud van een woning mag niet meer dan 700 m3 bedragen;
Artikel 21 Leiding - Hoogspanning
De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een hoogspanningleiding met de daarbij behorende bouwwerken en andere werken.
Op de gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.
De gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een waterleiding met de daarbij behorende bouwwerken en andere werken.
Op de gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming Leiding - Water worden gebouwd, met dien verstande dat de hoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m.
Artikel 23 Waarde - Archeologie
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.
Indien omgevingsvergunning voor de activiteit archeologie (archeologievergunning) als bedoeld in de Verordening inzake monumenten en archeologie noodzakelijk is, mag het bouwen ten dienste van de andere daar voorkomende bestemming uitsluitend geschieden nadat Burgemeester en wethouders vergunning hebben verleend.
Artikel 24 Waarde - Archeologie en Landschap
De als zodanig aangewezen gronden zijn primair bestemd voor het behoud van de (in potentie) aanwezige archeologische, cultuurhistorische en landschappelijke waarde en secundair bestemd voor de doeleinden van de onderliggende bestemmingen.
De bestaande bebouwing mag niet worden gewijzigd, behoudens indien dit in redelijkheid niet van de eigenaar kan worden gevergd of dit ten dienste van debestemming is, met in acht name van het bepaalde in de bouwregels van de onderliggende bestemmingen.
Artikel 25 Waarde - Cultuurhistorie - 1
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming van de cultuurhistorische waarden.
Indien een omgevingsvergunning conform de Verordening inzake monumenten en archeologie noodzakelijk is, mag het bouwen op de gronden ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen uitsluitend geschieden nadat het bevoegd gezag een omgevingsvergunning conform genoemde Verordening heeft verleend.
Artikel 26 Waterstaat - Waterkering
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterkering met de daarbij behorende bouwwerken en andere werken.
Uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming mogen worden gebouwd, met dien verstande dat de hoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m.
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens is met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening de verplichting ontstaan om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, en de plankosten, deze moeten worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. Een en ander dient te worden vastgelegd in privaatrechtelijke overeenkomsten met iedere grondeigenaar. Als er met een grondeigenaar geen overeenkomst is gesloten en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient een exploitatieplan te worden opgesteld welke tegelijkertijd met het bestemmingsplan moet worden vastgesteld.
Het plangebied bestaat uit verschillende locaties. Voor de meeste locaties is al een ruimtelijke procedure doorlopen en betreft onderhavig plan slechts een beperkte aanpassing van de regels of wordt de huidige situatie geregeld. De economische uitvoerbaarheid van de de reeds doorlopen ruimtelijke procedures is per locatie in privaatrechtelijke overeenkomsten opgenomen. Met de eigenaren van de tankstations aan de Hanzeweg en de Nieuwe Gouwe Oostzijde is een planschadeovereenkomst afgesloten.
De doelstellingen van het ruimtelijk beleid zoals verwoord in het bestemmingsplan kunnen slechts worden verwezenlijkt, indien de regels van het bestemmingplan worden nageleefd. De gemeente dient op de eerste plaats zelf haar regels na te leven er vervolgens voor zorg te dragen dat anderen deze regels naleven. Hiertoe zullen regelmatig controles uitgevoerd moeten worden. Bij de ontwikkeling van nieuwe bestemmingsplannen wordt tegenwoordig speciaal aandacht besteed aan de handhaafbaarheid van de regels. Zo ook bij dit bestemmingsplan. Bepalingen waarvan op voorhand bekend is dat de controle op de naleving een probleem vormt, zijn vermeden. Tevens zijn vage formuleringen geweerd ter voorkoming van verschillende interpretaties. Duidelijke en inzichtelijke formulieren geven zowel de ambtenaren belast met handhaving als de burgers houvast. Wanneer het gebruik van een multi-interpretabel begrip niet kan worden voorkomen, is in de begripsomschrijving duidelijk gemaakt welke interpretatie of definitie in dit bestemmingsplan gehanteerd wordt.
In dit hoofdstuk worden de uitkomsten van het bestuurlijke vooroverleg (conform artikel 3.1 Bro) met de besturen van de betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van de provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn. Het genoemde overleg zal plaatsvinden aan de hand van het ontwerp bestemmingsplan. De eventuele inspraakreacties en zienswijzen zullen in dit hoofdstuk verwoord worden.
Door de gemeente is met diverse partijen (zoals de provincie, het hoogheemraadschap) vooroverleg gevoerd. De resultaten hiervan zijn opgenomen in de Nota beantwoording zienswijzen.
Na het verwerken van de overlegreacties is het ontwerpbestemmingsplan opgesteld. Dat is, zoals de wet voorschrijft, gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegd waarbij zienswijzen kunnen worden ingediend.
Het bestemmingsplan heeft van 10 oktober 2013 tot en met 21 november 2013 ter inzage gelegen. In deze termijn was het voor een ieder mogelijk om schriftelijk dan wel mondeling zienswijzen in te dienen. Er is één pro-forma zienswijze ingediend. Deze is op 4 december 2013 aangevuld. In bijlage 1 is de zienswijze samengevat en voorzien van commentaar.
Daarnaast zijn enkele ambtshalve aanpassingen verwerkt:
Na de zienswijzenprocedure wordt het bestemmingsplan ter vaststelling aan de gemeenteraad aangeboden. De raad kan het plan gewijzigd of ongewijzigd vaststellen. Het vastgestelde bestemmingsplan behoeft op grond van de Wro geen goedkeuring meer van Gedeputeerde Staten.Tegen het besluit tot vaststelling staat, voor belanghebbenden, direct beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Direct na de beroepstermijn treedt, indien tijdens de beroepstermijn geen verzoek om voorlopige voorziening is ingediend, het plan in werking.