direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied Hulst 2023
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0677.bpbuitengeb3herzie-001O

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

In mei 2013 is het bestemmingsplan Buitengebied Hulst vastgesteld. In de jaren daarna zijn diverse

planologische procedures doorlopen (zoals partiele herzieningen, wijzigingsplannen en

paraplubestemmingsplannen) die aanleiding geven tot een herziening van het bestemmingsplan.

Daarnaast zijn er nog een aantal noodzakelijke wijzigingen die moeten worden doorgevoerd en wenst de

gemeente bepaalde onderdelen te herzien. Verder geldt dat de provincie Zeeland een nieuwe

Omgevingsverordening en nieuw Omgevingsplan heeft vastgesteld en gemeentelijk beleidsstukken nog

niet zijn verwerkt in het huidige bestemmingsplan. Het opstellen van een herziening van het

bestemmingsplan voor het buitengebied is derhalve wenselijk.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

De gronden waarop deze derde herziening betrekking heeft, liggen binnen het plangebied van het

bestemmingsplan buitengebied van de gemeente Hulst. De wijzigingen van de planregels hebben

betrekking op het gehele plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied. De plangrens betreft

derhalve de plangrens van het bestemmingsplan Buitengebied (zoals vastgesteld op 16 mei 2013) die op

onderdelen is aangepast. De kernen - met uitzondering van Emmadorp, Absdale en andere gehuchten

en buurtschappen - maken geen deel uit van het plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0677.bpbuitengeb3herzie-001O_0001.png"

Figuur 1.1 Plangrens bestemmingsplan Buitengebied

1.3 Geldende bestemmingsplannen

In tabel 1 zijn de bestemmings- en wijzigingsplannen weergegeven die in de huidige situatie naast het

Bestemmingsplan Buitengebied Hulst uit 2013 van kracht zijn voor het plangebied. Deze worden geheel

of gedeeltelijk vervangen door onderhavige herziening.

  Naam   Plan   Datum vaststelling  
1   Landgoed aan de Heerstraat   Bestemmingsplan   17-feb-11  
2   Molenstraat 7 Kuitaart   Bestemmingsplan   9-jun-11  
3   Uitbreiding recreatiecentrum De Vogel   Bestemmingsplan   16-mei-13  
4   Buitengebied Hulst   Bestemmingsplan   16-mei-13  
5   Gronddepot Clingeweg Hulst   Omgevingsvergunning   29-mei-13  
6   Vercauterenweg 3 Nieuw-Namen   Wijzigingsplan   3-dec-13  
7   Voormalige school Terhole   Bestemmingsplan   12-jun-14  
8   1e herziening bestemmingsplan Buitengebied Hulst -
Vylainlaan 14 Heikant  
Bestemmingsplan   25-sep-14  
9   Buitengebied 6e herziening (Roverbergsedijk 13, Lamswaarde)   Wijzigingsplan   10-mrt-15  
10   Buitengebied Hulst, deelgebied Meerdijk 6 Kuitaart   Bestemmingsplan   14-jul-15  
11   Herziening Grote Putting   Bestemmingsplan   18-aug-15  
12   Duivenhoeksestraat 30 Kloosterzande   Wijzigingsplan   22-sep-15  
13   Landgoed Warandestraat Sint Jansteen   Bestemmingsplan   1-okt-15  
14   Sint Josephstraat 11 Hengstdijk   Bestemmingsplan   17-dec-15  
15   Buitengebied 7e herziening - Noordstraat 24 Walsoorden   Bestemmingsplan   19-jan-16  
16   N258-parallelweg Absdale - Hulst   Bestemmingsplan   16-feb-16  
17   Buitengebied 8e herziening (Tolweg 109 Absdale)   Bestemmingsplan   31-aug-16  
18   Bossestraat 145 Vogelwaarde   Wijzigingsplan   23-sep-16  
19   Landgoed Ellestraat Heikant   Bestemmingsplan   13-okt-16  
20   Buitengebied 9e herziening (Schapendijk 5 Kloosterzande)   Bestemmingsplan   3-feb-17  
21   Buitengebied 10e herziening (Notendijk 40, Terhole)   Wijzigingsplan   3-feb-17  
22   Zoutestraat 67-91 Hulst   Bestemmingsplan   23-feb-17  
23   Parapluherziening Huisvesting Arbeidsmigranten   Bestemmingsplan   23-feb-17  
24   Zeildijk 1 Terhole   Wijzigingsplan   4-mei-17  
25   Cambrondijk 19 en Cambronsestraat 7   Wijzigingsplan   6-jun-17  
26   Bestemmingsplan Archeologische en Aardkundige waarden   Bestemmingsplan   8-jun-17  
27   Absdaalseweg 70 Hulst   Bestemmingsplan   13-jul-17  
28   Kwikstraat 4 Kloosterzande   Wijzigingsplan   8-aug-17  
29   Groot Eiland Hulst   Bestemmingsplan   28-sep-17  
30   Hooglandsedijk 9 Ossenisse   Wijzigingsplan   11-nov-17  
31   Sasdijk 38 Vogelwaarde   Wijzigingsplan   5-dec-17  
32   Molenweg 3, Walsoorden   Bestemmingsplan   20-feb-18  
33   Dwarsstraat 9 Graauw   Bestemmingsplan   8-mrt-18  
34   11e herziening bestemmingsplan Buitengebied (Drogendijk 1a Walsoorden)   Bestemmingsplan   8-mrt-18  
35   Havendijk 3 Terhole   Wijzigingsplan   29-mrt-18  
36   Vormverandering bouwvlak Grindweg naar Hortenisse 3   Wijzigingsplan   17-apr-18  
37   Meloweg 4 Graauw   Wijzigingsplan   4-jun-18  
38   Kijkuitstraat 11-13 Clinge   Bestemmingsplan   18-jun-18  
39   Havik 6 Hulst   Wijzigingsplan   28-jun-18  
40   Zoutestraat 103 en 105 Hulst   Bestemmingsplan   4-jul-18  
41   Kwikstraat 2 Kloosterzande   Wijzigingsplan   3-sep-18  
42   Oude Graauwsedijk 1 en 2a Graauw   Bestemmingsplan   27-sep-18  
43   RVR Mulderstraat 2 Hulst, Zandbergestraat 25 Graauw en
Langestraat 2 Nieuw-Namen  
Bestemmingsplan   18-apr-19  
44   Havendijk 7 Terhole   Wijzigingsplan   3-mei-19  
45   Buitengebied Hulst-Partiële herziening Hulsterweg 79 Kuitaart   Bestemmingsplan   27-jun-19  
46   RVR Zeildijk 81 Hulst en Zandbergsestraat 14 Graauw   Bestemmingsplan   27-jun-19  
47   Havikdijk 6 (2)   Wijzigingsplan   17-okt-19  
48   Oud Ferdinandusdijk 7 Hulst   Bestemmingsplan   12-dec-19  
49   Parallelweg 2 Nieuw-Namen   Bestemmingsplan   17-dec-19  
50   Meerdijk 4 Kuitaart   Wijzigingsplan   20-feb-20  
51   Absdaalseweg 68 Hulst   Wijzigingsplan   24-jun-20  
52   Hontenissestraat 16 Hulst   Bestemmingsplan   9-jul-20  
53   Verplaatsen woning Drie Gezustersdijk 41 Vogelwaarde naar
Meloweg ong. Graauw  
Bestemmingsplan   1-okt-20  
54   Mispad 1a Kuitaart   Bestemmingsplan   17-dec-20  
55   Heuvelstraat 2 Heikant   Bestemmingsplan   17-dec-20  
56   Herinrichting Kruispolder   Bestemmingsplan   12-jan-21  
57   Buitengebied, Heuvelstraat 1, Warandastraat 4   Bestemmingsplan   5-apr-21  
58   Schenkeldijk 9-11 Graauw, Kleine Bagijnestraat 2 Hulst   Bestemmingsplan   10-jun-21  
59   Partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied (Zandstraat ong tussen 32a en 32b Hulst)   Bestemmingsplan   15-jul-21  
60   Roskamstraat 42a Kapellebrug   Bestemmingsplan   11-nov-21  
61   Koninginnestraat 11 Nieuw Namen   Bestemmingsplan   16-dec-21  
62   Partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied
(Plattelandswoning Paalseweg 9 Graauw)  
Bestemmingsplan   24-feb-22  
63   Absdaalseweg 70, Hulst   Bestemmingsplan   9-jun-22  
64   Buitengebied (Zandstraat 59, Zandstraat ong tussen 30 en 32 Hulst   Bestemmingsplan   10-nov-22  
65   Clinge-West   Bestemmingsplan   10-nov-22  
66   Buitengebied (plattelandswoning Grootmoedersdijk 5 Kuitaart)   Bestemmingsplan   20-dec-22  
67   Plattendijk 4 Hulst   Wijzigingsplan   1-jan-23  

Tabel 1.1 Overzicht geldende ruimtelijke plannen

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 van de toelichting wordt de opzet en inhoud van onderhavige herziening van het

bestemmingsplan beschreven. Vervolgens komt in hoofdstuk 3 het relevante Rijksbeleid, provinciaal en

gemeentelijk beleid aan de orde. Hoofdstuk 4 bevat een inhoudelijke beschrijving van het plan.

Hoofdstuk 5 gaat over de omgevingsaspecten die voor dit plangebied relevant zijn. Hoofdstuk 6 beschrijft

de juridische opzet waarbij de planregels en verbeelding worden besproken. Tot slot volgt in hoofdstuk 7

een beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan en de resultaten van het wettelijk overleg en de ter

inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

 

Hoofdstuk 2 Opzet en inhoud herziening

2.1 Inleiding

Onderhavig bestemmingsplan heeft betrekking op de volgende punten:

  • Aanpassing verbeelding bestemmingsplan Buitengebied Hulst;
  • Aanpassing planregels bestemmingsplan Buitengebied Hulst;
  • Vertaling provinciaal en gemeentelijk beleid naar het bestemmingsplan Buitengebied Hulst;

Deze onderwerpen lichten we hierna toe.

Het hoofddoel is het actualiseren van het bestemmingsplan zodat de systematiek en opbouw zoveel

mogelijk aansluiten bij onze andere bestemmingsplannen en dat er zo min mogelijk losse partiële

herzieningen zijn in aanloop naar een Omgevingsplan voor de gemeente Hulst.

2.2 Verbeelding

Het in 2013 vastgestelde bestemmingsplan dient op onderdelen te worden gewijzigd en aangevuld.

Daarbij gaat het onder andere om het verwerken van diverse planologische procedures die in de loop der

jaren daarna hebben geleid tot wijziging van de verbeelding. Dit leidt er toe dat de verbeelding op ruim

200 locaties wordt aangepast. Uitgangspunt hierbij is dat op de verbeelding de wijzigingen in verwerkt zijn.

De wijzigingen van de verbeelding zijn onder te verdelen in de volgende categorieën:

  • Overnemen van reeds doorlopen en onherroepelijke planologische procedures (bestemmings- en wijzigingsplannen);
  • Wijzigingen als gevolg van aanpassing gemeentelijk en provinciaal beleid, zie ook paragraaf 3.3;
  • Reparaties/correcties. Dit zijn situaties die bij de vaststelling van het geldende bestemmingsplan Buitengebied Hulst niet of niet juist zijn overgenomen;
  • Overige kleine wijigingen op perceelsniveau.

2.3 Planregels

De wijzigingen van de planregels worden verwerkt in de planregels van het bestemmingsplan

Buitengebied Hulst (het zogenoemde moederplan, inclusief herzieningen). Hierbij gaat het om:

  • wijzigingen in verband met vertaling van gemeentelijk en provinciaal beleid.
  • aanpassen en gelijkstellen met de planregels in het bestemmingsplan Kernen Hulst, inclusief eerste herziening. Dat bestemmingsplan is van recentere datum, bevat de meeste actuele planregels en een prettig werkend systeem.
  • vertaling van gemeentelijke beleidsregels.

In de planregels worden de toevoegingen/wijzigingen geel gemarkeerd, tekstuele wijzigingen grijs en

regels die worden geschrapt door middel van een doorhaling. Hierbij is uiterste zorgvuldigheid betracht.

Niet is uit te sluiten dat een planregel abusievelijk niet geel of grijs is gemarkeerd maar wel is gewijzigd.

Om zeker te zijn dat een planregel is aangepast, dient deze herziening te worden vergeleken met het

voorheen geldende bestemmingsplan.

Van belang is dat de niet gemarkeerde/doorgehaalde regels en die ook niet zijn gewijzigd niet opnieuw

ter discussie gesteld kunnen worden omdat deze enkel een informatieve rol in deze herziening vervullen.

2.4 Nieuwe planwijzigingen

Naast voornoemde wijzigingen zijn er op perceelsniveau ook een aantal wijzigingen. Dit zijn plannen

waarvoor andere een aparte planprocedure had worden gevoerd, maar nu kunnen meeliften op onderhavig bestemmingsplan.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk gaat in op de beleidskaders die van belang zijn voor voorliggend bestemmingsplan. Daarbij

gaat om de ruimtelijke beleidskaders op Rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. Daarbij geldt dat dit

een beperkte toelichting is, aangezien het grotendeels om een conserverend bestemmingsplan gaat en

geen ontwikkelplan.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Nationale Omgevingsvisie

In september 2020 is de 'Nationale Omgevingsvisie; Duurzaam perspectief voor onze leefomgeving'

(Novi) vastgesteld. Dit is de opvolger van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Hierin geeft

het Rijk grotendeels in lijn met het SVIR een langetermijnvisie (tot 2050) op de toekomst en de

ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. Trends en ontwikkelingen, zoals klimaatverandering,

verstedelijking, de overgang naar duurzame vormen van energie en een circulaire economie, hebben

invloed op de leefomgeving. Het doel is de kwaliteit van de leefomgeving te behouden en zoveel mogelijk

te versterken. In deze visie zijn de keuzes ten aanzien van deze ontwikkelingen beschreven. Op

nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven.

De toename in het aantal woningen, bedrijfsruimten en kantoren, de toenemende druk op de

infrastructuur en de energietransitie beïnvloeden de leefomgevingskwaliteit. Aspecten als veiligheid,

(sociale) leefbaarheid, ruimtelijke kwaliteit, landschap, natuur, biodiversiteit en gezondheid dienen

daarom meegenomen te worden in een gedegen belangenafweging. Door het intensievere gebruik van

grond en de groei van steden zal de druk op gezondheid toenemen. Daarnaast bestaat er een grote

opgave om de gebouwde omgeving in 2050 CO2 arm, klimaatbestendig en natuurinclusief te maken. Met

de toenemende woningvoorraad zal de bereikbaarheid onder druk komen te staan. In de huidige situatie

zijn al knelpunten te signaleren. Het beter benutten, uitbreiden en verknopen van de verschillende

(inter)nationale, regionale en lokale netwerken is daarom essentieel. Bereikbaarheid, maar ook een

aantrekkelijke, groen, veilige en gezonde leefomgeving dragen daarnaast bij aan het versterken van het

ruimtelijk-economisch vestigingsklimaat. Voorliggende herziening is niet in strijd met deze

uitgangspunten.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2012)

Eén van de belangrijkste instrumenten vanuit het Rijksbeleid is het Besluit algemene regels ruimtelijke

ordening (Barro). Het Barro is de juridische vertaling van de kaderstellende uitspraken die vanuit

nationaal ruimtelijk beleid zijn geformuleerd en stelt beperkingen aan de besluitvormingsmogelijkheden

op lokaal niveau. De regels van het Barro moeten in acht worden genomen bij het opstellen van

provinciale ruimtelijke verordeningen en bestemmingsplannen en werken op die manier door tot het

niveau van de lokale besluitvorming. Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te

borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke

ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.

Een aantal onderwerpen is geregeld in de bij het Barro behorende Regeling algemene regels ruimtelijke

ordening (Rarro). Volgens de kaart behorend bij het Rarro is het plangebied gelegen binnen het

radarverstoringsgebied van radarstation Woensdrecht. In een gebied rondom dit radarstation dient

rekening te worden gehouden met de functionele bruikbaarheid daarvan. Rondom dit radarstation mogen

geen bestemmingen worden opgenomen die het oprichten van bouwwerken mogelijk maken die door

hun hoogte onaanvaardbare gevolgen kunnen hebben voor de werking van de radar. Binnen het geldende

bestemmingsplan is hiermee rekening gehouden. De regels wijzigen op dit punt niet.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Omgevingsplan Zeeland 2018

Het Omgevingsplan Zeeland 2018 bevat de hoofdlijnen uit alle provinciale beleidsplannen voor de fysieke

leefomgeving. Het gaat over economie, ruimte, mobiliteit, natuur, cultuur, water en milieu. Het plan is

ingericht op de volgende vier grote strategische opgaven:

1. Duurzame en concurrerende economie;

2. Klimaatbestendige en -neutrale samenleving;

3. Waardevolle leefomgeving;

4. Toekomstbestendige bereikbare woon-, werk- en verblijfsomgeving.

Deze opgave lichten we hierna toe.

Duurzame en concurrerende economie

Landbouw is in Zeeland een belangrijke economische sector en draagt in belangrijke mate bij aan de

kwaliteiten rust en ruimte in het landelijk gebied en daarmee aan de recreatieve aantrekkingskracht.

De landbouw loopt echter steeds vaker tegen grenzen aan, waardoor het inkomen van boeren onder

druk komt te staan. De provincie Zeeland hecht grote waarde aan het behoud van de vitaliteit van het

landelijk gebied en wil daarom bijdragen aan het realiseren van een transitie naar meer duurzame

natuurinclusieve landbouw. De provinciale grondbank en het bijbehorende kavelruilinstrumentarium

worden onder andere ingezet ter ondersteuning van dit beoogde transitieproces. Een belangrijke

randvoorwaarde daarbij is dat natuur- en landschapswaarden behouden blijven. Dit vergt een integrale

afweging, waarbij verstening en versnippering van agrarische gronden wordt voorkomen en waarbij

gezorgd wordt voor een zorgvuldige landschappelijke afweging.

In het kader van deze opgave bevat het provinciale beleid regels over kleinschalig kamperen. Gezien het

grote aantal minicampings in de provincie, de betekenis voor de bijdrage aan de differentiatie van het

toeristisch product en het behoud van een landschappelijk aantrekkelijke omgeving (ruimtelijke kwaliteit)

worden deze onderdelen van het recreatiebeleid namelijk als provinciaal belang aangemerkt. Het doel bij

het kleinschalig kamperen is uit te gaan van toeristisch kamperen (gebruik van niet permanente

kampeermiddelen). De recentelijke verruiming van de regels voor het kleinschalig kamperen is

overgenomen in onderhavige herziening, zie paragraaf 4.2.

Klimaatbestendige en -neutrale samenleving

De verandering van het klimaat als gevolg van de uitstoot van broeikasgassen heeft ingrijpende gevolgen.

De zeespiegel stijgt en weerextremen zoals overvloedige neerslag, lange periodes van hitte en droogte

en stormen gaan vaker optreden. Dit resulteert in een groter risico op overstroming, wateroverlast,

hittestress en ernstig watertekort/droogte. De gevolgen van klimaatverandering zijn zeker voor Zeeland

van belang. Bescherming tegen het water, maar ook het gebruik van het water verdient daarom continue

aandacht. De provincie wil binnen haar mogelijkheden haar bijdrage leveren aan het beperken van het

klimaatprobleem; zowel aan de bron als in de gevolgen.

Een goede kwaliteit en kwantiteit van oppervlaktewater en grondwater is voor landbouw, natuur en alle

inwoners en toeristen van groot belang. De klimaatverandering geeft in toenemende mate een extra

dimensie aan het waterbeheer. Met het ontstaan van extremere weerspatronen neemt de behoefte aan

bescherming tegen zowel wateroverlast als tekort toe. De stijgende zeespiegel en wisselende

rivierafvoeren vragen om een nieuwe kijk op watervoorzieningen, vooral op langere termijn. Ten aanzien

van klimaatadaptatie dient te worden gezocht naar oplossingen die de kwetsbaarheid van

klimaatverandering doet afnemen of voorkomt dat er door klimaatverandering problemen ontstaan.

Waardevolle leefomgeving

Deltagebieden zoals de Zeeuwse Delta, waar zout zeewater en zoet rivierwater samenkomen, worden

gekenmerkt door hoge concentraties aan voedingstoffen in zowel het water als het slib dat in het water

wordt meegevoerd. Dat maakt dit soort delta's tot de meest productieve natuurlijke leefomgevingen in de wereld en uit zich in een grote natuurlijke rijkdom. De invloed van de zee en de rivieren heeft niet alleen

geresulteerd in een unieke natuur, maar ook in een uniek landschap en uniek cultureel erfgoed. Dit

levert een unieke en aantrekkelijke situatie op, die onvermijdelijk ook tot knelpunten leidt. De provincie

beschermt daarom de bestaande natuurgebieden en de agrarische gebieden van ecologische betekenis

via de Omgevingsverordening, terwijl gemeenten deze gebieden beschermen via een passende

bestemming. Als aantasting van natuurwaarden per saldo onvermijdelijk is (groot openbaar belang, geen

alternatief) worden negatieve effecten zoveel mogelijk beperkt (mitigatie) en verlies gecompenseerd.

Toekomstbestendige bereikbare woon-, werk- en verblijfsomgeving

Zeeland heeft veel kwaliteit te bieden op het gebied van wonen en werken en scoort landelijk gezien

positief qua leefomgeving. Wel zijn er lokaal aanzienlijke verschillen. De ambitie is om de provincie nog

gezonder te maken. Een gezonde provincie heeft een goede milieukwaliteit (geluid, lucht, veiligheid) en

is aantrekkelijk om in te wonen, te ontspannen en te bewegen. Inwoners verplaatsen zich zoveel

mogelijk door middel van een duurzaam verkeer- en vervoerssysteem en beschikken over voldoende

groen in de omgeving. Ten aanzien van het landelijk gebied streeft de provincie Zeeland naar een

kwaliteitsverbetering waarbij de woonfunctie een rol kan spelen. Hierbij dienen landschappelijke en

cultuurhistorische waarden zoveel mogelijk behouden te blijven of zelfs te worden versterkt.

Conclusie

Onderhavig bestemmingsplan draagt, met het mogelijk maken van een regeling voor waterbassins en

het landschappelijk inpassen van schuilgelegenheden (zie hierna hoofdstuk 4), mede bij het aan behalen van deze opgaven.

3.3.2 Verordening ruimte Zeeland 2018

Een aantal onderdelen uit het Omgevingsplan is uitgewerkt in de Provinciale Omgevingsverordening

2018. Voor een belangrijk deel gaat het om regels die betrekking hebben op het buitengebied. Voor

onderhavig bestemmingsplan is de vijfde wijziging van deze Verordening van belang. Deze is vastgesteld

op 22 september 2020. Deze wijziging betreft de wijziging van de bijlagen 9 (Bestaande natuur), 10

(Agrarisch gebied van ecologische betekenis) en 11 (Nieuwe natuur) van de Omgevingsverordening, in

verband met wijziging van de begrenzing en beheertypen van het natuurnetwerk in het kader van de

planwijziging 2020 van het Natuurbeheerplan Zeeland 2016. Deze wijziging is verwerkt in de verbeelding.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie Hulst

De Structuurvisie Hulst uit 2012 beschrijft vijf thema's die de gemeente samen met de gemeenten

Terneuzen en Sluis heeft opgesteld om de onderscheidende kwaliteiten van Zeeuws-Vlaanderen beter

voor het voetlicht te brengen. Deze thema's zijn:

1. Versterken economische basis;

2. Boeien en binden van mensen en bezoekers (promotie);

3. Vergroten ruimtelijke en natuurlijke kwaliteiten;

4. Partnerschap (werp de blik naar buiten en zoek coalities);

5. Regionale samenwerking (eendracht maakt macht)

De structuurvisie noemt enkele opgaven die van belang zijn voor het plangebied, namelijk:

  • Natuur- en landschapsontwikkeling;
  • Het versterken van de belangrijke agrarische sector;
  • Verbeteren van het waterhuishoudkundig systeem.

Natuur- en landschapsontwikkeling

De wijzigingen vanuit provinciaal beleid ten aanzien van Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden en Natuur worden overgenomen in onderhavig bestemmingsplan. Dit draagt bij aan natuur- en landschapsontwikkeling.

Het versterken van de belangrijke agrarische sector

Van oudsher vormt de agrarische sector een belangrijke sector in de gemeente Hulst. Er zijn verschillende ontwikkelingen nodig om de agrarische sector toekomstbestendig te maken, zoals

schaalvergroting, intensivering, specialisatie en product- en teeltvernieuwing. Zo dient er te worden

opgeschaald en dienen externe milieubeperkingen te worden verminderd. Door de regeling over horeca,

aanpassing van de regeling van de Nieuwe Economische Dragers (NED) en de waterbassins draagt het bestemmingsplan aan het versterken van de agrarische sector.

Verbeteren van het waterhuishoudkundig systeem

Het waterhuishoudkundig systeem van de gemeente Hulst is gestoeld op twee gemalen, gemaal

Campen en gemaal Paal. De huidige waterafvoer van het oppervlaktewatersysteem heeft een beperkte buffercapaciteit. Daarnaast vraagt de klimaatverandering ook om extra afvoer- en bergingscapaciteit. Het is daarom wenselijk extra bufferruimte te creëren voor retentie en waar mogelijk de hydraulische afvoercapaciteit te vergroten. Wenselijk is om in de directe omgeving van de gemalen extra bufferruimte te creëren voor retentie. Door het opnemen van een regeling voor waterbassins draagt het bestemmingsplan aan deze doelstelling.

Conclusie

Met de voorgestane wijzigingen (zie paragraag 4.2) in deze herziening levert dit plan een bijdrage aan

het behalen van deze opgaven.

3.4.2 Toeristisch ontwikkelingsplan 2022-2026

Vrijetijdseconomie is al decennialang een belangrijke economische drager voor de gemeente Hulst. Een

goed toeristisch voorzieningenniveau draagt bij aan de leefbaarheid van de gemeente voor de eigen

bewoners. De gemeente Hulst streeft ernaar om de aantrekkingskracht van Hulst te behouden en te

vergroten. Hiervoor zijn nieuwe impulsen nodig. Daarom heeft de gemeente Hulst het Toeristisch

ontwikkelingsplan 2022-2026 opgesteld. Dit toeristisch ontwikkelplan is het resultaat van een proces

waarin de gemeente is gestart met de evaluatie van het toeristisch ontwikkelplan gemeente Hulst

2016-2020. Hierin is een terugblik gegeven van alle projecten welke aan de hand van het ontwikkelplan

zijn uitgevoerd. De bestuurlijke opdracht was om het lopende toeristisch ontwikkelplan als vertrekpunt te

nemen en deze te actualiseren.

Daartoe zijn vijf thematische rondetafelgesprekken met ondernemers en organisaties gevoerd over de

ontwikkelrichtingen. Dit is gedaan op de thema’s:

  • Natuur en landschap;
  • Verblijven;
  • Beleven;
  • Culinair;
  • Promotie en evenementen.

De voorkeuren en prioriteiten welke in de opvolgende opiniërende bijeenkomst zijn meegegeven zijn

verwerkt in het Toeristisch ontwikkelplan 2022-2026.

Speerpunten

Hulst, met haar bijzondere ligging aan de Schelde, heeft de mooiste vestingstad van Nederland en heeft

hierbij een duidelijk onderscheidend productaanbod binnen, op en buiten de vesting, waarbij de

koppeling tussen de vesting, de Schelde en het daar tussen liggende gebied van polders, linies en

kreken zowel in fysieke zin als in de beleving van ondernemers en recreanten is gerealiseerd.

De gemeente blijft dus inzetten op de speerpunten:

1. Versterk de vesting

2. Versterk de Scheldekust

3. Versterk de verbinding tussen vesting en Schelde.

Vanuit het uitvoeringsprogramma zetten we de komende jaren verder in op:

Versterk de vesting

  • De inrichting van het openbaar gebied binnen de vesting zoals benoemd in Visie Vestingstad;
  • Een verdere uitrol van de toeristische bewegwijzering en informatieborden op de vestingwallen en in de binnenstad;
  • Het vergroten van de belevingswaarde van de noordwestzijde van de vesting waar onlangs het museum is geopend en het filmtheater in aanbouw is. Dit deel van de vesting ontwikkeld zich zo tot het culturele hart van Hulst.

Versterk de Scheldekust

  • Samen met het grenspark toeristisch recreatief versterken van de Scheldedorpen Walsoorden, Zeedorp, Emmahaven, Paal en Baalhoek. Dit doen we door uitvoering te geven aan de hiervoor samen met bewoners opgestelde plannen. De met de bewoners uitgewerkte ontwerpen worden in 2023 uitgevoerd. De breed gedragen ontwerpen blijven ons uitgangspunt;
  • Realiseren we belevingspunten tussen de Scheldedorpen. De ontwikkelingen langs de Scheldekust pakken we op als onderdeel van de ontwikkeling van Grenspark Groot Saeftinghe.

Versterk de verbinding tussen vesting en Schelde.

  • Om de verbinding tussen de vesting en de Scheldekust te versterken brengen we de toeristische basisinfrastructuur verder op orde. De bebording welke we hebben ontwikkeld laat ook bijzondere elementen in onze dorpen en ons landschap op een herkenbare en aantrekkelijke manier zien. Dit doen we ook samen met het grenspark.
  • Om de verbinding te versterken maken we de oude linies weer beter zichtbaar in het landschap en maken we het verhaal van de linies bovendien beleefbaar. Ook versterken we de zichtbaarheid van oude en huidige grenzen.
3.4.3 Gebiedsagenda Grenspark Groot Saeftinghe

De ontwikkelingen binnen het toeristisch ontwikkelingsplan passen ook binnen de grensoverstijgende gebiedsagenda van het Grenspark Groot Saeftinghe. Het ontwikkelde ruimtelijk concept voor Groot Saeftinghe bestaat uit vier planlagen:

  • 1. Drie-eenheid: we willen de synergie tussen natuur, landbouw en haven versterken, door technologische en ruimtelijke innovaties te stimuleren, nieuwe belevingsmogelijkheden te creëren en gezamenlijke business cases op te zetten;
  • 2. Groenblauw netwerk: hierin stellen we voor de kreken en dijken uit te bouwen tot een robuuste ecologische structuur en een samenhangend wandelnetwerk, gecombineerd met maatregelen voor verduurzaming van het waterbeheer en agrarische structuurversterking;
  • 3. Onthaalstructuur: we zorgen voor een betere bereikbaarheid en ontsluiting van het Grenspark, door de aanleg van onthaalpoorten, aantrekkelijke fietsverbindingen en bijzondere attracties bij de zogemaamde 'Grensparkiconen', namelijk Emmadorp, Panoramatoren in de Hedwige, Prosperdorp en (Ouden) Doel. De onthaalstructuur vormt de basis voor een breder voorzieningen activiteitenprogramma op het gebied van natuurbeleving, kunst, natuur- en erfgoededucatie, verblijf en gastronomie.
  • 4. Parkhart Groot Saeftinghe: tussen Emmadorp en Ouden Doel komt het Parkhart, waar de bezoekers alle facetten van het Grenspark in kort bestek kunnen beleven en van waaruit de andere delen van het Grenspark te verkennen zijn, met Emmadorp als educatief natuurcentrum, de Prospersite als centrale onthaalpoort, de Panormaheuvel als ultieme natuurbelevingsplek in het getijdengebied en de Schelde-oever bij Ouden Doel als havenzicht en waterpoort.

Het bestemmingsplan Buitengebied maakt ontwikkelingen binnen de verduurzaming voor het waterbeheer, robuuste ecologische structuren en de mogelijkheden voor agrarische structuurversterking mogelijk. Op deze manier wordt de visie verwerkt in regelgeving.  

3.4.4 Nota (pseudo-)horeca in het buitengebied

Er is een sterke toename merkbaar van (pseudo-)horecavestigingen in het buitengebied, variërend van

theetuinen tot landbouwschuren die compleet zijn ingericht voor feesten en partijen. Om een wildgroei

van horecavarianten in het buitengebied te voorkomen, heeft de gemeente in 2013 een beleidskader

vastgesteld waarbij grenzen en voorwaarden worden gesteld aan horecamogelijkheden op het platteland.

Voor de gemeente Hulst worden in die zin mogelijkheden gezien voor ondersteunende horeca en

kleinschalige horeca. Voor agrarische bedrijven die willen omschakelen naar (grootschalige)

horecabedrijven kan, indien gewenst, de Nieuwe Economische Dragersregeling een uitkomst bieden.

Het beleidskader wordt overgenomen in onderhavige herziening. Deze volwaardige horeca is geen

onderdeel van dit beleidskader.

3.4.5 Nota Ruimtelijke Kwaliteit voor Hulst (welstandsnota)

De gemeente heeft in 2016 de 'Nota Ruimtelijke Kwaliteit' opgesteld welke als basis dient voor het

adviseren over schetsplannen en vergunningaanvragen. Deze nota is in 2022 herzien.

Hierbij is ervoor gekozen om geen grote beleidswijzigingen door te voeren. Dit conform de

inventarisatie in het kader van de ambitienota invoering Omgevingswet, waarbij het merendeel

de gemeenteraad het erover eens blijkt te zijn dat het “Welstandstoezicht” zoveel mogelijk

gehandhaafd moet blijven. Ook uit de informatiesessie welke op 8 september 2021 met de

gemeenteraad is gehouden, kwam niet naar voren dat er grote wijzigingen zouden moeten

plaatsvinden. Dit betekent dat wordt vastgehouden aan het motto: “sturen waar het moet en loslaten

waar het kan”, middels een gebiedsgericht kwaliteitsbeeld. Met de Nota Ruimtelijke Kwaliteit wordt

gestreefd om het maatschappelijk doel van de omgevingswet als het gaat om het bereiken en in stand

houden van een goede omgevingskwaliteit, te behalen.

Voor een groot aantal soorten bouwwerken is geen vergunning en/of welstandsadvies vereist. Om geen

onnodige regeldruk voor burgers en bedrijven te veroorzaken, maar om tegelijkertijd wel de kwaliteit van

de gebouwde omgeving te borgen is een onderscheid gemaakt in beoordelingsniveaus: bijzonder,

normaal, soepel en vrij. In het buitengebied geldt het niveau 'normaal' voor het gebied met

landschappelijke, cultuurhistorische of natuurwaarden en het niveau 'soepel' voor het resterende

gedeelte van het buitengebied. Zie hiervoor afbeelding 3.1.

De gebieden met beoordelingsniveau bijzonder of normaal zijn in het huidige bestemmingsplan bestemd

als 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden'of 'Natuur'. De gebieden met beoordelingsniveau soepel zijn voornamelijk bestemd als 'Agrarisch'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0677.bpbuitengeb3herzie-001O_0002.png"

Afbeelding 3.1: beoordelingsniveaus ruimtelijke kwaliteit gemeente Hulst

3.4.6 Beoordeling en conclusie

De planologische uitgangspunten van onderhavig bestemmingsplan passen in en dragen bij aan het

behalen van de doelstellingen van het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Inleiding

Dit hoofdstuk bevat een toelichting op de beleidsmatige wijzigingen die het bestemmingsplan doorvoert.

Daarbij geldt dat het bepaalde in dit hoofdstuk niet juridisch bindend is. Enkel aan de planregels kunnen

rechten worden ontleend.

4.2 Wijzigingen

Beleidsmatige wijzigingen

1. Minicampings

Bij ieder agrarisch bedrijf is nu rechtstreeks een minicamping toegestaan van 15 eenheden. Het is

mogelijk om af te wijken voor maximaal 25 plaatsen in het zomerseizoen. In deze herziening komt de

voorwaarde te vervallen dat alleen in het zomerseizoen meer plaatsen zijn toegestaan. Dat kan nu het

hele jaar. Daarbij geldt dat het aantal is verhoogd van 25 naar 35 plaatsen. Omdat voor een minicamping

ook een spuitvrije zone moet worden aangehouden wordt een voorwaarde opgenomen dat geen

standplaatsen zijn toegestaan binnen 50 meter van een fruitboomgaard.

2. Schuilgelegenheid hobbymatig

Per agrarisch bedrijf is nu maximaal 50 m2 bebouwing toegestaan buiten het bouwvlak voor

schuilgelegenheden en melkstallen. Er is behoefte aan een vergelijkbare regeling voor hobbymatig vee.

In deze herziening wordt een regeling opgenomen waarin afwijken onder voorwaarden mogelijk is voor

maximaal 50 m2 aan schuilgelegenheden aansluitend aan het woonperceel van aanvrager/initiatiefnemer.

3. Sleufsilo's en kuilvoerplaatsen

In artikel 3.2.2 en 5.2.2 zijn sleufsilo's en kuilvoerplaatsen toegestaan aansluitend aan het bouwvlak tot

een hoogte van 3 meter en een oppervlakte van 2 hectare. In de algemene bouwregels bij de agrarische

bestemmingen is opgenomen dat sleufsilo's uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden opgericht.

Bij het vergroten van een agrarisch bouwvlak dienen sleufsilo's binnen het bouwvlak te worden gebracht.

Zoals nu opgenomen is er een tegenstrijdigheid. De bepalingen dat sleufsilo's en kuilvoerplaatsen

binnen het bouwvlak moeten worden gerealiseerd of gebracht komt te vervallen.

4. Kleinschalige windturbines en zonnevelden

Buiten de aangewezen concentratiegebieden voor windenergie in de provincie Zeeland is het mogelijk

om kleine windturbines (tot 20 meter tiphoogte) te realiseren. Deze mogelijkheid is nog niet opgenomen

in het huidige bestemmingsplan. In de Beleidsregels zon- en windenergie (22 november 2018) is het gemeentelijk beleid uitgewerkt voor kleine windturbines, zonneparken van meer dan 200 m2 en zon op dak. In deze herziening wordt aangesloten op de beleidsregel en komt een regeling voor kleine windturbines en zonnevelden. Hierbij geldt dat zonneparken tot 200 m² zijn toegestaan volgens het bestemmingsplan, maar hiervoor wel een omgevingsvergunning nodig is.

5. Waterbassins

Grondwateronttrekking voor beregening vindt op grote schaal plaats binnen het gebied met voldoende

zoetwatervoorkomen, ongeveer de helft van het grondgebied binnen de gemeente. In de overige gebieden

kan het wenselijk en noodzakelijk zijn om zoetwaterbassins per bedrijf toe te passen. Zie Waterreservoirs op bedrijfsniveau. Uit een verkenning van de provincie Zeeland naar landschappelijke inpasbaarheid blijkt dat een bassin van 0.5 ha met een hoogte van 2 meter kan voorzien in het gemiddelde watertekort van 10 ha aan open teelten. Aansluitend aan het agrarisch bouwvlak is een dergelijk bassin goed in te passen. Bij de agrarische bestemmingen wordt een nieuw lid toegevoegd voor het onder voorwaarden afwijken van de bouwmogelijkheden voor een waterbassin aansluitend aan het bouwvlak met een oppervlakte die aantoonbaar aansluit bij de behoefte en een hoogte van 2 meter met een goede landschappelijke inpassing.

6. Intensieve veehouderij (IV)

Onder de bestemmingen 'Agrarisch' (artikel 3) en 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' (artikel 5) zijn intensieve veehouderijbedrijven als hoofdtak en als neventak voorzien

van een passende maatwerk-aanduiding. Deze bedrijven krijgen beperkte groeimogelijkheden. Een

neventak mag onder voorwaarden uitbreiden tot 2100 m2. Een hoofdtak groter dan 5000 m2 kan

maximaal 10% uitbreiden, kleiner maximaal 20%. Het bouwvlak mag niet worden uitgebreid. In

aanvulling hierop is het wenselijk om vergroting van het bouwvlak toe te staan wanneer dit noodzakelijk

is in het kader van verduurzaming van de bedrijfsvoering en in het kader van dierwelzijn.

7. Advies AAZ

Voor diverse afwijking- en wijzigingsbevoegdheden wordt advies voorgeschreven van de agrarische

adviescommissie. In veel gevallen betreft het gangbare maatregelen waarvan de initiatiefnemer zelf in

redelijkheid kan (laten) aantonen dat deze noodzakelijk is voor de continuïteit van de bedrijfsvoering en

kan deze ook zonder AAZ-advies ambtelijk worden getoetst. In VZG verband is de lijn dat AAZ-toetsing

alleen nodig is voor het vergroten van het bouwvlak van 1.5 ha tot 2 hectare, bij nieuwvestiging en bij een

wijziging van een IV-bedrijf of een IV-neventak en verhoging bebouwingspercentage. De overige verplichte

AAZ-adviezen komen te vervallen.

8. Wonen - voormalig agrarisch bedrijf (W-vab)

In de relevante artikelen binnen de verschillende agrarische bestemmingen is een wijzigingsbevoegdheid

opgenomen voor het omzetten van de agrarische bestemming naar de bestemming Wonen met de

aanduiding voormalig agrarisch bedrijf. In het artikel over 'Wonen' komt deze aanduiding verder niet voor

en worden er geen specifieke regels aan gekoppeld. Alleen in het kader van de NED-regeling zijn

specifieke vervolgfuncties toegestaan bij deze aanduiding.

In het huidige bestemmingsplan zijn de woningen die eerder zijn omgezet niet afzonderlijk bestemd als

W-vab. Dat heeft tot gevolg dat deze categorie formeel niet in aanmerking komt voor een

NED-vervolgfunctie. Om hierin te voorzien, is een bepaling opgenomen dat woningen die in een

voorafgaand bestemmingsplan op een agrarisch bouwvlak stonden alsnog kunnen worden aangemerkt

als W-vab. In eerdere wijzigingsplannen is medewerking verleend voor het vergroten van een W-vab tot

1000 m3 onder voorwaarden (waaronder landschappelijke inpassing). Deze regeling wordt nu

opgenomen als binnenplanse wijzigingsbevoegdheid (artikel 3.6.7).

9. Camperplaatsen

Uit toeristisch oogpunt is het toevoegen van camperplaatsen een gewenste ontwikkeling. Camperaars zijn een groeiende groep toeristen die de regio komen bezoeken. Het faciliteren van standplaatsen voor tijdelijk verblijf is daardoor benodigd. Momenteel zijn er zes openbare locaties voor campers in de gemeente Hulst. Dit gaat in totaal om 24 standplaatsen, allen gesitueerd in kernen van de gemeente. Er is momenteel geen officiële camperplaats in het buitengebied (met uitzondering van camping de Vogel en camping Perkpolder).

In het bestemmingsplan Buitengebied Hulst zijn binnen de bestemming Agrarisch rechtstreeks 15 kampeerplaatsen mogelijk. Met omgevingsvergunning is zelfs een uitbreiding tot 25 plaatsen mogelijk. Binnen een woonbestemming was het momenteel niet mogelijk om kampeerplaatsen te realiseren.

Als ook binnen woonbestemmingen deze aantallen worden toegestaan, is er een kans dat er een overaanbod ontstaat. Het is daarom goed om voor toekomstige aanvragen een toetsingskader op te stellen. Dit toetsingskader moet sturen op kwaliteit en het voorkomen van overaanbod van camperplaatsen in het buitengebied.

Er wordt een toetsingskader opgenomen in de regels behorende bij dit bestemmingsplan

Binnen het huidig beleid zijn op 5 locaties binnen de gemeente openbare parkeerplaatsen beschikbaar

gemaakt voor campers. Hierop is de APV van toepassing.

Van deze locaties liggen alleen de camperplaatsen bij het bezoekerscentrum Saeftinge in dit

bestemmingsplan. De overige liggen voornamelijk binnen het bestemmingsplan Kernen H1. De

bestemming van het bezoekerscentrum (specifieke aanduiding in artikel 15 Recreatie – Dagrecreatie)

wordt aangevuld met een specifieke functieaanduiding camperplaats, op dezelfde wijze als in Kernen

H1.

Naast camperplaatsen op de openbare weg bestaat de mogelijkheid voor mini-campings om plaatsen

aan te bieden voor campers. In de begripsbepalingen wordt onder kamperplaats (1.60, met een k)

verstaan een camperplaats op de openbare weg en onder kampeermiddel (1.59) onder meer een

kampeerauto. Een camper is een kampeerauto en kan daarom rechtstreeks worden toegelaten op

standplaatsen voor kampeermiddelen (waaronder minicampings – kleinschalig kamperen). Om

verwarring te voorkomen wordt kamperplaats vervangen door camperplaats en kampeerauto door

camper.

10. Kleinschalige (pseudo)horeca

De beleidsregel Nota (pseudo-)horeca in het buitengebied (vastgesteld door het college op 5 mrt 2013,

bekendgemaakt op 20 mrt 2013) geeft het afwegingskader voor medewerking aan diverse vormen van

horeca en evenementen in het buitengebied. Voor ondersteunende horeca, kleinschalige horeca en

evenementen wordt nu een passende binnenplanse regeling opgenomen die aansluit bij de beleidsregel

zodat niet steeds buitenplans hoeft te worden afgeweken.

11. Landschappelijke inpassing en voorwaardelijke verplichting

In een aantal gevallen is afwijken van de bouw en gebruiksregels mogelijk wanneer voorzien wordt in een

goede landschappelijk inpassing en de aanleg en instandhouding hiervan privaatrechtelijk is

overeengekomen. Deze mogelijkheid is in verschillende planregels opgenomen.

Inmiddels volgt uit jurisprudentie dat vanwege rechtsbescherming de privaatrechtelijke overeenkomst

planologisch geborgd dient te worden bijvoorbeeld door het opnemen van een voorwaardelijke

gebruiksbepaling gekoppeld aan de uitvoering en instandhouding van de landschappelijke inpassing.

Deze bepaling vervangt dan de privaatrechtelijke overeenkomst.

De huidige bepaling luidt:

er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het

beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de

omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;

Deze wordt vervangen door:

een landschapsplan waarin een goede landschappelijke inpassing is vastgelegd maakt deel uit van de

aanvraag. Het landschapsplan en de onderdelen waarop een voorwaardelijke instandhoudingsverplichting rust, worden opgenomen in de bijlage bij de regels. Het gebruik van de gronden is alleen dan toegestaan indien een goede landschappelijke inpassing is gerealiseerd en duurzaam in stand wordt gehouden.

Voorwaardelijke verplichtingen:

  • I. Op basis van realiseren bebouwing:

Ter plaatse van de aanduiding 'voorwaardelijke verplichting – landschappelijke inpassing' is het oprichten van een hoofdgebouw, bijgebouwen en bijbehorende bouwwerken uitsluitend toegestaan onder voorwaarde dat het plangebied landschappelijk wordt ingepast conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in de bijlage bij de regels. De landschappelijke inpassing dient na realisatie in stand te worden gehouden en beheerd.

  • II. Op basis van realiseren bebouwing – eerst inpassen dan bouwen

Ter plaatse van de aanduiding 'voorwaardelijke verplichting – landschappelijke inpassing' is het oprichten van een hoofdgebouw, bijgebouwen en bijbehorende bouwwerken uitsluitend toegestaan nadat dat het plangebied landschappelijk is ingepast conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in de bijlage bij de regels. De landschappelijke inpassing dient na realisatie in stand te worden gehouden en beheerd.

  • III. Op basis van gebruik:

Ter plaatse van de aanduiding 'voorwaardelijke verplichting – landschappelijke inpassing' is het gebruik van gronden, hoofdgebouwen en bijgebouwen uitsluitend toegestaan onder voorwaarde dat het plangebied landschappelijke wordt ingepast conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in de bijlage bij de regels. De landschappelijke inpassing dient na realisatie in stand te worden gehouden en beheerd.

  • IV. Op basis van gebruik en realiseren bebouwing:

Ter plaatse van de aanduiding 'voorwaardelijke verplichting – landschappelijke inpassing' is het gebruik van gronden en het oprichten van hoofdgebouwen en bijgebouwen uitsluitend toegestaan onder voorwaarde dat het plangebied landschappelijke wordt ingepast conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in de bijlage bij de regels. De landschappelijke inpassing dient na realisatie in stand te worden gehouden en beheerd.

12. Natuur

In de Provinciale Omgevingsverordening Provincie Zeeland zijn de afgelopen jaren diverse wijzigingen

doorgevoerd. Daarbij gaat het onder andere om wijzigingen op de kaarten Bestaande Natuur, Agrarisch

gebied van ecologische betekenis, en 11. Nieuwe natuur op onderdelen gewijzigd. Zie Provinciale Omgevingsverordening Provincie Zeeland 2018, 9e wijziging. Artikel 2.26 van de verordening bepaalt dat GS de begrenzingen kan wijzigen. Artikel 2.23 bepaalt dat in een bestemmingsplan de in bijlage 9 aangegeven gebieden met de aanduiding Bestaande natuur, primair worden bestemd als Natuur, Bos, Beschermde of Waardevolle dijk. Artikel 2.24 bepaalt dat de in bijlage 10 aangegeven gebieden met de aanduiding Agrarisch gebied van ecologische betekenis, naast de agrarische bestemming, tevens de ecologische waarde in de bestemmingsomschrijving tot uitdrukking wordt gebracht. De gebieden in bijlage 9 en 10 vormen tezamen het Natuurnetwerk Zeeland. Artikel 2.25 bepaalt dat voor de gebieden in bijlage 11 met de aanduiding Nieuwe natuur het bestaand gebruik en de bestaande bebouwing positief kan worden bestemd, maar dat geen nieuwe vormen van grondgebruik en geen nieuwe bebouwing wordt toegelaten behalve voor nieuwe natuur.

Aanpassing in verband met aansluiten systematiek op bestemmingsplan Kernen Hulst 1H

13. Boomgaarden

Uit vaste jurisprudentie volgt dat spuitvrije zones moeten worden aangehouden tussen agrarische

percelen waar gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast en gevoelige functies, zoals wonen en

recreatie. Concreet betekent dit dat bij de specifieke gebruiksregels voor en het afwijken daarvan wordt

bepaald dat geen nieuwe fruitboomgaarden mogen worden gerealiseerd binnen 50 meter van een

bouwvlak voor wonen of verblijven (zoals recreatie) zodat geen nieuwe ongewenste situaties kunnen

ontstaan.

14. Paardenbak

Bij veel bestemmingen is een paardenbak toegestaan. De regeling wordt aangepast zodat deze

overeenkomt met de regeling in Kernen H1. In dat bestemmingsplan zijn alleen nieuwe paardenbakken

toegestaan voor zover deze voldoen aan de voorwaarden artikel 62.5.

Concreet betekent dit per bouwvlak wonen of agrarisch 1 paardenbak is toegestaan van maximaal 800

m2, zonder lichtmasten, een omheining van maximaal 2 meter hoogte en met een afstand van tenminste 60 meter tot het naastgelegen bouwvlak waarop een woning gebouwd kan worden of 60 meter

tot de bestaande naastgelegen woning als geen afzonderlijk bouwvlak aanwezig is.

15. Bijgebouwenregeling

De beleidsregels 'nieuwe woningbouwverzoeken' van 12 juni 2018 (zie Beleidsregels ‘nieuwe woningbouwverzoeken’) en de beleidsregels 'verruiming bijgebouwenregeling bij woningen in het buitengebied' van 23 augustus 2011 worden voor zover mogelijk overgenomen in dit

bestemmingsplan. Tevens wordt aansluiting gezocht bij de bijgebouwenregeling in het bestemmingsplan

Kernen H1.

Op dit moment is de regeling voor Wonen (artikel 23.2.2) dat 60 m2 aan bijgebouwen is toegestaan. In

bestemmingsplan Kernen H1 is de regeling dat voor grotere percelen ruimere bouwmogelijkheden

bestaan: van 1.000 m2 tot 2.500 m2 90 m2 aan bijgebouwen en grotere percelen 120 m2. De verruiming

bijgebouwenregeling uit 2011 gaat nog verder en maakt 250 m2 aan bijgebouwen mogelijk voor percelen

tot 6.000 m2, 325 m2 tot percelen van 1 ha en daarboven 400 m2 aan bijgebouwen. De verruiming

bijgebouwenregeling is gekoppeld aan een vereveningsbijdrage en een goede landschappelijke inpassing

met een instandhoudingsverplichting. De relevant artikelen worden op bovenstaande wijze aangepast.

16. Begripsbepalingen

Waar een begripsbepaling in het bestemmingsplan afwijkt van die in het bestemmingsplan Kernen H1

wordt deze laatste overgenomen. Een volledig was-wordt overzicht is opgenomen als bijlage bij deze

staat van wijzigingen.

17. Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

In het huidige bestemmingsplan Buitengebied is een regeling opgenomen voor kleinschalige

bedrijfsmatige activiteiten. Het begrip 'aan huis gebonden beroep' komt alleen voor in de

begripsbepalingen en de lijst NED. De regeling aan huis gebonden beroepen (zoals in artikel 3.3.2

Kernen H1) en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten (zoals in artikel 3.3.3 Kernen H1) wordt

overgenomen onder de Specifieke gebruiksregels in de verschillende bestemmingen. Ook de

bijbehorende begripsbepalingen en daaraan verbonden bijlagen worden overgenomen uit het

bestemmingsplan Kernen H1.

18. Ondergronds bouwen

De algemene bouwregels in Kernen H1 kent een regel voor ondergronds bouwen (artikel 59.5). Deze

wordt overgenomen luidt als volgt:

Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m²;
  • de diepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt niet meer dan 4 m.

19. Uniform verwijzen

In het huidige bestemmingsplan Buitengebied wordt bij een aantal artikelen verwezen naar een

wettelijke regeling zoals nader omschreven in de begripsbepaling in 1.118. Tevens is er een

wijzigingsbevoegdheid in artikel 35.1 onder c. om deze verwijzing aan te passen.

De systematiek wordt aangepast en in overeenstemming gebracht met Kernen H1 artikel 64.1. Deze

wordt toegevoegd en luidt:

Werking wettelijke regeling

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment

van vaststelling van het plan.

20. Parkeernormen

De parkeerregeling in Kernen H1 artikel 64.2 wordt integraal overgenomen en opgenomen onder Overige

regels en luidt als volgt:

Parkeerregeling

Het bevoegd gezag toetst bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en het

verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels of wordt voorzien in

voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen. Hiervoor gelden de volgende regels:

  • a. in het geval van de oprichting of uitbreiding van een gebouw dient voor het parkeren van auto's te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • b. in het geval van functiewijziging van een gebouw en/of van gronden dient voor het parkeren van auto's te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • c. indien het gebruik van een gebouw en/of gronden daar aanleiding toe geeft, dient te worden voorzien in voldoende ruimte voor laden en lossen;
  • d. voor het bepalen van de benodigde parkeergelegenheid en/of de ruimte voor laden en lossen dient te worden voldaan aan het parkeerbeleid van de gemeente Hulst, zoals geldend ten tijde van de aanvraag voor een omgevingsvergunning;
  • e. de parkeervoorzieningen als bedoeld onder a en b en de ruimte voor laad- en losvoorzieningen als bedoeld onder c dienen in stand te worden gehouden.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Inleiding

Een plantoelichting bevat een verantwoording van de effecten die ontwikkelingen hebben op de

verschillende omgevingsaspecten. Zoals in hoofdstuk 1 aangegeven, is de aanleiding van dit

bestemmingsplan het verwerken van correcties, het overnemen van reeds doorlopen planologische

procedures, het aansluiten bij de planregels van het bestemmingsplan Hulst Kernen en het vertalen van

gemeentelijk en provinciaal beleid. Ten aanzien van dit laatste punt gaat het voornamelijk om wijzigingen

binnen natuur(gerelateerde) bestemmingen. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe

bouwmogelijkheden mogelijk, anders dan waarvoor reeds een planologische procedure is doorlopen. Er

zijn derhalve geen effecten op het milieu te verwachten.

5.2 Beoordeling

Onderhavig bestemmingsplan maakt geen activiteiten zoals opgenomen in Kolom 1 van onderdeel C en

D van Bijlage II van het Besluit Milieueffectrapportage. Dit betekent dat onderhavige herziening op grond

van de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) niet m.e.r.-

(beoordelings)plichtig is. Desondanks is een quickscan uitgevoerd, waarin alle relevante milieuthema's

zijn afgewogen. Deze quickscan beschouwen we tevens als de beschrijving van de omgevingsaspecten.

In deze quickscan, die als bijlage 1 is opgenomen, komen de volgende thema's aan de orde:

  • Archeologie
  • Bodem
  • Luchtkwaliteit
  • Water
  • Ecologie
  • Mobiliteit
  • Externe veiligheid
  • Geluid
  • Landschap en cultuurhistorie

Samengevat is de conclusie dat gezien de kenmerken, locatie en potentiële effecten van de herziening

geen negatieve effecten op de beoordeelde milieuaspecten zijn te verwachten. Een m.e.r-(beoordelingsnotitie) heeft gezien de beperkte omvang van de herziening geen toegevoegde waarde voor de besluitvorming.

5.2.1 Externe veiligheid

Bij ruimtelijke plannen moet worden ingegaan op de risico's op zware ongevallen voor personen in de omgeving van:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water en door buisleidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven.

Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. In de relevante regelgeving is de kans op overlijden van 10-6 per jaar vastgelegd als grenswaarde voor kwetsbare objecten en als richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten.

Het groepsrisico is een maat voor de kans dat een bepaald aantal mensen (binnen het invloedsgebied) overlijdt als direct gevolg van een ongeval, waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Dit kan worden weergegeven in een grafiek met op de horizontale as het aantal dodelijke slachtoffers en op de verticale as de kans per jaar op tenminste dat aantal slachtoffers. Een oriënterende waarde geldt daarbij als ijkpunt.

Bij het vaststellen van een bestemmingsplan voor een gebied, dat ligt binnen het invloedsgebied van een belangrijke risicobron, moet het groepsrisico worden verantwoord. In de regelgeving is aangegeven welke onderdelen daarbij aan bod moeten komen. In ieder geval moet ingegaan worden op de mogelijkheden voor de hulpverlening door de brandweer bij een ongeval met gevaarlijke stoffen en de zelfredzaamheid van personen binnen het invloedsgebied. De Veiligheidsregio moet in de gelegenheid worden gesteld om over deze mogelijkheden te adviseren.

In 2013 is ten behoeve van het vaststellen van het bestemmingsplan buitengebied een uitgebreide afweging gemaakt van de veiligheidsrisico's in het buitengebied. Voor de herziening van dit bestemmingsplan buitengebied Hulst is deze afweging heroverwogen en daar waar nodig aangepast aan de huidige realiteit. Op het gebied van bedrijven hebben zich sinds 2013 een aantal kleine wijzigingen voorgedaan welke. Er zijn geen nieuwe risicovolle bedrijven bijgekomen, maar wel zijn enkele bedrijven gestopt of hebben hun risicovolle activiteiten gestaakt. Op het gebied van transport is de Wet- en regelgeving vervoer gevaarlijke stoffen gewijzigd (Basisnet), maar ruimtelijk heeft dit geen relevantie gehad t.o.v. de oude situatie. Wel heeft de gemeenteraad van Hulst op 13 april 2017 gemeentelijke routering vastgesteld voor vervoer van routeplichtige gevaarlijke stoffen. Voor een tweetal bedrijven uit de gemeente Hulst zijn hiermee routes aangewezen. De gemeentelijke routering sluit aan op het landelijke Basisnet, op de rotonde N61/N290 bij Terhole. Dit besluit houdt mede in dat zonder ontheffing geen andere gemeentelijke wegen mogen worden gebruikt voor het vervoer van routeplichtige gevaarlijke stoffen. Ten aanzien van buisleidingen hebben zich ruimtelijk geen wijzigingen voorgedaan. Uit de QRA hogedruk aardgasleidingen d.d. 30 december 2012 zijn een aantal knelpunten naar voren gekomen, welke inmiddels ook door de leidingbeheerder zijn opgelost. De rekenmethodiek uit deze QRA is ten tijde van onderhavige herziening nog onveranderd, waardoor dit document in de huidige herziening wordt overgenomen. Met de opkomst van Waterstof is met de huidige herziening van het bestemmingsplan buitengebied de mogelijkheid toegevoegd om onder voorwaarde andere gevaarlijke stoffen door bestaande leidingen te transporteren (wijzigingsbevoegdheid).

Afweging risico's:
De afweging van de veiligheidsrisico's is als bijlage 2 bij de toelichting van onderhavig bestemmingsplan gevoegd. De huidige herziening van het bestemmingsplan “Buitengebied Hulst” is consoliderend, waardoor er ten aanzien van het groepsrisico geen sprake is van toename van risicio's. Uit de afweging blijkt dat in geen enkel geval overschrijding van de oriënterende waarde van het groepsrisico aan de orde is. Op grond van het Bevi en het Bevb is de Veiligheidsregio Zeeland in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen in verband met het groepsrisico over de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp en over de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied risicobronnen. De Veiligheidsregio Zeeland heeft hierin geen aanleiding gezien om advies uit te brengen. Met betrekking tot de verantwoording groepsrisico kan, bovenstaande in aanmerking genomen, worden gesteld dat aan alle aspecten van de verantwoording in voldoende mate is voldaan en dat maatregelen tot reductie van het groepsrisico niet nodig zijn.

De verbeelding:
Op de verbeelding zijn leidingen, inclusief belemmeringenstrook, opgenomen die gebruikt worden voor het transport van gas en ethyleen. Het is wettelijk verplicht een leiding inclusief bijbehorende belemmeringenstrook van 2 x 5 meter in een bestemmingsplan vast te leggen. Er is in onderhavig bestemmingsplan opnieuw gekozen voor de reeds wettelijk beschermde veiligheidsbeschermingszones (plaatsgebonden risicocontouren) niet op de verbeelding vast te leggen. Vastlegging van deze zones op de verbeelding zou leiden tot onnodige inflexibiliteit. Als gevolg van veranderende inzichten en rekenmethodiek kunnen veiligheidsafstanden snel wijzigen. Het bestemmingsplan is onvoldoende flexibel om de veiligheidsafstanden 'up to date' te houden. Het niet opnemen van de veiligheidszones in onderhavig bestemmingsplan doet overigens niets af aan de geldende bescherming op grond van de wettelijke regelingen. Signaleringskaart externe veiligheid. Door of namens de gemeente is een aparte digitale kaart opgesteld, waarin de veiligheidszones zijn opgenomen voor de actuele wettelijke externe veiligheidscontouren (transport weg, water en buisleiding en inrichtingen). Dit is een flexibel en actuele digitale kaart, die door een ieder kan worden geraadpleegd.

Hoogspanningsleidingen:
De in het plangebied voorkomende 50 kV-spanningsverbindingen (zowel boven- als ondergronds) zijn niet op de verbeelding opgenomen, nu er geen wettelijke verplichting is om deze leidingen als zodanig te bestemming (zijn niet planologisch relevant). Vanuit het Rivm wordt wel een indicatieve zone (magneetveldzone) van 40 meter aan weerszijde van hoogspanningsleidingen geadviseerd. Nu deze zone uitsluitend voor nieuwe situaties geldt is ook opname van deze zone in onderhavig conserverend bestemmingsplan niet noodzakelijk. Ten aanzien van het voorzorgbeginsel is van belang dat er zich binnen het bovengrondse deel van de leiding op een afstand van minder dan 40 meter zich geen gevoelige bestemmingen bevinden, waardoor er geen mogelijk potentieel gevaar voor milieu of gezondheid is te vrezen.

Nieuwe ontwikkelingen:
Dit bestemmingsplan betreft een consoliderend bestemmingsplan. Nieuwe ontwikkelingen worden niet rechtstreeks mogelijk gemaakt. Als nieuwe ontwikkelingen zich voordoen dan dient te worden bekeken of deze zich binnen het invloedsgebied van risicovolle activiteiten of inrichtingen bevinden. Mocht dit het geval zijn, dan is een onderzoek externe veiligheid noodzakelijk. Per 1 januari 2024 zal de Omgevingswet in werking treden, waarmee externe veiligheid ook onderdeel zal worden van het nieuwe Omgevingsplan. Voor EV zijn dan het Besluit Kwaliteit Leefomgeving (Bkl) en het Besluit Activiteiten Leefomgeving (Bal) van belang. Voor EV heeft dat tot gevolg dat er geen groepsberekeningen meer hoeven te worden gemaakt. Daarvoor in de plaats komen aandachtsgebieden en voorschriftengebieden. Deze gebieden zijn nog niet allemaal beschikbaar op Atlas Leefomgeving en/of EV signaleringskaart en zijn bij deze herziening derhalve niet meegenomen.

5.3 Conclusie

In navolging op de conclusie van de quickscan geldt dat het voorliggende bestemmingsplan geen

negatieve effecten heeft op de beoordeelde omgevingsaspecten. Dat betekent dat het bestemmingsplan

op dat punt uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Standaard en plansystematiek

Dit bestemmingsplan is opgezet conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke

ordening (Bro). Voortvloeiende uit de Wro is het plan mede gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare

Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Op de verbeelding zijn bestemmingen toegekend aan de

diverse aanwezige functies. Bij het opstellen van de verbeelding is gebruik gemaakt van de

Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN).

6.2 Toelichting op de regels

Als uitgangspunt geldt dat de planregels uit het bestemmingsplan Buitengebied Hulst zijn overgenomen.

Zoals in paragraaf 2.3 is aangegeven, zijn de wijzigingen c.q. toevoegingen geel gemarkeerd

weergegeven en regels die worden geschrapt door middel van een doorhaling. Van belang is dat de niet

gemarkeerde/doorgehaalde regels niet opnieuw ter discussie staan omdat deze enkel een informatieve

rol in deze herziening vervullen.

6.3 Normaal agrarisch gebruik

Ten aanzien van normaal agrarisch gebruik: Voor het hele grondgebied van Hulst geldt een algemene

vrijstellingsdiepte van 0,40 meter beneden het huidige maaiveld. Deze diepte is ruim voldoende om met

de gangbare technieken de nodige grondbewerkingen uit te voeren, waaronder ook kerende

grondbewerking (ploegen). Daarnaast is het ook geen bezwaar om de aanleg van ontwateringsdrainage

d.m.v. sleufloze drainagetechniek (b.v. met een V-ploeg) vrij toe te staan op landbouwpercelen. Het te

verwachten verstorende effect van deze drainagetechniek op eventueel aanwezige archeologische

waarde in de ondergrond wordt als zeer gering ingeschat.

De aanleg van drainage door middel van kettingtechnieken kan niet worden vrijgesteld. De toepassingen

van deze techniek zijn in de praktijk divers en de verstoring dient per geval te worden bekeken. Voor

aanleg van drainage met kettingtechniek op landbouwpercelen is een vergunningsaanvraag noodzakelijk,

tenzij de werkzaamheden niet dieper reiken dan de vrijgestelde diepte of de verstoring blijft onder het

maximaal te verstoren oppervlak onder deze diepte.

In de praktijk zal voor de meeste gevallen zonder vergunning mogelijk zal blijven om diepdrainage t.b.v.

beregening aan te kunnen leggen, omdat dit slechts een enkele drain betreft op een landbouwperceel en

hiermee de eventuele verstoring binnen het vrijstellingsoppervlak in het buitengebied blijft (verstorend

oppervlak onder 0,40 m-mv kleiner dat 500 m2 of 1000 m2). Ook het tijdelijk ophogen met of tijdelijk

opslaan van (aardappel)sorteergrond -met de bedoeling deze te verspreiden op het betreffend perceel wordt tot normaal agrarisch gebruik gerekend.

Grondbewerkingen als diepploegen en diepwoelen worden in beginsel als te verstorend gezien voor

eventueel aanwezige archeologische waarden in de ondergrond.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening dient de toelichting van een bestemmingsplan

inzicht te geven over de uitvoerbaarheid van het plan. Volgens de Wro moet de gemeenteraad een

exploitatieplan vaststellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen

bouwplan is voorgenomen, tenzij het kostenverhaal op een andere wijze is gegarandeerd. Van een

dergelijk bouwplan is in dit geval geen sprake (artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening). Dit betekent

dat geen exploitatieplan hoeft te worden vastgesteld. Verder zijn met dit bestemmingsplan geen kosten

gemoeid, anders de gemeentelijke procedurekosten en de kosten voor het opstellen van het

bestemmingsplan.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Wettelijk vooroverleg

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is een concept van

het ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de overlegpartners. Binnengekomen reactie zijn opgenomen in de Nota inspraak en vooroverleg en voorzien van een reactie. Indien daartoe aanleiding bestond is het plan aangepast. De vooroverlegreacties zijn opgenomen in Bijlage 3.

Inspraak

Naast het vooroverleg heeft de gemeente ervoor gekozen, vanwege de grootte van het plan en de hoeveelheid wijzigingen, het plan eerst als concept ontwerpbestemmingsplan ter inzage te leggen. De hierop gemaakte opmerkingen zijn door de gemeente verwerkt, waarmee het een besluit heeft genomen over het in procedure brengen van het ontwerpbestemmingsplan.

Ter inzage ontwerpbestemmingsplan

Dit ontwerpbestemmingsplan wordt zes weken ter inzage gelegd. In deze periode heeft een

ieder de mogelijkheid zienswijze in te dienen bij het college van burgemeester en wethouders. De

ingekomen zienswijzen worden vervolgens betrokken bij hun besluit omtrent de vaststelling van het

bestemmingsplan. De gemeenteraad is het bevoegd gezag om het bestemmingsplan vast te stellen.