direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied Hulst 2023
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0677.bpbuitengeb3herzie-001O

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 aan huis gebonden beroep:

een dienstverlenend beroep, dat in een woning of bij de woning behorend bijgebouw uitsluitend door de bewoner(s) van de woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.2 aan- of uitbouw:

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aanduidingsvlak:

een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden;

1.6 adviseur externe veiligheid

Adviseert over de risico's voor mens en milieu bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen;

1.7 afdekfolie:

folie die op de bodem wordt aangebracht ter verbetering van de microklimatologische omstandigheden om de groei van gewassen onder de folie te bevorderen;

1.8 agrarisch bedrijf:

een bedrijf gericht op het voortbrengen van agrarische producten door middel van het telen of veredelen van gewassen en/of het houden of fokken van vee, pluimvee of pelsdieren, nader te onderscheiden in:

  • a. grondgebonden bedrijf: een bedrijf dat geheel of nagenoeg afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel en waar geheel of nagenoeg gebruik wordt gemaakt van open grond of plat glas dan wel een ander lichtdoorlatend materiaal met een hoogte van maximaal 1 meter, te onderscheiden in:
    • 1. akker- en vollegrondstuinbouw:
      • de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen bosbouw, sier- en fruitteelt;
    • 2. fruitteelt:
      • de teelt van fruit op open grond;
    • 3. sierteelt:
      • de teelt van siergewassen al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
    • 4. bollenteelt:
      • de teelt van bloembollen in samenhang met de teelt bolbloemen;
    • 5. bosbouw:
      • de teelt van bomen voor de houtproductie;
    • 6. boomkwekerij:
      • een bedrijf gericht op het telen van bomen al dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan;
    • 7. veeteelt:
      • het houden van melkvee en/of ander vee, niet zijnde een intensieve veehouderij;
  • b. glastuinbouw: een bedrijf gericht op de teelt of veredeling van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
  • c. aquacultuur: de kweek van schaal- en schelpdieren, vis, zouttolerante gewassen andere aquatische producten en aquatische orgamismen;

  • d. niet grond-gebonden bedrijf: een bedrijf dat (nagenoeg) niet afhankelijk is van agrarische grond als productiemiddel en waar (nagenoeg) geen gebruik wordt gemaakt van daglicht, waaronder begrepen:
    • 1. intensieve veehouderij:
      • een niet aan de grond gebonden agrarisch bedrijf of bedrijfsonderdeel dat zich toelegt op het houden of mesten van melkvee en/of slacht-, fok-, leg- of pelsdieren, waarbij de teelt plaatsvindt zonder of nagenoeg zonder weidegang. Voorbeelden zijn: kalvermesterij, kippenfarm, varkensfokkerij en varkensmesterij;
    • 2. intensieve tuinbouw in gebouwen:
      • een niet aan de grond gebonden agrarisch bedrijf als hiervoor bedoeld, gericht op de teelt of veredeling van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van gebouwen;
    • 3. intensieve kwekerij:
      • de teelt van gewassen of dieren, anders dan bij wijze van intensieve veehouderij, in met name gebouwen (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht.
  • e. paardenfokkerij: het fokken van paarden, de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden voor de fokkerij;
1.9 agrarisch deskundige:

de agrarische adviescommissie Zeeland van de Vereniging van Zeeuwse Gemeenten dan wel een andere door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of onafhankelijke commissie van deskundigen op het gebied van land- en tuinbouw;

1.10 agrarisch hulp- en nevenbedrijf:

een bedrijf gerelateerd aan de agrarische sector, nader te onderscheiden in:

  • a. een niet-industrieel bedrijf, dat is gericht op het opslaan en leveren van goederen aan agrarische bedrijven en/of het opslaan en verwerken van producten, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven, waaronder begrepen mestverzamelsilo's met een regionale functie;
  • b. een niet-industrieel bedrijf, dat - voornamelijk met behulp van verplaatsbare werktuigen - uitsluitend of overwegend diensten verleent aan agrarische bedrijven, hetzij in verband met de bodemcultuur hetzij ter uitvoering van grondwerkzaamheden op agrarische cultuurgronden (zoals loon- en grondverzetbedrijf);

1.11 antenne-installatie:

installatie bestaande uit een (vrijstaande) antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbijbehorende bevestigingsconstructie;

1.12 anti-hagelkanon:

bouwwerken, waarin een machine / generator is geplaatst voor het produceren van schokgolven, die de vorming van hagelstenen moeten voorkomen ten behoeve van bescherming van voorkoming van hagelschade aan fruitteelt;

1.13 aquacultuur:

de kweek van schaal- en schelpdieren, vis, zouttolerante gewassen andere aquatische producten en aquatische orgamismen;

1.14 arbeidsmigrant:

economisch actieve migrant wiens doel het is arbeid en inkomen te verwerven, met een hoofdverblijf elders, en op eigen initiatief en op vrijwillige basis;

1.15 archeologisch deskundige:

de beleidsmedewerker archeologie van de gemeente, de gemeentelijk adviseur archeologie of een door het College van Burgemeester en Wethouders aangewezen deskundige op het gebied van archeologie;

 

1.16 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens de gemeente, door een dienst, bedrijf of instelling erkend door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) en werkend volgens de kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA);

1.17 archeologisch rapport:

een rapport van een archeologisch onderzoeksbureau of een goed onderbouwd advies van een deskundige op het gebied van archeologie;

1.18 archeologische waarde:

vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde. Het betreft hier met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke ruimtelijke context. Zowel grote complexen/ structuren zoals nederzettingsterreinen, als afzonderlijke vondsten kunnen met deze term worden aangeduid;

1.19 assimilatiebelichting:

kunstmatige belichting van gewassen, gericht op de beïnvloeding van het groeiproces van gewassen, waarvan het elektrische vermogen op enig moment meer bedraagt dan 20 W/m²;

1.20 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.21 bebouwingspercentage:

een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van het gedeelte van het bouwvlak of bouwperceel aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.22 bed & breakfast:

een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als toeristisch recreatieve activiteit, die ondergeschikt is aan de hoofdbestemming. Onder een bed & breakfast wordt niet verstaan: overnachting, die noodzakelijk is in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;

1.23 bedrijf:

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen;

1.24 bedrijfsvloeroppervlakte:

de gezamenlijke oppervlakte van vloeren die kunnen of worden gebruikt voor bedrijfsactviteiten, waaronder niet begrepen mestopslagruimten zoals mestkelders, en verharde oppervlakten zoals toegangswegen, reinigingsplaatsen en erfverhardingen;

1.25 bedrijfswoning:

een woning , bestaande uit een hoofdgebouw met de daarbij behorende aan- en uitbouwen, in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, vanwege de bestemming van het gebouw of het terrein;

 

1.26 beperkt kwetsbaar object

onder een beperkt kwetsbaar object in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden verstaan:

  • a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare, en;
  • b. dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  • c. kantoorgebouwen;
  • d. hotels en restaurants;
  • e. winkels;
  • f. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  • g. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden;
  • h. bedrijfsgebouwen;
  • i. objecten die met de onder a tot en met f en h genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en;
  • j. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;

1.27 bergbezinkbassin:

ondergrondse voorziening om rioolwater te laten bezinken;

1.28 bestaande situatie:

t.a.v. bebouwing

  • bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van onderhavig ontwerpbestemmingsplan, dan wel de bebouwing die mag worden gebouwd krachtens een vóór het tijdstip van terinzagelegging aangevraagde vergunning;

t.a.v. gebruik

  • het gebruik van grond en opstallen zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;

1.29 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.30 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen:

1.31 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand: NL.IMRO.0677.bpbuitengeb3herzie-001O;

1.32 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.33 Bevi-inrichtingen:

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.34 bevoegd gezag:

het bevoegd gezag als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

1.35 bewoonbare vloeroppervlakte:

de oppervlakte van de ruimten in de woning, gemeten binnen de afgewerkte omtrekwanden (in voorkomende gevallen binnen de balustrade) onder aftrek van de in de ruimte uitspringende onderdelen van het gebouw zoals schoorsteenstoelen, kanalen en kasten, doch zonder aftrek van plinten en vast meubilair zoals aanrechten en verwarmingslichamen. Vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter hoogte aanwezig is wordt hierbij buiten beschouwing gelaten;

1.36 bijbehorend bouwwerk:

een bij een (bedrijfs)woning behorende bouwwerk in de vorm van aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

1.37 bijgebouw:

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.38 boog- en tunnelkassen:

al dan niet verplaatsbare gebouwen overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, ten behoeve van de teelt van tuinbouwgewassen, fruit of siergewassen, waaronder begrepen folie- en gaaskassen;

1.39 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.40 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.41 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.42 (bouw)perceelsgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.43 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.44 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.45 bouwwerk, geen gebouw zijnde:

een bouwwerk als bedoeld in lid 1.44, niet zijnde een gebouw;

1.46 camper:

Zelfrijdend voertuig, ookwel kampeerwagen genoemd, dat voorzien is van een woongedeelte met ten minste slaapmogelijkheden en kookmogelijkheden die vast in het woongedeelte bevestigd is

1.47 camperplaats:

een door het bevoegd gezag aangewezen openbare parkeerplaats, waar voor maximaal 24 uur een kampeerauto camper kan worden gestald ten behoeve van overnachting;

1.48 containervelden:

al dan niet verharde percelen voor de teelt van planten in potten

1.49 cultuur en ontspanning:

voorzieningen binnen de sector cultuur en ontspanning zoals een atelier, creativiteitscentrum, dansschool, museum, muziekschool en met voorgaande functies vergelijkbare voorzieningen;

1.50 cultuurhistorische waardevolle gebouwen en monumenten:

de in bijlage 5 opgenomen cultuurhistorische waardevolle gebouwen en monumenten;

1.51 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid;

1.52 dagrecreatie:

vrijetijdsbesteding gedurende de dag zoals sport en spel, wandelen, paardrijden of het houden van een evenement; er is daarbij geen sprake van verblijfsrecreatie;

1.53 dagrecreatieve voorzieningen:

het ontplooien van recreatieve activiteiten zoals kleinschalige recreatieve activiteiten in de vorm van bijvoorbeeld excursieruimten, huifkarverhuur, theetuinen en boerengolf;

1.54 dak:

een uitwendige scheidingsconstructie als bovenafsluiting van een bouwwerk;

1.55 dakkapel:

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;

1.56 detailhandel in aanvullend assortiment:

detailhandel, als onderdeel van een tuincentrum, in dierenbenodigdheden, barbecue-artikelen, cadeau- en kerstartikelen;

1.57 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.58 dienstwoning:

een woning , bestaande uit een hoofdgebouw met de daarbij behorende aan- en uitbouwen, in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, vanwege de bestemming van het gebouw of het terrein;

1.59 ecologische verbindingszone:

een verbinding tussen natuurgebieden (met nieuwe of herstelde natuur) die deel uitmaken van de ecologische hoofdstructuur;

1.60 ecologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling;

1.61 erf:

al dan niet omheind stuk grond dat in ruimtelijk opzicht direct behoort bij, functioneel ten dienste staat van en feitelijk direct aansluit aan een gebouw en dat blijkens kadastrale gegevens behoort tot het perceel waarop dat gebouw is geplaatst;

1.62 estuariene natuur:

natuur die zich ontwikkelt in het contact tussen zoet en zout water. Het is een gebied met verschillende natuurlijke overgangen: van droog naar nat, van zoet naar zout en van een stabiele naar een instabiele bodem. Door al deze overgangen zijn er veel verschillende leefgebieden en flora en fauna. Het meest kenmerkend zijn schorren, slikken, ondiepwatergebieden en zachte oevers;

1.63 evenement:

het geheel van al dan niet incidentele dan wel al dan niet kortdurende, maar wel tijdelijke activiteiten, dat plaatsvindt bij een voor publiek toegankelijke gebeurtenis, zoals een feest, kermis, optocht, braderie, wedstrijd of andere bijeenkomst tot ontspanning of vermaak, of een vertoning, voorstelling of herdenking, waarbij het schenken van alcoholische dranken is toegestaan.

1.64 gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.65 geluidsgevoelige objecten:

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;

1.66 geluidszoneringsplichtige inrichtingen:

een inrichting, waarbij op grond van artikel 40 van de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.67 gronddepot:

bewaarplaats van grond;

1.68 hartlijn:

het midden van de leiding;

1.69 hoofdgebouw:

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.70 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen en bereiden van voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccomodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf. Hierbij geldt dat de categorie-indeling wordt gehanteerd zoals staat aangegeven in de Bijlage Staat van Horeca-activiteiten .

Horeca, categorie 1 "lichte horeca"

horecabedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden

1a. Aan de detailhandel verwante horeca, zoals:

  • automatiek
  • broodjeszaak
  • cafetaria
  • croissanterie
  • koffiebar
  • lunchroom
  • ijssalon
  • snackbar
  • tearoom
  • traiteur

1b. Overige lichte horeca, zoals:

  • bistro
  • restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice)
  • hotel

1c. Horecabedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking, zoals:

  • horecabedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m²;
  • restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, drive-in restaurant).

Horeca, categorie 2 "middelzware horeca"

horecabedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, zoals:

  • bierhuis
  • biljartcentrum
  • café
  • proeflokaal
  • shoarma/grillroom
  • zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).

Horeca, categorie 3 "zware horeca"

horecabedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen, zoals:

  • dancing
  • discotheek
  • nachtclub
  • partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).

1.71 hoveniersbedrijf:

een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend;

1.72 huishouden:

Een aantal, aan elkaar door familieband of anderszins gerelateerde, personen, die gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van één woning;

1.73 intensieve veehouderij:

een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf dat zich toelegt op de teelt van slacht-, fok-, leg-, pels- of melkdieren, waarbij de teelt plaatsvindt zonder of nagenoeg zonder weidegang met uitzondering van een biologische veehouderij;

1.74 kampeermiddel:
  • a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto camper, een caravan of een stacaravan;
  • b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde,

één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

 

1.75 kampeerboerderij:

voorzieningen binnen al of niet voormalige agrarische bebouwing bedoeld voor recreatief nachtverblijf door een persoon gezin of andere groep van personen die zijn hun vaste woon of verblijfplaats elders hebben onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon gezin of andere groep van personen;

1.76 kantoor:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.77 kas:

een bouwwerk van glas of ander lichtdoorlatend materiaal voor de agrarische bedrijfsvoering met een hoogte van 1,5 m of meer, trek-, tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen;

1.78 kernrandzone:

overgangsgebied, gelegen langs het bestaand stedelijk gebied met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand tot elkaar en met een ondergeschikte of afnemende agrarische functie;

1.79 kleinschalig kamperen:

verblijfsrecreatie door middel van kampeermiddelen bij wijze van minicamping of met gebruikmaking van pensions of kampeerboerderijen;

1.80 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

activiteiten die in een woning of bij de woning behorend bijgebouw door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past;

1.81 kleinschalige bijeenkomstfunctie:

openbare ruimte waar mensen (al dan niet in verenigingsverband) elkaar ontmoeten om sociale activiteiten uit te oefenen, zoals het maken van muziek en/of het houden van informatiebijeenkomsten;

1.82 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen:

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, voor activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie;

1.83 KNA:

kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (zie www.sikb.nl);

1.84 kunstwerken:

een civieltechnische constructie of -installatie in de infrastructuur die één of meer functies vervult zoals onderdoorgangen, duikers, overkluizingen;

1.85 kwekerij:

het telen, kweken en verzorgen van bomen, heesters, struiken, planten en bloemen of tuinbouwzaden in de open grond;

1.86 kwetsbaar object :

onder een kwetsbaar object in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden verstaan:

  • a. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde beperkt kwetsbare objecten;
  • b. gebouwen bestemd voor verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    • 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • 2. scholen, of;
    • 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
    • 4. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
      • kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlakte van meer dan 1.500 m²;
      • complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk brutovloeroppervlakte meer dan 1.000 m² bedraagt en winkels met een totaal brutovloeroppervlakte van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en;
      • kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;

1.87 landgoed:

functionele eenheid, bestaande uit bos en overige natuur al dan niet in combinatie met agrarische bedrijfsgronden, waarop één of meer wooneenheden met een karakteristieke verschijningsvorm van allure zijn gesitueerd;

een functionele eenheid, bestaande uit bos of natuur al dan niet met agrarische gronden met een productiedoelstelling, waarbij vormen van bos- en landbouw onderdeel kunnen uitmaken van de bedrijfsvoering. Het geheel is overwegend openbaar toegankelijk. Op het landgoed staan één of meer wooncomplexen met tuin van allure en uitstraling;

1.88 landschappelijke inpassing:

het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing en beplanting, rekening houdend met de ter plaatse voorkomende landschappelijke en cultuurhistorische waarden om zo te komen tot een landschappelijke inpassing van nieuwe bebouwing die recht doet aan de kwaliteit en de beleving van het landschap. Landschappelijke inpassing bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een gemiddelde breedte van minimaal 5 meter.

1.89 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur;

1.90 landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige:

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of onafhankelijke commissie van deskundigen op het gebied van landschap en natuur;

1.91 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen binnen de gezondheidszorg, jeugdopvang, naschoolse opvang, onderwijs, openbare dienstverlening, praktijkruimte, sportzaal, religie, uitvaartcentrum, verenigingsleven, welzijnsinstelling en met voorgaande functies vergelijkbare voorzieningen;

1.92 manege:

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en/of pony's, horeca (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen, waarbij de te houden evenementen uitsluitend gericht mogen zijn op de hoofdactiviteit van de manege,(te weten, het lesgeven in paardrijden en het houden van paarden en pony's); overige evenementen zijn niet toegestaan;

1.93 mestopslagruimten:

een ruimte, zijnde een gebouw of bouwwerk, geen gebouwen zijnde, zoals mestbassins en mestverzamelsilo's, of een ander ruimte, geen bouwwerk zijnde, zoals mestbassins en mestzakken;

1.94 milieudeskundige:

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of onafhankelijke commissie van deskundigen op het gebied van milieu;

1.95 molendeskundige:

de Vereniging De Zeeuwse Molen dan wel een andere door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake molens;

1.96 natuurkampeerterrein:

kampeerterrein met een sober voorzieningenniveau, zonder vaste standplaatsen, gelegen in of nabij een natuurgebied of cultuurlandschap;

1.97 natuurwaarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en/of fauna;

1.98 nevenactiviteit:

activiteiten waarvoor een gedeelte van de vloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen als zodanig mag worden gebruikt en die uitgevoerd worden naast het eigenlijke beroep of de hoofdactiviteit. Deze activiteiten zijn ondergeschikt aan de primair toegekende functie;

1.99 neventak:

een bedrijfsonderdeel dat qua omvang, arbeidsinzet en gelet op de inkomsten die daaruit redelijkerwijs kunnen worden verworven niet als hoofdtak kan worden aangemerkt of een activiteit waaruit de betrokkene niet het hoofdinkomen verwerft;

1.100 niet-permanente verblijfsrecreatie:

verblijfsrecreatie door middel van kampeermiddelen, waarvan het ruimtegebruik van voorbijgaande aard is, waaronder wordt verstaan het innemen van een standplaats op hetzelfde terrein niet langer dan een zomerseizoen;

1.101 Nieuwe Economische Drager:

een nevenactiviteit die bij een agrarisch bedrijf, of als zelfstandige activiteit bij een voormalig agrarisch bedrijf, mag worden ondernomen;

1.102 normaal agrarisch gebruik:

werkzaamheden in de normale bouw t.b.v. de gewasteelt;

1.103 nutsvoorziening:

voorzieningen voor het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen voor (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.104 opgraven/opgraving:

de ontsluiting van een vindplaats met als doel de informatie te verzamelen en vast te leggen die nodig is voor het beantwoorden van de in het Programma van Eisen verwoorde onderzoeksvra(a)g(en) en het behalen van de onderzoeksdoelstellingen;

1.105 ophogen/ophoging:

het blijvend verhogen van het bestaande maaiveld door het aanbrengen van grond of andersoortige materialen. Tijdelijke ophoging tot een maximum van 6 maanden in relatie tot de agrarische bedrijfsvoering valt hier niet onder;

1.106 opslag:

het bedrijfsmatig opslaan en verpakken en verhandelen van goederen voor zover voortvloeiende uit het opslaan en verpakken van goederen, niet zijnde detailhandel;

1.107 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.108 overkappingsconstructies als teeltondersteunende voorzieningen:

bouwwerken zonder wanden, overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas ten behoeve van de bescherming van tuinbouwgewassen tegen neerslag of zonlicht, zoals hagelnetten;

1.109 paalkamperen:

vorm van kamperen, die alleen is toegestaan binnen een straal van 10 meter rondom een speciaal hiervoor door Staatsbosbeheer geplaatste paal, waarbij een tent niet langer dan 72 uur aanwezig mag zijn en waarbij een maximum geldt van 3 trekkerstentjes per paalkampeerplaats;

1.110 paardenbak:

een niet overdekt en al dan niet omsloten terrein, voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem, voor het africhten, trainen en berijden van paarden en het anderszins beoefenen van de paardensport;

1.111 paardenfokkerij:

een agrarisch bedrijf dat uitsluitend is gericht op het fokken van paarden, de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve de fokkerij;

1.112 paardenhouderij:

een bedrijf dat uitsluitend is gericht op het houden, stallen en/of africhten van paarden, alsmede de handel in paarden, niet zijnde een manege;

1.113 peil:

voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;

in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

1.114 pension:

een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met - al dan niet - als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse;

1.115 perceelgrens:

een grenslijn tussen (bouw)percelen onderling;

 

1.116 permanente verblijfsrecreatie:

verblijfsrecreatie door middel van kampeermiddelen, waarvan het ruimtegebruik een bestendig karakter draagt, waaronder wordt verstaan het innemen van een standplaats op hetzelfde terrein voor langer dan een zomerseizoen;

1.117 plan:

het bestemmingsplan 'Buitengebied Hulst 2023' van de gemeente Hulst;

1.118 plattelandswoning:

een (voormalige) bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorend tot een landbouwinrichting, die op grond van het bestemmingsplan of een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan door een derde bewoond mag worden, wordt met betrekking tot die inrichting voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen beschouwd als onderdeel van die inrichting, tenzij bij of krachtens de wet anders is bepaald.

1.119 praktijkruimte:

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied;

1.120 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling;

1.121 recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.122 seizoensarbeider:

economisch actieve migrant wiens doel het is arbeid en inkomen te verwerven, met een hoofdverblijf elders, op eigen initiatief en op vrijwillige basis in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf;

1.123 seksinrichting:

het bedrijfsmatig - of in omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bied tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen;

1.124 slopen:

het al dan niet geheel afbreken van gebouwen en andere bouwwerken;

1.125 Staat van Bedrijfsactiviteiten:

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt;

1.126 stacaravan:

een kampeermiddel in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op de afmetingen, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen en dat in het kader van deze regels als een gebouw wordt aangemerkt;

1.127 standplaats (toeristisch):

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van ten hoogste één kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten;

1.128 stelling:

bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarop planten worden geteeld ten behoeve van fruitteelt en de teelt van andere tuinbouwgewassen;

1.129 streekeigen producten:

ambachtelijke of geteelde producten die kenmerkend zijn voor de regio;

1.130 teeltondersteunende voorzieningen:

stellingen en overkappingsconstructies, permanente tunnels of boogkassen;

1.131 tijdelijke afdekfolie:

folie die op de bodem wordt aangebracht ter verbetering van de microklimatologische omstandigheden om de groei van gewassen onder de folie te bevorderen en een beperkte periode wordt aangebracht. De periode is afhankelijk van de teelt;

1.132 tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten:

het tijdelijk bedrijfsmatig verblijf en/of nachtverblijf aanbieden aan arbeidsmigranten, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft, waarbij geen sprake is van continuïteit in de samenstelling ervan en onderlinge verbondenheid, ongeacht of arbeidsmigranten hetzelfde werk verrichten, dezelfde nationaliteit delen en gezamenlijk de huishouding doen;

1.133 tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen:

teeltondersteunende voorzieningen die slechts gedurende 6 maanden op de landbouwgronden aanwezig zijn;

1.134 tiphoogte:

uiterste punt van de wiek in de hoogste stand;

1.135 tuin:

de gronden van een bouwperceel behorende bij een (bedrijfs)woning;

1.136 tuincentrum:

detailhandel met een al dan niet geheel overdekte verkoopvloeroppervlak waarop artikelen voor de inrichting en het'onderhoud van tuinen en de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen worden aangeboden, waaronder voornamelijk worden verstaan tuinhuisjes, tuingereedschappen en tuinmeststoffen, bouwmaterialen voor de tuin waaronder tuinhuisjes, serres en hobbyschuurtjes, tuinmeubelen en tuinverlichting alsmede daarmee vergelijkbare onderhouds- en inrichtingsmaterialen, en voorts de verkoop van kamerplanten, snijbloemen, plantenbakken, potten en vazen;

1.137 verbeelding:

de verbeelding van het bestemmingsplan "Buitengebied Hulst";

1.138 verblijfsrecreatie:

het kortdurend recreatief verblijf van één of meerdere personen met overnachting die elders hun hoofdverblijf hebben, waarbij in ieder geval geen sprake is van permanente bewoning;

1.139 verstoring:

aantasting van een gebied met archeologische waarden. Dit verschijnsel kan zich voordoen: door erosie, afgraving of egalisatie, door (diepe) bewerking van de bovengrond, door zetting als gevolg van ophoging, door verdroging en verzuring;

1.140 volwaardig agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf dat op grond van een toetsing aan de volgende elementen als volwaardig kan worden aangemerkt:

  • a. de aard en omvang van het bedrijf;
  • b. de arbeidsbehoefte die het agrarische hoofdberoepsbedrijf vergt;
  • c. de mate waarin het bedrijf in het hoofdinkomen voorziet;
  • d. de mate waarin de continuïteit van het bedrijf ook op de langere termijn is verzekerd;
  • e. de outillage van het bedrijf;
  • f. eventueel voorziene investeringen;
  • g. de opleiding/ervaring van het bedrijfshoofd;
  • h. de intensieve veehouderijen: het beschikken over voldoende mestproductierechten;

een agrarisch bedrijf met de omvang van minimaal één volwaardige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit te verwachten redelijk inkomen;

1.141 voorgevel:

de naar de weggekeerde gevel van het hoofdgebouw of, indien het een hoofdgebouw betreft met meer dan één naar de weggekeerde gevel de gevel die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;

1.142 voorgevellijn:

de denkbeeldige lijn die in het verlengde van de gevel van de voorgevel van het hoofdgebouw loopt;

1.143 voormalig agrarisch bedrijf:

een agrarisch of niet-agrarisch bouwblok waarop in het verleden een agrarisch bedrijf werd uitgeoefend, waarvan de bedrijfsgebouwen nog geheel of gedeeltelijk bestaan of reeds gesloopt zijn;

1.144 voorzieningen van algemeen nut:

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer, de riolering, een oplaadpunt en / of het wegverkeer.

1.145 vrijstellingsdiepte:

de in bijlage 2 voor dat gebied, aangegeven vrijstellingsdiepte;

1.146 waterbassin:

de opvang van water in een bassin, al dan niet vermengd met circulatiewater, bij een (agrarisch) bedrijf, uitgevoerd in de vorm van een voorziening op, in of onder de grond al dan niet in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.147 waterberging:

gebieden die integraal onderdeel uitmaken van het watersysteem en die periodiek vanuit het oppervlaktewatersysteem kunnen overstromen;

1.148 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn voor een goede waterkering, wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, (hemel)waterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan voorzieningen als duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, ondergrondse bergbezinkbassins en dergelijke;

1.149 waterwingebied:

gebied waar waterwinning plaatsvindt ten behoeve van de openbare watervoorziening door onttrekking van grondwater;

1.150 wet- en regelgeving:

indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan, tenzij anders bepaald;

1.151 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.152 woonunit:

een te verplaatsen / verwijderen bouwwerk bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht voor het woon-, dag-, of nachtverblijf van één of meer personen;

1.153 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

1.154 woonzorgproject:

huisvesting bieden aan bewoners met een zorgindicatie en zorgverlening;

1.155 zomerseizoen:

de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;

1.156 zorgboerderij:

een zorgfunctie als hoofdtak waarbij de sociaal medische opvang van personen gecombineerd wordt met agrarische activiteiten of het meewerken bij het kleinschalig houden van dieren.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden:

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot erfscheidingen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;

2.2 de breedte, lengte of diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:
  • a. vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte (op de achterzijde van een gebouw meer dan 70%), wordt de goot, de druiplijn, het boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel als goothoogte aangemerkt;
  • b. bij een asymmetrische dakvorm met één hellend dakvlak dat loopt over de volledige breedte, of diepte van een gebouw, wordt de goot- en/of boeiboordhoogte gemeten op het hoogste snijpunt van het dakvlak met de daaronder gelegen gevel; onder de gevel wordt ook verstaan het hart van de scheidsmuren met een gebouw op een aangrenzend bouwperceel.
2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.9 relatie:

daar waar twee of meer bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken door middel van de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden, gelden die bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken bij de toepassing van deze regels als één bestemmingsvlak respectievelijk één bouwvlak.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een duurzame agrarische bedrijfsuitoefening;
  • b. agrarisch grondgebruik;
  • c. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'intensieve veehouderij', tevens een volwaardige intensieve veehouderij is toegestaan;
    • 2. 'specifieke vorm van agrarisch - kwekerij', tevens een kwekerij is toegestaan;
    • 3. 'specifieke vorm van agrarisch-neventak intensieve veehouderij', tevens een intensieve veehouderij als neventak is toegestaan';
  • d. ondergeschikt aan een grondgebonden agrarisch bedrijf is ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij', intensieve veehouderij als neventak toegestaan;
  • e. kleinschalig kamperen tot maximaal 15 standplaatsen, als nevenactiviteit;
  • f. wonen in een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' met daaraan ondergeschikt een beroep aan huis met een maximale vloeroppervlakte van 25 m², met dien verstande dat de activiteiten in de woning worden uitgeoefend en de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft; wonen in een bedrijfswoning binnen het bouwvlak met daaraan ondergeschikt een beroep aan huis met een maximale vloeroppervlakte van 25 m², met dien verstande dat de activiteiten in de woning worden uitgeoefend en de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • g. verkoop van zelf voortgebrachte of streekeigen producten als ondergeschikte nevenactiviteit tot maximaal 200 m2 vloeroppervlakte;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'aquacultuur', tevens aquacultuur;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'hovenier', tevens ondergeschikt een hoveniersbedrijf;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein', tevens een kampeerterrein met maximaal 15 kampeerplaatsen, 3 blokhutten en 320 stacaravans;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vulstation', tevens een vulstation ten behoeve van gasflessen tot 150 liter;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - molen', uitsluitend een molen;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - natuurkampeerterrein', tevens een kampeerterrein met maximaal 50 natuurkampeerplaatsen;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum', tevens een tuincentrum met ondersteunende horeca;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'paardenfokkerij', tevens een paardenfokkerij;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – plattelandswoning', tevens een plattelandswoning;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – akker- en fruitteeltbedrijf', uitsluitend een akker- en fruitteeltbedrijf toegestaan;
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kampeerterrein', tevens verblijfsrecreatie in gebouwen en bouwwerken voor recreatief nachtverblijf;
  • s. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - schuur', tevens een schuur voor hobbymatig gebruik;
  • t. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - recreatiewoning', tevens een recreatiewoning;
  • u. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', tevens voor een parkeerterrein en een fietsenstalling;
  • v. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kwekerij', tevens een kwekerij;
  • w. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing', uitsluitend voor het ontwikkelen, behoud en herstel van opgaande inheemse beplanting;
  • x. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - ontsluiting woning', tevens een ontsluiting;
  • y. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - varkenshouderij', tevens een varkenshouderij;
  • z. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kampeerterrein', tevens verblijfsrecreatie in gebouwen en bouwwerken voor recreatief nachtverblijf;
  • aa. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm agrarisch uitgesloten - dierenverblijven', zijn geen dierenverblijven toegestaan;
  • ab. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - grondwal', tevens een grondwal;
  • ac. een één of meerdaags evenement voor ten hoogste 5 keer per jaar';

met de daarbij behorende:

  • ad. voorzieningen van algemeen nut;
  • ae. infrastructurele voorzieningen;
  • af. parkeervoorzieningen;
  • ag. groen- en speelvoorzieningen;
  • ah. tuinen en erven;
  • ai. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • aj. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Binnen het bouwvlak

a Algemeen

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende algemene regels:

  • a. gebouwen en overkappingen en (sleuf)silo's mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. het bebouwingspercentage van het bouwvlak voor gebouwen en overkappingen, niet zijnde teeltondersteunende voorzieningen, bedraagt maximaal 50%, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%) het bebouwingspercentage niet meer mag bedragen als aangegeven op de verbeelding;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding;
  • d. de bouwhoogte mag maximaal 4 meter meer bedragen dan de maximale goothoogte als bedoeld in sub c;
  • e. de bouwhoogte van een silo, niet zijnde een mestverzamelsilo, bedraagt maximaal 10 meter;
  • f. de bouwhoogte van een mestverzamelsilo bedraagt maximaal 5 meter, met dien verstande dat de gezamenlijke inhoud van mestverzamelsilo's per bouwvlak maximaal 2.500 m³ bedraagt;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - molen' zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, toegestaan;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gebouwen uitgesloten' zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en opslagruimten zijnde, toegestaan;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - schuur' is een gebouw in de vorm van een stal uitsluitend voor hobbymatig gebruik toegestaan. De goot- en bouwhoogte hiervan mag niet meer bedragen dan 2,5 respectievelijk 3,5 meter.

b Bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen ten behoeve van bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken gelden de volgende specifieke regels:

  • a. per agrarisch bedrijf is één bedrijfswoning binnen het bouwvlak toegestaan, tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het maximum aantal wooneenheden '0' of '2' bedraagt;
  • b. de inhoud van een bedrijfswoning met bijbehorende aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 1.000 m³.

c Intensieve veehouderij

Voor het bouwen ten behoeve van intensieve veehouderij gelden de volgende specifieke regels:

  • a. ter plaats van de aanduiding 'intensieve veehouderij' mag de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte van gebouwen ten behoeve van de intensieve veehouderij als hoofdactiviteit niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij' mag de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte van gebouwen ten behoeve van de intensieve veehouderij als neventak niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding.

d Teeltondersteunende voorzieningen

Voor het bouwen van boog- en tunnelkassen, hagelnetten en regenkappen als teeltondersteunende voorzieningen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, als teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende specifieke regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal:
    • 1. voor boog- en tunnelkassen: 3,5 meter;
    • 2. voor hagelnetten: 6 meter;
    • 3. voor regenkappen: 3 meter.

e Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende specifieke regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal:
    • 1. voor vrijstaande antennes: 10 meter;
    • 2. voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn: 2 meter;
    • 3. voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn: 1 meter;
    • 4. voor lichtmasten en overige masten: 10 meter;
    • 5. voor bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
    • 6. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  • b. per agrarisch bedrijf, waar een bedrijfswoning aanwezig is, is maximaal één niet overkapte paardenbak toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de paardenbak wordt gesitueerd achter de voorgevellijn van de dichtst bij de openbare weg gelegen gevel;
    • 2. de oppervlakte van een paardenbak maximaal 800 m² bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte van de omheining maximaal 2 meter bedraagt;
    • 4. de afstand van de paardenbak tot het bestemmingsvlak van woningen van derden minimaal 50 60 meter bedraagt.

3.2.2 Buiten het bouwvlak

Bouwen buiten het bouwvlak is in afwijking van het bepaalde in 3.2.1 a uitsluitend toegestaan met inachtneming van de volgende regels:

  • a. schuilgelegenheden en melkstallen mogen worden opgericht, met dien verstande dat:
    • 1. de goothoogte maximaal 3 meter bedraagt;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte per agrarisch bedrijf maximaal 50 m² bedraagt;
  • b. schuren uitsluitend ten behoeve van een fruitteeltbedrijf mogen worden opgericht, met dien verstande dat:
    • 1. de goothoogte maximaal 4 meter bedraagt;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte per agrarisch bedrijf maximaal 100 m² bedraagt;
  • c. sanitaire voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen mogen worden opgericht, met dien verstande dat:
    • 1. de goothoogte maximaal 3 meter bedraagt;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte per agrarisch bedrijf maximaal 50 m² bedraagt;
  • d. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mogen worden opgericht, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 1 meter bedraagt;
  • e. (sleuf)silo's en kuilvoerplaten mogen worden opgericht, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt;
    • 2. de (sleuf)silo's en kuilvoerplaten aansluitend aan het agrarisch bouwvlak worden opgericht;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van het agrarisch bouwvlak en de (sleuf)silo's en kuilvoerplaten buiten het bouwvlak maximaal 2 hectare bedraagt;
    • 4. een landschapsplan waarin een goede landschappelijke inpassing is vastgelegd maakt deel uit van de aanvraag. Het landschapsplan en de onderdelen waarop een voorwaardelijke instandhoudingsverplichting rust, worden opgenomen in de bijlage bij de regels. Het gebruik van de gronden is alleen dan toegestaan indien een goede landschappelijke inpassing is gerealiseerd en duurzaam in stand wordt gehouden.
  • f. bouwwerken, geen gebouwen en mestopslagruimten zijnde, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal bedraagt:
    • 1. voor vrijstaande antennes: 10 meter;
    • 2. voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn: 2 meter;
    • 3. voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn: 1 meter;
    • 4. voor lichtmasten en overige masten: 10 meter;
    • 5. voor bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
    • 6. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 meter.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Algemeen

a Toepassing

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 3.2.1 lid a sub c, ten behoeve van het overschrijden van de maximale goothoogte tot 8 meter voor de opslag van agrarische producten;
  • b. 3.2.1 lid a sub c, ten behoeve van het overschrijden van de maximale goothoogte met ten hoogste 20%;
  • c. 3.2.1 lid a sub e, ten behoeve van het overschrijden van de maximale bouwhoogte tot 15 meter voor de bouw van een silo;
  • d. 3.2.1 lid a sub f, ten behoeve van het overschrijden van de maximale bouwhoogte van een mestverzamelsilo, uitsluitend ten behoeve van de afdekking door middel van een kap.

b Voorwaarden

Verlening van de omgevingsvergunning voor de in lid a genoemde gevallen is uitsluitend toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarde: afwijking mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies.

3.3.2 Maximale oppervlakte gebouwen buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 lid a sub 2, lid b sub 2 en/of lid c sub 2 ten behoeve van het vergroten van de maximale oppervlakte van de in deze leden genoemde gebouwen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte per agrarisch bedrijf tot maximaal 50 m²;
  • b. aangetoond moet worden dat afwijking noodzakelijk is vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering. Het bevoegd gezag omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies inwint bij de agrarisch deskundige. Het inwinnen van schriftelijk advies geldt niet indien het een gebouw ten behoeve van een sanitaire voorziening bij kleinschalig kamperen betreft;
  • c. een landschapsplan waarin een goede landschappelijke inpassing is vastgelegd maakt deel uit van de aanvraag. Het landschapsplan en de onderdelen waarop een voorwaardelijke instandhoudingsverplichting rust, worden opgenomen in de bijlage bij de regels. Het college is bevoegd de bijlage bij de regels als beleidsregel te wijzigen in overeenstemming met de verleende vergunning. Het gebruik van de gronden is alleen dan toegestaan indien een goede landschappelijke inpassing is gerealiseerd en duurzaam in stand wordt gehouden. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
  • d. afwijking mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies.

3.3.3 Teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2ten behoeve van het oprichten van teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van boog- en tunnelkassen, regenkappen of hagelnetten buiten het bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. aangetoond wordt dat afwijking noodzakelijk is vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en voor de continuïteit van het volwaardig agrarisch bedrijf. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde schriftelijk advies in bij de agrarisch deskundige;
  • b. afwijking is uitsluitend toegestaan ten behoeve teeltondersteunende voorzieningen die grenzen aan een agrarisch bouwvlak. Deze voorwaarde geldt niet voor regenkappen en hagelnetten;
  • c. de hoogte van de teeltondersteunende voorzieningen en de maximale oppervlakte per bedrijf mag niet meer bedragen dan:
    • 1. voor boog- en tunnelkassen: 3,5 meter en 1 hectare;
    • 2. regenkappen: 3 meter en 3 hectare;
    • 3. hagelnetten: 6 meter en oppervlakte van de boomgaard;
  • a. afwijking is niet toegestaan voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch gebied met ecologische betekenis' en 'natuurontwikkelingsgebied';
  • b. afwijking voor gronden gelegen binnen een afstand van 100 meter van de bestemming 'Natuur' en de bestemming 'Water' met de nadere aanduiding 'ecologische verbindingszone' is uitsluitend toegestaan indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van het nabij gelegen natuurgebied;
  • c. een landschapsplan waarin een goede landschappelijke inpassing is vastgelegd maakt deel uit van de aanvraag. Het landschapsplan en de onderdelen waarop een voorwaardelijke instandhoudingsverplichting rust, worden opgenomen in de bijlage bij de regels. Het gebruik van de gronden is alleen dan toegestaan indien een goede landschappelijke inpassing is gerealiseerd en duurzaam in stand wordt gehouden. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
  • d. afwijking mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige verstening en versnippering van de agrarische gronden;
    • 3. onevenredige aantasting van de waterhuishouding van het gebied. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij het waterschap.

3.3.4 Anti-hagelkanon buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 ten behoeve van het oprichten van anti-hagelkanonnen buiten het bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. aangetoond wordt dat afwijking noodzakelijk is vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en voor de continuïteit van het volwaardig agrarisch bedrijf. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde schriftelijk advies in bij de agrarisch deskundige;
  • b. de oppervlakte van een anti-hagelkanon bedraagt maximaal 25 m²;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 meter, met daarboven een pijp waarvan de hoogte niet meer bedraagt dan 5 meter hoger dan de bouwhoogte;
  • d. per agrarisch bedrijf zijn maximaal 2 anti-hagelkanonnen toegestaan;
  • e. afwijking is uitsluitend toegestaan ten behoeve van fruitteelt en andere bijzondere teelten die kwetsbaar zijn voor hagelschade;
  • f. afwijking is uitsluitend toegestaan indien de afstand tot een andere anti-hagelkanon minimaal 1.000 meter bedraagt;
  • g. afwijking is niet toegestaan voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch gebied met ecologische betekenis' en 'natuurontwikkelingsgebied';
  • h. afwijking voor gronden gelegen binnen een afstand van 100 meter van de bestemming 'Natuur' en de bestemming 'Water' met de nadere aanduiding 'ecologische verbindingszone' is uitsluitend toegestaan indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van het nabij gelegen natuurgebied;
  • i. afwijking mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies, met name inzake geluidseffecten. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde advies in bij de milieudeskundige.

3.3.5 Waterbassin aansluitend aan bouwvlak

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2  ten behoeve van het realiseren van een waterbassin buiten het bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het waterbassin wordt gerealiseerd aansluitend aan het bouwvlak en heeft een oppervlakte van maximaal 0,5ha en een hoogte van maximaal 2 meter;
  • b. een landschapsplan waarin een goede landschappelijke inpassing is vastgelegd maakt deel uit van de aanvraag. Het landschapsplan en de onderdelen waarop een voorwaardelijke instandhoudingsverplichting rust, worden opgenomen in de bijlage bij de regels. Het college is bevoegd de bijlage bij de regels als beleidsregel te wijzigen in overeenstemming met de verleende vergunning. Het gebruik van de gronden is alleen dan toegestaan indien een goede landschappelijke inpassing is gerealiseerd en duurzaam in stand wordt gehouden.
  • c. afwijking mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • d. het bevoegd gezag heeft advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

3.3.6 Schuilgelegenheid hobbymatig vee

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2  ten behoeve van het realiseren van een schuilgelegenheid voor hobbymatig vee buiten het bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte per agrarisch bedrijf tot maximaal 50 m²;
  • b. de schuilgelegenheid wordt gerealiseerd aansluitend aan het woonperceel;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter;
  • d. een landschapsplan waarin een goede landschappelijke inpassing is vastgelegd maakt deel uit van de aanvraag. Het landschapsplan en de onderdelen waarop een voorwaardelijke instandhoudingsverplichting rust, worden opgenomen in de bijlage bij de regels. Het college is bevoegd de bijlage bij de regels als beleidsregel te wijzigen in overeenstemming met de verleende vergunning. Het gebruik van de gronden is alleen dan toegestaan indien een goede landschappelijke inpassing is gerealiseerd en duurzaam in stand wordt gehouden.
  • e. afwijking mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies.
3.3.7 Kleinschalige windturbines en zonnevelden

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2 ten behoeve van het realiseren van kleine windturbines en/of zonnevelden groter dan 200m2, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. voor zover het gaat om een windturbine deze een tiphoogte heeft van maximaal 20 meter;
  • b. de windturbine en/of zonneveld moet voldoen aan de voorwaarde zoals die zijn neergelegd in de door het bevoegd gezag vastgestelde beleidsregels voor zon- en windenergie zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning;
  • c. het bevoegd gezag wint omtrent de aanvraag advies in bij de netbeheerder

3.3.8 Nachtvorst ventilator

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2 ten behoeve van het realiseren van een nachtvorstventilator mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. max tiphoogte 10 meter, buiten het bouwvlak toegestaan;
  • b. afwijking mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies:
  • c. akoestisch onderzoek verplicht;
  • d. het bevoegd gezag heeft advies ingewonnen bij de natuur- en milieudeskundig.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Algemeen

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken voor:

  • a. gebruiksgerichte paardenhouderijen;
  • b. het geven van lessen en/of het verzorgen van instructies dan wel het exploiteren van een manege;
  • c. lichtmasten bij een paardenbak;
  • d. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • e. detailhandel, behoudens het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in 3.1;
  • f. horeca;
  • g. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • h. seksinrichtingen;
  • i. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak, behoudens tijdelijke opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering ten behoeve van voer en mest;
  • j. het gebruik van groeibevorderende of conditionerende belichting, zoals assimilatiebelichting en cyclische belichting in boog- en gaaskassen;
  • k. fruitteelt binnen een afstand van 50 m van woningen van derden, gronden waarop woningen van derden mogelijk zijn, of terreinen bestemd voor verblijfsrecreatie (minicampings daaronder inbegrepen); het aanbrengen van fruitboomgaarden binnen een afstand van 50 meter tot gronden met de bestemming 'Wonen', 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' en 'Recreatie - Dagrecreatie' is niet toegestaan;
  • l. het aanleggen van teeltondersteunende voorzieningen is op gronden met de aanduiding 'natuurontwikkelingsgebied' niet toegestaan;
  • m. het bewonen van de bedrijfswoning als burgerwoning;
  • n. kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  • o. bed and breakfast;
  • p. het gebruik van gebouwen, behoudens de bedrijfswoning(en), voor permanente of tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid, waaronder tevens wordt verstaan tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten.
  • q. het realiseren van een kwetsbaar object ter plaatse van de PR 10-6 contour van de planologisch relevante buisleiding(en);
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum', ondersteunende horeca waarvan de oppervlakte meer bedraagt dan 450 m2.
3.4.2 Uitoefening aan-huis-gebonden-beroepen

Uitoefening van aan-huis-gebonden-beroepen is toegestaan in een woning en in een aan- en uitbouw of bijgebouw, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
  • b. de vloeroppervlakte voor deze andere activiteiten bedraagt in totaal ten hoogste 25 m²;
  • c. het beroep of de activiteit dient door de bewoner te worden uitgeoefend;
  • d. het gebruik mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat deze kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • e. er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met de beroepsmatige activiteiten.
3.4.3 Uitoefening kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan in een woning en in een aan- en uitbouw of bijgebouw, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
  • b. de vloeroppervlakte voor deze andere activiteiten bedraagt in totaal ten hoogste 25 m²;
  • c. het beroep of de activiteit dient door de bewoner te worden uitgeoefend;
  • d. het betreft een activiteit zoals genoemd in de Staat van Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten of is naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen;
  • e. het gebruik mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat deze kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • f. er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met de bedrijfsmatige activiteiten, tenzij in de Staat van Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten anders is bepaald.
3.4.4 Voorwaardelijke verplichting

a Absdaalseweg 70 Hulst

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voorwaardelijke verplichting 1' geldt het volgende:

  • a. Strijdig met de bestemming is het gebruik van het tuincentrum en bijbehorende voorzieningen zonder de realisatie en instandhouding van een waterberging die op basis van het definitieve inrichtingsplan als opgave met het waterschap is vastgesteld.
  • b. De nader met het waterschap vastgestelde bergingsopgave en inrichting hiervan zoals bedoeld onder a worden opgenomen in de omgevingsvergunning voor realisatie van plan.
  • c. Het bevoegd gezag kan, met instemming van het waterschap, bij omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid mits de kans op wateroverlast niet toeneemt;
  • d. Het bevoegd gezag kan, met instemming van het waterschap, aan het verlenen van de omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 3.4.4, sub a onder c, een financiële voorwaarde verbinden met tot doel voldoende waterberging te realiseren.

b Cambronsestraat 7 Vogelwaarde

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voorwaardelijke verplichting 2' geldt dat de bouw van een nieuw bedrijfsgebouw of de uitbreiding van een bestaand bedrijfsgebouw pas is toegestaan als de landschappelijke inpassing is gerealiseerd en de beplanting duurzaam wordt onderhouden en in stand wordt gelaten (inclusief herplant, indien nodig), een en ander conform de inrichtingstekening zoals opgenomen in Bijlage 7 van deze regels.

c Dwarsstraat 9 Graauw

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voorwaardelijke verplichting 3' geldt dat het gebruiken of laten gebruiken van de gronden ten behoeve van de in lid 3.1 onder d tot en met g genoemde functies is toegestaan indien wordt voorzien in:

  • a. 1 parkeerplaats per standplaats voor kleinschalig kamperen;
  • b. 1 parkeerplaats per recreatiewoning;
  • c. 1 parkeerplaats per gebouw of bouwwerk voor recreatief nachtverblijf;
  • d. de benodigde landschappelijke inpassing voor de in de aanhef genoemde functies wordt gerealiseerd:
    • 1. uiterlijk in het eerstvolgende plantseizoen volgend op de realisatie van de betreffende functie en het daarbij behorende gebruik;
    • 2. de landschappelijke inpassing duurzaam in stand wordt gehouden.

d Havendijk 7 Terhole

Ter plaatse van de aanduiding 'specieke vorm van agrarisch - voorwaardelijke verplichting 4' geldt dat tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en in het gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken, bedoeld zoals in artikel 3.1 van het bestemmingsplan "Buitengebied Hulst" van de gemeente Hulst, zonder de aanleg en instandhouding van een extra waterberging op het perceel in de vorm van een vijver conform de formule (oppervlakte toename bedrijfsgebouwen + toename oppervlakte verharding x 0,075 = inhoud vijver). De toename van de bedrijfsgebouwen en verharding dient kenbaar te worden gemaakt in de bouwaanvraag.

e Kruisstraat 1 Kloosterzande

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voorwaardelijke verplichting 5' gelde dat tot een met de bestemming strijdig gebruik in elk geval wordt gerekend het gebruik van en in het gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken zonder de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing zoals hierna opgenomen in Bijlage 7 van de planregels.

f Meerdijk 4 Kuitaart

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voorwaardelijke verplichting 6' geldt het

volgende:

Noordelijke gedeelte

  • 1. Het oprichten van nieuwe gebouwen binnen het bouwvlak is enkel toegestaan als het plangebied landschappelijk wordt ingepast conform het beplantingsplan fase 1 zoals opgenomen Bijlage 7 van de planregels.
  • 2. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken, bedoeld zoals in artikel 3.1 van het bestemmingsplan, zonder de aanleg en instandhouding van een extra waterberging op het perceel in de vorm van een vijver conform de formule (oppervlakte toename bedrijfsgebouwen + toename oppervlakte verharding x 0,075 = inhoud vijver). De toename van de bedrijfsgebouwen en verharding dient kenbaar te worden gemaakt in de bouwaanvraag.

Zuidelijke gedeelte

  • 1. Het oprichten van nieuwe gebouwen binnen het bouwvlak is enkel toegestaan als het plangebied landschappelijk wordt ingepast conform het beplantingsplan fase 2 zoals opgenomen in Bijlage 7  van de planregels.
  • 2. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken, bedoeld zoals in artikel 3.1 van bestemmingsplan, zonder de aanleg en instandhouding van een extra waterberging op het perceel in de vorm van een vijver conform de formule (oppervlakte toename bedrijfsgebouwen + toename oppervlakte verharding x 0,075 = inhoud vijver). De toename van de bedrijfsgebouwen en verharding dient kenbaar te worden gemaakt in de bouwaanvraag.

g Zandbergestraat 25 Graauw

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voorwaardelijke verplichting 7' geldt dat indien op het agrarisch bouwvlak sprake is van verplichte landschappelijke inpassing, de gronden uitsluitend mogen worden gebruikt ten behoeve van de agrarische bestemming indien de landschappelijke inpassing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing' gerealiseerd en in stand gehouden wordt.

h Sasdijk 38 Vogelwaarde

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voorwaardelijke verplichting 8' geldt dat het realiseren en gebruiken van nieuwe gebouwen alleen is toegestaan als:

  • a. voldaan is aan de waterbergingsopgave met een inhoud van 441 m³ en in stand wordt gehouden, tenzij met het waterschap anders is overeengekomen. Er dient nadere afstemming met en goedkeuring door het waterschap plaats te vinden.
  • b. de landschappelijke inpassing, zoals opgenomen in het landschappelijke inpassingsplan in Bijlage 7 bij de regels, is aangelegd binnen een jaar na ingebruikname van de nieuwe gebouwen en vervolgens in stand wordt gehouden.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4 sub n ten behoeve van de uitoefening van kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten in de woning met bijbehorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming is;
  • b. het uitoefenen van de activiteiten niet tot gevolg heeft dat het uiterlijk aanzien van de woning zodanig verandert, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  • c. de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning met bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen dat wordt gebruikt voor de activiteiten maximaal 25 m² bedraagt;
  • d. het uitoefenen van activiteiten die vergunnings- of meldingsplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving niet is toegestaan;
  • e. degene die de activiteiten in de woning en/of bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen uitvoert tevens gebruiker/bewoner van de woning is;
  • f. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • g. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende bedrijf.

3.5.2 Bed and Breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4 sub o ten behoeve van de uitoefening van een bed and breakfast als ondergeschikte nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het oprichten van een bed and breakfastvoorziening is toegestaan indien:
    • 1. het hoofdgebouw een minimale inhoud van 500 m³ heeft, met een maximale afwijking van 15% ;
    • 2. de bijbehorende bouwwerken minimaal 75 m² en maximaal 100 m² aan oppervlakte hebben en/of,
    • 3. het een cultuurhistorisch waardevol gebouw dan wel monument betreft, zoals opgenomen in bijlage 5 van deze regels;
  • b. de hoofdfunctie van de gronden waarop een bed and breakfastvoorziening wordt gevestigd, agrarisch blijft;
  • c. een bed and breakfastvoorziening dient binnen de bestaande bebouwing te worden opgericht;
  • d. het aantal personen dat tegelijkertijd van een bed and breakfastvoorziening gebruik mag maken bedraagt maximaal 6;
  • e. een bed and breakfastvoorziening mag niet als zelfstandige wooneenheid functioneren;
  • f. permanente bewoning is niet toegestaan;
  • g. parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein binnen het bestaande bouwvlak;
  • h. afwijking mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige aantasting van de landschappelijke, cultuurhistorische en architectonische waarden van het perceel dan wel het gebouw.

Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in wanneer niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor verlening van de omgevingsvergunning of indien in strijd met de omgevingsvergunning wordt gehandeld.

3.5.3 Tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4 sub p ten behoeve van het tijdelijk huisvesten van arbeidsmigranten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. aangetoond wordt dat afwijking noodzakelijk is vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte op het betreffende agrarisch bedrijf en structurele voorzieningen ten behoeve van tijdelijke huisvesting in het stedelijk gebied ontbreken. Het bevoegd gezag wint omtrent de voorwaarde inzake de tijdelijke grote arbeidsbehoefte op het betreffende agrarische bedrijf advies in bij de agrarisch deskundige;
  • b. de huisvesting is uitsluitend toegestaan ten behoeve van arbeidsmigranten die werkzaam zijn binnen het agrarisch bedrijf waar ze tijdelijk zijn gehuisvest;
  • c. de huisvesting bedraagt maximaal 3 4 maanden per kalenderjaar;
  • d. de huisvesting vindt plaats binnen het bouwvlak gebouwde bebouwing of in kampeermiddelen en/of woonunits, met dien verstande dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van een inpandige voorziening maximaal 250 m² bedraagt;
    • 2. maximaal 25 kampeermiddelen en/of woonunits zijn toegestaan binnen of aansluitend aan het bouwvlak, waarbij sanitaire voorzieningen uitsluitend zijn toegestaan binnen het bouwvlak met een maximale oppervlakte van 100 m²;
  • e. de bouwhoogte van kampeermiddelen en/of woonunits bedraagt maximaal 3,5 meter;
  • f. de afstand tussen kampeermiddelen en/of woonunits onderling bedraagt minimaal 5 meter;
  • g. een landschapsplan waarin een goede landschappelijke inpassing is vastgelegd maakt deel uit van de aanvraag. Het landschapsplan en de onderdelen waarop een voorwaardelijke instandhoudingsverplichting rust, worden opgenomen in de bijlage bij de regels. Het gebruik van de gronden is alleen dan toegestaan indien een goede landschappelijke inpassing is gerealiseerd en duurzaam in stand wordt gehouden. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
  • h. de huisvesting is uit milieuhygiënisch oogpunt uitvoerbaar;
  • i. afwijking mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.

Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in wanneer niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor verlening van de omgevingsvergunning of indien in strijd met de omgevingsvergunning wordt gehandeld.

3.5.4 Kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 ten behoeve van grootschaliger kleinschalig kamperen bij een agrarisch bedrijf op en / of in aansluiting op een bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. per agrarisch bedrijf bedraagt het aantal standplaatsen maximaal 25 35, waarvan maximaal 20% met een maximum van 5 eenheden permanente kampeermiddelen zijn toegestaan;
  • b. kleinschalig kamperen vindt uitsluitend plaats in het zomerseizoen;
  • c. de standplaatsen zijn gesitueerd op of binnen een afstand van 25 meter van het bouwvlak;
  • d. permanente bewoning van kampeermiddelen is niet toegestaan;
  • e. de bouwhoogte van kampeermiddelen bedraagt maximaal 3,5 meter;
  • f. sanitaire voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan, met dien verstande dat buiten het bouwvlak de oppervlakte van gebouwen maximaal 50 m² bedraagt;
  • g. parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein binnen het bestaande bouwvlak;
  • h. de afstand tussen de minicamping en de meest nabij gelegen woning van derden bedraagt minimaal 25 meter;
  • i. ter plaatse van de standplaatsen mag de geluidsbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai niet meer bedragen dan 48 dB;
  • j. afwijking voor gronden gelegen binnen een afstand van 100 meter van de bestemming 'Natuur' en de bestemming 'Water' met de andere aanduiding 'ecologische verbindingszone' is uitsluitend toegestaan indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van het nabij gelegen natuurgebied;
  • k. een landschapsplan waarin een goede landschappelijke inpassing is vastgelegd maakt deel uit van de aanvraag. Het landschapsplan en de onderdelen waarop een voorwaardelijke instandhoudingsverplichting rust, worden opgenomen in de bijlage bij de regels. Het gebruik van de gronden is alleen dan toegestaan indien een goede landschappelijke inpassing is gerealiseerd en duurzaam in stand wordt gehouden. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
  • l. afwijking mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.

3.5.5 Aquacultuur

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 in samenhang gelezen met het bepaalde in 3.4 ten behoeve van aquacultuur in bassins bij een agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. aangetoond wordt dat afwijking noodzakelijk is vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en voor de continuïteit van het volwaardig agrarisch bedrijf. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarden schriftelijk advies in bij de agrarisch deskundige;
  • b. aquacultuur uitsluitend plaatsvindt in bassins op en/of aansluitend aan het bouwvlak van een bestaand agrarisch bedrijf;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bassins bedraagt per agrarisch bedrijf maximaal 3 hectare;
  • d. toegestaan zijn vlakke netten, waarvan de bouwhoogte maximaal 1 meter boven het maaiveld bedraagt;
  • e. de afstand tussen bassins onderling bedraagt minimaal 100 meter;
  • f. afwijking is niet toegestaan voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch gebied met ecologische betekenis' en 'natuurontwikkelingsgebied';
  • g. afwijking voor gronden gelegen binnen een afstand van 100 meter van de bestemming 'Natuur' en de bestemming 'Water' met de nadere aanduiding 'ecologische verbindingzone' is uitsluitend toegestaan indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van het nabij gelegen natuurgebied;
  • h. een landschapsplan waarin een goede landschappelijke inpassing is vastgelegd maakt deel uit van de aanvraag. Het landschapsplan en de onderdelen waarop een voorwaardelijke instandhoudingsverplichting rust, worden opgenomen in de bijlage bij de regels. Het gebruik van de gronden is alleen dan toegestaan indien een goede landschappelijke inpassing is gerealiseerd en duurzaam in stand wordt gehouden.   er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
  • i. afwijking mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige verstening, verglazing en versnippering van de agrarische gronden;
    • 3. onevenredige aantasting van de waterhuishouding van het gebied: vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap.

3.5.6 Nieuwe Economische Dragers als nevenactiviteit

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 in samenhang gelezen met het bepaalde in 3.4 ten behoeve een nieuwe economische drager als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er dient sprake te zijn van een functie die voorkomt in de lijst Nieuwe Economische Dragers zoals opgenomen in bijlage 4, waarbij is aangegeven dat via afwijking van de gebruiksregels de functie is toegestaan, dan wel overige bedrijfsfuncties, die naar aard en omvang gelijk te stellen zijn met de in bijlage 2 opgenomen functies;
  • b. de agrarisch-verwante of niet-agrarische activiteiten dienen plaats te vinden in bestaande gebouwen binnen een bouwvlak, met inachtneming van de maximale bedrijfsvloeroppervlaktemaat, zoals opgenomen in bijlage 4. In afwijking hiervan geldt voor een cultuurhistorisch waardevol gebouw en/of monument, zoals opgenomen in bijlage 5, geen maximale bedrijfsvloeroppervlaktemaat;
  • c. het gebruiken van de onbebouwde gronden voor opslag en productie ten behoeve van de nieuwe functie is niet toegestaan;
  • d. het bouwen van nieuwe bouwwerken, geen gebouwen zijnde, lichtbakken en lichtmasten daaronder begrepen, ten behoeve van reclame-doeleinden is niet toegestaan;
  • e. nieuwe functies behorende bij een agrarisch bedrijf zijn uitsluitend toelaatbaar tot en met ten hoogste categorie 2 uit de Staat van bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat een bedrijfsactiviteit tot en met ten hoogste categorie 3 uit de Staat van bedrijfsactiviteiten eveneens is toegestaan, mits is aangetoond dat:
    • 1. het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving en gelet op de desbetreffende milieuaspecten geacht kan worden te behoren tot de categorieën 1 en 2, of;
    • 2. het betrokken bedrijf een landbouwverwant bedrijf betreft als bedoeld in bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • f. parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein binnen het bestaande bouwvlak;
  • g. een landschapsplan waarin een goede landschappelijke inpassing is vastgelegd maakt deel uit van de aanvraag. Het landschapsplan en de onderdelen waarop een voorwaardelijke instandhoudingsverplichting rust, worden opgenomen in de bijlage bij de regels. Het gebruik van de gronden is alleen dan toegestaan indien een goede landschappelijke inpassing is gerealiseerd en duurzaam in stand wordt gehouden. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
  • h. er wordt voorzien in ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- en natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting dan wel uitstraling van het erf en/of gebouwen; het voorgaande dient vooraf in een privaatrechtelijke overeenkomst te worden vastgelegd;
  • i. afwijking mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte: hierover wordt vooraf door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de wegbeheerder;
    • 3. onevenredige aantasting van de waterhuishouding van het gebied: vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap.

3.5.7 Ondersteunende horeca

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 in samenhang gelezen met het bepaalde in 3.4 ten behoeve van ondersteunende horeca als een nieuwe economische drager als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de agrarische activiteiten vormen het hoofdbestanddeel van het bedrijf en het aanbieden vanhorecadiensten is ondersteunend en mag geen op zichzelf staande activiteit zijn.
  • b. de nevenactiviteit moet gekoppeld zijn aan een functionerend agrarisch bedrijf.
  • c. het verstrekken van horecadiensten mag enkel geschieden aan groepen/personen die het bedrijf bezoeken ten behoeve van een excursie, rondleiding, workshop, proeverij, bijeenkomst e.d..
  • d. de ondersteunende horecadienst dient plaats te vinden vanuit de bestaande agrarische bebouwing. Hiertoe mag maximaal 30% van de bebouwde oppervlakte met een maximum van 100 m2, voor horecadoeleinden worden benut.
  • e. binnen de onder lid d bedoelde oppervlakte dienen zich zowel de keuken, de toiletruimte als het gedeelte waarin de consumpties worden genuttigd te bevinden.
  • f. het ter beschikking stellen van (horeca-)ruimte en (horeca-)diensten aan derden ten behoeve van feesten en partijen op het agrarisch bedrijf valt niet onder het begrip 'ondersteunend' en is niet toegestaan.
  • g. het beperkt verstrekken van alcoholische dranken is in het kader van de nevenfunctie onder voorwaarden toegestaan. De ondernemer zal dan in elk geval moeten beschikken over een Alcoholwet-vergunning.
  • h. bij het verstrekken van alcoholische dranken zal ook de APV-eis van een exploitatievergunning gelden. Via aan deze vergunning te verbinden voorwaarden kan eventuele overlast voor de omgeving worden voorkomen.
  • i. de bedrijfsvoering van andere (agrarische) bedrijven in de omgeving mag door de nevenactiviteit niet worden gehinderd.
  • j. parkeren ten dienste van de nevenactiviteit moet op eigen terrein plaatsvinden.
  • k. eventueel aan te brengen reclame mag slechts betrekking hebben op de desbetreffende nevenactiviteit (excursie, workshop, e.d.) doch niet op te verstrekken etenswaren of dranken.
  • l. het verstrekken van alcohol slechts is toegestaan binnen de tijden die gelden voor de zogenoemde 'daghoreca' oftewel van 07.00 – 21.00 uur.

3.5.8 Kleinschalige horeca

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 in samenhang gelezen met het bepaalde in 3.4 ten behoeve van kleinschalige horeca als een nieuwe economische drager als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de kleinschalige horeca is een aanvullende voorziening gericht op wandelaars en/of fietsers.
  • b. er mag geen alcoholhoudende drank worden verstrekt.
  • c. de te verstrekken spijzen mogen geen volwaardige maaltijden zijn, maar bestaan uit gebak, taart, eenvoudige broodjes, en soortgelijke kleine versnaperingen, etc.
  • d. de gezamenlijke bebouwde en onbebouwde oppervlakte waar consumpties worden genuttigd mag maximaal 40 m2 bedragen. Een eventueel terras wordt meegeteld binnen deze 40m2.
  • e. de uitoefening van kleinschalige horeca in het buitengebied dient te geschieden vanuit het bestaande bebouwde oppervlak.
  • f. het horecagedeelte dient ondergeschikt te blijven aan de hoofdfunctie van het perceel, mag geen ruimtelijke impact tot gevolg hebben en niet leiden tot onevenredige aantasting van de omliggende functies.
  • g. Ter beschikking stellen van accommodatie aan derden voor feesten en partijen is niet toegestaan.
  • h. de openingstijd is tot maximaal 21.00 uur.

3.5.9 Seizoenarbeiders

De afwijkingsbevoegdheid kan worden toegepast voor huisvesting van seizoensarbeiders wanneer wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. huisvesting vindt plaats ter plaatse van de bestemming;
  • b. aangetoond wordt dat afwijking noodzakelijk is vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte op het betreffende agrarisch bedrijf en structurele voorzieningen ten behoeve van tijdelijke huisvesting in het stedelijk gebied ontbreken. Het bevoegd gezag wint omtrent de voorwaarde inzake de tijdelijke grote arbeidsbehoefte op het betreffende agrarische bedrijf advies in bij de agrarisch deskundige;
  • c. in een bedrijfswoning is huisvesting van seizoensarbeiders alleen toegestaan in combinatie met de functie van bedrijfswoning;
  • d. huisvesting van seizoensarbeiders mag geen nadelige effecten hebben voor bedrijven in de omgeving
  • e. de huisvesting bedraagt maximaal 4 maanden per kalenderjaar;
  • f. de huisvesting is uitsluitend toegestaan ten behoeve van seizoensarbeiders die werkzaam zijn binnen het agrarisch bedrijf waar ze tijdelijk zijn gehuisvest;
  • g. de huisvesting vindt plaats binnen het bouwvlak gebouwde bebouwing of in kampeermiddelen en/of woonunits, met dien verstande dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van een inpandige voorziening maximaal 250 m² bedraagt;
    • 2. maximaal 25 kampeermiddelen en/of woonunits zijn toegestaan binnen of aansluitend aan het bouwvlak, waarbij sanitaire voorzieningen uitsluitend zijn toegestaan binnen het bouwvlak met een maximale oppervlakte van 100 m².
  • h. de bouwhoogte van kampeermiddelen en/of woonunits bedraagt maximaal 3,5 meter;
  • i. de afstand tussen kampeermiddelen en/of woonunits onderling bedraagt minimaal 5 meter;
  • j. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
  • k. de huisvesting is uit milieuhygiënisch oogpunt uitvoerbaar;
  • l. afwijking mag niet leiden tot:
    • 1. nevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
  • m. Met de initiatiefnemer wordt een planschadeovereenkomst afgesloten waarbij afspraken wordengemaakt over eventuele planschade;
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Verhogen bebouwingspercentage

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen ten behoeve van het verhogen van het bebouwingspercentage, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het bebouwingspercentage bedraagt na wijziging maximaal 100%;
  • b. aangetoond wordt dat wijziging noodzakelijk is vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en voor de continuïteit van het volwaardig agrarisch bedrijf. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarden schriftelijk advies in bij de agrarisch deskundige;
  • c. in aanvulling op het bepaalde in lid b geldt dat wijziging eveneens is toegestaan indien toepassing noodzakelijk is voor instandhouding van een cultuurhistorisch waardevol gebouw of een monument, zoals opgenomen in bijlage 5 van deze regels;
  • d. verhoging mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige aantasting van de waterhuishouding van het gebied: vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap.

3.6.2 Vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen ten behoeve van vormverandering van een bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. bij vormverandering mag de gezamenlijke oppervlakte van het bouwvlak niet worden vergroot; voor vergroting van het bouwvlak dient de wijzigingsbevoegdheid in 3.6.3 te worden toegepast;
  • b. na vormverandering mag het bouwvlak voor maximaal 50% worden bebouwd;
  • c. aangetoond wordt dat vormverandering noodzakelijk is vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • d. in aanvulling op het bepaalde in lid c geldt dat wijziging eveneens is toegestaan indien toepassing noodzakelijk is voor instandhouding van een cultuurhistorisch waardevol gebouw of een monument, zoals opgenomen in bijlage 5 van deze regels;
  • e. vormverandering is niet toegestaan voor een intensieve veehouderij;
  • f. wijziging is niet toegestaan voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch gebied met ecologische betekenis', 'kernrandzone' en 'natuurontwikkelingsgebied';
  • g. wijziging voor gronden gelegen binnen een afstand van 100 meter van de bestemming 'Natuur' en de bestemming 'Water' met de nadere aanduiding 'ecologische verbindingszone' is uitsluitend toegestaan indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van het nabij gelegen natuurgebied;
  • h. vormverandering mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige verstening, verglazing en versnippering van de agrarische gronden.

3.6.3 Vergroting bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen ten behoeve van vergroting van een bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van het bouwvlak per agrarisch bedrijf niet meer bedraagt dan:
    • 1. voor een grondgebonden bedrijf: 2 hectare;
    • 2. voor een niet-grondgebonden bedrijf: 1 hectare;
  • b. na vergroting mag het bouwvlak voor maximaal 50% worden bebouwd, met dien verstande dat gebouwen en overkappingen en sleufsilo's binnen het bouwvlak dienen te worden gesitueerd;
  • c. aangetoond wordt dat vergroting noodzakelijk is vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en voor de continuïteit van het volwaardig agrarisch bedrijf. Voor zover het gaat om een vergroting van 1,5ha tot 2ha. wint het bevoegd gezag omtrent deze voorwaarden schriftelijk advies in bij de agrarisch deskundige;
  • d. in aanvulling op het bepaalde in lid c geldt dat wijziging eveneens is toegestaan indien toepassing noodzakelijk is voor instandhouding van een cultuurhistorisch waardevol gebouw of een monument, zoals opgenomen in bijlage 5 van deze regels;
  • e. voor vergroting bij intensieve veehouderij geldt dat een plan dient te voldoen aan de regels uit de provinciale verordening;
  • f. wijziging is niet toegestaan voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch gebied met ecologische betekenis', 'kernrandzone' en 'natuurontwikkelingsgebied';
  • g. wijziging voor gronden gelegen binnen een afstand van 100 meter van de bestemming 'Natuur' is uitsluitend toegestaan indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van het nabij gelegen natuurgebied;
  • h. een landschapsplan waarin een goede landschappelijke inpassing is vastgelegd maakt deel uit van de aanvraag. Het landschapsplan en de onderdelen waarop een voorwaardelijke instandhoudingsverplichting rust, worden opgenomen in de bijlage bij de regels. Het gebruik van de gronden is alleen dan toegestaan indien een goede landschappelijke inpassing is gerealiseerd en duurzaam in stand wordt gehouden. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
  • i. vergroting mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige verstening, verglazing en versnippering van de agrarische gronden;
    • 3. onevenredige aantasting aan infrastructuur. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de wegbeheerder;
    • 4. onevenredige aantasting van de waterhuishouding van het gebied: vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap.

 

3.6.4 Vergroten bedrijfsvloeroppervlakte neventak intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij' te wijzigen ten behoeve van het vergroten van de maximale bedrijfsvloeroppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de maximale bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van een neventak intensieve veehouderij na vergroting niet meer bedraagt dan 2.100 m², met dien verstande vergroting van het bouwvlak niet is toegestaan;
  • b. aangetoond wordt dat vergroting noodzakelijk is vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en voor de continuïteit van het volwaardig agrarisch bedrijf dan wel vanuit een toepassing van milieuvoorschriften en/of andere wettelijke bepalingen. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarden schriftelijk advies in bij de agrarisch deskundige;
  • c. na vergroting dient nog wel sprake te zijn van een neventak intensieve veehouderij;
  • d. de vergroting is uit milieuhygiënisch oogpunt uitvoerbaar;
  • e. vergroting mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige aantasting van de waterhuishouding van het gebied: vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap;
  • f. het vergroten moet een signifiante bijdrage leveren aan verduurzaming van het bedrijf.
3.6.5 Vergroten bedrijfsvloeroppervlakte hoofdtak intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen ten behoeve van het vergroten van de maximale bedrijfsvloeroppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. een omgevingsvergunning voor het vergroten van de maximale bedrijfsvloeroppervlakte mag ten hoogste éénmaal worden verleend;
  • b. het vergroten van de maximale bedrijfsvloeroppervlakte mag met ten hoogste het volgende percentage:
    • 1. voor een intensieve veehouderij met een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 5.000 m²: 10%;
    • 2. voor een intensieve veehouderij met een bedrijfsvloeroppervlakte van minder dan 5.000 m²: 20%,

met dien verstande dat vergroting van het bouwvlak niet is toegestaan.

  • c. aangetoond wordt dat wijziging noodzakelijk is vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en voor de continuïteit van het volwaardig agrarisch bedrijf dan wel vanuit een toepassing van milieuvoorschriften en/of andere wettelijke bepalingen. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarden schriftelijk advies in bij de agrarisch deskundige;
  • d. de vergroting is uit milieuhygiënisch oogpunt uitvoerbaar;
  • e. vergroting mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige aantasting van de waterhuishouding van het gebied: vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap.

3.6.6 Verwijderen aanduidingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen door één of meerdere van de volgende op de verbeelding opgenomen aanduidingen te verwijderen:

  • a. 'intensieve veehouderij';
  • b. 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij';

met dien verstande dat:

  • de betreffende functie ter plaatse is beëindigd;
  • de geldende milieuvergunning voor deze activiteiten wordt ingetrokken.

3.6.7 Wijzigen naar bestemming 'Wonen - voormalig agrarisch bedrijf' of 'Agrarisch - zonder bouwvlak'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch' met de op de verbeelding opgenomen aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. voor bewoning mag worden gebruikt de ten tijde van de bedrijfsbeëindiging bestaande bedrijfswoning(en);
  • b. het aantal woningen dan wel wooneenheden moet beperkt blijven tot het bestaande aantal woningen dan wel wooneenheden dat op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezig is;
  • c. het bouwvolume van gebouwen mag niet worden vergroot en de maximale goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet worden gewijzigd;
  • d. de inhoud van de woning maximaal 750 m³ en de bewoonbare vloeroppervlakte maximaal 225 300 m² bedraagt of, indien de inhoud dan de bewoonbare vloeroppervlakte van de op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezige woning meer bedraagt dan 750 m³ of 225 m², de inhoud dan wel bewoonbare vloeroppervlakte van de aanwezige woning;
  • e. bestaande nieuwe economische dragers als vervolgactiviteit zijn uitsluitend toegestaan, indien deze in bijlage 4 is opgenomen;
  • f. monumenten en/of kenmerken van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing zoals opgenomen in bijlage 5 van het bestemmingsplan Buitengebied Hulst (de herziening) dient te worden behouden, met inachtneming van artikel 44; cultuurhistorische waardevolle bebouwing en/of monumenten zoals opgenomen in bijlage 3 dient te worden behouden;
  • g. de wijziging is uit milieuhygiënisch oogpunt uitvoerbaar;
  • h. wijziging mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • i. bij wijziging naar 'Agrarisch - zonder bouwvlak' dient alle bebouwing op het perceel te worden gesloopt.

3.6.8 Wijzigen naar bestemming 'Maatschappelijk'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch' met de op de verbeelding opgenomen aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Maatschappelijk' ten behoeve van het bieden van mogelijkheden voor (woon)zorgprojecten al dan niet in combinatie met een toename van aantal wooneenheden, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. wijziging is uitsluitend toegestaan ten behoeve van het behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en/of monumenten, zoals opgenomen in bijlage 5 van deze regels;
  • b. wijziging is uitsluitend toegestaan voor bestaande gebouwen, met dien verstande dat uitbreiding bij woonzorgprojecten is toegestaan indien de zorgfunctie dit vereist op de volgende voorwaarden:
    • 1. uitbreiding beperkt blijft tot maximaal 25% van het gebouw;
    • 2. een schriftelijk advies van een onafhankelijk deskundige met betrekking tot zorgindicatie waarin de noodzaak hiervoor wordt aangetoond;
    • 3. de uitbreiding aansluit op de karakteristiek van het gebouw;
  • c. het aantal wooneenheden bedraagt maximaal 5 per gebouw;
  • d. de wijziging is uit milieuhygiënisch oogpunt uitvoerbaar;
  • e. wijziging mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige aantasting van de infrastructuur: Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de wegbeheerder;
    • 3. onevenredige aantasting van de waterhuishouding van het gebied: vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap.

3.6.9 Wijzigen naar bestemming 'Natuur' en/of 'Water'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemmingen 'Natuur' en/of 'Water' al dan niet in combinatie met de aanduiding 'bos' ten behoeve van de ontwikkeling van natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de agrarische functie van de gronden is komen te vervallen;
  • b. aangetoond is dat een aaneengesloten natuurgebied van voldoende omvang en zodanige begrenzing kan ontstaan;
  • c. aangetoond is dat de aangrenzende/omringende gronden, met een blijvende agrarische bodemexploitatie, doelmatig als zodanig geëxploiteerd kunnen blijven worden;
  • d. de regels van de bestemmingen 'Natuur' en/of 'Water' worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

3.6.10 Wijzigen naar 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het plan te wijzigen om ten behoeve van het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning, met in achtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. het betreft een legaal tot stand gekomen bestaande of voormalige bedrijfswoning behorende bij een agrarisch bedrijf dat in werking is;
  • b. alle betrokken partijen, de agrariër op het betreffende agrarisch bouwperceel en de toekomstige bewoner van de plattelandswoning, hebben schriftelijk verklaard dat men de voormalige agrarische bedrijfswoning van de status "plattelandswoning" wenst te voorzien;
  • c. het college kan in afwijking van lid b besluiten om medewerking te verlenen aan deze wijzigingsbevoegdheid voor het aanduiden van een plattelandswoning indien sprake is van een situatie die meer dan 10 jaar feitelijk in gebruik is als burgerwoning;
  • d. er sprake dient te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • e. de bouwregels voor een bedrijfswoning zoals opgenomen in artikel 3.2.1 zijn overeenkomstig van toepassing met dien verstande dat de maximale inhoud van de woning maximaal 1000m3 mag bedragen;
  • f. de plattelandswoning krijgt een eigen bouwvlak;
  • g. het bij de plattelandswoning behorende achterf krijgt de bouwaanduiding 'bijgebouwen'. Hier zijn de bijgebouwenregels uit van toepassing.

Artikel 4 Agrarisch - Paardenhouderij

4.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Agrarisch - Paardenhouderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een gebruiksgerichte paardenhouderij;
  • b. kleinschalig kamperen tot maximaal 10 standplaatsen, als nevenactiviteit;
  • c. wonen in een bedrijfswoning binnen het bouwvlak met daaraan ondergeschikt een beroep aan huis met een maximale vloeroppervlakte van 25 m², met dien verstande dat de activiteiten in de woning worden uitgeoefend en de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft; 
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – plattelandswoning': tevens een plattelandswoning;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'manege', tevens een manege;
  • f. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’, uitsluitend wonen in een bedrijfswoning met daaraan ondergeschikt een beroep aan huis met een maximale vloeroppervlakte van 25 m², met dien verstande dat de activiteiten in de woning worden uitgeoefend en de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij - uitgesloten', geldt een paardenhouderij niet is toegestaan;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm agrarisch uitgesloten - dierenverblijven', is het gebruik van gebouwen ten behoeve van dierenverblijven uitgesloten;
  • i. een één of meerdaags evenement voor ten hoogste 5 keer per jaar';

met de daarbijbehorende:

  • j. voorzieningen van algemeen nut;
  • k. infrastructurele voorzieningen;
  • l. parkeervoorzieningen;
  • m. groen- en speelvoorzieningen;
  • n. tuinen en erven;
  • o. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • p. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende algemene regels:

  • a. gebouwen en overkappingen en (sleuf)silo's mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. het bebouwingspercentage van het bouwvlak voor gebouwen en overkappingen, niet zijnde teeltondersteunende voorzieningen, bedraagt maximaal 50%,
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding;
  • d. de bouwhoogte mag maximaal 4 meter meer bedragen dan de maximale goothoogte als bedoeld in sub c;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder c en onder d mag ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' de maximale goothoogte en bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding;
  • f. de bouwhoogte van een silo, niet zijnde een mestverzamelsilo, bedraagt maximaal 10 meter.

4.2.2 Bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen ten behoeve van bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken gelden de volgende specifieke regels:

  • a. per paardenhouderij is maximaal één bedrijfswoning binnen het bouwvlak toegestaan, tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het maximum aantal wooneenheden '0' of '2' bedraagt
  • b. de inhoud van een bedrijfswoning met bijbehorende aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 1.000 m³.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende specifieke regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal:
    • 1. voor vrijstaande antennes: 10 meter;
    • 2. voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn: 2 meter;
    • 3. voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn: 1 meter;
    • 4. voor lichtmasten en overige masten: 10 meter;
    • 5. voor bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
    • 6. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  • b. meerdere paardenbakken zijn binnen het bouwvlak toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de paardenbakken worden gesitueerd achter de voorgevellijn van de dichtst bij de openbare weg gelegen gevel;
    • 2. de oppervlakte van een paardenbak maximaal 1.200 m² bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte van de omheining maximaal 2 meter bedraagt;
    • 4. per paardenbak maximaal 6 lichtmasten worden geplaatst waarvan de bouwhoogte maximaal 8 meter bedraagt;
    • 5. de afstand van een paardenbak tot het bestemmingsvlak van woningen van derden minimaal 50 meter bedraagt.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Kleinschalige windturbines en zonnevelden

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2 ten behoeve van het realiseren van kleine windturbines en/of zonnevelden groter dan 200m2, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. voor zover het gaat om een windturbine deze een tiphoogte heeft van maximaal 20 meter;
  • b. de windturbine en/of zonneveld moet voldoen aan de voorwaarde zoals die zijn neergelegd in de door het bevoegd gezag vastgestelde beleidsregels voor zon- en windenergie zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning;
  • c. het bevoegd gezag wint omtrent de aanvraag advies in bij de netbeheerder
4.4 Specifieke gebruiksregels

4.4.1 Algemeen

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken voor:

  • a. publieksaantrekkende activiteiten, zoals het houden van evenementen, tenzij gerelateerd aan de manege met een maximum van 8 meldingsplichtige evenementen per jaar en 2 vergunningsplichtige evenmenten per kalenderjaar waarbij het parkeren ten behoeve van het evenement volledig op eigen terrein plaatsvindt;
  • b. het geven van lessen en/of het verzorgen van instructies dan wel het exploiteren van een manege;
  • c. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • d. detailhandel;
  • e. horeca;
  • f. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • g. seksinrichtingen;
  • h. het bewonen van de bedrijfswoning als burgerwoning;
  • i. kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  • j. bed and breakfast;
  • k. het gebruik van gebouwen, behoudens de bedrijfswoning(en), voor permanente of tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid, waaronder tevens wordt verstaan tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten.
  • l. het innemen van standplaatsen ten behoeve van een minicamping binnen 50 meter van een fruitboomgaard;
  • m. dierenverblijven binnen een afstand van 50 meter tot de gevels van de woningen Kijkuitstraat 9 en Kijkuitstraat 11, tenzij het geuremissiepunt van de betreffende stallen op een afstand van minimaal 50 meter vanaf de gevels van de woningen Kijkuitstraat 9 en Kijkuitstraat 11 is gesitueerd;
  • n. het realiseren van een kwetsbaar object ter plaatse van de PR 10-6 contour van de planologisch relevante buisleiding(en).

4.4.2 Uitoefening aan-huis-gebonden-beroepen

Uitoefening van aan-huis-gebonden-beroepen is toegestaan in een woning en in een aan- en uitbouw of bijgebouw , met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
  • b. de vloeroppervlakte voor deze andere activiteiten bedraagt in totaal ten hoogste 25 m²;
  • c. het beroep of de activiteit dient door de bewoner te worden uitgeoefend;
  • d. het gebruik mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat deze kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • e. er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met de beroepsmatige activiteiten.
4.4.3 Uitoefening kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan in een woning en in een aan- en uitbouw of bijgebouw, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
  • b. de vloeroppervlakte voor deze andere activiteiten bedraagt in totaal ten hoogste 25 m²;
  • c. het beroep of de activiteit dient door de bewoner te worden uitgeoefend;
  • d. het betreft een activiteit zoals genoemd in de Staat van Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten of is naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen;
  • e. het gebruik mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat deze kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • f. er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met de bedrijfsmatige activiteiten, tenzij in de Staat van Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten anders is bepaald
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.4 sub i ten behoeve van de uitoefening van beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten in de woning met bijbehorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming is;
  • b. het uitoefenen van de activiteiten niet tot gevolg heeft dat het uiterlijk aanzien van de woning zodanig verandert, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  • c. de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning met bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen dat wordt gebruikt voor de activiteiten maximaal 25 m² bedraagt;
  • d. het uitoefenen van activiteiten die vergunnings- of meldingsplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving niet is toegestaan;
  • e. degene die de activiteiten in de woning en/of bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen uitvoert tevens gebruiker/bewoner van de woning is;
  • f. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • g. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende bedrijf.

4.5.2 Bed and Breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.4 sub j ten behoeve van de uitoefening van een bed and breakfast als ondergeschikte nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het oprichten van een bed and breakfastvoorziening is toegestaan indien:
    • 1. het hoofdgebouw een minimale inhoud van 500 m³ heeft, met een maximale afwijking van 15%;
    • 2. de bijbehorende bouwwerken minimaal 75 m² en maximaal 100 m² aan oppervlakte hebben en/of,
    • 3. het een cultuurhistorisch waardevol gebouw dan wel monument betreft, zoals opgenomen in bijlage 5 van deze regels;
  • b. de hoofdfunctie van de gronden waarop een bed and breakfastvoorziening wordt gevestigd, agrarisch blijft;
  • c. een bed and breakfastvoorziening dient binnen de bestaande bebouwing te worden opgericht;
  • d. het aantal personen dat tegelijkertijd van een bed and breakfastvoorziening gebruik mag maken bedraagt maximaal 6;
  • e. een bed and breakfastvoorziening mag niet als zelfstandige wooneenheid functioneren;
  • f. permanente bewoning is niet toegestaan;
  • g. parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein binnen het bestaande bouwvlak;
  • h. afwijking mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige aantasting van de landschappelijke, cultuurhistorische en architectonische waarden van het perceel dan wel het gebouw.

Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in wanneer niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor verlening van de omgevingsvergunning of indien in strijd met de omgevingsvergunning wordt gehandeld.

4.5.3 Kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1 in samenhang gelezen met het bepaalde in 4.4 ten behoeve van grootschaliger kleinschalig kamperen bij een agrarisch bedrijf op en / of in aansluiting op een bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. per paardenhouderij bedraagt het aantal standplaatsen maximaal 25 35, waarvan maximaal 20% met een maximum van 5 eenheden permanente kampeermiddelen zijn toegestaan;
  • b. kleinschalig kamperen vindt uitsluitend plaats in het zomerseizoen;
  • c. de standplaatsen zijn gesitueerd op of binnen een afstand van 25 meter van het bouwvlak;
  • d. permanente bewoning van kampeermiddelen is niet toegestaan;
  • e. de bouwhoogte van kampeermiddelen bedraagt maximaal 3,5 meter;
  • f. sanitaire voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan, met dien verstande dat buiten het bouwvlak de oppervlakte van gebouwen maximaal 50 m² bedraagt;
  • g. parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein binnen het bestaande bouwvlak;
  • h. de afstand tussen de minicamping en de meest nabij gelegen woning van derden bedraagt minimaal 25 meter;
  • i. ter plaatse van de standplaatsen mag de geluidsbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai niet meer bedragen dan 48 dB;
  • j. afwijking voor gronden gelegen binnen een afstand van 100 meter van de bestemming 'Natuur' en de bestemming 'Water' met de nadere aanduiding 'ecologische verbindingszone' is uitsluitend toegestaan indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van het nabij gelegen natuurgebied;
  • k. een landschapsplan waarin een goede landschappelijke inpassing is vastgelegd maakt deel uit van de aanvraag. Het landschapsplan en de onderdelen waarop een voorwaardelijke instandhoudingsverplichting rust, worden opgenomen in de bijlage bij de regels. Het college is bevoegd de bijlage bij de regels als beleidsregel te wijzigen in overeenstemming met de verleende vergunning. Het gebruik van de gronden is alleen dan toegestaan indien een goede landschappelijke inpassing is gerealiseerd en duurzaam in stand wordt gehouden. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
  • l. afwijking mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.

4.5.4 Nieuwe Economische Dragers als nevenactiviteit

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1 in samenhang gelezen met het bepaalde in 4.4 ten behoeve een nieuwe economische drager als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er dient sprake te zijn van een functie die voorkomt in de lijst Nieuwe Economische Dragers zoals opgenomen in bijlage 4, waarbij is aangegeven dat via afwijking van de gebruiksregels de functie is toegestaan, dan wel overige bedrijfsfuncties, die naar aard en omvang gelijk te stellen zijn met de in bijlage 4 opgenomen functies;
  • b. de agrarisch-verwante of niet-agrarische activiteiten dienen plaats te vinden in bestaande gebouwen binnen een bouwvlak, met inachtneming van de maximale bedrijfsvloeroppervlaktemaat, zoals opgenomen in bijlage 4. In afwijking hiervan geldt voor een cultuurhistorisch waardevol gebouw en/of monument, zoals opgenomen in bijlage 5, geen maximale bedrijfsvloeroppervlaktemaat;
  • c. het gebruiken van de onbebouwde gronden voor opslag en productie ten behoeve van de nieuwe functie is niet toegestaan;
  • d. het bouwen van nieuwe bouwwerken, geen gebouwen zijnde, lichtbakken en lichtmasten daaronder begrepen, ten behoeve van reclame-doeleinden is niet toegestaan;
  • e. nieuwe functies behorende bij een agrarisch bedrijf zijn uitsluitend toelaatbaar tot en met ten hoogste categorie 2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat een bedrijfsactiviteit tot en met ten hoogste categorie 3 uit de Staat van Bedrijfsactiviteit eveneens is toegestaan, mits is aangetoond dat:
    • 1. het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving en gelet op de desbetreffende milieuaspecten geacht kan worden te behoren tot de categorieën 1 en 2, of;
    • 2. het betrokken bedrijf een landbouwverwant bedrijf betreft als bedoeld in bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • f. parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein binnen het bestaande bouwvlak;
  • g. een landschapsplan waarin een goede landschappelijke inpassing is vastgelegd maakt deel uit van de aanvraag. Het landschapsplan en de onderdelen waarop een voorwaardelijke instandhoudingsverplichting rust, worden opgenomen in de bijlage bij de regels. Het college is bevoegd de bijlage bij de regels als beleidsregel te wijzigen in overeenstemming met de verleende vergunning. Het gebruik van de gronden is alleen dan toegestaan indien een goede landschappelijke inpassing is gerealiseerd en duurzaam in stand wordt gehouden. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
  • h. er wordt voorzien in ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- en natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting dan wel uitstraling van het erf en/of gebouwen; het voorgaande dient vooraf in een privaatrechtelijke overeenkomst te worden vastgelegd;
  • i. afwijking mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte: hierover wordt vooraf door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de wegbeheerder;
    • 3. onevenredige aantasting van de waterhuishouding van het gebied: vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap.

4.5.5 Ondersteunende horeca

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1 in

samenhang gelezen met het bepaalde in 4.4 ten behoeve van ondersteunende horeca als een nieuwe

economische drager als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende

voorwaarden:

  • a. De agrarische activiteiten vormen het hoofdbestanddeel van het bedrijf en het aanbieden van horecadiensten is ondersteunend en mag geen op zichzelf staande activiteit zijn.
  • b. De nevenactiviteit moet gekoppeld zijn aan een functionerend agrarisch bedrijf.
  • c. Het verstrekken van horecadiensten mag enkel geschieden aan groepen/personen die het bedrijf bezoeken ten behoeve van een excursie, rondleiding, workshop, proeverij, e.d..
  • d. De ondersteunende horecadienst dient plaats te vinden vanuit de bestaande agrarische bebouwing. Hiertoe mag maximaal 30% van de bebouwde oppervlakte met een maximum van 100 m2, voor horecadoeleinden worden benut.
  • e. Binnen de onder lid d bedoelde oppervlakte dienen zich zowel de keuken, de toiletruimte als het gedeelte waarin de consumpties worden genuttigd te bevinden.
  • f. Het ter beschikking stellen van (horeca-)ruimte en (horeca-)diensten aan derden ten behoeve van feesten en partijen op het agrarisch bedrijf valt niet onder het begrip 'ondersteunend' en is niet toegestaan.
  • g. Het beperkt verstrekken van alcoholische dranken is in het kader van de nevenfunctie onder voorwaarden toegestaan. De ondernemer zal dan in elk geval moeten beschikken over een Alcoholwet-vergunning.
  • h. Bij het verstrekken van alcoholische dranken zal ook de APV-eis van een exploitatievergunning gelden. Via aan deze vergunning te verbinden voorwaarden kan eventuele overlast voor de omgeving worden voorkomen.
  • i. De bedrijfsvoering van andere (agrarische) bedrijven in de omgeving mag door de nevenactiviteit niet worden gehinderd.
  • j. Parkeren ten dienste van de nevenactiviteit moet op eigen terrein plaatsvinden.
  • k. Eventueel aan te brengen reclame mag slechts betrekking hebben op de desbetreffende nevenactiviteit (excursie, workshop, e.d.) doch niet op te verstrekken etenswaren of dranken.
  • l. Het verstrekken van alcohol slechts is toegestaan binnen de tijden die gelden voor de zogenoemde 'daghoreca' oftewel van 07.00 – 21.00 uur.

4.5.6 Kleinschalige horeca

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1 in

samenhang gelezen met het bepaalde in 4.4 ten behoeve van kleinschalige horeca als een nieuwe

economische drager als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende

voorwaarden:

  • a. De kleinschalige horeca is een aanvullende voorziening gericht op wandelaars en/of fietsers.
  • b. Er mag geen alcoholhoudende drank worden verstrekt.
  • c. De te verstrekken spijzen mogen geen volwaardige maaltijden zijn, maar bestaan uit gebak, taart, eenvoudige broodjes, en soortgelijke kleine versnaperingen, etc.
  • d. De gezamenlijke bebouwde en onbebouwde oppervlakte waar consumpties worden genuttigd mag maximaal 40 m2 bedragen. Een eventueel terras wordt meegeteld binnen deze 40m2.
  • e. De uitoefening van kleinschalige horeca in het buitengebied dient te geschieden vanuit het bestaande bebouwde oppervlak.
  • f. Het horecagedeelte dient ondergeschikt te blijven aan de hoofdfunctie van het perceel, mag geen ruimtelijke impact tot gevolg hebben en niet leiden tot onevenredige aantasting van de omliggende functies.
  • g. Ter beschikking stellen van accommodatie aan derden voor feesten en partijen is niet toegestaan.
  • h. De openingstijd is tot maximaal 21.00 uur.
4.6 Wijzigingsbevoegdheden
4.6.1 Verhogen bebouwingspercentage

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij' te wijzigen ten behoeve van het verhogen van het bebouwingspercentage, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het bebouwingspercentage bedraagt na wijziging maximaal 100%;
  • b. aangetoond wordt dat wijziging noodzakelijk is vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en voor de continuïteit van het volwaardig agrarisch bedrijf. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarden schriftelijk advies in bij de agrarisch deskundige;
  • c. in aanvulling op het bepaalde in lid b geldt dat wijziging eveneens is toegestaan indien toepassing noodzakelijk is voor instandhouding van een cultuurhistorisch waardevol gebouw of een monument, zoals opgenomen in bijlage 5 van deze regels;
  • d. verhoging mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige aantasting van de waterhuishouding van het gebied: vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap.

4.6.2 Vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij' te wijzigen ten behoeve van vormverandering van een bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. bij vormverandering mag de gezamenlijke oppervlakte van het bouwvlak niet worden vergroot; na vormverandering mag het bouwvlak voor maximaal 50% worden bebouwd;
  • b. aangetoond wordt dat vormverandering noodzakelijk is vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • c. in aanvulling op het bepaalde in lid b geldt dat wijziging eveneens is toegestaan indien toepassing noodzakelijk is voor instandhouding van een cultuurhistorisch waardevol gebouw of een monument, zoals opgenomen in bijlage 5 van deze regels;
  • d. wijziging is niet toegestaan voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch gebied met ecologische betekenis', 'kernrandzone' en 'natuurontwikkelingsgebied';
  • e. wijziging voor gronden gelegen binnen een afstand van 100 meter van de bestemming 'Natuur' en de bestemming 'Water' met de aanduiding 'ecologische verbindigszone' is uitsluitend toegestaan indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van het nabij gelegen natuurgebied;
  • f. vormverandering mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige verstening, verglazing en versnippering van de agrarische gronden;
    • 3. onevenredige aantasting van de waterhuishouding van het gebied: vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap.

 

4.6.3 Wijzigen naar bestemming 'Agrarisch'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij' met de op de verbeelding opgenomen aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemmingen 'Agrarisch' dan wel 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. wijziging is uitsluitend toegestaan ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van het bouwvlak per agrarisch bedrijf niet meer bedraagt dan:
    • 1. voor een grondgebonden bedrijf: 2 hectare;
    • 2. voor een niet-grondgebonden bedrijf: 1 hectare;
  • c. na wijziging mag het bouwvlak voor maximaal 50% worden bebouwd, met dien verstande dat gebouwen, overkappingen en (sleuf)silo's binnen het bouwvlak dienen te worden gesitueerd;
  • d. aangetoond wordt dat na wijziging sprake is van een reeël dan wel volwaardig agrarisch bedrijf. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarden schriftelijk advies in bij de agrarisch deskundige;
  • e. indien het perceel wordt toegevoegd aan een bestemmingsvlak met de bestemming 'Agrarisch' dan wel 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' met de aanduiding 'bouwvlak', mag de wijziging niet leiden tot een toename van het aantal agrarische bedrijfswoningen dat ter plaatse van het agrarisch bouwvlak reeds aanwezig is;
  • f. wijziging is niet toegestaan voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch gebied met ecologische betekenis', 'kernrandzone' en 'natuurontwikkelingsgebied';
  • g. wijziging voor gronden gelegen binnen een afstand van 100 meter van de bestemming 'Natuur' en de bestemming 'Water' met de aanduiding 'ecologische verbindigszone' is uitsluitend toegestaan indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van het nabij gelegen natuurgebied;
  • h. cultuurhistorische waardevolle bebouwing en/of monumenten zoals opgenomen in bijlage 5 dient te worden behouden;
  • i. de wijziging is milieuhygiënisch uitvoerbaar;
  • j. een landschapsplan waarin een goede landschappelijke inpassing is vastgelegd maakt deel uit van de aanvraag. Het landschapsplan en de onderdelen waarop een voorwaardelijke instandhoudingsverplichting rust, worden opgenomen in de bijlage bij de regels. Het gebruik van de gronden is alleen dan toegestaan indien een goede landschappelijke inpassing is gerealiseerd en duurzaam in stand wordt gehouden. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
  • k. wijziging mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige aantasting van de infrastructuur. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de wegbeheerder;
    • 3. onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij een landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige.

4.6.4 Wijzigen naar bestemming 'Wonen'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch' met de op de verbeelding opgenomen aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. voor bewoning mag worden gebruikt de ten tijde van de bedrijfsbeëindiging bestaande bedrijfswoning(en);
  • b. het aantal woningen dan wel wooneenheden moet beperkt blijven tot het bestaande aantal woningen dan wel wooneenheden dat op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezig is;
  • c. het bouwvolume van gebouwen mag niet worden vergroot en de maximale goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet worden gewijzigd;
  • d. de inhoud van de woning maximaal 750 m³ en de bewoonbare vloeroppervlakte maximaal 225 300 m² bedraagt of, indien de inhoud dan de bewoonbare vloeroppervlakte van de op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezige woning meer bedraagt dan 750 m³ of 225 300 m², de inhoud dan wel bewoonbare vloeroppervlakte van de aanwezige woning;
  • e. bestaande nieuwe economische dragers als vervolgactiviteit zijn uitsluitend toegestaan, indien deze in bijlage 4 is opgenomen;
  • f. monumenten en/of kenmerken van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing zoals opgenomen in bijlage 5 van het bestemmingsplan Buitengebied Hulst (de herziening) dient te worden behouden, met inachtneming van artikel 44; cultuurhistorische waardevolle bebouwing en/of monumenten zoals opgenomen in bijlage 3 dient te worden behouden;
  • g. de wijziging is uit milieuhygiënisch oogpunt uitvoerbaar;
  • h. wijziging mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • i. bij wijziging naar 'Agrarisch - zonder bouwvlak' dient alle bebouwing op het perceel te worden gesloopt.

4.6.5 Wijzigen naar bestemming 'Maatschappelijk'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij' met de op de verbeelding opgenomen aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Maatschappelijk' ten behoeve van het bieden van mogelijkheden voor (woon)zorgprojecten al dan niet in combinatie met een toename van aantal wooneenheden, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. wijziging is uitsluitend toegestaan ten behoeve van het behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en/of monumenten, zoals opgenomen in bijlage 5 van deze regels;
  • b. wijziging is uitsluitend toegestaan voor bestaande gebouwen, met dien verstande dat uitbreiding bij woonzorgprojecten is toegestaan indien de zorgfunctie dit vereist op de volgende voorwaarden:
    • 1. uitbreiding beperkt blijft tot maximaal 25% van het gebouw;
    • 2. een schriftelijk advies van een onafhankelijk deskundige met betrekking tot zorgindicatie waarin de noodzaak hiervoor wordt aangetoond;
    • 3. de uitbreiding aansluit op de karakteristiek van het gebouw;
  • c. het aantal wooneenheden bedraagt maximaal 5 per gebouw;
  • d. de wijziging is uit milieuhygiënisch oogpunt uitvoerbaar;
  • e. wijziging mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige aantasting van de infrastructuur: Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de wegbeheerder;
    • 3. onevenredige aantasting van de waterkwaliteit. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de waterbeheerder.

4.6.6 Wijzigen naar bestemming 'Natuur' en/of 'Water'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij' te wijzigen in de bestemmingen 'Natuur' en/of 'Water' al dan niet in combinatie met de aanduiding 'bos' ten behoeve van de ontwikkeling van natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de agrarische functie van de gronden is komen te vervallen;
  • b. aangetoond is dat een aaneengesloten natuurgebied van voldoende omvang en zodanige begrenzing kan ontstaan;
  • c. aangetoond is dat de aangrenzende/omringende gronden, met een blijvende agrarische bodemexploitatie, doelmatig als zodanig geëxploiteerd kunnen blijven worden;
  • d. de regels van de bestemmingen 'Natuur' en/of 'Water' worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

4.6.7 Wijzigen naar 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het plan te wijzigen om ten behoeve van het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning, met in achtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. het betreft een legaal tot stand gekomen bestaande of voormalige bedrijfswoning behorende bij een agrarisch bedrijf dat in werking is;
  • b. er sprake dient te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • c. de bouwregels voor een bedrijfswoning zoals opgenomen in artikel 4.2.1 zijn overeenkomstig van toepassing met dien verstande dat de maximale inhoud van de woning maximaal 1000m3 mag bedragen;
  • d. de plattelandswoning krijgt een eigen bouwvlak;
  • e. het bij de plattelandswoning behorende achterf krijgt de bouwaanduiding 'bijgebouwen'. Hier zijn de bijgebouwenregels uit 4.2 van toepassing.

Artikel 5 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden

5.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een duurzame agrarische bedrijfsuitoefening;
  • b. agrarisch grondgebruik;
  • c. het behoud en / of herstel van landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden en kenmerken;
  • d. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'intensieve veehouderij', tevens een volwaardige intensieve veehouderij is toegestaan;
  • e. ondergeschikt aan een grondgebonden agrarisch bedrijf is ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij', intensieve veehouderij als neventak toegestaan;
  • f. kleinschalig kamperen tot maximaal 15 standplaatsen, als nevenactiviteit;
  • g. wonen in een bedrijfswoning binnen het bouwvlak met daaraan ondergeschikt een beroep aan huis met een maximale vloeroppervlakte van 25 m², met dien verstande dat de activiteiten in de woning worden uitgeoefend en de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • h. verkoop van zelf voortgebrachte of streekeigen producten als ondergeschikte nevenactiviteit tot maximaal 200 m2 vloeroppervlakte;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch hulp- en nevenbedrijf', tevens een agrarisch hulp- en nevenbedrijf;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch hulp- en nevenbedrijf', tevens een agrarisch hulp- en nevenbedrijf;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – plattelandswoning': tevens een plattelandswoning;
  • l. een één of meerdaags evenement voor ten hoogste 5 keer per jaar';

met de daarbij behorende:

  • m. voorzieningen van algemeen nut;
  • n. infrastructurele voorzieningen;
  • o. parkeervoorzieningen;
  • p. groen- en speelvoorzieningen;
  • q. tuinen en erven;
  • r. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • s. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Binnen het bouwvlak

a Algemeen

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende algemene regels:

  • a. gebouwen en overkappingen en (sleuf)silo's mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. het bebouwingspercentage van het bouwvlak voor gebouwen en overkappingen, niet zijnde teeltondersteunende voorzieningen, bedraagt maximaal 50%, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - camping' de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen maximaal 400 m² per bouwvlak bedraagt;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding;
  • d. de bouwhoogte mag maximaal 4 meter meer bedragen dan de maximale goothoogte als bedoeld in sub c;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder c en onder d mag ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' de maximale goothoogte en bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding;
  • f. de bouwhoogte van een silo, niet zijnde een mestverzamelsilo, bedraagt maximaal 10 meter;
  • g. de bouwhoogte van een mestverzamelsilo bedraagt maximaal 5 meter, met dien verstande dat de gezamenlijke inhoud van mestverzamelsilo's per bouwvlak maximaal 2.500 m³ bedraagt;

b Bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen ten behoeve van bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken gelden de volgende specifieke regels:

  • a. per agrarisch bedrijf is maximaal één bedrijfswoning binnen het bouwvlak toegestaan, tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het maximum aantal wooneenheden '0' of '2' bedraagt
  • b. de inhoud van een bedrijfswoning met bijbehorende aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 1.000 m³.

c Intensieve veehouderij

Voor het bouwen ten behoeve van intensieve veehouderij gelden de volgende specifieke regels:

  • a. ter plaats van de aanduiding 'intensieve veehouderij' mag de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte van gebouwen ten behoeve van de intensieve veehouderij als hoofdactiviteit niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij' mag de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte van gebouwen ten behoeve van de intensieve veehouderij als neventak niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding.

d Teeltondersteunende voorzieningen

Voor het bouwen van boog- en tunnelkassen, hagelnetten en regenkappen als teeltondersteunende voorzieningen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, als teeltondersteunende voorzieningen geldt de volgende specifieke regel: de bouwhoogte bedraagt maximaal:

  • a. voor boog- en tunnelkassen: 3,5 meter;
  • b. voor hagelnetten: 6 meter;
  • c. voor regenkappen: 3 meter.

e Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende specifieke regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal:
    • 1. voor vrijstaande antennes: 10 meter;
    • 2. voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn: 2 meter;
    • 3. voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn: 1 meter;
    • 4. voor lichtmasten en overige masten: 10 meter;
    • 5. voor bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
    • 6. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  • b. per agrarisch bedrijf, waar een bedrijfswoning aanwezig is, is maximaal één niet overkapte paardenbak toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de paardenbak wordt gesitueerd achter de voorgevellijn van de dichtst bij de openbare weg gelegen gevel;
    • 2. de oppervlakte van een paardenbak maximaal 800 m² bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte van de omheining maximaal 2 meter bedraagt;
    • 4. de afstand van de paardenbak tot het bestemmingsvlak van woningen van derden minimaal 50 meter bedraagt.
5.2.2 Buiten het bouwvlak

Bouwen buiten het bouwvlak is uitsluitend toegestaan met inachtneming van de volgende regels:

  • a. schuilgelegenheden en melkstallen mogen worden opgericht, met dien verstande dat:
    • 1. de goothoogte maximaal 3 meter bedraagt;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte per agrarisch bedrijf maximaal 50 m² bedraagt;
  • b. schuren uitsluitend ten behoeve van een fruitteeltbedrijf mogen worden opgericht, met dien verstande dat:
    • 1. de goothoogte maximaal 4 meter bedraagt;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte per agrarisch bedrijf maximaal 100 m² bedraagt;
  • c. sanitaire voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen mogen worden opgericht, met dien verstande dat:
    • 1. de goothoogte maximaal 3 meter bedraagt;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte per agrarisch bedrijf maximaal 50 m² bedraagt;
  • d. (sleuf)silo's en kuilvoerplaten mogen worden opgericht, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt;
    • 2. de (sleuf)silo's en kuilvoerplaten aansluitend aan het agrarisch bouwvlak worden opgericht;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van het agrarisch bouwvlak en de (sleuf)silo's en kuilvoerplaten buiten het bouwvlak maximaal 2 hectare bedraagt;
    • 4. een landschapsplan waarin een goede landschappelijke inpassing is vastgelegd maakt deel uit van de aanvraag. Het landschapsplan en de onderdelen waarop een voorwaardelijke instandhoudingsverplichting rust, worden opgenomen in de bijlage bij de regels. Het college is bevoegd de bijlage bij de regels als beleidsregel te wijzigen in overeenstemming met de verleende vergunning. Het gebruik van de gronden is alleen dan toegestaan indien een goede landschappelijke inpassing is gerealiseerd en duurzaam in stand wordt gehouden.
  • e. bouwwerken, geen gebouwen en mestopslagruimten zijnde, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal bedraagt:
    • 1. voor vrijstaande antennes: 10 meter;
    • 2. voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn: 2 meter;
    • 3. voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn: 1 meter;
    • 4. voor lichtmasten en overige masten: 10 meter;
    • 5. voor bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
    • 6. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 meter.

5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Algemeen
a Toepassing

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 5.2.1 lid a sub c, ten behoeve van het overschrijden van de maximale goothoogte tot 8 meter voor de opslag van agrarische producten;
  • b. 5.2.1 lid a sub c, ten behoeve van het overschrijden van de maximale goothoogte met ten hoogste 20%;
  • c. 5.2.1 lid a sub f, ten behoeve van het overschrijden van de maximale bouwhoogte tot 15 meter voor de bouw van een silo;
  • d. 5.2.1 lid a sub g, ten behoeve van het overschrijden van de maximale bouwhoogte van een mestverzamelsilo, uitsluitend ten behoeve van de afdekking door middel van een kap.

b Voorwaarden

Verlening van de omgevingsvergunning voor de in lid a genoemde gevallen is uitsluitend toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarde: afwijking mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies.

5.3.2 Maximale oppervlakte gebouwen buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.2 lid a sub 2, lid b sub 2 en/of lid c sub 2 ten behoeve van het vergroten van de maximale oppervlakte van de in deze leden genoemde gebouwen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte per agrarisch bedrijf tot maximaal 50 m²;
  • b. aangetoond moet worden dat afwijking noodzakelijk is vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering. Het bevoegd gezag omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies inwint bij de agrarisch deskundige. Het inwinnen van schriftelijk advies geldt niet indien het een gebouw ten behoeve van een sanitaire voorziening bij kleinschalig kamperen betreft;
  • c. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
  • d. afwijking mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige;
    • 3. onevenredige aantasting van de waterhuishouding van het gebied: vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap.

5.3.3 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.2 ten behoeve van het oprichten van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 1 meter bedragen;
  • b. de teeltondersteunende voorzieningen maximaal 6 maanden op de landbouwgronden aanwezig zijn;
  • c. afwijking is niet toegestaan voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch gebied met ecologische betekenis' en 'natuurontwikkelingsgebied';
  • d. afwijking voor gronden gelegen binnen een afstand van 100 meter van de bestemming 'Natuur' en de bestemming 'Water' met de aanduiding 'ecologische verbindingszone' is uitsluitend toegestaan indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van het nabij gelegen natuurgebied;

5.3.4 Teeltondersteunende voorzieningen (niet zijnde tijdelijk)

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.2 ten behoeve van het oprichten van teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van boog- en tunnelkassen, regenkappen of hagelnetten buiten het bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. aangetoond wordt dat afwijking noodzakelijk is vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en voor de continuïteit van het volwaardig agrarisch bedrijf. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde schriftelijk advies in bij de agrarisch deskundige;
  • b. afwijking is uitsluitend toegestaan ten behoeve teeltondersteunende voorzieningen die grenzen aan een agrarisch bouwvlak. Deze voorwaarde geldt niet voor regenkappen en hagelnetten;
  • c. de hoogte van de teeltondersteunende voorzieningen en de maximale oppervlakte per bedrijf mag niet meer bedragen dan:
    • 1. voor boog- en tunnelkassen: 3,5 meter en 1 hectare;
    • 2. regenkappen: 3 meter en 3 hectare;
    • 3. hagelnetten: 6 meter en 5 hectare;
  • d. afwijking is niet toegestaan voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch gebied met ecologische betekenis' en 'natuurontwikkelingsgebied';
  • e. afwijking voor gronden gelegen binnen een afstand van 100 meter van de bestemming 'Natuur' en de bestemming 'Water' met de aanduiding 'ecologische verbindingszone' is uitsluitend toegestaan indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van het nabij gelegen natuurgebied;
  • f. een landschapsplan waarin een goede landschappelijke inpassing is vastgelegd maakt deel uit van de aanvraag. Het landschapsplan en de onderdelen waarop een voorwaardelijke instandhoudingsverplichting rust, worden opgenomen in de bijlage bij de regels. Het college is bevoegd de bijlage bij de regels als beleidsregel te wijzigen in overeenstemming met de verleende vergunning. Het gebruik van de gronden is alleen dan toegestaan indien een goede landschappelijke inpassing is gerealiseerd en duurzaam in stand wordt gehouden. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
  • g. afwijking mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige verstening en versnippering van de agrarische gronden;
    • 3. onevenredige aantasting van de waterhuishouding van het gebied. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij het waterschap;
    • 4. onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij een landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige.

5.3.5 Anti-hagelkanon buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.2 ten behoeve van het oprichten van anti-hagelkanonnen buiten het bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. aangetoond wordt dat afwijking noodzakelijk is vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en voor de continuïteit van het volwaardig agrarisch bedrijf. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde schriftelijk advies in bij de agrarisch deskundige;
  • b. de oppervlakte van een anti-hagelkanon bedraagt maximaal 25 m²;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 meter, met daarboven een pijp waarvan de hoogte niet meer bedraagt dan 5 meter hoger dan de bouwhoogte;
  • d. per agrarisch bedrijf zijn maximaal 2 anti-hagelkanonnen toegestaan;
  • e. afwijking is uitsluitend toegestaan ten behoeve van fruitteelt en andere bijzondere teelten die kwetsbaar zijn voor hagelschade;
  • f. afwijking is uitsluitend toegestaan indien de afstand tot een andere anti-hagelkanon minimaal 1.000 meter bedraagt;
  • g. afwijking is niet toegestaan voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch gebied met ecologische betekenis' en 'natuurontwikkelingsgebied';
  • h. afwijking voor gronden gelegen binnen een afstand van 100 meter van de bestemming 'Natuur' en de bestemming 'Water' met de aanduiding 'ecologische verbindingszone' is uitsluitend toegestaan indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van het nabij gelegen natuurgebied;
  • i. afwijking mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies, met name inzake geluidseffecten. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde advies in bij de milieudeskundige;
    • 2. onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige.
5.3.6 Nachtvorst ventilator

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.2

ten behoeve van het realiseren van een nachtvorstventilator mits wordt voldaan aan de volgende

voorwaarden:

  • a. max tiphoogte 10 meter, buiten het bouwvlak toegestaan;
  • b. afwijking mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies:
  • c. akoestisch onderzoek verplicht;
  • d. het bevoegd gezag heeft advies ingewonnen bij de natuur- en milieudeskundige.
5.3.7 Waterbassins aansluitend aan bouwvlak

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.2  ten behoeve van het realiseren van een waterbassin buiten het bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het waterbassin wordt gerealiseerd aansluitend aan het bouwvlak en heeft een oppervlakte van maximaal 0,5ha en een hoogte van maximaal 2 meter;
  • b. een landschapsplan waarin een goede landschappelijke inpassing is vastgelegd maakt deel uit van de aanvraag. Het landschapsplan en de onderdelen waarop een voorwaardelijke instandhoudingsverplichting rust, worden opgenomen in de bijlage bij de regels. Het gebruik van de gronden is alleen dan toegestaan indien een goede landschappelijke inpassing is gerealiseerd en duurzaam in stand wordt gehouden.
  • c. afwijking mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • d. het bevoegd gezag heeft advies ingewonnen bij de waterbeheerder.
5.3.8 Kleinschalige windturbines en zonnevelden

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2 ten behoeve van het realiseren van kleine windturbines en/of zonnevelden groter dan 200m2, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. voor zover het gaat om een windturbine deze een tiphoogte heeft van maximaal 20 meter;
  • b. de windturbine en/of zonneveld moet voldoen aan de voorwaarde zoals die zijn neergelegd in de door het bevoegd gezag vastgestelde beleidsregels voor zon- en windenergie zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning;
  • c. het bevoegd gezag wint omtrent de aanvraag advies in bij de netbeheerder
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Algemeen

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken voor:

  • a. gebruiksgerichte paardenhouderijen;
  • b. het geven van lessen en/of het verzorgen van instructies dan wel het exploiteren van een manege;
  • c. lichtmasten bij een paardenbak;
  • d. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • e. detailhandel, behoudens het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in 5.1;
  • f. horeca;
  • g. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • h. seksinrichtingen;
  • i. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak, behoudens tijdelijke opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering ten behoeve van voer en mest;
  • j. het gebruik van groeibevorderende of conditionerende belichting, zoals assimilatiebelichting en cyclische belichting in boog- en gaaskassen;
  • k. fruitteelt binnen een afstand van 50 m van woningen van derden, gronden waarop woningen van derden mogelijk zijn, of terreinen bestemd voor verblijfsrecreatie (minicampings daaronder inbegrepen); het aanleggen van fruitboomgaarden binnen een afstand van 50 meter tot gronden met de bestemming 'Wonen', 'Recreatie - Dagrecreatie' en 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' is niet toegestaan;
  • l. het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen is op gronden met de aanduiding 'natuurontwikkelingsgebied' niet toegestaan;
  • m. het bewonen van de bedrijfswoning als burgerwoning;
  • n. kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  • o. bed and breakfast;
  • p. het gebruik van gebouwen, behoudens de bedrijfswoning(en), voor permanente of tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid, waaronder tevens wordt verstaan tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten.
  • q. het innemen van standplaatsen ten behoeve van een minicamping binnen 50 meter van een fruitboomgaard;
  • r. het realiseren van een kwetsbaar object ter plaatse van de PR 10-6 contour van de planologisch relevante buisleiding(en);
5.4.2 Uitoefening aan-huis-gebonden-beroepen

Uitoefening van aan-huis-gebonden-beroepen is toegestaan in een woning en in een aan- en uitbouw of bijgebouw , met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
  • b. de vloeroppervlakte voor deze andere activiteiten bedraagt in totaal ten hoogste 25 m²;
  • c. het beroep of de activiteit dient door de bewoner te worden uitgeoefend;
  • d. het gebruik mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat deze kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • e. er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met de beroepsmatige activiteiten.
5.4.3 Uitoefening kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan in een woning en in een aan- en uitbouw of bijgebouw, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
  • b. de vloeroppervlakte voor deze andere activiteiten bedraagt in totaal ten hoogste 25 m²;
  • c. het beroep of de activiteit dient door de bewoner te worden uitgeoefend;
  • d. het betreft een activiteit zoals genoemd in de Staat van Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten of is naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen;
  • e. het gebruik mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat deze kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • f. er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met de bedrijfsmatige activiteiten, tenzij in de Staat van Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten anders is bepaald.

5.4.4 Voorwaardelijke verplichting

a Parallelweg 2 Nieuw Namen

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - Natuur- en

landschapwaarden - voorwaardelijke verplichting 1' geldt het volgende:

  • 1. Gelijktijdig met de bouw van gebouwen, conform de bestemmingsomschrijving, moet voldaan worden aan de volgende voorwaardelijke verplichting ten aanzien van watercompensatie: de toename verhard oppervlakte dient gecompenseerd te worden door middel van het realiseren en in stand houden van een waterberging conform het beleid van het waterschap Scheldestromen.
  • 2. Het gebruik van gronden, conform de bestemmingsomschrijving is uitsluitend toegestaan, mits de landschappelijke inpassing, voor zover begrepen in Bijlage 7 maximaal 1 jaar na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan Parallelweg 2 Nieuw Namen (NL.IMRO.0677.bpbuitenparallelw2-001V) is aangelegd en vervolgens aldus in stand wordt gehouden;
  • 3. Het onder lid b bedoelde inpassingsplan dient uiterlijk binnen één jaar na onherroepelijk worden van het genoemde bestemmingsplan te worden gerealiseerd. De landschappelijke inpassing dient vervolgens duurzaam in stand te worden gehouden.
5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden

5.5.1 Verbod zonder vergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en

landschapswaarden' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken,

geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of

werkzaamheden uit te voeren:

a. het aanbrengen van verhardingen en het aanleggen van paden;

b. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen;

c. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;

d. het graven, verbreden, dempen van sloten en het aanleggen van drainage;

e. het diepploegen met een bodemdiepte van meer dan 0,5 meter;'

f. het aanleggen of aanbrengen van overbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen.

g. het verwijderen (vellen, rooien) van houtgewassen;

h. het beplanten van gronden met houtgewassen ter plaatse - waar de gronden op het tijdstip van het

van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant.

5.5.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in 5.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

a. die betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer van de gronden;

b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;

c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

5.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 5.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de in 5.1

genoemde waarden en wezenlijke kenmerken van de gronden:

a. niet worden aangetast;

b. niet significant worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van

de waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind en indien mitigerende en zodanig

compenserende maatregelen worden getroffen.

Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de landschaps- en

natuurbeschermingsdeskundige.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.4 sub o ten behoeve van de uitoefening van kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten in de woning met bijbehorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming is;
  • b. het uitoefenen van de activiteiten niet tot gevolg heeft dat het uiterlijk aanzien van de woning zodanig verandert, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  • c. de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende aan- en uitbouwen dat wordt gebruikt voor de activiteiten maximaal 25 m² bedraagt;
  • d. het uitoefenen van activiteiten die vergunnings- of meldingsplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving niet is toegestaan;
  • e. degene die de activiteiten in de woning en/of bijbehorende aan- en uitbouwen uitvoert tevens gebruiker/bewoner van de woning is;
  • f. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • g. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende bedrijf;
  • h. afwijking mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de landschappelijke, cultuurhistorische en architectonische waarden van het perceel dan wel het gebouw.

5.6.2 Bed and Breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.4 sub p ten behoeve van de uitoefening van een bed and breakfast als ondergeschikte nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het oprichten van een bed and breakfastvoorziening is toegestaan indien:
    • 1. het hoofdgebouw een minimale inhoud van 500 m³ heeft, met een maximale afwijking van 15%;
    • 2. de bijbehorende bouwwerken minimaal 75 m² en maximaal 100 m² aan oppervlakte hebben en/of,
    • 3. het een cultuurhistorisch waardevol gebouw dan wel monument betreft, zoals opgenomen in bijlage 5 van deze regels;
  • b. de hoofdfunctie van de gronden waarop een bed and breakfastvoorziening wordt gevestigd, agrarisch blijft;
  • c. een bed and breakfastvoorziening dient binnen de bestaande bebouwing te worden opgericht;
  • d. het aantal personen dat tegelijkertijd van een bed and breakfastvoorziening gebruik mag maken bedraagt maximaal 6;
  • e. een bed and breakfastvoorziening mag niet als zelfstandige wooneenheid functioneren;
  • f. permanente bewoning is niet toegestaan;
  • g. parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein binnen het bestaande bouwvlak;
  • h. afwijking mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige aantasting van de landschappelijke, cultuurhistorische en architectonische waarden van het perceel dan wel het gebouw.

Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in wanneer niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor verlening van de omgevingsvergunning of indien in strijd met de omgevingsvergunning wordt gehandeld.

5.6.3 Tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.4 sub q ten behoeve van het tijdelijk huisvesten van arbeidsmigranten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. aangetoond wordt dat afwijking noodzakelijk is vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte op het betreffende agrarisch bedrijf en structurele voorzieningen ten behoeve van tijdelijke huisvesting in het stedelijk gebied ontbreken. Het bevoegd gezag wint omtrent de voorwaarde inzake de tijdelijke grote arbeidsbehoefte op het betreffende agrarische bedrijf advies in bij de agrarisch deskundige;
  • b. de huisvesting is uitsluitend toegestaan ten behoeve van arbeidsmigranten die werkzaam zijn binnen het agrarisch bedrijf waar ze tijdelijk zijn gehuisvest;
  • c. de huisvesting bedraagt maximaal 3 4 maanden per kalenderjaar;
  • d. de huisvesting vindt plaats binnen het bouwvlak gebouwde bebouwing of in kampeermiddelen en/of woonunits, met dien verstande dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van een inpandige voorziening maximaal 250 m² bedraagt;
    • 2. maximaal 25 kampeermiddelen en/of woonunits zijn toegestaan binnen of aansluitend aan het bouwvlak, waarbij sanitaire voorzieningen uitsluitend zijn toegestaan binnen het bouwvlak met een maximale oppervlakte van 100 m²;
  • e. de bouwhoogte van kampeermiddelen en/of woonunits bedraagt maximaal 3,5 meter;
  • f. de afstand tussen kampeermiddelen en/of woonunits onderling bedraagt minimaal 5 meter;
  • g. een landschapsplan waarin een goede landschappelijke inpassing is vastgelegd maakt deel uit van de aanvraag. Het landschapsplan en de onderdelen waarop een voorwaardelijke instandhoudingsverplichting rust, worden opgenomen in de bijlage bij de regels. Het gebruik van de gronden is alleen dan toegestaan indien een goede landschappelijke inpassing is gerealiseerd en duurzaam in stand wordt gehouden. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
  • h. de huisvesting is uit milieuhygiënisch oogpunt uitvoerbaar;
  • i. afwijking mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.

Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in wanneer niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor verlening van de omgevingsvergunning of indien in strijd met de omgevingsvergunning wordt gehandeld.

5.6.4 Kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1 ten behoeve van grootschaliger kleinschalig kamperen bij een agrarisch bedrijf op en / of in aansluiting op een bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. per agrarisch bedrijf bedraagt het aantal standplaatsen maximaal 25 35, waarvan maximaal 20% met een maximum van 5 eenheden permanente kampeermiddelen zijn toegestaan; 
  • b. kleinschalig kamperen vindt uitsluitend plaats in het zomerseizoen;
  • c. de standplaatsen zijn gesitueerd op of binnen een afstand van 25 meter van het bouwvlak;
  • d. permanente bewoning van kampeermiddelen is niet toegestaan;
  • e. de bouwhoogte van kampeermiddelen bedraagt maximaal 3,5 meter;
  • f. sanitaire voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan, met dien verstande dat buiten het bouwvlak de oppervlakte van gebouwen maximaal 50 m² bedraagt;
  • g. parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein binnen het bestaande bouwvlak;
  • h. de afstand tussen de minicamping en de meest nabij gelegen woning van derden bedraagt minimaal 25 meter;
  • i. ter plaatse van de standplaatsen mag de geluidsbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai niet meer bedragen dan 48 dB;
  • j. afwijking voor gronden gelegen binnen een afstand van 100 meter van de bestemming 'Natuur' en de bestemming 'Water' met de nadere aanduiding 'ecologische verbindingszone' is uitsluitend toegestaan indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van het nabij gelegen natuurgebied;
  • k. een landschapsplan waarin een goede landschappelijke inpassing is vastgelegd maakt deel uit van de aanvraag. Het landschapsplan en de onderdelen waarop een voorwaardelijke instandhoudingsverplichting rust, worden opgenomen in de bijlage bij de regels. Het gebruik van de gronden is alleen dan toegestaan indien een goede landschappelijke inpassing is gerealiseerd en duurzaam in stand wordt gehouden. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
  • l. afwijking mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.

5.6.5 Nieuwe Economische Dragers als nevenactiviteit

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1 in samenhang gelezen met het bepaalde in 5.4 ten behoeve een nieuwe economische drager als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er dient sprake te zijn van een functie die voorkomt in de lijst Nieuwe Economische Dragers zoals opgenomen in bijlage 4, waarbij is aangegeven dat via afwijking van de gebruiksregels de functie is toegestaan, dan wel overige bedrijfsfuncties, die naar aard en omvang gelijk te stellen zijn met de in bijlage 2 opgenomen functies;
  • b. de agrarisch-verwante of niet-agrarische activiteiten dienen plaats te vinden in bestaande gebouwen binnen een bouwvlak, met inachtneming van de maximale bedrijfsvloeroppervlaktemaat, zoals opgenomen in bijlage 4. In afwijking hiervan geldt voor een cultuurhistorisch waardevol gebouw en/of monument, zoals opgenomen in bijlage 5, geen maximale bedrijfsvloeroppervlaktemaat;
  • c. het gebruiken van de onbebouwde gronden voor opslag en productie ten behoeve van de nieuwe functie is niet toegestaan;
  • d. het bouwen van nieuwe bouwwerken, geen gebouwen zijnde, lichtbakken en lichtmasten daaronder begrepen, ten behoeve van reclame-doeleinden is niet toegestaan;
  • e. nieuwe functies behorende bij een agrarisch bedrijf zijn uitsluitend toelaatbaar tot en met ten hoogste categorie 2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat een bedrijfsactiviteit tot en met ten hoogste categorie 3 uit de Staat van Bedrijfsactiviteit eveneens is toegestaan, mits is aangetoond dat:
    • 1. het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving en gelet op de desbetreffende milieuaspecten geacht kan worden te behoren tot de categorieën 1 en 2, of;
    • 2. het betrokken bedrijf een landbouwverwant bedrijf betreft als bedoeld in bijlage 3;
  • f. parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein binnen het bestaande bouwvlak;
  • g. een landschapsplan waarin een goede landschappelijke inpassing is vastgelegd maakt deel uit van de aanvraag. Het landschapsplan en de onderdelen waarop een voorwaardelijke instandhoudingsverplichting rust, worden opgenomen in de bijlage bij de regels. Het gebruik van de gronden is alleen dan toegestaan indien een goede landschappelijke inpassing is gerealiseerd en duurzaam in stand wordt gehouden. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
  • h. er wordt voorzien in ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- en natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting dan wel uitstraling van het erf en/of gebouwen; het voorgaande dient vooraf in een privaatrechtelijke overeenkomst te worden vastgelegd;
  • i. afwijking mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte: hierover wordt vooraf door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de wegbeheerder;
    • 3. onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige;
    • 4. onevenredige aantasting van de waterhuishouding van het gebied: vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap.

5.6.6 Ondersteunende horeca

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1 in

samenhang gelezen met het bepaalde in 5.4 ten behoeve van ondersteunende horeca als een nieuwe

economische drager als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende

voorwaarden:

  • j. De agrarische activiteiten vormen het hoofdbestanddeel van het bedrijf en het aanbieden van horecadiensten is ondersteunend en mag geen op zichzelf staande activiteit zijn.
  • k. De nevenactiviteit moet gekoppeld zijn aan een functionerend agrarisch bedrijf.
  • l. Het verstrekken van horecadiensten mag enkel geschieden aan groepen/personen die het bedrijf bezoeken ten behoeve van een excursie, rondleiding, workshop, proeverij, e.d..
  • m. De ondersteunende horecadienst dient plaats te vinden vanuit de bestaande agrarische bebouwing. Hiertoe mag maximaal 30% van de bebouwde oppervlakte met een maximum van 100 m2, voor horecadoeleinden worden benut.
  • n. Binnen de onder lid d bedoelde oppervlakte dienen zich zowel de keuken, de toiletruimte als het gedeelte waarin de consumpties worden genuttigd te bevinden.
  • o. Het ter beschikking stellen van (horeca-)ruimte en (horeca-)diensten aan derden ten behoeve van feesten en partijen op het agrarisch bedrijf valt niet onder het begrip 'ondersteunend' en is niet toegestaan.
  • p. Het beperkt verstrekken van alcoholische dranken is in het kader van de nevenfunctie onder voorwaarden toegestaan. De ondernemer zal dan in elk geval moeten beschikken over een Alcoholwet-vergunning.
  • q. Bij het verstrekken van alcoholische dranken zal ook de APV-eis van een exploitatievergunning gelden. Via aan deze vergunning te verbinden voorwaarden kan eventuele overlast voor de omgeving worden voorkomen.
  • r. De bedrijfsvoering van andere (agrarische) bedrijven in de omgeving mag door de nevenactiviteit niet worden gehinderd.
  • s. Parkeren ten dienste van de nevenactiviteit moet op eigen terrein plaatsvinden.
  • t. Eventueel aan te brengen reclame mag slechts betrekking hebben op de desbetreffende nevenactiviteit (excursie, workshop, e.d.) doch niet op te verstrekken etenswaren of dranken.
  • u. Het verstrekken van alcohol slechts is toegestaan binnen de tijden die gelden voor de zogenoemde 'daghoreca' oftewel van 07.00 – 21.00 uur.

5.6.7 Kleinschalige horeca

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1 in

samenhang gelezen met het bepaalde in 5.4 ten behoeve van kleinschalige horeca als een nieuwe

economische drager als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende

voorwaarden:

  • v. De kleinschalige horeca is een aanvullende voorziening gericht op wandelaars en/of fietsers.
  • w. Er mag geen alcoholhoudende drank worden verstrekt.
  • x. De te verstrekken spijzen mogen geen volwaardige maaltijden zijn, maar bestaan uit gebak, taart, eenvoudige broodjes, en soortgelijke kleine versnaperingen, etc.
  • y. De gezamenlijke bebouwde en onbebouwde oppervlakte waar consumpties worden genuttigd mag maximaal 40 m2 bedragen. Een eventueel terras wordt meegeteld binnen deze 40m2.
  • z. De uitoefening van kleinschalige horeca in het buitengebied dient te geschieden vanuit het bestaande bebouwde oppervlak.
  • aa. Het horecagedeelte dient ondergeschikt te blijven aan de hoofdfunctie van het perceel, mag geen ruimtelijke impact tot gevolg hebben en niet leiden tot onevenredige aantasting van de omliggende functies.
  • ab. Ter beschikking stellen van accommodatie aan derden voor feesten en partijen is niet toegestaan.
  • ac. De openingstijd is tot maximaal 21.00 uur.
5.7 Wijzigingsbevoegdheden
5.7.1 Verhogen bebouwingspercentage

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' te wijzigen ten behoeve van het verhogen van het bebouwingspercentage, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het bebouwingspercentage bedraagt na wijziging maximaal 100%;
  • b. aangetoond wordt dat wijziging noodzakelijk is vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en voor de continuïteit van het volwaardig agrarisch bedrijf. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarden schriftelijk advies in bij de agrarisch deskundige;
  • c. in aanvulling op het bepaalde in lid b geldt dat wijziging eveneens is toegestaan indien toepassing noodzakelijk is voor instandhouding van een cultuurhistorisch waardevol gebouw of een monument, zoals opgenomen in bijlage 5 van deze regels;
  • d. verhoging mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige.
    • 3. onevenredige aantasting van de waterkwaliteit. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de waterbeheerder.

5.7.2 Vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' te wijzigen ten behoeve van vormverandering van een bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. bij vormverandering mag de gezamenlijke oppervlakte van het bouwvlak niet worden vergroot; voor vergroting van het bouwvlak dient de wijzigingsbevoegdheid in 3.6.3 te worden toegepast;
  • b. na vormverandering mag het bouwvlak voor maximaal 50% worden bebouwd;
  • c. aangetoond wordt dat vormverandering noodzakelijk is vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • d. in aanvulling op het bepaalde in lid c geldt dat wijziging eveneens is toegestaan indien toepassing noodzakelijk is voor instandhouding van een cultuurhistorisch waardevol gebouw of een monument, zoals opgenomen in bijlage 5 van deze regels;
  • e. vormverandering is niet toegestaan voor een intensieve veehouderij;
  • f. wijziging is niet toegestaan voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch gebied met ecologische betekenis', 'kernrandzone' en 'natuurontwikkelingsgebied';
  • g. wijziging voor gronden gelegen binnen een afstand van 100 meter van de bestemming 'Natuur' en de bestemming 'Water' met de aanduiding 'ecologische verbindingszone' is uitsluitend toegestaan indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van het nabij gelegen natuurgebied;
  • h. vormverandering mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige verstening, verglazing en versnippering van de agrarische gronden;
    • 3. onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige;
    • 4. onevenredige aantasting van de waterhuishouding van het gebied: vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap.

 

5.7.3 Vergroting bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' te wijzigen ten behoeve van vergroting van een bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van het bouwvlak per agrarisch bedrijf niet meer bedraagt dan:
    • 1. voor een grondgebonden bedrijf: 2 hectare;
    • 2. voor een niet-grondgebonden bedrijf: 1 hectare;
  • b. na vergroting mag het bouwvlak voor maximaal 50% worden bebouwd, met dien verstande dat gebouwen en overkappingen en sleufsilo's binnen het bouwvlak dienen te worden gesitueerd;
  • c. aangetoond wordt dat vergroting noodzakelijk is vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en voor de continuïteit van het volwaardig agrarisch bedrijf. Voor zover het gaat om een vergroting van 1,5ha tot 2ha. wint het bevoegd gezag omtrent deze voorwaarden schriftelijk advies in bij de agrarisch deskundige;
  • d. in aanvulling op het bepaalde in lid c geldt dat wijziging eveneens is toegestaan indien toepassing noodzakelijk is voor instandhouding van een cultuurhistorisch waardevol gebouw of een monument, zoals opgenomen in bijlage 5 van deze regels;
  • e. wijziging is niet toegestaan voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch gebied met ecologische betekenis', 'kernrandzone' en 'natuurontwikkelingsgebied';
  • f. wijziging voor gronden gelegen binnen een afstand van 100 meter van de bestemming 'Natuur' en de bestemming 'Water' met de aanduiding 'ecologische verbindingszone' is uitsluitend toegestaan indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van het nabij gelegen natuurgebied;
  • g. een landschapsplan waarin een goede landschappelijke inpassing is vastgelegd maakt deel uit van de aanvraag. Het landschapsplan en de onderdelen waarop een voorwaardelijke instandhoudingsverplichting rust, worden opgenomen in de bijlage bij de regels. Het gebruik van de gronden is alleen dan toegestaan indien een goede landschappelijke inpassing is gerealiseerd en duurzaam in stand wordt gehouden. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
  • h. vergroting mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige verstening, verglazing en versnippering van de agrarische gronden;
    • 3. onevenredige aantasting aan infrastructuur. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de wegbeheerder;
    • 4. onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige;
    • 5. onevenredige aantasting van de waterhuishouding van het gebied: vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap.

 

5.7.4 Vergroten bedrijfsvloeroppervlakte neventak intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' te wijzigen ten behoeve van het vergroten van de maximale bedrijfsvloeroppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de maximale bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van een neventak intensieve veehouderij na vergroting niet meer bedraagt dan 2.100 m², met dien verstande vergroting van het bouwvlak niet is toegestaan;
  • b. aangetoond wordt dat vergroting noodzakelijk is vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en voor de continuïteit van het volwaardig agrarisch bedrijf dan wel vanuit een toepassing van milieuvoorschriften en/of andere wettelijke bepalingen. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarden schriftelijk advies in bij de agrarisch deskundige;
  • c. na vergroting dient nog wel sprake te zijn van een neventak intensieve veehouderij;
  • d. de vergroting is uit milieuhygiënisch oogpunt uitvoerbaar;
  • e. vergroting mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige;
    • 3. onevenredige aantasting van de waterhuishouding van het gebied: vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap.

5.7.5 Vergroten bedrijfsvloeroppervlakte hoofdtak intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' te wijzigen ten behoeve van het vergroten van de maximale bedrijfsvloeroppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. een omgevingsvergunning voor het vergroten van de maximale bedrijfsvloeroppervlakte mag ten hoogste éénmaal worden verleend;
  • b. het vergroten van de maximale bedrijfsvloeroppervlakte mag met ten hoogste het volgende percentage:
    • 1. voor een intensieve veehouderij met een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 5.000 m²: 10%;
    • 2. voor een intensieve veehouderij met een bedrijfsvloeroppervlakte van minder dan 5.000 m²: 20%,

met dien verstande dat vergroting van het bouwvlak niet is toegestaan.

  • c. aangetoond wordt dat wijziging noodzakelijk is vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en voor de continuïteit van het volwaardig agrarisch bedrijf dan wel vanuit een toepassing van milieuvoorschriften en/of andere wettelijke bepalingen. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarden schriftelijk advies in bij de agrarisch deskundige;
  • d. de vergroting is uit milieuhygiënisch oogpunt uitvoerbaar;
  • e. vergroting mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige;
    • 3. onevenredige aantasting van de waterhuishouding van het gebied: vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap;
  • f. het vergroten moet een signifiante bijdrage leveren aan verduurzaming van het bedrijf.

5.7.6 Verwijderen aanduidingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' te wijzigen door één of meerdere van de volgende op de verbeelding opgenomen aanduidingen te verwijderen:

  • a. 'intensieve veehouderij';
  • b. 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij';

met dien verstande dat:

  • de betreffende functie ter plaatse is beëindigd;
  • de geldende milieuvergunning voor deze activiteiten wordt ingetrokken.

5.7.7 Wijzigen naar bestemming 'Wonen'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' met de op de verbeelding opgenomen aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. voor bewoning mag worden gebruikt de ten tijde van de bedrijfsbeëindiging bestaande bedrijfswoning(en);
  • b. het aantal woningen dan wel wooneenheden moet beperkt blijven tot het bestaande aantal woningen dan wel wooneenheden dat op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezig is;
  • c. het bouwvolume van gebouwen mag niet worden vergroot en de maximale goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet worden gewijzigd;
  • d. de inhoud van de woning maximaal 750 m³ en de bewoonbare vloeroppervlakte maximaal 225 300 m² bedraagt of, indien de inhoud dan de bewoonbare vloeroppervlakte van de op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezige woning meer bedraagt dan 750 m³ of 225 300 m², de inhoud dan wel bewoonbare vloeroppervlakte van de aanwezige woning;
  • e. bestaande nieuwe economische dragers als vervolgactiviteit zijn uitsluitend toegestaan, indien deze in bijlage 4 is opgenomen;
  • f. monumenten en/of kenmerken van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing zoals opgenomen in bijlage 5 van het bestemmingsplan Buitengebied Hulst (de herziening) dient te worden behouden, met inachtneming van artikel 44;  cultuurhistorische waardevolle bebouwing en/of monumenten zoals opgenomen in bijlage 3 dient te worden behouden;
  • g. de wijziging is uit milieuhygiënisch oogpunt uitvoerbaar;
  • h. wijziging mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige.
  • i. bij wijziging naar 'Agrarisch - zonder bouwvlak' dient alle bebouwing op het perceel te worden gesloopt.

5.7.8 Wijzigen naar bestemming 'Maatschappelijk'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' met de op de verbeelding opgenomen aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Maatschappelijk' ten behoeve van het bieden van mogelijkheden voor (woon)zorgprojecten al dan niet in combinatie met een toename van aantal wooneenheden, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. wijziging is uitsluitend toegestaan ten behoeve van het behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en/of monumenten, zoals opgenomen in bijlage 5 van deze regels;
  • b. wijziging is uitsluitend toegestaan voor bestaande gebouwen, met dien verstande dat uitbreiding bij woonzorgprojecten is toegestaan indien de zorgfunctie dit vereist op de volgende voorwaarden:
    • 1. uitbreiding beperkt blijft tot maximaal 25% van het gebouw;
    • 2. een schriftelijk advies van een onafhankelijk deskundige met betrekking tot zorgindicatie waarin de noodzaak hiervoor wordt aangetoond;
    • 3. de uitbreiding aansluit op de karakteristiek van het gebouw;
  • c. het aantal wooneenheden bedraagt maximaal 5 per gebouw;
  • d. de wijziging is uit milieuhygiënisch oogpunt uitvoerbaar;
  • e. wijziging mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige aantasting van de infrastructuur: Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de wegbeheerder;
    • 3. onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige.
    • 4. onevenredige aantasting van de waterhuishouding van het gebied: vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap.

5.7.9 Wijzigen naar de bestemming 'Natuur' en/of 'Water'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' te wijzigen in de bestemmingen 'Natuur' en/of 'Water' al dan niet in combinatie met de aanduiding 'bos' ten behoeve van de ontwikkeling van natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de agrarische functie van de gronden is komen te vervallen;
  • b. aangetoond is dat een aaneengesloten natuurgebied van voldoende omvang en zodanige begrenzing kan ontstaan;
  • c. aangetoond is dat de aangrenzende/omringende gronden, met een blijvende agrarische bodemexploitatie, doelmatig als zodanig geëxploiteerd kunnen blijven worden;
  • d. de regels van de bestemmingen 'Natuur' en/of 'Water' worden van overeenkomstige toepassing verklaard.

5.7.10 Wijzigen naar 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het plan te wijzigen om ten behoeve van het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning, met in achtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. het betreft een legaal tot stand gekomen bestaande of voormalige bedrijfswoning behorende bij een agrarisch bedrijf dat in werking is;
  • b. er sprake dient te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • c. de bouwregels voor een bedrijfswoning zoals opgenomen in artikel 5.2.1 zijn overeenkomstig van toepassing met dien verstande dat de maximale inhoud van de woning maximaal 1000m3 mag bedragen;
  • d. de plattelandswoning krijgt een eigen bouwvlak;
  • e. het bij de plattelandswoning behorende achterf krijgt de bouwaanduiding 'bijgebouwen'. Hier zijn de bijgebouwenregels uit 23.2 van toepassing.

Artikel 6 Bedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven van milieucategorie 1 en/of 2 van de in de bijlagen bij deze regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • b. wonen in een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' met daaraan ondergeschikt een beroep aan huis met een maximale vloeroppervlakte van 25 m², met dien verstande dat de activiteiten in de woning worden uitgeoefend en de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft; ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', uitsluitend een bedrijfswoning;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', tevens voor statische opslag;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemingsbedrijf', tevens een aannemersbedrijf;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch hulp- en nevenbedrijf', tevens een agrarisch hulp- en nevenbedrijf;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autohandel (met LPG)', tevens een autohandel met een LPG- en benzinevulpunt;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - composteringsbedrijf', tevens een composteringsbedrijf;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf', tevens een garagebedrijf;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - op- en overslagbedrijf', tevens een op- en overslagbedrijf;.
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - puinbrekerij', tevens een puinbrekerij met opslag van materialen;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vlasbedrijf', tevens een vlasbedrijf;
  • l. ter plaatse van de aandudiing 'specifieke vorm van bedrijf - hoefijzerfabriek', tevens een hoefijzerfabriek;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'tuin', uitsluitend tuinen en erven;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg', een tankstation met lpg;
  • o. wonen in een bedrijfswoning binnen het bouwvlak met daaraan ondergeschikt een beroep aan huis met een maximale vloeroppervlakte van 25 m², met dien verstande dat de activiteiten in de woning worden uitgeoefend en de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - mechanisatiebedrijf' tevens een mechanisatiebedrijf';
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie', tevens een zend-/ontvangstinstallatie met een maximale bouwhoogte van 40 meter;

met de daarbijbehorende:

  • r. voorzieningen van algemeen nut;
  • s. infrastructurele voorzieningen;
  • t. parkeervoorzieningen;
  • u. groen- en speelvoorzieningen;
  • v. tuinen en erven;
  • w. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • x. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  algemeen   bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken   bouwwerken, geen gebouw zijnde  
a. op deze gronden mag worden gebouwd:  
1. binnen het bouwvlak   ja   ja   ja  
2. buiten het bouwvlak   nee   nee   ja  
b. de hoogte bedraagt niet meer dan:  
1. goothoogte   de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding      
2. bouwhoogte   4 meter hoger dan de aangegeven maximale goothoogte     - vrijstaande antennes: 10 meter;
- erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn: 2 meter;
- erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn: 1 meter;
- lichtmasten en overige masten: 10 meter;
- bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak: 3 meter;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak: 2 meter.  
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan:  
1. van het bouwperceel   gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding   bewoonbare vloeroppervlakte van een bedrijfswoning met bijbehorende aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 225 300 m²;

de inhoud van een bedrijfswoning met bijbehorende aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 750 m³.  
 
d. de aan te houden afstand tot:  
1. gebouwen   1 m indien niet aaneengebouwd      

En tevens geldt:

  • a. binnen het bouwvlak is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het maximum aantal wooneenheden '0' of '2' bedraagt;
  • b. per bedrijf, waar een bedrijfswoning aanwezig is, is maximaal één niet overkapte paardenbak toegestaan, met dien verstande dat:
  • 1. de paardenbak wordt gesitueerd achter de voorgevellijn van de dichtst bij de openbare weg gelegen gevel;
  • 2. de oppervlakte van een paardenbak maximaal 800 m² bedraagt;
  • 3. de bouwhoogte van de omheining maximaal 2 meter bedraagt;
  • 4. lichtmasten niet zijn toegestaan;
    • a. de afstand van de paardenbak tot het bestemmingsvlak van woningen van derden minimaal 50 meter bedraagt.
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Algemeen

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken voor:

  • a. bedrijfsmatige activiteiten ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. lichtmasten bij een paardenbak;
  • c. geluidszoneringsplichtige en Bevi-inrichtingen;
  • d. detailhandel, behoudens het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in 6.1;
  • e. seksinrichtingen;
  • f. zelfstandige kantoren;
  • g. horeca;
  • h. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  • i. het bewonen van de bedrijfswoning als burgerwoning;
  • j. kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  • k. bed and breakfast;
  • l. het gebruik van gebouwen, behoudens de bedrijfswoning(en), voor permanente of tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid, waaronder tevens wordt verstaan tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten;
  • m. kamperen.
6.3.2 Uitoefening aan-huis-gebonden-beroepen

Uitoefening van aan-huis-gebonden-beroepen is toegestaan in een woning en in een aan- en uitbouw of bijgebouw , met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
  • b. de vloeroppervlakte voor deze andere activiteiten bedraagt in totaal ten hoogste 25 m²;
  • c. het beroep of de activiteit dient door de bewoner te worden uitgeoefend;
  • d. het gebruik mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat deze kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • e. er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met de beroepsmatige activiteiten.
6.3.3 Uitoefening kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan in een woning en in een aan- en uitbouw of bijgebouw, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
  • b. de vloeroppervlakte voor deze andere activiteiten bedraagt in totaal ten hoogste 25 m²;
  • c. het beroep of de activiteit dient door de bewoner te worden uitgeoefend;
  • d. het betreft een activiteit zoals genoemd in de Staat van Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten of is naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen;
  • e. het gebruik mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat deze kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • f. er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met de bedrijfsmatige activiteiten, tenzij in de Staat van Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten anders is bepaald.
6.4 Wijzigingsbevoegdheid
6.4.1 Vergroten maximum bebouwd oppervlak (m2)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming 'Bedrijf' met de op de verbeelding opgenomen aanduidingen 'bouwvlak' en 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' te wijzigen door het vergroten van de maximale gezamenlijke oppervlakte per bouwperceel al dan niet in combinatie met - indien noodzakelijk - vergroting van het bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het vergroten van de maximale gezamenlijke oppervlakte mag per bouwvlak met ten hoogste 20%;
  • b. aangetoond wordt dat wijziging noodzakelijk is vanuit een doelmatige bedrijfsvoering en voor de continuïteit van het bedrijf door het overleggen van het ondernemersplan;
  • c. aangetoond wordt dat verplaatsing naar een bedrijventerrein niet mogelijk is en het bedrijf gebonden is aan de locatie;
  • d. wijziging is niet toegestaan voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch gebied met ecologische betekenis', 'kernrandzone' en 'natuurontwikkelingsgebied';
  • e. wijziging voor gronden gelegen binnen een afstand van 100 meter van de bestemming 'Natuur' en de bestemming 'Water' met de nadere aanduiding 'ecologische verbindingszone' is uitsluitend toegestaan indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van het nabij gelegen natuurgebied;
  • f. wijziging is niet toegestaan ten behoeve van Nieuwe Economische Dragers;
  • g. een landschapsplan waarin een goede landschappelijke inpassing is vastgelegd maakt deel uit van de aanvraag. Het landschapsplan en de onderdelen waarop een voorwaardelijke instandhoudingsverplichting rust, worden opgenomen in de bijlage bij de regels. Het gebruik van de gronden is alleen dan toegestaan indien een goede landschappelijke inpassing is gerealiseerd en duurzaam in stand wordt gehouden. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
  • h. wijziging mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige.
    • 3. onevenredige aantasting van de infrastructuur. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de wegbeheerder;
    • 4. onevenredige aantasting van de waterhuishouding van het gebied: vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap;
    • 5. een toename van hinder op grond van de in de bijlagen bij deze regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten.

 

6.4.2 Wijzigen naar bestemming 'Agrarisch'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming 'Bedrijf' met de op de verbeelding opgenomen aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemmingen 'Agrarisch' dan wel 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. wijziging is uitsluitend toegestaan ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van het bouwvlak per agrarisch bedrijf niet meer bedraagt dan:
    • 1. voor een grondgebonden bedrijf: 2 hectare;
    • 2. voor een niet-grondgebonden bedrijf: 1 hectare;
  • c. na wijziging mag het bouwvlak voor maximaal 50% worden bebouwd, met dien verstande dat gebouwen, overkappingen en (sleuf)silo's binnen het bouwvlak dienen te worden gesitueerd;
  • d. aangetoond wordt dat na wijziging sprake is van een reeël dan wel volwaardig agrarisch bedrijf. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarden schriftelijk advies in bij de agrarisch deskundige;
  • e. indien het perceel wordt toegevoegd aan een bestemmingsvlak met de bestemming 'Agrarisch' dan wel 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' met de aanduiding 'bouwvlak', mag de wijziging niet leiden tot een toename van het aantal bedrijfswoningen dat ter plaatse van de bouwvlakken reeds aanwezig zijn;
  • f. cultuurhistorische waardevolle bebouwing en/of monumenten zoals opgenomen in bijlage 5 dient te worden behouden;
  • g. wijziging is niet toegestaan voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch gebied met ecologische betekenis', 'kernrandzone' en 'natuurontwikkelingsgebied';
  • h. wijziging voor gronden gelegen binnen een afstand van 100 meter van de bestemming 'Natuur' en de bestemming 'Water' met de nadere aanduiding 'ecologische verbindingszone' is uitsluitend toegestaan indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van het nabij gelegen natuurgebied;
  • i. de wijziging is milieuhygiënisch uitvoerbaar;
  • j. een landschapsplan waarin een goede landschappelijke inpassing is vastgelegd maakt deel uit van de aanvraag. Het landschapsplan en de onderdelen waarop een voorwaardelijke instandhoudingsverplichting rust, worden opgenomen in de bijlage bij de regels. Het gebruik van de gronden is alleen dan toegestaan indien een goede landschappelijke inpassing is gerealiseerd en duurzaam in stand wordt gehouden. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
  • k. wijziging mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige aantasting van de infrastructuur. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de wegbeheerder;
    • 3. onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij een landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige.

Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening

7.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen van algemeen nut;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'gemaal', tevens een gemaal;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afsluiterschema', tevens een afsluiterschema;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bergbezinkbassin', tevens een bergbezinkbassin;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - pompstation', tevens een pompstation;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rioolwaterzuivering', tevens een rioolwaterzuivering;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - waterleidingbedrijf', tevens een waterleidingbedrijf;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'speciefieke vorm van bedrijf - nutsbedrijf' enkel een elektriciteitsdistributiebedrijf niet zijnde een geluidszoneringsplichtinge inrichting;

met de daarbijbehorende:

  • i. infrastructurele voorzieningen;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. groen- en speelvoorzieningen;
  • l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen.

7.2 Bouwregels

  gebouwen en overkappingen   bouwwerken, geen gebouw zijnde  
a. op deze gronden mag worden gebouwd:  
1. binnen het bouwvlak   ja   ja  
2. buiten het bouwvlak   nee   ja  
b. de hoogte bedraagt niet meer dan:  
1. goothoogte   de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding    
2. bouwhoogte   4 meter hoger dan de aangegeven maximale goothoogte   - vrijstaande antennes: 10 meter;
- erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn: 3 meter;
- erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn: 1 3 meter;
- lichtmasten en overige masten: 10 meter;
- bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - nutsbedrijf': voor bliksempieken 20 meter;
- ter plaatse van de aanduding 'specifieke vorm van bedrijf - nutsbedrijf': voor transformatoropstellingen 10 meter;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;  
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan:  
1. van het bouwperceel   het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
 
 

7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige en Bevi-inrichtingen;
  • b. seksinrichtingen;
  • c. kamperen;
  • d. horeca;
  • e. zelfstandige kantoren;
  • f. wonen;
  • g. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak; opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • h. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 8 Beschermde dijk

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Beschermde dijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. het behoud van dijken en het behoud en /of herstel van de daarmee samenhangende aanwezige en potentiële landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. extensief recreatief medegebruik met bijbehorende voorzieningen;
  • f. agrarisch gebruik gericht op natuurbeheer;
  • g. bruggen en paden;

met daarbij behorende:

  • h. groen- en speelvoorzieningen;
  • i. straatmeubilair;
  • j. voorzieningen van algemeen nut;
  • k. kunstwerken;
  • l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen.

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  bouwwerken, geen gebouw zijnde  
op deze gronden mag worden gebouwd:   ja  
de hoogte bedraagt niet meer dan:   - vrijstaande antennes: 10 meter;
- lichtmasten en overige masten: 10 meter;
- bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.  

En tevens geldt:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in 8.1 genoemde functies worden opgericht
8.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 8.2, indien de bij de betrokken bestemming

behorende bouwregels in acht worden genomen en de in 8.1 genoemde aanwezige waarden van de

gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het

herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind en hierover advies wordt

ingewonnen bij de een landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. kamperen, met uitzondering van specifiek door het bevoegd gezag daarvoor aangewezen kampeerplaatsen.

8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.5.1 Verbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Beschermde dijk' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van paden, wegen en parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • c. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • d. het vellen of rooien van houtgewas;
  • e. het bebossen of beplanten van gronden;
  • f. het graven of afdammen van sloten of greppels met een bodemdiepte van meer dan 0,50 meter beneden het maaiveld, het aanbrengen van drainage dan wel diepploegen;
  • g. het blijvend omzetten van grasland in bouwland.

8.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 8.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer van de gronden;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

8.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 8.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor niet de landschappelijke, cultuurhistorische en/of natuurwaarden van de gronden onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige.

8.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Beschermde dijk' te wijzigen in de bestemming 'Waterstaatswerken', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast voor zover het dijken betreft die een waterstaatkundige functie krijgen, overeenkomstig het nieuwe stelsel van binnendijken;
  • b. een en ander dient te zijn vastgelegd in het kader van besluitvorming door het waterschap.

Artikel 9 Bos

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  • a. bosgebied;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van aanwezige en potentiële natuurwaarde: en landschappelijke waarde:;
  • c. extensieve dagrecreatie met bijbehorende voorzieningen;
  • d. water;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - bijenkweekstation', tevens een bijenkweekstation;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
9.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  gebouwen en overkappingen   bouwwerken, geen gebouw zijnde  
a. op deze gronden mag worden gebouwd:   ja, uitsluitend observatieposten    
b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:   4 m   - muren en terreinafscheidingen: 2 m
- overig bouwwerk, geen gebouw zijnde: 3 m  
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan:   maximaal 20 m2 per gebouw   niet gemaximeerd  
d. de dakhelling bedraagt niet meer dan:   85°    

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

9.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Bos zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van verhardingen op half- en onverharde paden en wegen;
  • b. het aanleggen van overige verhardingen;
  • c. het planten, verwijderen, kappen of rooien van houtopstanden of andere meerjarige opgaande beplantingen alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • d. het aanleggen van kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en ophogen van gronden;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het aanleggen van dammen, kades, duikers, vlonders, schoeiingen of aanlegplaatsen voor recreatievaartuigen.
9.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 9.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

9.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 9.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur-, landschapswaarden:

  • a. niet worden geschaad of;
  • b. niet significant worden of kunnen worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind en indien nodig mitigerende en zonodig compenserende maatregelen worden getroffen.

Artikel 10 Cultuur en Ontspanning

10.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Cultuur en Ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. cultuur en ontspanning;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'atelier', tevens een atelier';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'sauna', tevens een sauna- en beautycentrum;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting', tevens een seksinrichting;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'horeca', tevens horecabedrijven behorende tot categorie 1 en 2;
  • f. wonen in een bedrijfswoning binnen het bouwvlak met daaraan ondergeschikt een beroep aan huis met een maximale vloeroppervlakte van 25 m², met dien verstande dat de activiteiten in de woning worden uitgeoefend en de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • g. wonen in een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' met daaraan ondergeschikt een beroep aan huis met een maximale vloeroppervlakte van 25 m², met dien verstande dat de activiteiten in de woning worden uitgeoefend en de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • h. ter plaatsen van de aanduiding 'bijgebouwen', een bijgebouw behorende bij de bedrijfswoning;

met de daarbijbehorende:

  • i. infrastructurele voorzieningen;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. groen- en speelvoorzieningen;
  • l. tuinen en erven;
  • m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • n. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen.

10.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  algemeen   bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken   bouwwerken, geen gebouw zijnde  
a. op deze gronden mag worden gebouwd:  
1. binnen het bouwvlak   ja   ja   ja  
2. buiten het bouwvlak   nee   nee   ja  
b. de hoogte bedraagt niet meer dan:  
1. goothoogte   de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding      
2. bouwhoogte   4 meter hoger dan de aangegeven maximale goothoogte     - vrijstaande antennes: 10 meter;
- erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn: 2 meter;
- erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn: 1 meter;
- lichtmasten en overige masten: 10 meter;
- bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;  
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan:  
1. van het bouwperceel   gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding   bewoonbare vloeroppervlakte bedraagt maximaal 225 300

de inhoud van een bedrijfswoning met bijbehorende aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 750 m³.  
 
d. de aan te houden afstand tot:  
1. gebouwen   1 m indien niet aaneengebouwd      

En tevens geldt:

  • a. binnen het bouwvlak is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het maximum aantal wooneenheden '0' of '2' bedraagt;
  • b. per bedrijf, waar een bedrijfswoning aanwezig is, is maximaal één niet overkapte paardenbak toegestaan, met dien verstande dat:
  • 1. de paardenbak wordt gesitueerd achter de voorgevellijn van de dichtst bij de openbare weg gelegen gevel;
  • 2. de oppervlakte van een paardenbak maximaal 800 m² bedraagt;
  • 3. de bouwhoogte van de omheining maximaal 2 meter bedraagt;
  • 4. lichtmasten niet zijn toegestaan;
    • a. de afstand van de paardenbak tot het bestemmingsvlak van woningen van derden minimaal 50 meter bedraagt.
10.3 Specifieke gebruiksregels
10.3.1 Algemeen

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken voor:

  • a. lichtmasten bij een paardenbak;
  • b. geluidszoneringsplichtige en Bevi-inrichtingen;
  • c. detailhandel;
  • d. seksinrichtingen, behoudens het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in 10.1;
  • e. zelfstandige kantoren;
  • f. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  • g. het bewonen van de bedrijfswoning als burgerwoning;
  • h. kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  • i. het gebruik van gebouwen, behoudens de bedrijfswoning(en), voor permanente of tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid, waaronder tevens wordt verstaan tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten;
  • j. kamperen.
10.3.2 Uitoefening aan-huis-gebonden-beroepen

Uitoefening van aan-huis-gebonden-beroepen is toegestaan in een woning en in een aan- en uitbouw of bijgebouw, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
  • b. de vloeroppervlakte voor deze andere activiteiten bedraagt in totaal ten hoogste 25 m²;
  • c. het beroep of de activiteit dient door de bewoner te worden uitgeoefend;
  • d. het gebruik mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat deze kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • e. er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met de beroepsmatige activiteiten.
10.3.3 Uitoefening kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan in een woning en in een aan- en uitbouw of bijgebouw, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
  • b. de vloeroppervlakte voor deze andere activiteiten bedraagt in totaal ten hoogste 25 m²;
  • c. het beroep of de activiteit dient door de bewoner te worden uitgeoefend;
  • d. het betreft een activiteit zoals genoemd in de Staat van Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten of is naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen;
  • e. het gebruik mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat deze kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • f. er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met de bedrijfsmatige activiteiten, tenzij in de Staat van Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten anders is bepaald.

10.3.4 Voorwaardelijke verplichting

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - voorwaardelijke verplichting'

geldt dat:

  • a. een omgevingsvergunning voor het bouwen van de in artikel 10.2 bedoelde gebouwen niet eerder verleend dan nadat in voldoende mate is verzekerd dat de landschappelijke inpassing, zoals is opgenomen in bijlage 7 van de regels, wordt aangelegd en in stand gehouden.
  • b. het gebruik van de in 10.2 bedoelde gebouwen niet is toegestaan zonder aanleg en instandhouding van voorzieningen voor de landschappelijke inpassing, zoals opgenomen in bijlage 7 van de regels.
  • c. een omgevingsvergunning voor het bouwen van de in artikel 10.2 bedoelde gebouwen wordt niet eerder verleend dan nadat in voldoende mate is verzekerd dat een voorziening voor waterberging wordt aangelegd en in stand gehouden, waarvan de inhoud niet minder bedraagt dan 0,147 m1 maal de toename van de verharde oppervlakte.
  • d. het gebruik van de in 10.2 bedoelde gebouwen is niet toegestaan zonder aanleg en instandhouding van de onder c bedoelde voorzieningen voor waterberging
  • e. een omgevingsvergunning voor het bouwen van de in artikel 10.2 bedoelde woning niet eerder wordt verleend dan nadat in voldoende mate is verzekerd dat een voorziening voor waterzuivering in de vorm van een gesloten helofytenfilter met een inhoud van niet minder dan 65 m³ wordt aangelegd en in stand gehouden.
  • f. het gebruik van de in 10.2 bedoelde woning niet is toegestaan zonder aanleg en instandhouding van de onder e bedoelde voorziening voor waterzuivering.
  • g. het gebruiken en/of het laten gebruiken van de voor 'Bedrijfswoning' en/of 'Wonen' en 'Bijgebouwen' aangewezen gronden en opstallen conform de bestemming 'Bedrijfswoning' en/of 'Wonen' en 'Bijgebouwen', slechts is toegestaan nadat de bodemsanering overeenkomstig het door bevoegd gezag goedgekeurde saneringsplan of BUS-melding volledig is uitgevoerd, de uitgevoerde sanering is goedgekeurd en de leeflaag overeenkomstig dit saneringsplan of BUS-melding in stand wordt gehouden.
10.4 Wijzigingsbevoegdheid
10.4.1 Vergroten maximum bebouwd oppervlak (m2)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming 'Cultuur en Ontspanning' met de op de verbeelding opgenomen aanduidingen 'bouwvlak' en 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' te wijzigen door het vergroten van de maximale gezamenlijke oppervlakte per bouwperceel al dan niet in combinatie met - indien noodzakelijk - vergroting van het bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het vergroten van de maximale gezamenlijke oppervlakte mag per bouwvlak met ten hoogste 20%;
  • b. aangetoond wordt dat wijziging noodzakelijk is vanuit een doelmatige bedrijfsvoering en voor de continuïteit van het bedrijf door het overleggen van het ondernemersplan;
  • c. aangetoond wordt dat verplaatsing naar een bedrijventerrein niet mogelijk is en het bedrijf gebonden is aan de locatie;
  • d. wijziging is niet toegestaan voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch gebied met ecologische betekenis', 'kernrandzone' en 'natuurontwikkelingsgebied';
  • e. wijziging voor gronden gelegen binnen een afstand van 100 meter van de bestemming 'Natuur' en de bestemming 'Water' met de nadere aanduiding 'ecologische verbindingszone' is uitsluitend toegestaan indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van het nabij gelegen natuurgebied;
  • f. wijziging is niet toegestaan ten behoeve van Nieuwe Economische Dragers;
  • g. een landschapsplan waarin een goede landschappelijke inpassing is vastgelegd maakt deel uit van de aanvraag. Het landschapsplan en de onderdelen waarop een voorwaardelijke instandhoudingsverplichting rust, worden opgenomen in de bijlage bij de regels. Het gebruik van de gronden is alleen dan toegestaan indien een goede landschappelijke inpassing is gerealiseerd en duurzaam in stand wordt gehouden. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
  • h. vergroting mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige;
    • 3. onevenredige aantasting van de infrastructuur. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de wegbeheerder;
    • 4. onevenredige aantasting van de waterhuishouding van het gebied: vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap.

 

Artikel 11 Gemengd

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. hergebruik van de bestaande bebouwing voor maatschappelijke voorzieningen, al dan niet in combinatie met de bouw van een bedrijfs- of dienstwoning;
  • b. hergebruik van bestaande bebouwing bedrijven van milieucategorie 1 en/of 2 van de in de bijlagen bij deze regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • c. hergebruik van de bestaande bebouwing voor bedrijfsactiviteiten behorende tot de Staat van bedrijfsactiviteiten en daarmee naar aard en omvang van de milieuhinder gelijk te stellen bedrijfsactiviteiten, al dan niet in combinatie met de bouw van een bedrijfs- of dienstwoning;
  • d. hergebruik van de bestaande bebouwing voor wonen, al dan niet in combinatie met aan-huis-gebonden-beroepen en al dan niet in combinatie met de bouw van een extra woning;
  • e. wonen al dan niet in combinatie met aan-huis-gebonden-beroepen;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:
      • parkeervoorzieningen en verhardingen;
      • groen- en speelvoorzieningen;
      • tuinen en erven;
      • water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
11.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  algemeen   gebouwen   bouwwerken, geen gebouw zijnde  
a. op deze gronden mag worden gebouwd:  
1. binnen het bouwvlak   ja   ja   ja  
2. buiten het bouwvlak   nee   nee   ja  
b. de hoogte bedraagt niet meer dan:  
1. goothoogte     6 m1    
2. bouwhoogte     10 m1   - erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevel van hoofdgebouwen en de openbare weg: 1 m¹;
- voorerf- en terreinafscheidingen elders: 2 m¹;
lichtmasten, - vrijstaande antennes en overige masten: 10 m¹;
- bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,5 m¹;
- voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m¹
 
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan:  
1. van het bouwperceel        
d. de aan te houden afstand tot:  
1. perceelsgrenzen     1 m tot een perceelgrens    
2. gebouwen     1 m indien niet aaneengebouwd    

En verder geldt:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
    • 1. gebouwen;
    • 2. bedrijfs- of dienstwoningen;
    • 3. bijgebouwen;
    • 4. woningen;
    • 5. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  • b. binnen het bouwvlak is maximaal één bedrijfs- of dienstwoning toegestaan en één reguliere woning. Voor deze woningen gelden de bouwregels zoals deze zijn opgenomen voor woningen binnen de bestemming Wonen.
  • c. de afstand van overkappingen die niet in de perceelsgrens worden gebouwd, mag tot die perceelsgrens niet minder bedragen dan 1 m¹

11.3 Specifieke gebruiksregels

11.3.1 Strijdig gebruik algemeen

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige en Bevi-inrichtingen;
  • b. detailhandel;
  • c. seksinrichtingen;
  • d. zelfstandige kantoren;
  • e. het bewonen van de bedrijfswoning als burgerwoning;
  • f. (tijdelijke) huisvesting van arbeidsmigranten;
  • g. kamperen.
11.3.2 Voorwaardelijke verplichtingen
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend de bouw van een extra woning overeenkomstig de in lid 11.1 sub c opgenomen bestemmingsomschrijving zonder dat het bestaande gebouw in het plangebied gedurende minimaal één jaar volledig in gebruik is als woning en de bestaande verharding voor meer dan 50% is vervangen door een tuininrichting.
  • b. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 11.1 sub d opgenomen bestemmingsomschrijving zonder dat de bestaande gebouwen in het plangebied volledig zijn gesloopt en de bestaande verharding voor meer dan 80% is verwijderd.
11.3.3 Gebruiksregels woningen

Voor het gebruik van de gronden en gebouwen ten behoeve van wonen gelden de volgende specifieke gebruiksregels:

  • a. Het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als woon- en werkruimte is niet toegestaan.

11.3.4 Uitoefening aan-huis-gebonden-beroepen

Uitoefening van aan-huis-gebonden-beroepen is toegestaan in een woning en in een aan- en uitbouw of

bijgebouw , met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
  • b. de vloeroppervlakte voor deze andere activiteiten bedraagt in totaal ten hoogste 25 m²;
  • c. het beroep of de activiteit dient door de bewoner te worden uitgeoefend;
  • d. het gebruik mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat deze kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • e. er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met de beroepsmatige activiteiten.

11.3.5 Uitoefening kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan in een woning en in een aan- en

uitbouw of bijgebouw, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
  • b. de vloeroppervlakte voor deze andere activiteiten bedraagt in totaal ten hoogste 25 m²;
  • c. het beroep of de activiteit dient door de bewoner te worden uitgeoefend;
  • d. het betreft een activiteit zoals genoemd in de Staat van Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten of is naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen;
  • e. het gebruik mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat deze kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • f. er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met de bedrijfsmatige activiteiten, tenzij in de Staat van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten anders is bepaald.

Artikel 12 Groen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen- en speelvoorzieningen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. hondenuitlaatplaatsen;
  • e. paden;
  • f. kunstwerken;
  • g. waterlopen en waterpartijen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'water', uitsluitend water;
  • j. ter plaatse van de specifieke aanduiding 'ontsluiting' tevens voor een ontsluiting;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal': tevens een geluidswal;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'strand', tevens een strand;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing': uitsluitend landschappelijke inpassing;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - noodontsluiting': tevens voor een calamiteitenontsluiting voor gemotoriseerd verkeer;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - aanleg, beheer en onderhoud' tevens voor gebruik ten behoeve van de aanleg van het terrein, beheer en onderhoud van het terrein;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - uitrit' geldt dat voor autoverkeer alleen een uitrit is toegestaan en voor langzaam verkeer een in- en uitgang;
  • q. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van leiding uitgesloten – bevb', zijn geen leidingen zijn toegestaan waardoor vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt als bedoeld in artikel 2 eerste lid van het Besluit externe veiligheid buisleidingen;

met de daarbijbehorende:

  • r. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen;
  • s. paden ten behoeve van recreatie en onderhoud (ook ten behoeve van onderhoud van kabels en leidingen), waaronder wandel- en fietspaden.
12.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  bouwwerken, geen gebouw zijnde  
a. op deze gronden mag worden gebouwd:   ja  
b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:   - vrijstaande antennes: 10 meter;
- erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn: 2 meter;
- erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn: 1 meter;
- lichtmasten en overige masten: 10 meter;
- bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.
 
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan:   niet gemaximeerd  

En verder geldt:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in 12.1 genoemde functies worden opgericht
12.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. kamperen.

Artikel 13 Horeca

13.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horecabedrijven behorende tot categorie 1 en 2;
  • b. wonen in een bedrijfswoning binnen het bouwvlak met daaraan ondergeschikt een beroep aan huis met een maximale vloeroppervlakte van 25 m², met dien verstande dat de activiteiten in de woning worden uitgeoefend en de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'feestzaal', tevens een restaurant met feestzalen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bowlingbaan', tevens een bowlingbaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' tevens verblijfsrecreatie;
  • f. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - dagrecreatie’, tevens voor dagrecreatieve activiteiten zoals een bowlingcentrum, lasergame, een indoor speeltuin, indoor kermis of daarmee gelijk te stellen activiteiten;
  • g. ter plaatse van de aanduiding ‘verblijfsrecreatie’, tevens voor maximaal 20 camperplaatsen met overnachtingsmogelijkheid;

met de daarbijbehorende:

  • h. infrastructurele voorzieningen;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. groen- en speelvoorzieningen;
  • k. tuinen en erven;
  • l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen.

13.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  algemeen   bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken   bouwwerken, geen gebouw zijnde  
a. op deze gronden mag worden gebouwd:  
1. binnen het bouwvlak   ja   ja   ja  
2. buiten het bouwvlak   nee   nee   ja  
b. de hoogte bedraagt niet meer dan:  
1. goothoogte   de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding      
2. bouwhoogte   4 meter hoger dan de aangegeven maximale goothoogte     - vrijstaande antennes: 10 meter;
- erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn: 2 meter;
- erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn: 1 meter;
- lichtmasten en overige masten: 10 meter;
- bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
 
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan:  
1. van het bouwperceel   gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding   bewoonbare vloeroppervlakte bedraagt maximaal 225 300

de inhoud van een bedrijfswoning met bijbehorende aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 750 m³.  
 
d. de aan te houden afstand tot:  
1. gebouwen   1 m indien niet aaneengebouwd      

En verder geldt:

  • a. indien gebouwen niet aanéén worden gebouwd dient de afstand minimaal 1 meter te bedragen.
  • b. binnen het bouwvlak is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het maximum aantal wooneenheden '0' of '2' bedraagt;
  • c. per bedrijf, waar een bedrijfswoning aanwezig is, is maximaal één niet overkapte paardenbak toegestaan, met dien verstande dat:
  • 1. de paardenbak wordt gesitueerd achter de voorgevellijn van de dichtst bij de openbare weg gelegen gevel;
  • 2. de oppervlakte van een paardenbak maximaal 800 m² bedraagt;
  • 3. de bouwhoogte van de omheining maximaal 2 meter bedraagt;
  • 4. lichtmasten niet zijn toegestaan;
    • a. de afstand van de paardenbak tot het bestemmingsvlak van woningen van derden minimaal 50 meter bedraagt.
13.3 Specifieke gebruiksregels
13.3.1 Algemeen

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken voor:

  • a. lichtmasten bij een paardenbak;
  • b. geluidszoneringsplichtige en Bevi-inrichtingen;
  • c. detailhandel;
  • d. seksinrichtingen;
  • e. zelfstandige kantoren;
  • f. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  • g. het bewonen van de bedrijfswoning als burgerwoning;
  • h. kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  • i. het gebruik van gebouwen, behoudens de bedrijfswoning(en), voor permanente of tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid, waaronder tevens wordt verstaan tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten;
  • j. kamperen.

13.3.2 Uitoefening aan-huis-gebonden-beroepen

Uitoefening van aan-huis-gebonden-beroepen is toegestaan in een woning en in een aan- en uitbouw of bijgebouw , met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
  • b. de vloeroppervlakte voor deze andere activiteiten bedraagt in totaal ten hoogste 25 m²;
  • c. het beroep of de activiteit dient door de bewoner te worden uitgeoefend;
  • d. het gebruik mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat deze kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • e. er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met de beroepsmatige activiteiten.
13.3.3 Uitoefening kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan in een woning en in een aan- en uitbouw of bijgebouw, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
  • b. de vloeroppervlakte voor deze andere activiteiten bedraagt in totaal ten hoogste 25 m²;
  • c. het beroep of de activiteit dient door de bewoner te worden uitgeoefend;
  • d. het betreft een activiteit zoals genoemd in de Staat van Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten of is naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen;
  • e. het gebruik mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat deze kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • f. er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met de bedrijfsmatige activiteiten, tenzij in de Staat van Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten anders is bepaald.

13.3.4 Voorwaardelijke verplichting

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - voorwaardelijke verplichting', mag uitsluitend gebouwd worden en voor de bestemming worden gebruikt indien de landschappelijke inpassing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' met een minimale breedte van 5 meter duurzaam beheerd en in stand gehouden wordt.

13.4 Wijzigingsbevoegdheid
13.4.1 Vergroten maximum bebouwd oppervlak (m2)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming 'Horeca' met de op de verbeelding opgenomen aanduidingen 'bouwvlak' en 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' te wijzigen door het vergroten van de maximale gezamenlijke oppervlakte per bouwperceel al dan niet in combinatie met - indien noodzakelijk - vergroting van het bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het vergroten van de maximale gezamenlijke oppervlakte mag per bouwvlak met ten hoogste 20%;
  • b. aangetoond wordt dat wijziging noodzakelijk is vanuit een doelmatige bedrijfsvoering en voor de continuïteit van het bedrijf door het overleggen van het ondernemersplan;
  • c. aangetoond wordt dat verplaatsing naar een bedrijventerrein niet mogelijk is en het bedrijf gebonden is aan de locatie;
  • d. wijziging is niet toegestaan voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch gebied met ecologische betekenis', 'kernrandzone' en 'natuurontwikkelingsgebied';
  • e. wijziging voor gronden gelegen binnen een afstand van 100 meter van de bestemming 'Natuur' en de bestemming 'Water' met de nadere aanduiding 'ecologische verbindingszone' is uitsluitend toegestaan indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van het nabij gelegen natuurgebied;
  • f. wijziging is niet toegestaan ten behoeve van Nieuwe Economische Dragers;
  • g. een landschapsplan waarin een goede landschappelijke inpassing is vastgelegd maakt deel uit van de aanvraag. Het landschapsplan en de onderdelen waarop een voorwaardelijke instandhoudingsverplichting rust, worden opgenomen in de bijlage bij de regels. Het gebruik van de gronden is alleen dan toegestaan indien een goede landschappelijke inpassing is gerealiseerd en duurzaam in stand wordt gehouden. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
  • h. vergroting mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige;
    • 3. onevenredige aantasting van de infrastructuur. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de wegbeheerder;
    • 4. onevenredige aantasting van de waterhuishouding van het gebied: vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap.

Artikel 14 Maatschappelijk

14.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - scoutingterrein', tevens een scoutingterrein;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - natuureducatie', tevens natuureducatie;

met de daarbijbehorende:

  • d. infrastructurele voorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groen- en speelvoorzieningen;
  • g. tuinen en erven;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. evenementen;
  • j. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen.

14.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  algemeen   bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken   bouwwerken, geen gebouw zijnde  
1. op deze gronden mag worden gebouwd:  
a. binnen het bouwvlak   ja   ja   ja  
b. buiten het bouwvlak   nee   nee   ja  
2. de hoogte bedraagt niet meer dan:  
1. goothoogte   de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding      
2. bouwhoogte   4 meter hoger dan de aangegeven maximale goothoogte     - vrijstaande antennes: 10 meter;
- erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn: 2 meter;
- erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn: 1 meter;
- lichtmasten en overige masten: 10 meter;
- bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
 
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan:  
1. van het bouwperceel   gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding   bewoonbare vloeroppervlakte bedraagt maximaal 225 300

de inhoud van een bedrijfswoning met bijbehorende aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 750 m³.
 
 
d. de aan te houden afstand tot  
1. gebouwen   1 m indien niet aaneengebouwd      

En verder geldt:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gebouwen uitgesloten' zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en opslagruimten zijnde, toegestaan.
  • b. binnen het bouwvlak is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het maximum aantal wooneenheden '0' of '2' bedraagt;
  • c. per bedrijf, waar een bedrijfswoning aanwezig is, is maximaal één niet overkapte paardenbak toegestaan, met dien verstande dat:
  • 1. de paardenbak wordt gesitueerd achter de voorgevellijn van de dichtst bij de openbare weg gelegen gevel;
  • 2. de oppervlakte van een paardenbak maximaal 800 m² bedraagt;
  • 3. de bouwhoogte van de omheining maximaal 2 meter bedraagt;
  • 4. lichtmasten niet zijn toegestaan;
    • a. de afstand van de paardenbak tot het bestemmingsvlak van woningen van derden minimaal 50 meter bedraagt.

14.3 Specifieke gebruiksregels
14.3.1 Algemeen

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken voor:

  • a. lichtmasten bij een paardenbak;
  • b. geluidszoneringsplichtige en Bevi-inrichtingen;
  • c. detailhandel;
  • d. seksinrichtingen;
  • e. zelfstandige kantoren;
  • f. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  • g. het bewonen van de bedrijfswoning als burgerwoning;
  • h. kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  • i. (tijdelijke) huisvesting van arbeidsmigranten;
  • j. kamperen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - scoutingterrein' kamperen ten behoeve van scouting wel is toegestaan.
14.3.2 Uitoefening aan-huis-gebonden-beroepen

Uitoefening van aan-huis-gebonden-beroepen is toegestaan in een woning en in een aan- en uitbouw of bijgebouw , met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
  • b. de vloeroppervlakte voor deze andere activiteiten bedraagt in totaal ten hoogste 25 m²;
  • c. het beroep of de activiteit dient door de bewoner te worden uitgeoefend;
  • d. het gebruik mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat deze kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • e. er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met de beroepsmatige activiteiten.
14.3.3 Uitoefening kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan in een woning en in een aan- en uitbouw of bijgebouw, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
  • b. de vloeroppervlakte voor deze andere activiteiten bedraagt in totaal ten hoogste 25 m²;
  • c. het beroep of de activiteit dient door de bewoner te worden uitgeoefend;
  • d. het betreft een activiteit zoals genoemd in de Staat van Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten of is naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen;
  • e. het gebruik mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat deze kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • f. er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met de bedrijfsmatige activiteiten, tenzij in de Staat van Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten anders is bepaald.

Artikel 15 Natuur

15.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud en / of herstel en / of de ontwikkeling van aanwezige en potentiële landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bos', de aanleg en instandhouding van bos;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landgoed', tevens ontwikkeling, behoud en/of herstel van natuur- en landschapswaarden ten behoeve van een landgoed;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van leiding uitgesloten - bevb' zijn geen leidingen zijn toegestaan waardoor vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt als bedoeld in artikel 2 eerste lid van het Besluit externe veiligheid buisleidingen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - grondwal', tevens een grondwal;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - voorwaardelijke verplichting' geldt de voorwaardelijke verplichting zoals opgenomen in bijlage 7.
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - estauriene natuur' uitsluitend voor het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van natuurwaarden en/of ecologische waarden in het algemeen en van estuariene natuur in het bijzonder;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - veldstation'
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - panoramaheuvel uitkijktoren met radar en ecolodges' tevens een panoramaheuvel, uitkijktoren met radar en ecolodges;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'water', tevens voor water (geulen en kreken);
  • k. extensief agrarisch gebruik in de vorm van beweiding.

met daaraan ondergeschikt:

  • l. ter plaatse 'specifieke vorm van recreatie - paalkampeerterrein', tevens maximaal één paalkampeerterrein;
  • m. extensief recreatief medegebruik;
  • n. natuurbeheer;
  • o. bruggen en paden;
  • p. paden ten behoeve van recreatie en onderhoud (ter hoogte van de Leidingendam ook ten behoeve van onderhoud van kabels en leidingen), waaronder wandel- en fietspaden.

met de daarbij behorende:

  • q. groen- en speelvoorzieningen;
  • r. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • s. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen;
  • t. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals fiets- en wandelpaden, bermen, waterpartijen, kleinschalige nutsvoorzieningen en duikers.

15.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  bouwwerken, geen gebouw zijnde  
op deze gronden mag worden gebouwd:   ja  
de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:   3 m  
de oppervlakte bedraagt niet meer dan:   niet gemaximeerd  

En verder geldt:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen, overkappingen of schuilgelegenheden zijnde, ten dienste van de in 15.1 genoemde functies worden opgericht;

15.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.2 voor het binnen de functieaanduiding 'specifieke vorm van natuur - estauriene natuur' bouwen van schuren uitsluitend ten dienste van het beheer en het onderhoud van de gronden, mits:

  • a. het bouwwerk ter plaatse onontbeerlijk is voor het beheer en onderhoud van de gronden en
  • b. de bouwhoogte niet meer dan 3 meter bedraagt en de oppervlakte niet meer dan 20 m2.

15.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. kamperen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paalkampeerterrein' paalkamperen is toegestaan;
  • d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

15.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.1, sub j om de aanduiding 'water' te verschuiven met dien verstande dat de totale oppervlakte van de aanduiding 'water' niet mag worden verminderd.

15.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.6.1 Verbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Natuur' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van paden, wegen en parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • c. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • d. het vellen of rooien van houtgewas;
  • e. het bebossen of beplanten van gronden;
  • f. het graven of afdammen van sloten of greppels met een bodemdiepte van meer dan 0,50 meter beneden het maaiveld, het aanbrengen van drainage dan wel diepploegen;
  • g. het blijvend omzetten van grasland in bouwland;
  • h. het aanbrengen van overbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen.

In afwijking van het voorgaande is ter plaatse van de aanduiding 'bos' geen omgevingsvergunning vereist voor het verbod zoals omschreven in 15.6.1 onder e.

15.6.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 15.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer van de gronden;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. betrekking hebben op de ontwikkeling en / of instandhouding van de doeleinden zoals deze gelden binnen de functieaanduiding 'specifieke vorm van natuur - estauriene natuur' inclusief de daarbij behorende ondergeschikte voorzieningen als bedoeld in artikel 15.1 inclusief de aanleg van de nieuwe waterkerende dijk en de mitigerende maatregelen aan de Leidingendam.

15.6.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 15.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de in 15.1 genoemde waarden en wezenlijke kenmerken van de gronden:

  • a. niet worden aangetast;
  • b. niet significant worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind en indien mitigerende en zodanig compenserende maatregelen worden getroffen.

Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige.

 

15.7 Wijzigingsbevoegdheid

15.7.1 Recreatie met bijbehorend paviljoen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het inpassingsplan ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszone - wijzigingsbevoegdheid 1' te wijzigen ten behoeve van extensieve recreatie met een paviljoen en een belevingsas, onder de volgende voorwaarden:

  • a. het paviljoen mag uitsluitend gebruikt worden als natuureducatiecentrum met daaraan ondergeschikt en daarmee samenhangende horeca inclusief terras en bijbehorende voorzieningen waaronder een fietsenstalling en laad- en losruimte;
  • b. langs de Leidingendam is een (verbindings- en natuur)belevingsas toegestaan;
  • c. de vloeroppervlakte van het paviljoen mag niet meer bedragen dan 400 m²;
  • d. de hoogte van het paviljoen mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  • e. door middel van specifiek onderzoek dient te worden aangetoond, dat voldaan wordt aan de relevante (milieuhygiënische) wet- en regelgeving op het gebied van onder andere bodemkwaliteit, luchtkwaliteit, geurhinder, flora en fauna, externe veiligheid, water en archeologie;
  • f. de wijzigingsbevoegdheid mag geen significante invloed hebben op de ontwikkeling en/of instandhouding van de doeleinden van de estuariene natuur als bedoeld in artikel 15.1 lid g;
  • g. voldaan dient te worden aan de mitigerende maatregelen zoals geformuleerd in de Passende beoordeling recreatieve ontwikkelingen Hedwigepolder (Oranjewoud juni 2013) op zodanige wijze dat een vergunning op basis van de Natuurbeschermingswet verleend kan worden;
  • h. daardoor geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren en de belangen van de aanwezige leiding(en). Burgemeester en wethouders winnen omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de beheerder van de betreffende leiding(en).

15.7.2 Recreatie met lodges

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het inpassingsplan ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszone - wijzigingsbevoegdheid 2' te wijzigen ten behoeve van extensieve recreatie met bijbehorende lodges, onder de volgende voorwaarden:

  • a. er zijn maximaal 5 lodges toegestaan met een maximale vloeroppervlakte van 50 m² per lodge;
  • b. de hoogte van een lodge mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  • c. per lodge is een overkapping toegestaan met een maximale oppervlakte van 15 m²;
  • d. door middel van specifiek onderzoek dient te worden aangetoond, dat voldaan wordt aan de relevante (milieuhygiënische) wet- en regelgeving op het gebied van onder andere bodemkwaliteit, luchtkwaliteit, geurhinder, flora en fauna, externe veiligheid, water en archeologie;
  • e. de wijzigingsbevoegdheid mag geen significante invloed hebben op de ontwikkeling en/of instandhouding van de doeleinden van de estuariene natuur als bedoeld in artikel 15.1 lid g;
  • f. voldaan dient te worden aan de mitigerende maatregelen zoals geformuleerd in de Passende beoordeling recreatieve ontwikkelingen Hedwigepolder (Oranjewoud juni 2013) op zodanige wijze dat een vergunning op basis van de Natuurbeschermingswet verleend kan worden.

Artikel 16 Recreatie - Dagrecreatie

16.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatieve voorzieningen;
  • b. horecavoorzieningen die ten dienste staan van en ondergeschikt zijn aan de doeleinden als genoemd in sub a;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - bezoekerscentrum', tevens een bezoekerscentrum ten behoeve van Land van Saeftinge;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenbak', tevens een paardenbak;
  • e. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – boerderijwinkel’, tevens een boerderijwinkel;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – sanitaire voorzieningen', tevens sanitaire voorzieningen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - manege' is tevens aan manege toegestaan;

met de daarbijbehorende:

  • h. infrastructurele voorzieningen;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. groen- en speelvoorzieningen;
  • k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • l. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen;
  • m. kampeerplaatsen.

16.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  algemeen   bouwwerken, geen gebouw zijnde  
a. op deze gronden mag worden gebouwd:  
1. binnen het bouwvlak   ja   ja  
2. buiten het bouwvlak   nee   ja  
b. de hoogte bedraagt niet meer dan:  
1. goothoogte   de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding    
2. bouwhoogte   4 meter hoger dan de aangegeven maximale goothoogte   - vrijstaande antennes: 10 meter;
- erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn: 2 meter;
- erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn: 1 meter;
- lichtmasten en overige masten: 10 meter;
- bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;  
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan:  
1. van het bouwperceel   gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding    
d. de aan te houden afstand tot:  
1. gebouwen   1 m indien niet aaneengebouwd    

En verder geldt:

  • het oprichten van bedrijfswoningen is niet toegestaan;
16.3 Specifieke gebruiksregels
16.3.1 Algemeen

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige en Bevi-inrichtingen;
  • b. seksinrichtingen;
  • c. detailhandel;
  • d. zelfstandige kantoren;
  • e. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  • f. wonen.

Artikel 17 Recreatie - Verblijfsrecreatie

17.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatie in de vorm van een kampeerterrein voor permanente en niet permanente verblijfsrecreatie in kampeermiddelen, bouwwerken ten behoeve van recreatief nachtverblijf en stacaravans alsmede dienstverlening, beheer en onderhoud ten behoeve van de verblijfsrecreatie op hetzelfde terrein;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein', tevens een bedrijfsmatig geëxploiteerd kampeerterrein voor niet-permanente verblijfsrecreatie in kampeermiddelen met bijbehorende voorzieningen ten behoeve van dienstverlening en beheer;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatiebedrijf', tevens een recreatiebedrijf met maximaal 16 blokhutten en bijbehorende paardenrijbak en een stal ten behoeve van het houden van paarden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - ruiterpad', tevens een ruiterpad;
  • e. wonen in een bedrijfswoning binnen het bouwvlak met daaraan ondergeschikt een beroep aan huis met een maximale vloeroppervlakte van 25 m², met dien verstande dat de activiteiten in de woning worden uitgeoefend en de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatiewoningen' uitsluitend recreatiewoningen met inachtneming van het bepaalde in artikel 17.2 lid d; 
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - parkeren, beheer en onderhoud', uitsluitend voor parkeren, beheer en onderhoud ten behoeve van de verblijfsrecreatie van het nabijgelegen recreatiecentrum gevestigd te Vogelweg 4 te Hengstdijk;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - parkeren, beheer en onderhoud uitgesloten' is parkeren, beheer en onderhoud uitgesloten;
  • i. wonen in een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' met daaraan ondergeschikt een beroep aan huis met een maximale vloeroppervlakte van 25 m², met dien verstande dat de activiteiten in de woning worden uitgeoefend en de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft; ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' een bedrijfswoning;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kampeerterrein met dienstgebouwen', kampeerterrein met dienstgebouwen;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - bedrijfswoning', uitsluitend een bedrijfswoning;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - speelterrein, uitsluitend sport- en spelvoorzieningen, groenvoorzieningen en kleinschalige dagrecreatieve ten behoeve van het kampeerterrein;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifeke vorm van recreatie - overloopterrein', zijn geen bouwwerken toegestaan;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepskamperen', zijn uitsluitend toegestaan groepskampeerverblijven ten behoeve van permanente verblijfsrecreatie met daarbij behorende bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting', tevens voor een ontsluiting;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', geldt het bepaalde in artikel 17.3.4;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - overnachten uitgesloten', is recreatief nachtveblijf niet toegestaan;
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'evenementen uitgesloten', zijn evenementen niet toegestaan;
  • s. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', een parkeerterrein;

met de daarbijbehorende:

  • t. tuinen en erven;
  • u. infrastructurele voorzieningen;
  • v. parkeervoorzieningen;
  • w. groen- en speelvoorzieningen;
  • x. waterberging, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • y. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen;
  • z. groen;
  • aa. dierenweiden voor paarden en kleinvee;
  • ab. nutsvoorzieningen;
  • ac. interne ontsluitingswegen;
  • ad. sport- en speelvoorzieningen.

17.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

  algemeen   bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken   standplaatsen   bouwwerken, geen gebouw zijnde  
a. op deze gronden mag worden gebouwd:  
1. binnen het bouwvlak   ja   ja     ja  
2. buiten het bouwvlak   nee   nee     ja  
b. de hoogte bedraagt niet meer dan:  
1. goothoogte     6 m      
2. bouwhoogte   4 m   10 m     - vrijstaande antennes: 10 meter;
- erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn: 2 meter;
- erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn: 1 meter;
- lichtmasten en overige masten: 10 meter;
- bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;  
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan:  
1. van het bouwperceel   gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding   bewoonbare vloeroppervlakte bedraagt maximaal 225 300

de inhoud van een bedrijfswoning met bijbehorende aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 750 m³;  
   

En verder geldt:

  • a. binnen het bouwvlak is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het maximum aantal wooneenheden '0' of '2' bedraagt;
  • b. Voor het plaatsen en bouwen van kampeermiddelen ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' gelden de volgende specifieke regels:
    • 1. het maximum aantal standplaatsen mag niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding;
    • 2. per standplaats is maximaal één berging toegestaan;
    • 3. de oppervlakte van een berging bedraagt maximaal 10 m²;
    • 4. de bouwhoogte van een berging bedraagt maximaal 4 meter.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatiebedrijf' gelden de volgende specifieke regels:
    • 1. maximaal één stal is toegestaan met een goothoogte van maximaal 6 meter en een bouwhoogte van maximaal 10 meter;
    • 2. maximaal één overkapte paardenbak met een oppervlakte van maximaal 800 m² is toegestaan, waarvan de goothoogte maximaal 5 meter bedraagt en de bouwhoogte van maximaal 8 meter;
    • 3. maximaal 16 blokhutten zijn toegestaan, met een goothoogte van maximaal 4 meter en een bouwhoogte van maximaal 8 meter;
    • 4. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 4 meter.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatiewoning' gelden de volgende specifieke regels:
    • 1. de bouwhoogte en het maximaal aantal recreatiewoningen geldt zoals opgenomen op de verbeelding;
    • 2. de oppervlakte per recreatiewoning inclusief bij- en aan-/uitbouwen bedraagt maximaal 100m2.

17.3 Specifieke gebruiksregels
17.3.1 Algemeen

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken voor:

  • a. permanente bewoning;
  • b. lichtmasten bij een paardenbak;
  • c. geluidszoneringsplichtige en Bevi-inrichtingen;
  • d. detailhandel;
  • e. seksinrichtingen;
  • f. zelfstandige kantoren;
  • g. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  • h. het bewonen van de bedrijfswoning als burgerwoning;
  • i. kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  • j. het gebruik van gebouwen, behoudens de bedrijfswoning(en), voor permanente of tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid, waaronder tevens wordt verstaan tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten.

 

17.3.2 Uitoefening aan-huis-gebonden-beroepen

Uitoefening van aan-huis-gebonden-beroepen is toegestaan in een woning en in een aan- en uitbouw of bijgebouw , met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
  • b. de vloeroppervlakte voor deze andere activiteiten bedraagt in totaal ten hoogste 25 m²;
  • c. het beroep of de activiteit dient door de bewoner te worden uitgeoefend;
  • d. het gebruik mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat deze kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • e. er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met de beroepsmatige activiteiten.
17.3.3 Uitoefening kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan in een woning en in een aan- en uitbouw of bijgebouw, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
  • b. de vloeroppervlakte voor deze andere activiteiten bedraagt in totaal ten hoogste 25 m²;
  • c. het beroep of de activiteit dient door de bewoner te worden uitgeoefend;
  • d. het betreft een activiteit zoals genoemd in de Staat van Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten of is naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen;
  • e. het gebruik mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat deze kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • f. er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met de bedrijfsmatige activiteiten, tenzij in de Staat van Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten anders is bepaald.

17.3.4 Opslag

Ter plaatse van de aanduiding 'opslag' geldt het volgende:

  • a. opslag is alleen toegestaan voor de inrichting en het onderhoud van de openbare ruimte van het recreatiecentrum gevestigd te Vogelweg 4 te Hengstdijk;
  • b. opslag is alleen ter plaatse van de aanduiding 'opslag' toegestaan;
  • c. buitenopslag mag niet hoger zijn dan 3 m,

Daarnaast geldt voor het verwerken van snoeiafval (tot snippers) het volgende:

  • d. het verwerken van snoeiafval (tot snippers) is alleen ter plaatse van de aanduiding 'opslag' toegestaan;
  • e. het verwerken van snoeiafval (tot snippers) is alleen in de dagperiode van 07.00 uur tot 19.00 uur toegestaan en niet op zaterdag en zondag.

17.3.5 Voorwaardelijke verplichting

a. Vogelweg ong. Hengstdijk

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing' geldt het volgende:

  • a. gebruik van de gronden voor doeleinden anders dan een dierenweide, sport- of speelvoorziening zonder bebouwing of groen is uitsluitend toegestaan indien de landschappelijke inpassing is gerealiseerd en in stand gehouden wordt. Het beplantingsplan van de landschappelijke inpassing omvat de volgende elementen:
    • 1. aan de zuidwest- en noordwestkant van het parkeerterrein een vijf meter brede groenstrook bestaande uit bloemrijk grasland en zwarte els, wilg of knotwil. De bomen staan op een onderlinge afstand van 5 meter en minimaal 3 meter van de kavelgrens;
    • 2. rond het opslag terrein en het terrein waar verwerking van snoeiafval plaatsvindt, een vier meter brede singelbeplanting. Deze bestaat uit een bomenrij met ondergroei. De ondergroei is een twee rijïge beplanting bestaande uit: liguster, meidoorn, Gelderse roos en vlier
    • 3. Aan de zijde van de weg is rekening gehouden met de zichthoeken die vrij moeten zijn van beplanting en de onderhoudstrook voor de watergang;
    • 4. de dierenweide is vrij van beplanting.

b. Vogelweg ong. Hengstdijk

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - voorwaardelijke verplichting waterberging' geldt het volgende:

  • a. Strijdig met de bestemming is het gebruik voor parkeerterrein en opslag zonder de realisatie en instandhouding van een waterberging die op basis van het definitieve inrichtingsplan als opgave met het waterschap is vastgesteld.
  • b. De nader met het waterschap vastgestelde bergingsopgave en inrichting hiervan zoals bedoeld onder a wordt opgenomen in de omgevingsvergunning voor realisatie van plan;
  • c. Het bevoegd gezag kan, met instemming van het waterschap, bij omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid als de kans op wateroverlast niet toeneemt;
  • d. Het bevoegd gezag kan, met instemming van het waterschap, aan het verlenen van de omgevingsvergunning, bedoeld in het hiervoor genoemde lid c, een financiële voorwaarde verbinden.

Artikel 18 Sport

18.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van sportactiviteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - hondensportterrein', tevens een hondensportterrein;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - schietterrein', tevens een schietterrein;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - vliegsport', tevens vliegsport;
  • e. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van sport - ruitersport', tevens ruitersport;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'sportveld', tevens een sportveld;
  • g. ter plaatse van de aanduidng 'sppecifieke vorm van sport - duiventuin', tevens een duiventuin;

met de daarbijbehorende:

  • h. voorzieningen van algemeen nut;
  • i. infrastructurele voorzieningen;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. groen- en speelvoorzieningen;
  • l. tuinen en erven;
  • m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • n. evenementen;
  • o. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen.

18.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende algemene regels:

  algemeen   bouwwerken, geen gebouw zijnde  
a. op deze gronden mag worden gebouwd:  
1. binnen het bouwvlak   ja   ja  
2. buiten het bouwvlak   nee   ja  
b. de hoogte bedraagt niet meer dan:  
1. goothoogte   de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding    
2. bouwhoogte   4 meter hoger dan de aangegeven maximale goothoogte   - vrijstaande antennes: 10 meter;
- erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn: 2 meter;
- erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn: 1 meter;
lichtmasten en overige masten: 10 meter;
- bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;  
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan:  
van het bouwperceel   gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding    
d. de aan te houden afstand tot:  
1. gebouwen   1 m indien niet aaneengebouwd    

En verder geldt:

  • a. het oprichten van bedrijfswoningen is niet toegestaan;
18.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige en Bevi-inrichtingen;
  • b. seksinrichtingen;
  • c. detailhandel;
  • d. kamperen, met dien verstande dat indien sprake van een evenement kamperen wel is toegestaan;
  • e. zelfstandige kantoren;
  • f. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  • g. wonen.

 

Artikel 19 Verkeer

19.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - skatepark' mede voor een skatepark met skatetoestellen en speelvoorziening;
  • e. 'ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - gemeentewerf': opslag van zand, grond en containers ten behoeve van infrastructurele werkzaamheden';

met daarbij behorende:

  • f. groen- en speelvoorzieningen;
  • g. straatmeubilair;
  • h. geluidswerende voorzieningen;
  • i. voorzieningen van algemeen nut;
  • j. kunstwerken;
  • k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • l. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen.

19.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  bouwwerken, geen gebouw zijnde  
a. op deze gronden mag worden gebouwd:   ja  
b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:   - vrijstaande antennes: 10 meter;
- lichtmasten en overige masten: 10 meter;
- bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.  
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan:   niet gemaximeerd  

En verder geldt:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen, ten dienste van de in 19.1 genoemde functies worden opgericht;

19.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. kamperen, met uitzondering van specifiek door het bevoegd gezag daarvoor aangewezen kampeerplaatsen.

19.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Verkeer' te wijzigen in de bestemming Waterstaatswerken, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast voor zover het dijken betreft die een waterstaatkundige functie krijgen, overeenkomstig het nieuwe stelsel van binnendijken;
  • b. een en ander dient te zijn vastgelegd in het kader van besluitvorming door het waterschap.

 

Artikel 20 Water

20.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterberging;
  • b. waterlopen en daarbij behorende oevervoorzieningen;
  • c. vaarwegen ten behoeve van de beroeps- en recreatievaart;
  • d. extensieve dagrecreatie met bijbehorende voorzieningen;
  • e. wateraanvoer en waterafvoer;
  • f. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden;
  • g. ter plaats van de aanduiding 'specifieke vorm van water - veldstation' tevens een veldstation is toegestaan;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landgoed', tevens ontwikkeling, behoud en/of herstel van natuur- en landschapswaarden ten behoeve van een landgoed een landgoed;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' tevens voor het behoud en/of herstel en/of de ontwikkeling van aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden. Deze gronden zijn onderdeel van het Natuurnetwerk Zeeland;

met de daarbij behorende:

  • j. kunstwerken;
  • k. beheer- en onderhoudspaden;
  • l. voorzieningen van algemeen nut;
  • m. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen.

20.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  bouwwerken, geen gebouw zijnde  
a. op deze gronden mag worden gebouwd:   ja  
b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:   3 m  
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan:   niet gemaximeerd  

En verder geldt:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen, ten dienste van de in 20.1 genoemde functies worden opgericht;
20.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

20.4 Wijzigingsbevoegdheid
20.4.1 Wijzigen naar bestemming 'Groen' of 'Verkeer'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming Water te wijzigen in de bestemmingen Groen of Verkeer, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. aangetoond wordt dat wijziging noodzakelijk is voor de realisering van het gemeentelijk beleid inzake groenstructuur, verkeersstructuur en / of de aanpassing van de ondergrondse infrastructuur alsmede voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte;
  • b. wijziging mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de waterhuishouding van het gebied: vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap.

20.4.2 Wijzigen naar bestemming 'Natuur'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming Water te wijzigen in de bestemmingen Natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarde: aangetoond is dat een aaneengesloten natuurgebied van voldoende omvang en zodanige begrenzing kan ontstaan.

Artikel 21 Water - Deltawater

21.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Water - Deltawater' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud en / of herstel en / of de ontwikkeling van de aanwezige natuurwaarden samenhangend met het deltawater;
  • b. waterberging;
  • c. wateraanvoer en waterafvoer;
  • d. estuarium;
  • e. natuur;
  • f. vaarwegen ten behoeve van de beroeps- en recreatievaart;
  • g. extensieve dagrecreatie met bijbehorende voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • h. voorzieningen van algemeen nut;
  • i. vaarwegen ten behoeve van de beroeps- en recreatievaart;
  • j. extensieve dagrecreatie met bijbehorende kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen.

21.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  bouwwerken, geen gebouw zijnde  
a. op deze gronden mag worden gebouwd:   ja  
b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:   3 m  
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan:   niet gemaximeerd  

En verder geldt:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen, ten dienste van de in 21.1 genoemde functies worden opgericht;
21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

21.3.1 Verbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Water - Deltawater' zonder of in afwijking van

een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van

werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, egaliseren en ophogen van bij eb droogvallende gronden;
  • c. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
  • d. het verwijderen van oevervegetaties.

21.3.2 Uitzondering op het verbod

Het verbod als bedoeld in 21.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer van de gronden;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

21.3.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 21.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor niet de

landschappelijke, cultuurhistorische en/of natuurwaarden van de gronden onevenredig worden of kunnen

worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of

kunnen worden verkleind. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in

bij de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige.

Artikel 22 Waterstaatswerken

22.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Waterstaatswerken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterstaatkundige voorzieningen ten behoeve van de waterkering en waterbeheersing, waaronder dijken, sluizen, bruggen en duikers;
  • b. wegen, indien dit uit oogpunt van de waterstaatsbelangen toelaatbaar is;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'natuur', natuur;

met daarbij behorende:

  • e. voorzieningen van algemeen nut;
  • f. infrastructurele voorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. groen- en speelvoorzieningen;
  • i. kunstwerken;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. kampeerplaatsen.
22.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  bouwwerken, geen gebouw zijnde  
a. op deze gronden mag worden gebouwd:   ja  
b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:   - vrijstaande antennes: 10 meter;
- lichtmasten en overige masten: 10 meter;
- bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1 meter.
 
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan:   niet gemaximeerd  

En verder geldt:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in 22.1 genoemde functies worden opgericht.
22.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Waterstaatswerken' te wijzigen in de bestemming 'Verkeer' en / of de bestemming 'Beschermde dijk', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast voor zover het dijken betreft waarvan de waterstaatkundige functie, overeenkomstig het nieuwe stelsel van binnendijken, is komen te vervallen;
  • b. een en ander dient te zijn vastgelegd in het kader van besluitvorming door het waterschap;
  • c. indien het een cultuurhistorisch of landschappelijk waardevolle dijk betreft is uitsluitend wijziging naar de bestemming 'Beschermde dijk' mogelijk.

Artikel 23 Wonen

23.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in een woning daaronder begrepen de uitoefening van aan-huis-gebonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten; met daaraan ondergeschikt een beroep aan huis met een maximale vloeroppervlakte van 25 m², met dien verstande dat de activiteiten in de woning worden uitgeoefend en de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'atelier', tevens voor een atelier;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens voor een kantoor;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - beeldhouwatelier', tevens een beeldhouwatelier;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dierenpension', tevens een dierenpension;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - lasbedrijf', tevens een lasbedrijf;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - statische opslag', tevens statische opslag;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf', tevens een voormalig agrarisch bedrijf;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landhuizen', tevens een landhuis;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats', uitsluitend een woonwagenstandplaats;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij', tevens een zorgboerderij;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'groen', tevens groen;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - terras', tevens een terras;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landgoed', tevens een landgoed;
  • o. ter plaatse van de aanduiding' specifieke vorm van wonen - bed en breakfast', tevens een bed & breakfast;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dierenartspraktijk', tevens een dierenartspraktijk;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - schuur' tevens een bestaande schuur;
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dieren uitloopgebied' tevens een dieren uitloopgebied;
  • s. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - gasterij' tevens een recreatieruimte, bed & breakfast en tuinterras (inclusief speelvoorziening);
  • t. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - paardenhouderij' tevens een paardenhouderij;
  • u. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - ruimte voor ruimte' is een ruimte-voor-ruimte woning toegestaan;
  • v. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kleinschalige bijeenkomstfunctie', is uitsluitend kleinschalige bijeenkomstfunctie toegestaan;
  • w. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - zorglandgoed' tevens voor een zorglandgoed met 18 onzelfstandige wooneenheden;
  • x. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bijgebouwen 400m2' geldt dat 400m2 aan bijgebouwen is toegestaan;
  • y. ter plaatse van de aanduiding 'uitsluitend bijgebouwen', is uitsluitend bijgebouwen toegestaan.

met de daarbijbehorende:

  • z. infrastructurele voorzieningen;
  • aa. parkeervoorzieningen;
  • ab. groen- en speelvoorzieningen;
  • ac. tuinen en erven;
  • ad. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • ae. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen.

23.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  gebouwen   bijgebouwen   bouwwerken, geen gebouw zijnde  
a. op deze gronden mag worden gebouwd:  
1. binnen het bouwvlak   ja   ja   ja  
2. buiten het bouwvlak   nee   nee   ja  
b. de hoogte bedraagt niet meer dan:  
1. goothoogte   de goothoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid, zie aanduiding 'maximum goothoogte (m)', goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 4 m.   3 m    
2. bouwhoogte   4 meter hoger dan de aangegeven maximale goothoogte   4 meter hoger dan de aangegeven maximale goothoogte    
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan:  
1. van het bouwperceel   bewoonbare vloeroppervlakte van een woning met bijbehorende aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 225 300 m²;

de inhoud van een woning met bijbehorende aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 750 m³;
 
niet gemaximeerd tenzij op de verbeelding door middel van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' anders is aangegeven.


 
 
- vrijstaande antennes: 10 meter;
- erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn: 2 meter;
- erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn: 1 meter;
- lichtmasten en overige masten: 10 meter;
- bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;  
2. perceel kleiner dan 1.000 m²       40% tot ten hoogste 60 m2, tenzij op de verbeelding anders is aangeduid    
3. perceel groter of gelijk aan 1.000 m²     ten hoogste 90 m2, tenzij op de verbeelding anders is aangeduid    
4. perceel groter of gelijk aan 2.500 m²     ten hoogste 120 m2, tenzij op de verbeelding anders is aangeduid    

En verder geldt:

  • a. per bouwvlak is maximaal één woning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het maximum aantal woningen geldt zoals aangegeven op de verbeelding;
  • b. de afstand van een bestaand hoofdgebouw ten opzichte van de weg mag worden vergroot met maximaal 5 meter.
  • c. de afstand tussen een vrijstaand bijgebouw en een woning mag niet minder dan 1 meter bedragen;
  • d. ter plaatse van de 'specifieke vorm van wonen - zorglandgoed' de volgende regels voor bijgebouwen:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bij de woning mag maximaal 60 m2 bedragen, tenzij op de verbeelding door middel van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' anders is bepaald.
    • 2. de goothoogte van bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - zorglandgoed' mag maximaal 6 meter bedragen.
  • e. per woning is maximaal één niet overkapte paardenbak toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de paardenbak wordt gesitueerd achter de voorgevellijn van de dichtst bij de openbare weg gelegen gevel;
    • 2. de oppervlakte van een paardenbak maximaal 800 m² bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte van de omheining maximaal 2 meter bedraagt;
    • 4. lichtmasten niet zijn toegestaan;
    • 5. de afstand van de paardenbak tot het bestemmingsvlak van woningen van derden minimaal 50 60 meter bedraagt.
  • f. voor het bouwen van landhuizen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landhuizen' gelden de volgende regels:
    • 1. bebouwing is toelaatbaar indien de oppervlakte van een bouwperceel minimaal 2 hectare bedraagt en hiervan minimaal 50% met opgaand hout is beplant;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen mag niet meer dan 5% van de totale oppervlakte van het bouwperceel bedragen;
    • 3. de inhoud van een landhuis mag niet meer dan 750 m³ bedragen;
    • 4. de afstand van een landhuis tot de perceelsgrens mag niet minder dan 25 meter bedragen;
    • 5. de afstand van aan- en bijgebouwen tot de perceelgrens mag niet minder dan 10 meter bedragen;
    • 6. de goothoogte van aan- en bijgebouwen mag niet meer dan 4 meter bedragen.
  • g. Voor het plaatsen en/of bouwen van woonwagens ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' gelden de volgende regels:
    • 1. het aantal geplaatste woonwagens mag ter plaatse van de aanduidingen 'woonwagenstandplaats' niet meer dan twee bedragen;
    • 2. in afwijking van het bepaalde in 23.2.2 mag de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' niet meer dan 20 m² bedragen.

23.3 Afwijken van de bouwregels
23.3.1 Vergroten maximale oppervlakte bijgebouwen (stalling van dieren)

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.2 ten behoeve het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen voor de stalling van dieren, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het betreft uitsluitend de bouw van een bijgebouw ten behoeve van de stalling van dieren op het woonperceel;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte aan een bijgebouw met overkappingen als bedoeld in sub a mag niet meer dan 60m2 bedragen:
  • c. aangetoond dient te worden dat de overige op het woonperceel aanwezige gebouwen niet ten behoeve van de stalling van dieren kunnen worden gebruikt;
  • d. de oppervlakte van het woonperceel mag niet minder dan 0,5 hectare bedragen en duurzaam als één perceel in gebruik te zijn of worden genomen;
  • e. per perceel mag maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van dit onderdeel worden verleend.

23.3.2 Vergroten maximale oppervlakte bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.2 de oppervlakte van bijgebouwen verruimen. Dit geldt voor percelen:

  • 1. met een minimale oppervlakte van 3.000 m² tot 6.000 m², is maximaal 250 m² aan bijgebouwen toegestaan;
  • 2. met een minimale oppervlakte van 6.000 m² tot 1 hectare, is maximaal 325 m² aan bijgebouwen toegestaan;
  • 3. met een minimale oppervlakte van 1 hectare, is maximaal 400 m² aan bijgebouwen toegestaan;

Onder de volgende voorwaarden:

  • a. Het perceel is volledig in eigendom van de eigenaar van de woning;
  • b. De aangegeven maximale oppervlakten, zoals gesteld zijn enkel toegestaan op met Wonen bestemde gronden ten behoeve van die bestemming;
  • c. De oppervlakten, zoals gesteld onder artikel X betreffen gecumuleerde oppervlakten van bijgebouwen, inclusief eventuele vergunningsvrije bouwwerken;
  • d. op een perceel, als bedoeld in artikel X zijn maximaal 3 bijgebouwen toegestaan;
  • e. de noodzakelijke verevening wordt door middel van een privaatrechtelijke overeenkomst gewaarborgd. De "Vereveningsbijdrage" is hierop van toepassing, wat inhoud dat een vereveningsbijdrage van € 20,-- per m² wordt doorberekend voor het totaal te realiseren gebouw, minus de op grond van het bestemmingsplan toegestane 120 m² aan bijgebouwen;
  • f. Er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing, waarvoor een landschapsplan wordt gemaakt.
  • g. Er sprake is van een concentratie van bebouwing op het perceel, waarin de verschijningsvorm van het bijgebouw ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

23.4 Specifieke gebruiksregels
23.4.1 Algemeen

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken voor:

  • a. lichtmasten bij een paardenbak;
  • b. geluidszoneringsplichtige en Bevi-inrichtingen;
  • c. detailhandel;
  • d. horeca;
  • e. seksinrichtingen;
  • f. zelfstandige kantoren;
  • g. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  • h. het bewonen van de bedrijfswoning als burgerwoning;
  • i. kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  • j. bed and breakfast;
  • k. zelfstandige bewoning van een bijgebouw; het gebruik van gebouwen, behoudens de woning(en), voor permanente of tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid, waaronder tevens wordt verstaan tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten;
  • l. kamperen;
  • m. het gebruik van een woning door meer dan één huishouden;

verder geldt dat:

  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - gasterij ' dient voldaan te worden aan de berekende geluidsbelasting, zoals opgenomen in bijlage 8 .
23.4.2 Uitoefening aan-huis-gebonden-beroepen

Uitoefening van aan-huis-gebonden-beroepen is toegestaan in een woning en in een aan- en uitbouw of bijgebouw , met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
  • b. de vloeroppervlakte voor deze andere activiteiten bedraagt in totaal ten hoogste 25 m²;
  • c. het beroep of de activiteit dient door de bewoner te worden uitgeoefend;
  • d. het gebruik mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat deze kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • e. er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met de beroepsmatige activiteiten.
23.4.3 Uitoefening kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan in een woning en in een aan- en uitbouw of bijgebouw, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
  • b. de vloeroppervlakte voor deze andere activiteiten bedraagt in totaal ten hoogste 25 m²;
  • c. het beroep of de activiteit dient door de bewoner te worden uitgeoefend;
  • d. het betreft een activiteit zoals genoemd in de Staat van Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten of is naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen;
  • e. het gebruik mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat deze kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • f. er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met de bedrijfsmatige activiteiten, tenzij in de Staat van Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten anders is bepaald

23.4.4 Camperplaatsen

Voor het gebruik van de gronden en gebouwen ten behoeve van camperplaatsen gelden de volgende specifieke gebruiksregels:

  • a. binnen een woonbestemming zijn enkel campers toegestaan, geen andere kampeermiddelen;
  • b. per perceel mogen maximaal 5 standplaatsen voor campers worden gerealiseerd;
  • c. de oppervlakte van de woonbestemming dient minimaal 1500m² te zijn;
  • d. de camperplaatsen dienen landschappelijk te worden ingepast;
  • e. de camperplaatsen dienen minimaal 50 meter van een bouwvlak van derden te liggen;
  • f. er zijn geen extra bijgebouwen mogelijk ten behoeve van of gerelateerd aan de camperplaatsen. Eventuele bijbehorende functies moeten binnen bestaande bebouwing worden gerealiseerd;
  • g. een camper mag maximaal 72 uur aaneengesloten gebruik maken van de camperplaats;
23.4.5 Nieuwe economische drager (NED)

Woningen die in het voorafgaande bestemmingsplan op een agrarisch bouwvlak stonden, worden in het kader van NED-regeling beschouwd als Wonen - voormalig agrarisch bedrijf (Wonen-vab). Deze woningen komen in aanmerking voor de regeling zoals beschreven in artikel 23.5.3.

23.4.6 Voorwaardelijke verplichting

a Groot Cambrondijk 19 Vogelwaarde

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting 1' geldt dat het gebruik van de gronden met de bestemming 'Wonen' uitsluitend is toegestaan indien de regels zoals gesteld in de beschikking van 19 mei 2017 met het kenmerk B-BSES170002/00157356 (Bijlage 7 van de planregels) onverkort gevolgd worden. In het geval er voor activiteiten ter plaatse van of in de directe nabijheid van de verontreiniging, zoals bedoeld in de voornoemde beschikking, een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt aangevraagd, dient een goedgekeurde saneringsevaluatie te worden overlegd.

b Zeildijk 1 Terhole

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting 2' geldt dat het gebruik van de gronden met de bestemming 'Wonen' uitsluitend is toegestaan indien de regels zoals gesteld in de beschikking van 20 oktober 2014 met het kenmerk B-BSEST140027/00085486 onverkort gevolgd worden. In het geval er voor activiteiten ter plaatse van of in de directe nabijheid van de verontreiniging, zoals bedoeld in de voornoemde beschikking, een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt aangevraagd, dient een goedgekeurde saneringsevaluatie te worden overlegd.

c Langestraat 2 Nieuw-Namen

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting 3' geldt dat een hoofdgebouw uitsluitend mag worden gebouwd indien op hetzelfde bouwperceel ten minste een waterberging is gerealiseerd. De omvang van deze waterberging dient minimaal gelijk te zijn aan 0,075 meter maal de te verharden oppervlakte aan bouwwerken en terrein.

d Mulderstraat 2 Hulst

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting 4' geldt het

volgende:

  • 1. Een hoofdgebouw mag uitsluitend worden gebouwd indien op hetzelfde bouwperceel ten minste een waterberging is gerealiseerd. De omvang van deze waterberging dient minimaal gelijk te zijn aan0,075 meter maal de te verharden oppervlakte aan bouwwerken en terrein.
  • 2. De woning op dit perceel mag niet eerder worden gebouwd, nadat de bestaande woning aan de Zandbergestraat 25 Graauw is gesloopt.

e Oude Graauwsedijk 2a Graauw

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting 5' geldt dat de gronden aan de noordoostzijde van 'Oude Graauwsedijk 2a' slechts voor de woonfunctie in gebruik mogen worden genomen nadat er een sanering heeft plaatsgevonden waarbij de ernstige bodemverontreiniging en de asbesthoudende weg is verwijderd, zoals aangegeven in het aanvullend bodemonderzoek van SMA d.d. 23 mei 2018 (Bijlage 7 van de planregels). Voor zover het asfalt als onderzocht in het bodemonderzoek van SMA d.d. 22 februari 2018 (Bijlage 7 van de planregels) en de briefrapportage van 6 maart 2018 (Bijlage 7 van de planregels) deels of geheel moet worden vergraven zal deze afgevoerd moeten worden naar een erkende verwerker. Als de asfaltverharding niet zal worden verwijderd, dient deze laag op het puin in stand worden gehouden.

f Zeildijk 81 Hulst

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting 6' geldt het

volgende:

  • 1. Een nieuwe hoofdgebouw mag pas worden opgericht nadat de bebouwing binnen de bestemmingen 'Agrarisch' aan de Zandbergsestraat en Zeildijk, welke deel uitmaak het vastgestelde bestemmingsplan Ruimte voor Ruimte, Zeildijk 81 Hulst en Zandbergsestraat 14 Graauw is gesloopt.
  • 2. Er mag alleen worden gebouwd indien extra waterberging wordt aangelegd en in stand wordt gehouden op het perceel in de vorm van een vijver met overloop naar naastgelegen watergang conform de formule (opp. woning + opp. verharding x 0,075). Tevens dient rekening te worden gehouden met het ter plaatse geldend peilregime. De oppervlakte en het peil van de woning en verharding dient kenbaar te worden gemaakt in de bouwaanvraag.
  • 3. De bestaande, aanwezige verharding (incl. vloeren) dient in stand gehouden te worden en zijn grondroeringen niet toegestaan. In afwijking hiervan is verwijdering van vloeren, verhardingen of grondroering toegestaan indien de initiatiefnemer een bodemonderzoeksrapport heeft overlegd waarin de verontreinigingssituatie van de bodem naar oordeel van burgemeester en wethouders voldoende is vastgelegd en waaruit blijkt dat er geen risico's zijn voor het (beoogde) gebruik van de locatie.

g Sint Josephstraat 11 Hengstdijk

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting 7'' mag uitsluitend mag worden gebouwd indien de landschappelijke inpassing is gerealiseerd en in stand wordt gehouden.

h Meerdijk 6 Kuitaart

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting 8' geldt de gronden en gebouwen waarop dit bestemmingsplan van toepassing is, uitsluitend ten behoeve van de genoemde doeleinden in artikel 23.1 van de planregels in gebruik mogen worden genomen indien de perceelsranden ter plaatse van de aanduiding 'groen' in stand worden gehouden overeenkomstig de bestaande situatie zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van ontwerpbestemmingsplan 'Buitengebied Hulst, deelgebied Meerdijk 6 te Kuitaart'.

i Zandstraat ong. tussen 32a en 32b Hulst

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting 9' geldt het

volgende:

  • 1. Een hoofdgebouw op het perceel Zandstraat ong. tussen Zandstraat 32a en 32b en kadastraal bekend als HUL T 574, mag uitsluitend worden gebouwd indien op hetzelfde bouwperceel ten minste een waterberging/infiltratievoorziening is gerealiseerd waarvan de wijze en de dimensionering is afgestemd met het waterschap. Het gaat hier om de te verharden oppervlakten van de woning, bijgebouwen, bouwwerken en verhard terrein. Deze dienen kenbaar gemaakt te worden in de bouwaanvraag. De goedgekeurde waterberging/infiltratievoorziening wordt opgenomen in de omgevingsvergunning. Voor de aanleg binnen de (Keur Watersysteem) beschermingszones van waterlopen is tevens een watervergunning benodigd, al dan niet gecombineerd met de omgevingsvergunning.
  • 2. Voor de woning op het perceel Zandstraat ong. te Hulst geldt, dat deze niet eerder mag worden gebouwd, nadat de bestaande woning aan de Heistraat 4 te Koewacht, op het perceel AEL N 1283 is gesloopt en wegbestemd.

j Ellendijk Heikant - Landgoed Ellestraat

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting 10' geldt dat tot een met de bestemming strijdig gebruik in elk geval wordt gerekend het gebruik van de woningen zonder dat de gronden met de bestemming natuur als landgoed zijn ingericht en duurzaam in stand worden gehouden. Het landgoed dient te worden ingericht overeenkomstig de inrichtingsschets zoals opgenomen in Bijlage 7 van de planregels, inclusief openbaar toegankelijke paden.

k Heerstraat 40 Sint Jansteen

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting 11' geldt dat gebruik als landgoed (inclusief de bijbehorende bebouwing) pas is toegestaan als de landschappelijke inpassing is gerealiseerd en de beplanting duurzaam wordt onderhouden en in stand wordt gelaten, een en ander conform het inrichtingsplan zoals hierna opgenomen Bijlage 7.

l Zandstraat 59, Zandstraat ong. tussen 30 en 32, Hulst

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting sloop' geldt dat gebruik als wonen op het perceel Zandstraat ong. tussen 30 en 32 (kadastraal HUL T 373) te Hulst pas is toegestaan, nadat de bestaande woning op het perceel Zandstraat 59 (kadastraal HUL T 491) te Hulst is gesloopt en wegbestemd.

m Zandstraat 59, Zandstraat ong. tussen 30 en 32, Hulst

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting waterberging' geldt dat een hoofdgebouw uitsluitend gebouwd mag worden indien op hetzelfde bouwperceel ten minste een waterberging/infiltratievoorziening is gerealiseerd waarvan de wijze en de dimensionering is afgestemd met en is goedgekeurd door het waterschap. Het gaat hier om de te verharden oppervlakken van woning, bijgebouwen, bouwwerken en verhard terrein. Deze dienen kenbaar gemaakt te worden in de bouwaanvraag. De goedgekeurde waterberging/infiltratievoorziening wordt opgenomen in de omgevingsvergunning. Voor de aanleg binnen de (Keur Watersysteem) beschermingszones van waterlopen is tevens een watervergunning benodigd, al dan niet gecombineerd met de omgevingsvergunning.

n Zandstraat 59, Zandstraat ong. tussen 30 en 32, Hulst

Ter plaatse van de aanduiding 'voorwaardelijke verplichting – landschappelijke inpassing' is het gebruik van gronden, hoofdgebouwen en bijgebouwen uitsluitend toegestaan onder voorwaarde dat het plangebied landschappelijke wordt ingepast conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage XXX bij de regels. De landschappelijke inpassing dient na realisatie in stand te worden gehouden en beheerd.

23.5 Afwijken van de gebruiksregels
23.5.1 Kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.4 sub i ten behoeve van de uitoefening van beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten in de woning met bijbehorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming is;
  • b. het uitoefenen van de activiteiten niet tot gevolg heeft dat het uiterlijk aanzien van de woning zodanig verandert, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  • c. de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning met bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen dat wordt gebruikt voor de activiteiten maximaal 25 m² bedraagt;
  • d. het uitoefenen van activiteiten die vergunnings- of meldingsplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving niet is toegestaan;
  • e. degene die de activiteiten in de woning en/of bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen uitvoert tevens gebruiker van de woning is;
  • f. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • g. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende bedrijf;
  • h. afwijking mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de landschappelijke, cultuurhistorische en architectionische waarden van het perceel dan wel het gebouw.

23.5.2 Bed and Breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.4 sub j ten behoeve van de uitoefening van een bed and breakfast bij een woning, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het oprichten van een bed and breakfastvoorziening is toegestaan indien:
    • 1. het hoofdgebouw een minimale inhoud van 500 m³ heeft, met een maximale afwijking van 15%;
    • 2. de bijbehorende bouwwerken minimaal 75 m² en maximaal 100 m² aan oppervlakte hebben en/of,
    • 3. het een cultuurhistorisch waardevol gebouw dan wel monument betreft, zoals opgenomen in bijlage 5 van deze regels;
  • b. de hoofdfunctie van de gronden waarop een bed and breakfastvoorziening wordt gevestigd, wonen blijft;
  • c. een bed and breakfastvoorziening dient binnen de bestaande bebouwing te worden opgericht;
  • d. het aantal personen dat tegelijkertijd van een bed and breakfastvoorziening gebruik mag maken bedraagt maximaal 6;
  • e. een bed and breakfastvoorziening mag niet als zelfstandige wooneenheid functioneren;
  • f. permanente bewoning is niet toegestaan;
  • g. parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein binnen het bestaande bouwvlak;
  • h. afwijking mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige aantasting van de landschappelijke, cultuurhistorische en architectonische waarden van het perceel dan wel het gebouw.

Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in wanneer niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor verlening van de omgevingsvergunning of indien in strijd met de omgevingsvergunning wordt gehandeld.

23.5.3 Nieuwe Economische Dragers

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.1 in samenhang gelezen met het bepaalde in 23.4 ten behoeve een nieuwe economische drager als vervolgactiviteit bij een voormalig agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er dient sprake te zijn van een functie die voorkomt in de lijst Nieuwe Economische Dragers zoals opgenomen in bijlage 4, waarbij is aangegeven dat via afwijking van de gebruiksregels de functie is toegestaan, dan wel overige bedrijfsfuncties, die naar aard en omvang gelijk te stellen zijn met de in bijlage 4 opgenomen functies;
  • b. de activiteiten ten behoeve van een nieuwe economische drager dienen plaats te vinden in bestaande gebouwen binnen een bouwvlak, met inachtneming van de maximale bedrijfsvloeroppervlaktemaat, zoals opgenomen in bijlage 4. In afwijking hiervan geldt voor een cultuurhistorisch waardevolle gebouw en/of monument, zoals opgenomen in bijlage 5, geen maximale bedrijfsvloeroppervlaktemaat;
  • c. het gebruiken van de onbebouwde gronden voor opslag en productie ten behoeve van de nieuwe functie is niet toegestaan;
  • d. het bouwen van nieuwe bouwwerken, geen gebouwen zijnde, lichtbakken en lichtmasten daaronder begrepen, ten behoeve van reclame-doeleinden is niet toegestaan;
  • e. nieuwe functies als vervolgactiviteit bij een voormalig agrarisch bedrijf zijn uitsluitend toelaatbaar tot en met ten hoogste categorie 2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat een bedrijfsactiviteit tot en met ten hoogste categorie 3 uit de Staat van Bedrijfsactiviteit eveneens is toegestaan, mits is aangetoond dat:
    • 1. het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving en gelet op de desbetreffende milieuaspecten geacht kan worden te behoren tot de categorieën 1 en 2;
  • f. parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein binnen het bestaande bouwvlak;
  • g. een landschapsplan waarin een goede landschappelijke inpassing is vastgelegd maakt deel uit van de aanvraag. Het landschapsplan en de onderdelen waarop een voorwaardelijke instandhoudingsverplichting rust, worden opgenomen in de bijlage bij de regels. Het gebruik van de gronden is alleen dan toegestaan indien een goede landschappelijke inpassing is gerealiseerd en duurzaam in stand wordt gehouden. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
  • h. er wordt voorzien in ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- en natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting dan wel uitstraling van het erf en/of gebouwen; het voorgaande dient vooraf in een privaatrechtelijke overeenkomst te worden vastgelegd;
  • i. afwijking mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte: hierover wordt vooraf door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de wegbeheerder;
    • 3. onevenredige aantasting van de waterhuishouding van het gebied: vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap.

23.5.4 Camperplaatsen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.4.1  ten behoeve van de uitoefening van camperplaatsen op het perceel. Afwijking mag niet leiden tot:

  • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • 2. onevenredige aantasting van de landschappelijke, cultuurhistorische en architectonische waarden van het perceel dan wel het gebouw;

Wijziging voor gronden gelegen binnen een afstand van 100 meter van de bestemming 'Natuur' is uitsluitend toegestaan indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van het nabij gelegen natuurgebied

23.6 Wijzigingsbevoegdheid
23.6.1 Wijziging naar Agrarisch

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming 'Wonen' met de op de verbeelding opgenomen aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemmingen 'Agrarisch' dan wel 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. wijziging is uitsluitend toegestaan ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • a. de gezamenlijke oppervlakte van het bouwvlak per agrarisch bedrijf niet meer bedraagt dan:
    • 1. voor een grondgebonden bedrijf: 2 hectare;
    • 2. voor een niet-grondgebonden bedrijf: 1 hectare;
  • b. na wijziging mag het bouwvlak voor maximaal 50% worden bebouwd, met dien verstande dat gebouwen, overkapppingen en (sleuf)silo's binnen het bouwvlak dienen te worden gesitueerd;
  • c. aangetoond wordt dat na wijziging sprake is van een reeël dan wel volwaardig agrarisch bedrijf. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarden schriftelijk advies in bij de agrarisch deskundige;
  • d. indien het perceel wordt toegevoegd aan een bestemmingsvlak met de bestemming 'Agrarisch' dan wel 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' met de aanduiding 'bouwvlak', mag de wijziging niet leiden tot een toename van het aantal agrarische bedrijfswoningen dat ter plaatse van het agrarisch bouwvlak reeds aanwezig is;
  • e. wijziging is niet toegestaan voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch gebied met ecologische betekenis', 'kernrandzone' en 'natuurontwikkelingsgebied';
  • f. wijziging voor gronden gelegen binnen een afstand van 100 meter van de bestemming 'Natuur' is uitsluitend toegestaan indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van het nabij gelegen natuurgebied;
  • g. cultuurhistorische waardevolle bebouwing en/of monumenten zoals opgenomen in bijlage 3 dient te worden behouden;
  • h. de wijziging is milieuhygiënisch uitvoerbaar;
  • i. een landschapsplan waarin een goede landschappelijke inpassing is vastgelegd maakt deel uit van de aanvraag. Het landschapsplan en de onderdelen waarop een voorwaardelijke instandhoudingsverplichting rust, worden opgenomen in de bijlage bij de regels. Het college is bevoegd de bijlage bij de regels als beleidsregel te wijzigen in overeenstemming met de verleende vergunning. Het gebruik van de gronden is alleen dan toegestaan indien een goede landschappelijke inpassing is gerealiseerd en duurzaam in stand wordt gehouden. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
  • j. wijziging mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige aantasting van de infrastructuur. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de wegbeheerder;
    • 3. onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij een landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige.

Artikel 24 Leiding - Ethyleen

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Ethyleen' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse leiding voor het transport van ethyleen met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

24.2 Bouwregels
24.2.1 Voorrangsregeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de leidingen als bedoeld in dit artikel en

het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming Leiding - Ethyleen.

24.2.2 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  bouwwerken, geen gebouw zijnde  
a. op deze gronden mag worden gebouwd:   ja  
b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:   3 m  
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan:   niet gemaximeerd  

En verder geldt:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen, ten behoeve van deze bestemming worden opricht;

24.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 24.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren en van de belangen van de leiding(en);
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de leiding(en) omtrent de onder a genoemde voorwaarde;
  • c. de bij de andere bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen;
  • d. de veiligheid met betrekking tot de in de belemmeringenstrook gelegen buisleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbaar object wordt toegelaten.
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

24.4.1 Verbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Ethyleen' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van paden, wegen en parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het verlagen, afgraven of ophogen van de bodem;
  • c. het bebossen of beplanten van gronden met houtgewassen;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem.
24.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 24.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer van de gronden;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
24.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 24.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren en de belangen van de leiding(en). Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de beheerder van de leiding(en).

24.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming 'Leiding - Ethyleen' met de op de verbeelding opgenomen belemmeringenstrook te wijzigen in 'Leiding - Gas' of 'Leiding - Waterstof' inclusief bijbehorende belemmeringenstrook mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Aangetoond wordt dat wijziging noodzakelijk is vanuit algemeen economisch en maatschappelijk belang;
  • b. Indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren en de belangen van de leiding;
  • c. Er een risicoberekening door initiatiefnemer wordt voorgelegd;
  • d. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de adviseur externe veiligheid en de leidingbeheerder.

Artikel 25 Leiding - Gas

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse leiding voor het transport van aardgas met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

25.2 Bouwregels
25.2.1 Voorrangsregeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de leidingen als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming 'Leiding - Gas'.

25.2.2 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  bouwwerken, geen gebouw zijnde  
a. op deze gronden mag worden gebouwd:   ja  
b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:   3 m  
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan:   niet gemaximeerd  

En verder geldt:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen, ten behoeve van deze bestemming worden opricht;

25.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 25.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  • a. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de leiding(en) omtrent de onder a genoemde voorwaarde;
  • b. de bij de andere bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen;
  • c. de veiligheid met betrekking tot de in de belemmeringenstrook gelegen buisleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbaar object wordt toegelaten.

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.4.1 Verbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van paden, wegen en parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het verlagen, afgraven of ophogen van de bodem;
  • c. het bebossen of beplanten van gronden met houtgewassen;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem.

25.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 25.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer van de gronden;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. graafwerkzaamheden als bedoel in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken.

25.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 25.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren en de belangen van de leiding(en). Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de beheerder van de leiding(en).

25.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming 'Leiding - Gas' met de op de verbeelding opgenomen belemmeringenstrook te wijzigen in 'Leiding - Ethyleen' of 'Leiding - Waterstof' inclusief bijbehorende belemmeringenstrook mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Aangetoond wordt dat wijziging noodzakelijk is vanuit algemeen economisch en maatschappelijk belang;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren en de belangen van de leiding;
  • c. Er een risicoberekening door initiatiefnemer wordt voorgelegd;
  • d. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de adviseur externe veiligheid en de leidingbeheerder.

Artikel 26 Leiding - Riool

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse rioolleiding met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

26.2 Bouwregels
26.2.1 Voorrangsregeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de leidingen als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming 'Leiding - Riool'.

26.2.2 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  bouwwerken, geen gebouw zijnde  
a. op deze gronden mag worden gebouwd:   ja  
b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:   3 m  
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan:   niet gemaximeerd  

En verder geldt:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen, ten behoeve van deze bestemming worden opricht;

26.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 26.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren en van de belangen van de leiding(en);
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de leiding(en) omtrent de onder a genoemde voorwaarde;
  • c. de bij de andere bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen.

26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.4.1 Verbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Riool' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van paden, wegen en parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het verlagen, afgraven of ophogen van de bodem;
  • c. het bebossen of beplanten van gronden met houtgewassen;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem.

26.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 26.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer van de gronden;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

26.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 26.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren en de belangen van de leiding(en). Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de beheerder van de leiding(en).

 

Artikel 27 Leiding - Water

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse leiding voor het transport van water met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

27.2 Bouwregels
27.2.1 Voorrangsregeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de leidingen als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming 'Leiding - Water'.

27.2.2 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  bouwwerken, geen gebouw zijnde  
a. op deze gronden mag worden gebouwd:   ja  
b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:   3 m  
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan:   niet gemaximeerd  

En verder geldt:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen, ten behoeve van deze bestemming worden opricht;

27.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 27.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren en van de belangen van de leiding(en);
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de leiding(en) omtrent de onder a genoemde voorwaarde;
  • c. de bij de andere bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen.

27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.4.1 Verbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Water' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van paden, wegen en parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het verlagen, afgraven of ophogen van de bodem;
  • c. het bebossen of beplanten van gronden met houtgewassen;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem.

27.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 27.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer van de gronden;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

27.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 27.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren en de belangen van de leiding(en). Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de beheerder van de leiding(en).

Artikel 28 Leiding - Waterstof

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Waterstof' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse leiding voor het transport van ethyleen met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

28.2 Bouwregels
28.2.1 Voorrangsregeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de leidingen als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming 'Leiding - Waterstof' .

28.2.2 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  bouwwerken, geen gebouw zijnde  
a. op deze gronden mag worden gebouwd:   ja  
b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:   3 m  
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan:   niet gemaximeerd  

En verder geldt:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen, ten behoeve van deze bestemming worden opricht;

28.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 28.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren en van de belangen van de leiding(en);
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de leiding(en) omtrent de onder a genoemde voorwaarde;
  • c. de bij de andere bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen;
  • d. de veiligheid met betrekking tot de in de belemmeringenstrook gelegen buisleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbaar object wordt toegelaten.

28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.4.1 Verbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Waterstof' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van paden, wegen en parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het verlagen, afgraven of ophogen van de bodem;
  • c. het bebossen of beplanten van gronden met houtgewassen;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem.

28.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 28.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer van de gronden;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

28.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 28.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren en de belangen van de leiding(en). Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de beheerder van de leiding(en).

28.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming 'Leiding - Waterstof' met de op de verbeelding opgenomen belemmeringenstrook te wijzigen in 'Leiding - Gas' of 'Leiding - Ethyleen' inclusief bijbehorende belemmeringenstrook mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Aangetoond wordt dat wijziging noodzakelijk is vanuit algemeen economisch en maatschappelijk belang;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren en de belangen van de leiding;
  • c. Er een risicoberekening door initiatiefnemer wordt voorgelegd;
  • d. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de adviseur externe veiligheid en de leidingbeheerder.

Artikel 29 Waarde - Aardkunde 1

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Aardkunde 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de landschappelijke en aardkundige waarden van de gronden.

29.2 Bouwregels

29.2.1 Bouwwerken ten behoeve van deze bestemming
  • a. Op de in artikel 29.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze dubbelbestemming worden gebouwd;
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen, zijnde bedraagt maximaal 3,50 meter.
29.2.2 Andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere voor deze gronden geldende bestemming(en)
  • a. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag worden gebouwd, tenzij de grond- of graafwerkzaamheden dieper gaan dan het maaiveld;
  • b. het bepaalde onder artikel 29.2.2 sub a is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
29.3 Afwijken van de bouwregels

29.3.1 Algemene afwijking

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd via een omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, sub 1 Wabo af te wijken van het bepaalde onder artikel 29.2.2 sub a ten behoeve van het bouwen in een plangebied, indien de aanvrager van de vergunning artikel 2.1, lid 1 sub a Wabo een rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat op de betrokken locatie geen aardkundige waarden aanwezig zijn of dat de aardkundige waarden van het terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate worden veiliggesteld.

29.3.2 Voorwaarden

Indien uit het onder artikel 29.3.1 genoemde rapport blijkt dat de aardkundige waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de vergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor aardkundige waarden kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van aardkundig onderzoek;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot verstoring van de aardkundige waarden, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van aardkunde die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
29.3.3 Advies

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 29.3.1, vragen burgemeester en wethouders aan de erfgoed- of geologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in dat lid. Bij een negatief advies verzoeken burgemeester en wethouders de deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.

29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

29.4.1 Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1 sub b Wabo) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van het maaiveld waartoe wordt gerekend het aanleggen van tijdelijke gronddepots;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op één of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;
  • f. het verlagen van het waterpeil, voor zover dit geen bevoegdheid van het waterschap betreft;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard;
  • h. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
29.4.2 Uitzonderingsregel

Het in artikel 29.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. ten dienste van aardkundig onderzoek worden uitgevoerd.
29.4.3 Voorwaarden
  • a. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in artikel 29.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van aardkundige waarden;
  • b. Voor zover de in artikel 29.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van aardkundige waarden, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor aardkundige resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van geologisch onderzoek, of;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van aardkunde die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • c. De vergunning kan alleen worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de aardkundige waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
29.4.4 Advies

Alvorens de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen, vragen burgemeester en wethouders aan de erfgoed- of geologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in artikel 29.4.3. Bij een negatief advies verzoeken burgemeester en wethouders de deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.

29.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Aardkunde 1', als bedoeld in artikel 29.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige aardkundige waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 30 Waarde - Archeologie 1

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

30.2 Bouwregels

30.2.1 Bouwwerken ten behoeve van deze bestemming
  • a. Op de in artikel 30.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze dubbelbestemming worden gebouwd;
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3,50 meter.
30.2.2 Andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere voor deze gronden geldende bestemming(en)
  • a. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag worden gebouwd, tenzij de grond-of graafwerkzaamheden dieper gaan dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld en hierbij het te verstoren oppervlak onder de vrijstellingsdiepte groter is dan 50 m² ;
  • b. het bepaalde onder artikel 30.2.2 sub a is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing en/of leidingtracé, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
30.3 Afwijken van de bouwregels

30.3.1 Algemene afwijking

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd via een omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, sub 1 Wabo af te wijken van het bepaalde onder artikel 30.2.2 sub a ten behoeve van het bouwen in een plangebied met een te verstoren oppervlak groter dan 50 m² onder de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld, indien de aanvrager van de vergunning artikel 2.1, lid 1 sub a Wabo een archeologisch rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate worden veiliggesteld.

30.3.2 Voorwaarden

Indien uit het onder artikel 30.3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de vergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
30.3.3 Advies

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 30.3.1, vragen burgemeester en wethouders aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in dat lid. Bij een negatief advies verzoeken burgemeester en wethouders de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.

30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

30.4.1 Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1 sub b Wabo) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage door kettingtechniek;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 2,00 meter waartoe wordt gerekend het aanleggen van tijdelijke gronddepots;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld bedraagt;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op één of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld;
  • f. het verlagen van het waterpeil, voor zover dit geen bevoegdheid van het waterschap betreft;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld;
  • h. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld.
30.4.2 Uitzonderingsregel

Het in artikel 30.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. een te verstoren oppervlak van het plangebied beslaan van ten hoogste 50 m², of een verstorend oppervlak onder de vrijstellingsdiepte hebben van minder dan 50 m²;
  • b. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • c. betreffen het aanbrengen van drainage middels sleufloze technieken;
  • d. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
30.4.3 Voorwaarden
  • a. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in artikel 30.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologische waarden;
  • b. Voor zover de in artikel 30.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

c. De vergunning kan alleen worden verleend nadat de aanvrager een archeologisch rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

30.4.4 Advies

Alvorens de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen, vragen burgemeester en wethouders aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in artikel 30.4.3. Bij een negatief advies verzoeken burgemeester en wethouders de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.

30.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

30.5.1 Omgevingsvergunningsvereiste

Het is verboden bouwwerken die zich op gronden met deze dubbelbestemming bevinden zonder, of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub g Wabo) te slopen.

30.5.2 Uitzonderingsregel

Het verbod als bedoeld in artikel 30.5.1 is niet van toepassing indien de sloopwerkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in artikel 30.2.2 sub b in acht is genomen;
  • b. een te verstoren oppervlak van het plangebied beslaan van ten hoogste 50 m², of een verstorend oppervlak onder de vrijstellingsdiepte hebben van minder dan 50 m² ;
  • c. reeds vergund zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
30.5.3 Voorwaarden

In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen burgemeester en wethouders regels verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen op of in gronden op de verbeelding en aangeduid met 'Waarde - Archeologie 1'.

30.5.4 Te verbinden regel

Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 30.5.1, kunnen burgemeester en wethouders de regel verbinden dat de sloopwerken vanaf het maaiveld en dieper worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige, indien de latere verstoringsoppervlakte groter is dan 50 m² of het latere verstorend oppervlak onder de vrijstellingsdiepte groter is dan 50 m² .

30.5.5 Melding vondsten van zeer hoge waarde

Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken volgens de KNA behoudenswaardige vondsten worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende regels kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning tot sloop.

30.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 1', als bedoeld in artikel 30.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 31 Waarde - Archeologie 2

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

31.2 Bouwregels
31.2.1 Bouwwerken ten behoeve van deze bestemming
  • a. Op de in artikel 31.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze dubbelbestemming worden gebouwd;
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3,50 meter.
31.2.2 Andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere voor deze gronden geldende bestemming(en)
  • a. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag worden gebouwd, tenzij de grond-of graafwerkzaamheden dieper gaan dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld en hierbij het te verstoren oppervlak onder de vrijstellingsdiepte groter is dan 500 m² ;
  • b. het bepaalde onder artikel 31.2.2 sub a is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing en/of leidingtracé, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
31.3 Afwijken van de bouwregels

31.3.1 Algemene afwijking

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd via een omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, sub 1 Wabo af te wijken van het bepaalde onder artikel 31.2.2 sub a ten behoeve van het bouwen in een plangebied met een te verstoren oppervlak groter dan 500 m² onder de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld, indien de aanvrager van de vergunning artikel 2.1, lid 1 sub a Wabo een archeologisch rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate worden veiliggesteld.

31.3.2 Voorwaarden

Indien uit het onder artikel 31.3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de vergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

31.3.3 Advies

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 31.3.1, vragen burgemeester en wethouders aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in dat lid. Bij een negatief advies verzoeken burgemeester en wethouders de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.

31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.4.1 Omgevingsvergunningsvereiste

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1 sub b Wabo) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage door kettingtechniek;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 2,00 meter waartoe wordt gerekend het aanleggen van tijdelijke gronddepots;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld bedraagt;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op één of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld;
  • f. het verlagen van het waterpeil, voor zover dit geen bevoegdheid van het waterschap betreft;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld;
  • h. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld.
31.4.2 Uitzonderingsregel

Het in artikel 31.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. een te verstoren oppervlak van het plangebied beslaan van ten hoogste 500 m², of een verstorend oppervlak onder de vrijstellingsdiepte hebben van minder dan 500 m²;
  • b. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • c. betreffen het aanbrengen van drainage middels sleufloze technieken;
  • d. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
31.4.3 Voorwaarden
  • a. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in artikel 31.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologische waarden;
  • b. Voor zover de in artikel 31.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • c. De vergunning kan alleen worden verleend nadat de aanvrager een archeologisch rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
31.4.4 Advies

Alvorens de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen, vragen burgemeester en wethouders aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in artikel 31.4.3. Bij een negatief advies verzoeken burgemeester en wethouders de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.

31.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 2', als bedoeld in artikel 31.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 32 Waarde - Archeologie 3

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

32.2 Bouwregels

32.2.1 Bouwwerken ten behoeve van deze bestemming
  • a. Op de in artikel 32.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze dubbelbestemming worden gebouwd;
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3,50 meter.
32.2.2 Andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere voor deze gronden geldende bestemming(en)
  • a. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag worden gebouwd, tenzij de grond-of graafwerkzaamheden dieper gaan dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld en hierbij het te verstoren oppervlak onder de vrijstellingsdiepte groter is dan 1000 m² ;
  • b. het bepaalde onder artikel 32.2.2 sub a is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing en/of leidingtracé, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
32.3 Afwijken van de bouwregels

32.3.1 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd via een omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, sub 1 Wabo af te wijken van het bepaalde onder artikel 32.2.2 sub a ten behoeve van het bouwen in een plangebied met een te verstoren oppervlak groter dan 1000 m² onder de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld, indien de aanvrager van de vergunning artikel 2.1, lid 1 sub a Wabo een archeologisch rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate worden veiliggesteld.

32.3.2 Voorwaarden

Indien uit het onder artikel 32.3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de vergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

32.3.3 Advies

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 32.3.1, vragen burgemeester en wethouders aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in dat lid. Bij een negatief advies verzoeken burgemeester en wethouders de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.

32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

32.4.1 Omgevingsvergunningsvereiste

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1 sub b Wabo) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage door kettingtechniek;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 2,00 meter waartoe wordt gerekend het aanleggen van tijdelijke gronddepots;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld bedraagt;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op één of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld;
  • f. het verlagen van het waterpeil, voor zover dit geen bevoegdheid van het waterschap betreft;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld;
  • h. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld.
32.4.2 Uitzonderingsregel

Het in artikel 32.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. een te verstoren oppervlak van het plangebied beslaan van ten hoogste 1000 m², of een verstorend oppervlak onder de vrijstellingsdiepte hebben van minder dan 1000 m²;
  • b. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • c. betreffen het aanbrengen van drainage middels sleufloze technieken;
  • d. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
32.4.3 Voorwaarden
  • a. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in artikel 32.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologische waarden;
  • b. Voor zover de in artikel 32.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • c. De vergunning kan alleen worden verleend nadat de aanvrager een archeologisch rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
32.4.4 Advies

Alvorens de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen, vragen burgemeester en wethouders aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in artikel 32.4.3. Bij een negatief advies verzoeken burgemeester en wethouders de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.

32.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 3', als bedoeld in artikel 6.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 33 Waarde - Beschermd stadsgezicht

33.1 Bestemmingsomschrijving
33.1.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud en/of herstel van het historische en ruimtelijk karakter van het Beschermd stadsgezicht.

33.1.2 Voorrangsregeling

Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

33.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
33.2.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden, het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen, het wegnemen van stoepen alsmede het wijzigen van de wegindeling;
  • b. het bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • c. het dempen van aanwezige waterlopen;
  • d. het geheel of gedeeltelijk schilderen of pleisteren van muurvlakken;
  • e. het beplanten van gronden met houtgewassen ter plaatse waar de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant;
  • f. het verwijderen, kappen, rooien of beschadigen van bomen of andere opgaande beplanting.

33.2.2 Uitzonderingen

Het verbod, zoals in lid 33.2.1 bedoeld is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. bij het van toepassing zijn van de Monumentenwet;
  • c. voor het aanbrengen van maximaal 20 m² verharding per bouwperceel.

33.2.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden, zoals bedoeld in lid 33.2.1, zijn slechts toelaatbaar indien daardoor geen onevenredige schade wordt toegebracht aan, dan wel herstel is verzekerd van het historische en ruimtelijk karakter van het Beschermd stadsgezicht en nadat de Monumentencommissie in de gelegenheid is gesteld advies uit te brengen.

33.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
33.3.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning:

  • a. een hoofdgebouw te slopen anders dan ter uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend en onherroepelijk geworden.

33.3.2 Toelaatbaarheid

Het slopen, zoals bedoeld in het eerste lid, is slechts toelaatbaar indien daardoor geen onevenredige schade wordt toegebracht aan, dan wel herstel is verzekerd van het historische en ruimtelijk karakter van het Beschermd stadsgezicht en nadat de Monumentencommissie in de gelegenheid is gesteld advies uit te brengen.

Artikel 34 Waarde - Cultuurhistorie

34.1 Bestemmingsomschrijving
34.1.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en behoud van de cultuurhistorisch waardevolle forten en linies.

34.1.2 Voorrangsregeling

Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

34.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd.

34.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
34.3.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden, het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen;
  • b. het bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • c. het dempen van aanwezige waterlopen;
  • d. het beplanten van gronden met houtgewassen ter plaatse waar de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant;
  • e. het verwijderen, kappen, rooien of beschadigen van bomen of andere opgaande beplanting.

34.3.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 34.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer van de gronden;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

34.3.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden, zoals bedoeld in lid 34.3.1, zijn slechts toelaatbaar indien daardoor geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de cultuurhistorische waardevolle forten en linies. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige.

Artikel 35 Waarde - Natura 2000

35.1 Bestemmingsomschrijving
35.1.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Natura 2000' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de op en/of in deze gronden voorkomende ecologische waarden.

35.1.2 Voorrangsregeling

Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

35.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd.

35.3 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 35.2 en toestaan dat ten behoeve van de andere bestemming(en) kan worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de beoogde bescherming van de ecologische waarden van het Natura 2000-gebied.

35.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
35.4.1 Verbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Natura 2000' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van verhardingen en het aanleggen van paden;
  • b. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen;
  • c. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • d. het graven, verbreden, dempen van sloten en het aanleggen van drainage;
  • e. het verwijderen (vellen, rooien) dan wel aanbrengen van (diepwortelende) beplanting dan wel bomen;
  • f. het verandering van perceelsindeling;
  • g. de aanleg van teeltondersteunende voorzieningen.
  • h. het diepploegen (meer dan 40 cm).

35.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 35.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer van de gronden;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

35.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 35.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor niet de ecologische waarden van de gronden onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige.

 

Artikel 36 Waterstaat - Waterkering

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van de waterstaatkundige functie van een waterkering.

36.2 Bouwregels
36.2.1 Voorrangsregeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de waterkering als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming 'Waterstaat - Waterkering'.

36.2.2 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  bouwwerken, geen gebouw zijnde  
a. op deze gronden mag worden gebouwd:   ja  
b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:   3 m  
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan:   niet gemaximeerd  

En verder geldt:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen, ten behoeve van deze bestemming worden opricht;

36.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 36.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren en van de belangen van de waterkering;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de waterkering omtrent de onder a genoemde voorwaarde;
  • c. de bij de andere bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen.

36.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
36.4.1 Verbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van paden, wegen en parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het verlagen, afgraven of ophogen van de bodem;
  • c. het bebossen of beplanten van gronden met houtgewassen;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem.

36.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 36.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer van de gronden;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

36.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 36.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren en de belangen van de waterkering. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 37 Algemene gebruiksregels

37.1 Gebruik van een woning

Tot een gebruik in strijd met de in hoofdstuk 2 genoemde bestemmingen wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van een woning door meer dan één huishouden.
37.2 Bestaand gebruik

Gebruik van gronden en bouwwerken bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering is, dan wel in uitvoering genomen kan worden, en dat strijdig is met de regels van dit bestemmingsplan, mag worden voortgezet met inachtneming van eventuele voorwaarden zoals zijn opgenomen in een omgevingsvergunning.

37.3 Afwijken van de gebruiksregel
37.3.1 Huisvesting van arbeidsmigranten in bestaande gebouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 37.1 in die zin dat huisvesting van arbeidsmigranten kan worden toegestaan, mits deze afwijking uitsluitend wordt verleend in overeenstemming met het geldende beleid, zoals dat is opgenomen in de beleidsregel 'Huisvesting arbeidsmigranten en seizoensarbeiders'.

37.3.2 Huisvesting van seizoensarbeiders in bestaande gebouwen en/of in kampeermiddelen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 37.1 in die zin dat huisvesting van seizoensarbeiders kan worden toegestaan, mits deze afwijking uitsluitend wordt verleend in overeenstemming met het geldende beleid, zoals dat is opgenomen in de beleidsregel 'Huisvesting arbeidsmigranten en seizoensarbeiders'.

Artikel 38 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 39 Algemene bouwregels

39.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoep, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2,50 meter en oppervlakte niet meer dan 6 m² bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 2,00 meter bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, zoals plinten, pilasters, gevel- en kroonlijsten en luifels, mits de overschrijding niet meer dan 1,50 meter bedraagt.

39.2 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
  • a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats of binnen hetzelfde bouwperceel plaatsvindt.
  • c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

39.3 Aantal woningen

Ten aanzien van het aantal woningen binnen het bestemmingsplan gelden de volgende regels:

  • a. het aantal woningen mag ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', niet meer bedragen dan het aangegeven aantal woningen;
  • b. het aantal woningen mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - Heikant Julianastraat' in de verschillende bouwvlakken gezamelijk niet meer bedragen dan 14;
  • c. indien geen aantal woningen is opgenomen is ten hoogste 1 woning per bouwperceel toegestaan. Waarbij ten aanzien van de begrenzing van het bouwperceel uitgegaan wordt van het bouwperceel ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan. Splitsing van een bouwperceel ten behoeve van een nieuwe tweede woning is niet toegestaan;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c geldt voor gestapelde woningen dat het aantal woningen niet meer mag bedragen dan ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

39.4 Erfbebouwing

In aanvulling van het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt dat aan- en uitbouwen, bijgebouwen en

overkappingen binnen de bestemmingen Wonen voor zover gelegen binnen de aanduiding 'bijgebouwen',

ook toegerekend mogen worden aan een hoofdgebouw dat zich in een andere woonbestemming bevindt,

onder de voorwaarde dat er sprake is van één bouwperceel.

39.5 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m²;
  • b. de diepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt niet meer dan 4 m.

39.6 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen te stellen aan de

afmetingen en positie van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten aanzien van:

a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

b. een goede milieusituatie;

c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

d. de verkeersveiligheid;

e. de sociale veiligheid. 

39.7 Algemene bepaling

Op de gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de in Hoofdstuk 2 per artikel genoemde functies.

39.8 Voorgevellijn

Gebouwen mogen uitsluitend achter de voorgevellijn worden gebouwd.

 

39.9 Afstand ten opzichte van bestemming 'Verkeer'
39.9.1 Bouwregels

De afstand van gebouwen en overkappingen bedraagt tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 40 meter bij de volgende provinciale wegen:

  • a. N258;
  • b. N290;
  • c. N690;
  • d. N689.

39.9.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 39.9.1 voor het bouwen van gebouwen en overkappen binnen een afstand van 40 meter, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. afwijking niet leidt tot een verkeersonveilige situatie;
  • b. afwijking niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersplanologische functie van de weg.

 

39.10 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
39.10.1 Maximale afstand

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan op grond van hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

39.10.2 Minimale afstand

In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

Artikel 40 Algemene aanduidingsregels

40.1 overige zone - agrarisch gebied met ecologische betekenis
40.1.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding overige zone - agrarisch gebied met ecologische betekeniszijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor het behoud van de ecologische waarden.

40.1.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

a Verbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de aanduiding 'agrarisch gebied met ecologische betekenis' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van verhardingen en het aanleggen van paden;
  • b. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen;
  • c. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem
  • d. het graven, verbreden, dempen van sloten en het aanleggen van drainage;
  • e. het omzetten van grasland in bouwland;
  • f. het beplanten van gronden met fruitbomen;
  • g. het diepploegen (meer dan 40 cm).

b Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 40.1.2 onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer van de gronden;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. herplant van boomteelt en fruitbomen.

c Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 40.1.2 onder a zijn slechts toelaatbaar, indien de ecologische waarden van deze gronden:

  • a. niet worden aangetast;
  • b. niet significant worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind en indien mitigerende en zonodig compenserende maatregelen worden getroffen.

Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige.

40.2 overige zone - kernrandzone
40.2.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding overige zone - kernrandzone zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor het behoud en / of herstel van het karakter van de zone rondom de kernen.

40.2.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

a Verbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de aanduiding 'kernrandzone' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het beplanten van gronden met fruitbomen.

b Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 40.2.2 onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer van de gronden;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. herplant van boomteelt en fruitbomen.

c Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 40.2.2 onder a zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. geen onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de milieudeskundige omtrent de in sub a genoemde voorwaarde.

40.3 overige zone - natuurontwikkelingsgebied
40.3.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding overige zone - natuurontwikkelingsgebied zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor het beschermen van natuurbelangen en / of het ontwikkelen van nieuwe natuur.

40.3.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

a Verbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de aanduiding 'natuurontwikkelingsgebied' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van verhardingen en het aanleggen van paden;
  • b. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen;
  • c. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem
  • d. het graven, verbreden, dempen van sloten en het aanleggen van drainage;
  • e. het omzetten van grasland in bouwland;
  • f. het beplanten van gronden met fruitbomen;
  • g. het diepploegen (meer dan 40 cm).

b Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 40.3.2 onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer van de gronden;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. herplant van boomteelt en fruitbomen.

c Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 40.3.2 onder a zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. hierdoor niet de natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van de gronden onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige omtrent de in sub a genoemde voorwaarde.
40.4 geluidzone - industrie
40.4.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding geluidzone - industrie' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op nieuwe geluidgevoelige bebouwing als gevolg van het industrielawaai.

40.4.2 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidsgevoelige bebouwing worden opgericht, dan wel het gebruik van niet geluidsgevoelige bebouwing om te zetten in het gebruik van geluidgevoelige bebouwing, tenzij de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevel van het geluidsgevoelige object de geldende voorkeursgrenswaarde ingevolge de Wet geluidhinder dan wel de verleende hogere grenswaarde niet wordt overschreden.

40.4.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor:

  • a. het verplaatsen of verkleinen van het aanduidingsvlak 'geluidzone - industrie' in verband met het verkleinen van de geluidzone, met dien verstande dat het woon- en leefmilieu van de aangrenzende gronden niet verslechtert;
  • b. het verwijderen van de aanduiding 'geluidzone – industrie', met dien verstande dat het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van industrielawaai wordt beëindigd.

40.5 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
40.5.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor waterwinning.

40.5.2 Bouwregels

Voor bouwen op deze gronden gelden de volgende regels:

  • a. in afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze aanduiding;
  • b. er mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de waterwinning.

40.5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 40.5.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van het grondwaterbeschermingsgebied;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder omtrent de in sub a genoemde voorwaarde.

40.5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

a Verbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van ondergrondse transportleidingen voor gassen en vloeibare stoffen;
  • b. het aanleggen van andere ondergrondse constructies, installaties, leidingen of apparatuur;
  • c. de aanleg van bestratingen of andere oppervlakteverhardingen;
  • d. egalisatie of andere vormen van ophoging of afgraving van gronden;
  • e. het aanleggen van foliemestbassins;
  • f. het uitvoeren van grondboringen;
  • g. het storten van voor de drinkwatervoorziening schadelijke stoffen.

b Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 40.5.4 onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer van de gronden dan wel de bescherming van de waterwinning betreffen;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

 

c Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 40.5.4 onder a zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van het grondwaterbeschermingsgebied;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de milieudeskundige omtrent de in sub a genoemde voorwaarde.
40.6 vrijwaringszone - molenbiotoop
40.6.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding vrijwaringszone - molenbiotoop zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, tevens bestemd voor de bescherming van de functie van de molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.

40.6.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 23) gelden de volgende bepalingen:

  • a. binnen een straal van 100 meter, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, mag geen nieuwe bebouwing of beplanting worden opgericht hoger dan het laagste punt van de verticale staande wiek van de molen;
  • b. binnen een straal van 100 tot 400 meter, gerekend vanaf het middelpunt van de molen, geen bebouwing of beplanting mag worden opgericht met een grotere hoogte dan 1/30 van de afstand, gemeten tussen de bebouwing of beplanting en het laagste punt van de verticaal staande wiek van de molen.

40.6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 40.6.2 voor het bouwen overeenkomstig het bepaalde in de andere bestemmingen, met dien verstande dat:

  • a. het functioneren en de zichtbaarheid van de molen niet in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast;
  • b. advies is verkregen van de eigenaar en beheerder van de molen.

40.6.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

a Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur;
  • b. het ophogen van gronden;
  • c. het beplanten van bomen, heesters en andere opgaande beplanting;

met dien verstande dat de hoogte meer bedraagt dan is toegestaan op grond van 40.6.2.

b Uitzonderingsregel

Het in lid 40.6.4 sub a vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

c Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden als bedoeld in 40.6.4 sub a wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend nadat schriftelijk advies is verkregen van een molendeskundige instantie omtrent de mogelijke gevolgen voor de windvang van de molen.

40.7 vrijwaringszone - radar
40.7.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding vrijwaringszone - radar zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van het radarverstoringsgebied van Vliegbasis Woensdrecht teneinde de verstoring van het radarbeeld te voorkomen.

40.7.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 23) mogen geen bouwwerken worden opgericht met een hoogte van 63 meter ten opzichte van NAP en meer.

40.7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 40.7.2 voor het bouwen overeenkomstig het bepaalde in de andere bestemmingen, met dien verstande dat:

  • a. het functioneren van de radar niet in onevenredige mate wordt of kan worden aangetast;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de Minister van Defensie, DGW&T, directie Brabant.

Artikel 41 Algemene afwijkingsregels

41.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het volgende:

  • a. de in de regels voorgeschreven maatvoering met maximaal 15%;
  • b. overschrijding van bouw- en bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3,00 meter bedragen en geen vergroting van bestemmings- en bouwvlakken inhouden anders dan bedoeld onder a;
  • c. de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienst van nutsvoorzieningen, mits deze voorzieningen van geringe horizontale en verticale afmetingen zijn; de bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie mag niet meer dan 25,00 meter bedragen;
  • d. de in de regels voorgeschreven toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte die maximaal gelijk is aan de in een bouwvlak bepaalde toelaatbare bouwhoogte voor gebouwen;
  • e. voor de bouw van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes ten dienste van nutsvoorzieningen; de inhoud van deze gebouwtjes mag ten hoogste 50 m³ en de bouwhoogte ten hoogste 3,00 meter bedragen;
  • f. voor de bouw van ondergrondse nutsvoorzieningen, zoals bergbezinkbassins; de inhoud van deze voorzieningen mag niet meer dan 250 m³ bedragen;

met dien verstande dat afwijking uitsluitend is toegestaan indien de afwijking niet leidt tot een onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 42 Algemene wijzigingsregels

42.1 Algemene wijziging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  • a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd;
  • d. ten behoeve van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, met dien verstande dat:
    • 1. de hoogte niet meer mag bedragen dan strikt noodzakelijk en in ieder geval niet meer dan 40 meter;
    • 2. aangetoond dient te zijn dat het niet mogelijk is gebruik te maken van bestaande zend-, ontvang- en/of sirenemasten;
    • 3. de afstand tot de Westerschelde en de tot de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden dient minimaal 400 meter te bedragen;
    • 4. zend-, ontvang- en/of sirenemasten zijn niet toegestaan ter plaatse van de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden;
    • 5. zendmasten zijn uitsluitend toegestaan:
      • langs een rijksweg bij een viaduct of vergelijkbaar knooppunt van wegen of andere infrastructuur met de bestemming Verkeer;
      • op windturbines en/of hoogspanningsleidingen.

42.2 Wijzigingsbevoegdheid vrijstellingenkaart

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de in bijlage 2 opgenomen vrijstellingenkaart te wijzigen indien nieuwe archeologische inzichten daartoe aanleiding geven.

Artikel 43 Algemene procedureregels

43.1 Afwijken van het bestemmingsplan

Bij een afwijking van het bestemmingsplan, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

43.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

43.3 Wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van de algemene wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.

43.4 Nadere eisen

Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 44 Overige regels

44.1 Omgevingsvergunning voor het slopen van cultuurhistorische waardevolle bebouwing
44.1.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk slopen, te verbouwen en/of uit te breiden van de in bijlage 5 van het bestemmingsplan 'Buitengebied Hulst 2023' aangegeven panden met cultuurhistorische waarden.

44.1.2 Toelaatbaarheid

Het geheel of gedeeltelijk slopen, verbouwen en/of uitbreiden van de in 44.1.1 bedoelde bouwwerken is slechts toelaatbaar indien:

a. dit niet leidt tot onevenredige afbreuk van de cultuurhistorische waarde of kenmerken, of;

b. milieutechnische aspecten dusdanige aanpassing behoeven, of;

c. behoud, onderhoud en beheer van het cultuurhistorischpand financieel niet haalbaar is;

d. een deskundig adviseur op dit gebied vooraf in de gelegenheid is gesteld advies uit te brengen.

44.1.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de siituering, de verhouding tussen lengte, breedte, goot en/of bouwhoogte, de dakhelling, nokrichting, kapvorm en/of landschappelijke inpassing van de herbouw, verbouw of uitbreiding, mits dat noodzakelijk is uit een oogpunt van behoud en/of herstel van de historische, stedenbouwkundige, landschappelijke waardevolle

kenmerken.

44.2 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
44.2.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk slopen van de in bijlage 5 aangegeven panden met cultuurhistorische waarden.

44.2.2 Toelaatbaarheid

Het geheel of gedeeltelijk slopen van de in 44.2 bedoelde bouwwerken is slechts toelaatbaar indien de ruimtelijke en visuele karakteristiek van de gronden en de gebouwde omgeving en de bouwkundige staat van de bouwwerken niet in onevenredige mate wordt aangetast.

44.3 Parkeerregeling

Het bevoegd gezag toetst bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen. Hiervoor gelden de volgende regels:

  • a. in het geval van de oprichting of uitbreiding van een gebouw dient voor het parkeren van auto's te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • b. in het geval van functiewijziging van een gebouw en/of van gronden dient voor het parkeren van auto's te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • c. indien het gebruik van een gebouw en/of gronden daar aanleiding toe geeft, dient te worden voorzien in voldoende ruimte voor laden en lossen;
  • d. voor het bepalen van de benodigde parkeergelegenheid en/of de ruimte voor laden en lossen dient te worden voldaan aan het parkeerbeleid van de gemeente Hulst, zoals geldend ten tijde van de aanvraag voor een omgevingsvergunning;
  • e. de parkeervoorzieningen als bedoeld onder a en b en de ruimte voor laad- en losvoorzieningen als bedoeld onder c dienen in stand te worden gehouden.

44.4 Werking wettelijke regeling

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 45 Overgangsrecht

45.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  • c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

45.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

45.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.

Artikel 46 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Hulst 2023'.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van  
         
………………………  
         
         
  De voorzitter,     De griffier,    
  ……….     ………