Plan: | Buitengebied Hulst, 3e herziening |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0677.bpbuitengeb3herzie-001V |
In mei 2013 is het bestemmingsplan Buitengebied Hulst vastgesteld. In de jaren daarna zijn diverse planologische procedures doorlopen (zoals partiele herzieningen, wijzigingsplannen en paraplubestemmingsplannen) die aanleiding geven tot een herziening van het voornoemde bestemmingsplan. Daarnaast zijn er nog een aantal noodzakelijke wijzigingen die moeten worden doorgevoerd en wenst de gemeente bepaalde onderdelen te herzien. Verder geldt dat de provincie Zeeland een nieuwe Omgevingsvisie en nieuwe Omgevingsverordening heeft vastgesteld en gemeentelijk beleidsstukken nog niet zijn verwerkt in het huidige bestemmingsplan. Het opstellen van een herziening van het bestemmingsplan voor het buitengebied is derhalve wenselijk.
De gronden waarop deze derde herziening betrekking heeft, liggen binnen het plangebied van het bestemmingsplan buitengebied van de gemeente Hulst. De wijzigingen van de planregels hebben betrekking op het gehele plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied. De plangrens betreft derhalve de plangrens van het bestemmingsplan Buitengebied (zoals vastgesteld op 16 mei 2013) die op onderdelen is aangepast. De kernen - met uitzondering van Emmadorp, Absdale en andere gehuchten en buurtschappen - maken geen deel uit van het plan.
Figuur 1.1 Plangrens bestemmingsplan Buitengebied
In tabel 1 zijn de bestemmings- en wijzigingsplannen weergegeven die in de huidige situatie naast het bestemmingsplan Buitengebied Hulst uit 2013 van kracht zijn voor het plangebied. Deze worden geheel of gedeeltelijk vervangen door onderhavige herziening.
Naam | Plan | Datum vaststelling | |
1 | Landgoed aan de Heerstraat | Bestemmingsplan | 17-feb-11 |
2 | Molenstraat 7 Kuitaart | Bestemmingsplan | 9-jun-11 |
3 | Uitbreiding recreatiecentrum De Vogel | Bestemmingsplan | 16-mei-13 |
4 | Buitengebied Hulst | Bestemmingsplan | 16-mei-13 |
5 | Gronddepot Clingeweg Hulst | Omgevingsvergunning | 29-mei-13 |
6 | Vercauterenweg 3 Nieuw-Namen | Wijzigingsplan | 3-dec-13 |
7 | Hertogin Hedwigepolder | Inpassingsplan | 10-feb-2014 |
8 | Voormalige school Terhole | Bestemmingsplan | 12-jun-14 |
9 | 1e herziening bestemmingsplan Buitengebied Hulst - Vylainlaan 14 Heikant |
Bestemmingsplan | 25-sep-14 |
10 | Buitengebied 6e herziening (Roverbergsedijk 13, Lamswaarde) | Wijzigingsplan | 10-mrt-15 |
11 | Buitengebied Hulst, deelgebied Meerdijk 6 Kuitaart | Bestemmingsplan | 14-jul-15 |
12 | Herziening Grote Putting | Bestemmingsplan | 18-aug-15 |
13 | Duivenhoeksestraat 30 Kloosterzande | Wijzigingsplan | 22-sep-15 |
14 | Landgoed Warandestraat Sint Jansteen | Bestemmingsplan | 1-okt-15 |
15 | Sint Josephstraat 11 Hengstdijk | Bestemmingsplan | 17-dec-15 |
16 | Buitengebied 7e herziening - Noordstraat 24 Walsoorden | Bestemmingsplan | 19-jan-16 |
17 | N258-parallelweg Absdale - Hulst | Bestemmingsplan | 16-feb-16 |
18 | Buitengebied 8e herziening (Tolweg 109 Absdale) | Bestemmingsplan | 31-aug-16 |
19 | Bossestraat 145 Vogelwaarde | Wijzigingsplan | 23-sep-16 |
20 | Landgoed Ellestraat Heikant | Bestemmingsplan | 13-okt-16 |
21 | Buitengebied 9e herziening (Schapendijk 5 Kloosterzande) | Bestemmingsplan | 3-feb-17 |
22 | Buitengebied 10e herziening (Notendijk 40, Terhole) | Wijzigingsplan | 3-feb-17 |
23 | Zoutestraat 67-91 Hulst | Bestemmingsplan | 23-feb-17 |
24 | Parapluherziening Huisvesting Arbeidsmigranten | Bestemmingsplan | 23-feb-17 |
25 | Zeildijk 1 Terhole | Wijzigingsplan | 4-mei-17 |
26 | Cambrondijk 19 en Cambronsestraat 7 | Wijzigingsplan | 6-jun-17 |
27 | Bestemmingsplan Archeologische en Aardkundige waarden | Bestemmingsplan | 8-jun-17 |
28 | Absdaalseweg 70 Hulst | Bestemmingsplan | 13-jul-17 |
29 | Kwikstraat 4 Kloosterzande | Wijzigingsplan | 8-aug-17 |
30 | Groot Eiland Hulst | Bestemmingsplan | 28-sep-17 |
31 | Hooglandsedijk 9 Ossenisse | Wijzigingsplan | 11-nov-17 |
32 | Sasdijk 38 Vogelwaarde | Wijzigingsplan | 5-dec-17 |
33 | Molenweg 3, Walsoorden | Bestemmingsplan | 20-feb-18 |
34 | Dwarsstraat 9 Graauw | Bestemmingsplan | 8-mrt-18 |
35 | 11e herziening bestemmingsplan Buitengebied (Drogendijk 1a Walsoorden) | Bestemmingsplan | 8-mrt-18 |
36 | Havendijk 3 Terhole | Wijzigingsplan | 29-mrt-18 |
37 | Vormverandering bouwvlak Grindweg naar Hortenisse 3 | Wijzigingsplan | 17-apr-18 |
38 | Meloweg 4 Graauw | Wijzigingsplan | 4-jun-18 |
Kijkuitstraat 11-13 Clinge | Bestemmingsplan | 18-jun-18 | |
39 | Havik 6 Hulst | Wijzigingsplan | 28-jun-18 |
40 | Zoutestraat 103 en 105 Hulst | Bestemmingsplan | 4-jul-18 |
41 | Kwikstraat 2 Kloosterzande | Wijzigingsplan | 3-sep-18 |
42 | Oude Graauwsedijk 1 en 2a Graauw | Bestemmingsplan | 27-sep-18 |
43 | RVR Mulderstraat 2 Hulst, Zandbergestraat 25 Graauw en Langestraat 2 Nieuw-Namen |
Bestemmingsplan | 18-apr-19 |
44 | Havendijk 7 Terhole | Wijzigingsplan | 3-mei-19 |
45 | Buitengebied Hulst-Partiële herziening Hulsterweg 79 Kuitaart | Bestemmingsplan | 27-jun-19 |
46 | RVR Zeildijk 81 Hulst en Zandbergsestraat 14 Graauw | Bestemmingsplan | 27-jun-19 |
47 | Havikdijk 6 (2) | Wijzigingsplan | 17-okt-19 |
48 | Oud Ferdinandusdijk 7 Hulst | Bestemmingsplan | 12-dec-19 |
49 | Parallelweg 2 Nieuw-Namen | Bestemmingsplan | 17-dec-19 |
50 | Meerdijk 4 Kuitaart | Wijzigingsplan | 20-feb-20 |
51 | Absdaalseweg 68 Hulst | Wijzigingsplan | 24-jun-20 |
52 | Hontenissestraat 16 Hulst | Bestemmingsplan | 9-jul-20 |
53 | Verplaatsen woning Drie Gezustersdijk 41 Vogelwaarde naar Meloweg ong. Graauw |
Bestemmingsplan | 1-okt-20 |
54 | Mispad 1a Kuitaart | Bestemmingsplan | 17-dec-20 |
55 | Heuvelstraat 2 Heikant | Bestemmingsplan | 17-dec-20 |
56 | Herinrichting Kruispolder | Bestemmingsplan | 12-jan-21 |
57 | Panoramaheuvel Hedwige-Prosperproject | Omgevingsvergunning | 12-mrt-2021 |
58 | Veldstation | Omgevingsvergunning | 12-mrt-2021 |
59 | Buitengebied, Heuvelstraat 1, Warandastraat 4 | Bestemmingsplan | 5-apr-21 |
60 | Schenkeldijk 9-11 Graauw, Kleine Bagijnestraat 2 Hulst | Bestemmingsplan | 10-jun-21 |
61 | Partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied (Zandstraat ong tussen 32a en 32b Hulst) | Bestemmingsplan | 15-jul-21 |
62 | Roskamstraat 42a Kapellebrug | Bestemmingsplan | 11-nov-21 |
63 | Koninginnestraat 11 Nieuw-Namen | Bestemmingsplan | 16-dec-21 |
64 | Partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied (Plattelandswoning Paalseweg 9 Graauw) |
Bestemmingsplan | 24-feb-22 |
65 | Absdaalseweg 70, Hulst | Bestemmingsplan | 9-jun-22 |
65 | Frederik Hendrikstraat ong., Lamswaarde | Bestemmingsplan | 1-nov-2022 |
66 | Buitengebied (Zandstraat 59, Zandstraat ong tussen 30 en 32 Hulst | Bestemmingsplan | 10-nov-22 |
67 | Clinge-West | Bestemmingsplan | 10-nov-22 |
68 | Buitengebied (plattelandswoning Grootmoedersdijk 5 Kuitaart) | Bestemmingsplan | 20-dec-22 |
69 | Plattendijk 4 Hulst | Wijzigingsplan | 1-jan-23 |
70 | Kalverdijk 17, Walsoorden | Wijzigingsplan | 30-jan-2023 |
71 | Buitengebied (Ruimte voor Ruimte, Vogeldijk 6, Hengstdijk) | Bestemmingsplan | 8-juni-2023 |
72 | Drie gezustersdijk 11b | Wijzigingsplan | 27-jun-2023 |
73 | Buitengebied (Ruimte voor Ruimte, Noordstraat 3, Walsoorden) | Bestemmingsplan | 4-juli-2023 |
74 | Buitengebied Hulst, Landgoed Looberghe Sint Jansteen | Bestemmingsplan | 13-juli-2023 |
Tabel 1.1 Overzicht geldende ruimtelijke plannen
In hoofdstuk 2 van de toelichting wordt de opzet en inhoud van onderhavige herziening van het bestemmingsplan beschreven. Vervolgens komt in hoofdstuk 3 het relevante Rijksbeleid, provinciaal en gemeentelijk beleid aan de orde. Hoofdstuk 4 bevat een inhoudelijke beschrijving van het plan. Hoofdstuk 5 gaat over de omgevingsaspecten die voor dit plangebied relevant zijn. Hoofdstuk 6 beschrijft de juridische opzet waarbij de planregels en verbeelding worden besproken. Tot slot volgt in hoofdstuk 7 een beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan en de resultaten van het wettelijk overleg en de ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.
Onderhavig bestemmingsplan heeft betrekking op de volgende punten:
Deze onderwerpen lichten we hierna toe. Het hoofddoel is het actualiseren van het bestemmingsplan zodat de systematiek en opbouw zoveel mogelijk aansluiten bij onze andere bestemmingsplannen en dat er zo min mogelijk losse partiële herzieningen zijn in aanloop naar een Omgevingsplan voor de gemeente Hulst.
Het in 2013 vastgestelde bestemmingsplan dient op onderdelen te worden gewijzigd en aangevuld. Daarbij gaat het onder andere om het verwerken van diverse planologische procedures die in de loop der jaren daarna hebben geleid tot wijziging van de verbeelding. Dit leidt er toe dat de verbeelding op ruim 200 locaties wordt aangepast. Uitgangspunt hierbij is dat op de verbeelding de wijzigingen in verwerkt zijn.
De wijzigingen van de verbeelding zijn onder te verdelen in de volgende categorieën:
De wijzigingen van de planregels worden verwerkt in de planregels van het bestemmingsplan
Buitengebied Hulst (het zogenoemde moederplan, inclusief herzieningen). Hierbij gaat het om:
In de planregels worden de toevoegingen/wijzigingen geel gemarkeerd, tekstuele wijzigingen grijs en regels die worden geschrapt door middel van een doorhaling. Hierbij is uiterste zorgvuldigheid betracht. Niet is uit te sluiten dat een planregel abusievelijk niet geel of grijs is gemarkeerd maar wel is gewijzigd. Om zeker te zijn dat een planregel is aangepast, dient deze herziening te worden vergeleken met het voorheen geldende bestemmingsplan.
Van belang is dat de niet gemarkeerde/doorgehaalde regels en die ook niet zijn gewijzigd niet opnieuw ter discussie gesteld kunnen worden omdat deze enkel een informatieve rol in deze herziening vervullen.
Naast voornoemde wijzigingen zijn er op perceelsniveau ook een aantal wijzigingen. Dit zijn plannen waarvoor andere een aparte planprocedure had worden gevoerd, maar nu kunnen meeliften op onderhavig bestemmingsplan.
Dit hoofdstuk gaat in op de beleidskaders die van belang zijn voor voorliggend bestemmingsplan. Daarbij gaat om de ruimtelijke beleidskaders op Rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. Daarbij geldt dat dit een beperkte toelichting is, aangezien het grotendeels om een conserverend bestemmingsplan gaat en geen ontwikkelplan.
In september 2020 is de 'Nationale Omgevingsvisie; Duurzaam perspectief voor onze leefomgeving' (Novi) vastgesteld. Dit is de opvolger van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Hierin geeft het Rijk grotendeels in lijn met het SVIR een langetermijnvisie (tot 2050) op de toekomst en de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. Trends en ontwikkelingen, zoals klimaatverandering, verstedelijking, de overgang naar duurzame vormen van energie en een circulaire economie, hebben invloed op de leefomgeving. Het doel is de kwaliteit van de leefomgeving te behouden en zoveel mogelijk te versterken. In deze visie zijn de keuzes ten aanzien van deze ontwikkelingen beschreven. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven.
De toename in het aantal woningen, bedrijfsruimten en kantoren, de toenemende druk op de infrastructuur en de energietransitie beïnvloeden de leefomgevingskwaliteit. Aspecten als veiligheid, (sociale) leefbaarheid, ruimtelijke kwaliteit, landschap, natuur, biodiversiteit en gezondheid dienen daarom meegenomen te worden in een gedegen belangenafweging. Door het intensievere gebruik van grond en de groei van steden zal de druk op gezondheid toenemen. Daarnaast bestaat er een grote opgave om de gebouwde omgeving in 2050 CO2 arm, klimaatbestendig en natuurinclusief te maken. Met de toenemende woningvoorraad zal de bereikbaarheid onder druk komen te staan. In de huidige situatie zijn al knelpunten te signaleren. Het beter benutten, uitbreiden en verknopen van de verschillende (inter)nationale, regionale en lokale netwerken is daarom essentieel. Bereikbaarheid, maar ook een aantrekkelijke, groen, veilige en gezonde leefomgeving dragen daarnaast bij aan het versterken van het ruimtelijk-economisch vestigingsklimaat. Voorliggende herziening is niet in strijd met deze uitgangspunten.
Eén van de belangrijkste instrumenten vanuit het Rijksbeleid is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro is de juridische vertaling van de kaderstellende uitspraken die vanuit nationaal ruimtelijk beleid zijn geformuleerd en stelt beperkingen aan de besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. De regels van het Barro moeten in acht worden genomen bij het opstellen van provinciale ruimtelijke verordeningen en bestemmingsplannen en werken op die manier door tot het niveau van de lokale besluitvorming. Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.
Een aantal onderwerpen is geregeld in de bij het Barro behorende Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro). Volgens de kaart behorend bij het Rarro is het plangebied gelegen binnen het radarverstoringsgebied van radarstation Woensdrecht. In een gebied rondom dit radarstation dient rekening te worden gehouden met de functionele bruikbaarheid daarvan. Rondom dit radarstation mogen geen bestemmingen worden opgenomen die het oprichten van bouwwerken mogelijk maken die door hun hoogte onaanvaardbare gevolgen kunnen hebben voor de werking van de radar. Binnen het geldende bestemmingsplan is hiermee rekening gehouden. De regels wijzigen op dit punt niet.
De Provincie Zeeland heeft de Zeeuwse Omgevingsvisie op 11 november 2021 vastgesteld. Deze visie benoemd de vier Zeeuwse ambities voor 2050 voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving in de provincie Zeeland. Deze sluiten aan bij de prioriteiten van de NOVI en geven daar een Zeeuwse invulling aan. De Zeeuwse ambities geven richting aan al het provinciale beleid en de uitvoering daarvan. Verder bestaat de visie uit twee delen: deel A en deel B.
In Deel A staan de strategische doelen voor de periode tot 2050 onderverdeeld in vier centrale ambities verwoord. De uitdagingen en ambities voor Zeeland, alsmede de Zeeuwse kernkwaliteiten worden daarin beschreven en geven richting aan de beleidsdoelstellingen en acties voorde kortere termijn (tot 2030). In Deel B wordt het beleid voor de periode tot 2030 vormgegeven. Dit beleid is onderverdeeld in doelen voor 2030, de huidige situatie, acties voor de periode tot 2030 én afwegingsfactoren voor de uitvoering. Er zijn 27 thema’s (bouwstenen) uitgewerkt die samen met de omgeving geselecteerd zijn. Bij deze thema’s is het beleid voor de komende 10 jaar weergegeven.
Deel A
De uitdagingen voor Zeeland bestaan voornamelijk uit de klimaatverandering, stijging van de zeespiegel, afname van biodiversiteit, andere bevolkingssamenstelling door vergrijzing. Deels is het de uitdaging te behouden wat er is, deels is het de uitdaging in te spelen op de ontwikkelingen die komen gaan. Om deze uitdagingen het hoofd te bieden en tegelijkertijd te werken aan brede welvaart, beschrijft de Zeeuwse Omgevingsvisie vier Zeeuwse Ambities voor 2050. Deze ambities betreffen:
Deze vier Zeeuwse ambities vragen om een goede afweging van keuzes, zowel op regionaal als op lokaal niveau.
Deel B
In deel B staat per thema aangegeven welke instrumenten worden ingezet om de doelen tot 2030 te bereiken. Gezien de grootte en de complexiteit van de uitdagingen, zijn de ambities echter alleen te halen als iedereen de keuze maakt die zoveel mogelijk bijdraagt aan deze ambities. Hiervoor zijn afwegingsfactoren beschreven en wordt een ‘beste keuze hulp’ gemaakt. De afwegingsfactoren sluiten aan op het NOVI van het Rijk en verwijzen onder meer naar de Zeeuwse kernkwaliteiten. Deze zijn vertaald naar vier afwegingsfactoren voor Zeeland:
Conclusie
Onderhavig bestemmingsplan draagt, met het mogelijk maken van een regeling voor waterbassins en het landschappelijk inpassen van schuilgelegenheden (zie hierna hoofdstuk 4), mede bij aan het behalen van deze opgaven. Middels deze herziening wordt meer toegestaan voor waterbassins buiten het bouwvlak, onder voorwaarden dat deze dient te voldoen aan een geschikte landschappelijke inpassing. Het college is bevoegd de bijlage bij de regels als beleidsregel te wijzigen in overeenstemming met de verleende vergunning. Het gebruik van de gronden is alleen dan toegestaan indien een goede landschappelijke inpassing is gerealiseerd en duurzaam in stand wordt gehouden.
De Omgevingsverordening Zeeland is vastgesteld op 7 oktober 2022. Deze omgevingsverordening vervangt de Omgevingsverordening Zeeland 2018. De omgevingsverordening wordt selectief ingezet en biedt waar mogelijk ruimte voor regionaal en lokaal maatwerk. Voor een belangrijk deel gaat de provinciale Omgevingsverordening om regels die betrekking hebben op het buitengebied. Voor onderhavig bestemmingsplan is artikel 5.32 (Bestaande natuur), artikel 5.33 (Agrarisch gebied van ecologische betekenis) en artikel 5.34 (Natuurontwikkelingsgebieden) van de Omgevingsverordening relevant, in verband met wijziging van de begrenzing en beheertypen van het natuurnetwerk in het kader van de planwijziging 2020 van het Natuurbeheerplan Zeeland 2016. Deze wijziging is verwerkt in de verbeelding.
De Structuurvisie Hulst uit 2012 beschrijft vijf thema's die de gemeente samen met de gemeenten Terneuzen en Sluis heeft opgesteld om de onderscheidende kwaliteiten van Zeeuws-Vlaanderen beter voor het voetlicht te brengen. Deze thema's zijn:
De structuurvisie noemt enkele opgaven die van belang zijn voor het plangebied, namelijk:
Natuur- en landschapsontwikkeling
De wijzigingen vanuit provinciaal beleid ten aanzien van Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden en Natuur worden overgenomen in onderhavig bestemmingsplan. Dit draagt bij aan natuur- en landschapsontwikkeling.
Het versterken van de belangrijke agrarische sector
Van oudsher vormt de agrarische sector een belangrijke sector in de gemeente Hulst. Er zijn verschillende ontwikkelingen nodig om de agrarische sector toekomstbestendig te maken, zoals schaalvergroting, intensivering, specialisatie en product- en teeltvernieuwing. Zo dient er te worden opgeschaald en dienen externe milieubeperkingen te worden verminderd. Door de regeling over horeca, aanpassing van de regeling van de Nieuwe Economische Dragers (NED) en de waterbassins draagt het bestemmingsplan aan het versterken van de agrarische sector.
Verbeteren van het waterhuishoudkundig systeem
Het waterhuishoudkundig systeem van de gemeente Hulst is gestoeld op twee gemalen, gemaal Campen en gemaal Paal. De huidige waterafvoer van het oppervlaktewatersysteem heeft een beperkte buffercapaciteit. Daarnaast vraagt de klimaatverandering ook om extra afvoer- en bergingscapaciteit. Het is daarom wenselijk extra bufferruimte te creëren voor retentie en waar mogelijk de hydraulische afvoercapaciteit te vergroten. Wenselijk is om in de directe omgeving van de gemalen extra bufferruimte te creëren voor retentie. Door het opnemen van een regeling voor waterbassins draagt het bestemmingsplan aan deze doelstelling.
Conclusie
Met de voorgestane wijzigingen (zie paragraag 4.2) in deze herziening levert dit plan een bijdrage aan het behalen van deze opgaven.
Vrijetijdseconomie is al decennialang een belangrijke economische drager voor de gemeente Hulst. Een goed toeristisch voorzieningenniveau draagt bij aan de leefbaarheid van de gemeente voor de eigen bewoners. De gemeente Hulst streeft ernaar om de aantrekkingskracht van Hulst te behouden en te vergroten. Hiervoor zijn nieuwe impulsen nodig. Daarom heeft de gemeente Hulst het Toeristisch ontwikkelingsplan 2022-2026 opgesteld. Dit toeristisch ontwikkelplan is het resultaat van een proces waarin de gemeente is gestart met de evaluatie van het toeristisch ontwikkelplan gemeente Hulst 2016-2020. Hierin is een terugblik gegeven van alle projecten welke aan de hand van het ontwikkelplan zijn uitgevoerd. De bestuurlijke opdracht was om het lopende toeristisch ontwikkelplan als vertrekpunt te nemen en deze te actualiseren.
Daartoe zijn vijf thematische rondetafelgesprekken met ondernemers en organisaties gevoerd over de ontwikkelrichtingen. Dit is gedaan op de thema’s:
De voorkeuren en prioriteiten welke in de opvolgende opiniërende bijeenkomst zijn meegegeven zijn verwerkt in het Toeristisch ontwikkelplan 2022-2026.
Speerpunten
Hulst, met haar bijzondere ligging aan de Schelde, heeft de mooiste vestingstad van Nederland en heeft hierbij een duidelijk onderscheidend productaanbod binnen, op en buiten de vesting, waarbij de koppeling tussen de vesting, de Schelde en het daar tussen liggende gebied van polders, linies en kreken zowel in fysieke zin als in de beleving van ondernemers en recreanten is gerealiseerd.
De gemeente blijft dus inzetten op de speerpunten:
1. Versterk de vesting
2. Versterk de Scheldekust
3. Versterk de verbinding tussen vesting en Schelde.
Vanuit het uitvoeringsprogramma zetten we de komende jaren verder in op:
Versterk de vesting
Versterk de Scheldekust
Versterk de verbinding tussen vesting en Schelde.
De ontwikkelingen binnen het toeristisch ontwikkelingsplan passen ook binnen de grensoverstijgende gebiedsagenda van het Grenspark Groot Saeftinghe. Het ontwikkelde ruimtelijk concept voor Groot Saeftinghe bestaat uit vier planlagen:
Het bestemmingsplan Buitengebied maakt ontwikkelingen binnen de verduurzaming voor het waterbeheer, robuuste ecologische structuren en de mogelijkheden voor agrarische structuurversterking mogelijk. Op deze manier wordt de visie verwerkt in regelgeving.
Er is een sterke toename merkbaar van (pseudo-)horecavestigingen in het buitengebied, variërend van theetuinen tot landbouwschuren die compleet zijn ingericht voor feesten en partijen. Om een wildgroei van horecavarianten in het buitengebied te voorkomen, heeft de gemeente in 2013 een beleidskader vastgesteld waarbij grenzen en voorwaarden worden gesteld aan horecamogelijkheden op het platteland. Voor de gemeente Hulst worden in die zin mogelijkheden gezien voor ondersteunende horeca en kleinschalige horeca. Voor agrarische bedrijven die willen omschakelen naar (grootschalige) horecabedrijven kan, indien gewenst, de Nieuwe Economische Dragersregeling een uitkomst bieden. Het beleidskader wordt overgenomen in onderhavige herziening. Deze volwaardige horeca is geen onderdeel van dit beleidskader.
De gemeente heeft in 2016 de 'Nota Ruimtelijke Kwaliteit' opgesteld welke als basis dient voor het adviseren over schetsplannen en vergunningaanvragen. Deze nota is in 2022 herzien. Hierbij is ervoor gekozen om geen grote beleidswijzigingen door te voeren. Dit conform de inventarisatie in het kader van de ambitienota invoering Omgevingswet, waarbij het merendeel de gemeenteraad het erover eens blijkt te zijn dat het “Welstandstoezicht” zoveel mogelijk gehandhaafd moet blijven. Ook uit de informatiesessie welke op 8 september 2021 met de gemeenteraad is gehouden, kwam niet naar voren dat er grote wijzigingen zouden moeten plaatsvinden. Dit betekent dat wordt vastgehouden aan het motto: “sturen waar het moet en loslaten waar het kan”, middels een gebiedsgericht kwaliteitsbeeld. Met de Nota Ruimtelijke Kwaliteit wordt gestreefd om het maatschappelijk doel van de omgevingswet als het gaat om het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit, te behalen.
Voor een groot aantal soorten bouwwerken is geen vergunning en/of welstandsadvies vereist. Om geen onnodige regeldruk voor burgers en bedrijven te veroorzaken, maar om tegelijkertijd wel de kwaliteit van de gebouwde omgeving te borgen is een onderscheid gemaakt in beoordelingsniveaus: bijzonder, normaal, soepel en vrij. In het buitengebied geldt het niveau 'normaal' voor het gebied met landschappelijke, cultuurhistorische of natuurwaarden en het niveau 'soepel' voor het resterende gedeelte van het buitengebied. Zie hiervoor afbeelding 3.1.
De gebieden met beoordelingsniveau bijzonder of normaal zijn in het huidige bestemmingsplan bestemd als 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden'of 'Natuur'. De gebieden met beoordelingsniveau soepel zijn voornamelijk bestemd als 'Agrarisch'.
Afbeelding 3.1: beoordelingsniveaus ruimtelijke kwaliteit gemeente Hulst
De planologische uitgangspunten van onderhavig bestemmingsplan passen in en dragen bij aan het behalen van de doelstellingen van het gemeentelijk beleid.
Dit hoofdstuk bevat een toelichting op de beleidsmatige wijzigingen die het bestemmingsplan doorvoert. Daarbij geldt dat het bepaalde in dit hoofdstuk niet juridisch bindend is. Enkel aan de planregels kunnen rechten worden ontleend.
Beleidsmatige wijzigingen
1. Minicampings
Bij ieder agrarisch bedrijf is nu rechtstreeks een minicamping toegestaan van 15 eenheden. Het is mogelijk om af te wijken voor maximaal 25 plaatsen in het zomerseizoen. In deze herziening komt de voorwaarde te vervallen dat alleen in het zomerseizoen meer plaatsen zijn toegestaan. Dat kan nu het hele jaar. Daarbij geldt dat het aantal is verhoogd van 25 naar 35 plaatsen. Omdat voor een minicamping ook een spuitvrije zone moet worden aangehouden wordt een voorwaarde opgenomen dat geen standplaatsen zijn toegestaan binnen 50 meter van een fruitboomgaard.
2. Schuilgelegenheid hobbymatig
Per agrarisch bedrijf is nu maximaal 50 m2 bebouwing toegestaan buiten het bouwvlak voor schuilgelegenheden en melkstallen. Er is behoefte aan een vergelijkbare regeling voor hobbymatig vee. In deze herziening wordt een regeling opgenomen waarin afwijken onder voorwaarden mogelijk is voor maximaal 50 m2 aan schuilgelegenheden aansluitend aan het woonperceel van aanvrager/initiatiefnemer.
3. Sleufsilo's en kuilvoerplaatsen
In artikel 3.2.2 en 5.2.2 zijn sleufsilo's en kuilvoerplaatsen toegestaan aansluitend aan het bouwvlak tot een hoogte van 3 meter en een oppervlakte van 2 hectare. In de algemene bouwregels bij de agrarische bestemmingen is opgenomen dat sleufsilo's uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden opgericht. Bij het vergroten van een agrarisch bouwvlak dienen sleufsilo's binnen het bouwvlak te worden gebracht. Zoals nu opgenomen is er een tegenstrijdigheid. De bepalingen dat sleufsilo's en kuilvoerplaatsen binnen het bouwvlak moeten worden gerealiseerd of gebracht komt te vervallen.
4. Kleinschalige windturbines en zonnevelden
Buiten de aangewezen concentratiegebieden voor windenergie in de provincie Zeeland is het mogelijk om kleine windturbines (tot 20 meter tiphoogte) te realiseren. Deze mogelijkheid is nog niet opgenomen in het huidige bestemmingsplan. In de Beleidsregels zon- en windenergie (22 november 2018) is het gemeentelijk beleid uitgewerkt voor kleine windturbines, zonneparken van meer dan 200 m2 en zon op dak. In deze herziening wordt aangesloten op de beleidsregel en komt een regeling voor kleine windturbines en zonnevelden. Hierbij geldt dat zonneparken tot 200 m² zijn toegestaan volgens het bestemmingsplan, maar hiervoor wel een omgevingsvergunning nodig is.
5. Waterbassins
Grondwateronttrekking voor beregening vindt op grote schaal plaats binnen het gebied met voldoende zoetwatervoorkomen, ongeveer de helft van het grondgebied binnen de gemeente. In de overige gebieden kan het wenselijk en noodzakelijk zijn om zoetwaterbassins per bedrijf toe te passen. Zie Waterreservoirs op bedrijfsniveau. Uit een verkenning van de provincie Zeeland naar landschappelijke inpasbaarheid blijkt dat een bassin van 0.5 ha met een hoogte van 2 meter kan voorzien in het gemiddelde watertekort van 10 ha aan open teelten. Aansluitend aan het agrarisch bouwvlak is een dergelijk bassin goed in te passen. Bij de agrarische bestemmingen wordt een nieuw lid toegevoegd voor het onder voorwaarden afwijken van de bouwmogelijkheden voor een waterbassin aansluitend aan het bouwvlak met een oppervlakte die aantoonbaar aansluit bij de behoefte en een hoogte van 2 meter met een goede landschappelijke inpassing.
6. Intensieve veehouderij (IV)
Onder de bestemmingen 'Agrarisch' (artikel 3) en 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' (artikel 5) zijn intensieve veehouderijbedrijven als hoofdtak en als neventak voorzien van een passende maatwerk-aanduiding. Deze bedrijven krijgen beperkte groeimogelijkheden. Een neventak mag onder voorwaarden uitbreiden tot 2100 m2. Een hoofdtak groter dan 5000 m2 kan maximaal 10% uitbreiden, kleiner maximaal 20%. Het bouwvlak mag niet worden uitgebreid. In aanvulling hierop is het wenselijk om vergroting van het bouwvlak toe te staan wanneer dit noodzakelijk is in het kader van verduurzaming van de bedrijfsvoering en in het kader van dierwelzijn.
7. Advies AAZ
Voor diverse afwijking- en wijzigingsbevoegdheden wordt advies voorgeschreven van de agrarische adviescommissie. In veel gevallen betreft het gangbare maatregelen waarvan de initiatiefnemer zelf in redelijkheid kan (laten) aantonen dat deze noodzakelijk is voor de continuïteit van de bedrijfsvoering en kan deze ook zonder AAZ-advies ambtelijk worden getoetst. In VZG verband is de lijn dat AAZ-toetsing alleen nodig is voor het vergroten van het bouwvlak van 1.5 ha tot 2 hectare, bij nieuwvestiging en bij een wijziging van een IV-bedrijf of een IV-neventak en verhoging bebouwingspercentage. De overige verplichte AAZ-adviezen komen te vervallen.
8. Wonen - voormalig agrarisch bedrijf (W-vab)
In de relevante artikelen binnen de verschillende agrarische bestemmingen is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het omzetten van de agrarische bestemming naar de bestemming Wonen met de aanduiding voormalig agrarisch bedrijf. In het artikel over 'Wonen' komt deze aanduiding verder niet voor en worden er geen specifieke regels aan gekoppeld. Alleen in het kader van de NED-regeling zijn specifieke vervolgfuncties toegestaan bij deze aanduiding. In het huidige bestemmingsplan zijn de woningen die eerder zijn omgezet niet afzonderlijk bestemd als W-vab. Dat heeft tot gevolg dat deze categorie formeel niet in aanmerking komt voor een NED-vervolgfunctie. Om hierin te voorzien, is een bepaling opgenomen dat woningen die in een voorafgaand bestemmingsplan op een agrarisch bouwvlak stonden alsnog kunnen worden aangemerkt als W-vab. In eerdere wijzigingsplannen is medewerking verleend voor het vergroten van een W-vab tot 1000 m3 onder voorwaarden (waaronder landschappelijke inpassing). Deze regeling wordt nu opgenomen als binnenplanse wijzigingsbevoegdheid (artikel 3.6.7).
9. Camperplaatsen
Uit toeristisch oogpunt is het toevoegen van camperplaatsen een gewenste ontwikkeling. Camperaars zijn een groeiende groep toeristen die de regio komen bezoeken. Het faciliteren van standplaatsen voor tijdelijk verblijf is daardoor benodigd. Momenteel zijn er zes openbare locaties voor campers in de gemeente Hulst. Dit gaat in totaal om 24 standplaatsen, allen gesitueerd in kernen van de gemeente. Er is momenteel geen officiële camperplaats in het buitengebied (met uitzondering van camping de Vogel en camping Perkpolder).
In het bestemmingsplan Buitengebied Hulst zijn binnen de bestemming Agrarisch rechtstreeks 15 kampeerplaatsen mogelijk. Met omgevingsvergunning is zelfs een uitbreiding tot 25 plaatsen mogelijk. Binnen een woonbestemming was het momenteel niet mogelijk om kampeerplaatsen te realiseren.
Als ook binnen woonbestemmingen deze aantallen worden toegestaan, is er een kans dat er een overaanbod ontstaat. Het is daarom goed om voor toekomstige aanvragen een toetsingskader op te stellen. Dit toetsingskader moet sturen op kwaliteit en het voorkomen van overaanbod van camperplaatsen in het buitengebied.
Er wordt een toetsingskader opgenomen in de regels behorende bij dit bestemmingsplan.
Binnen het huidig beleid zijn op 5 locaties binnen de gemeente openbare parkeerplaatsen beschikbaar gemaakt voor campers. Hierop is de APV van toepassing. Van deze locaties liggen alleen de camperplaatsen bij het bezoekerscentrum Saeftinge in dit bestemmingsplan. De overige liggen voornamelijk binnen het bestemmingsplan Kernen H1. De bestemming van het bezoekerscentrum (specifieke aanduiding in artikel 15 Recreatie – Dagrecreatie) wordt aangevuld met een specifieke functieaanduiding camperplaats, op dezelfde wijze als in Kernen H1.
Naast camperplaatsen op de openbare weg bestaat de mogelijkheid voor mini-campings om plaatsen aan te bieden voor campers. In de begripsbepalingen wordt onder kamperplaats (1.60, met een k) verstaan een camperplaats op de openbare weg en onder kampeermiddel (1.59) onder meer een kampeerauto. Een camper is een kampeerauto en kan daarom rechtstreeks worden toegelaten op standplaatsen voor kampeermiddelen (waaronder minicampings – kleinschalig kamperen). Om verwarring te voorkomen wordt kamperplaats vervangen door camperplaats en kampeerauto door camper.
10. Kleinschalige (pseudo)horeca
De beleidsregel Nota (pseudo-)horeca in het buitengebied (vastgesteld door het college op 5 mrt 2013, bekendgemaakt op 20 mrt 2013) geeft het afwegingskader voor medewerking aan diverse vormen van horeca en evenementen in het buitengebied. Voor ondersteunende horeca, kleinschalige horeca en evenementen wordt nu een passende binnenplanse regeling opgenomen die aansluit bij de beleidsregel zodat niet steeds buitenplans hoeft te worden afgeweken.
11. Landschappelijke inpassing en voorwaardelijke verplichting
In een aantal gevallen is afwijken van de bouw en gebruiksregels mogelijk wanneer voorzien wordt in een goede landschappelijk inpassing en de aanleg en instandhouding hiervan privaatrechtelijk is overeengekomen. Deze mogelijkheid is in verschillende planregels opgenomen. Inmiddels volgt uit jurisprudentie dat vanwege rechtsbescherming de privaatrechtelijke overeenkomst planologisch geborgd dient te worden bijvoorbeeld door het opnemen van een voorwaardelijke gebruiksbepaling gekoppeld aan de uitvoering en instandhouding van de landschappelijke inpassing. Deze bepaling vervangt dan de privaatrechtelijke overeenkomst.
De huidige bepaling luidt:
er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
Deze wordt vervangen door:
een landschapsplan waarin een goede landschappelijke inpassing is vastgelegd maakt deel uit van de aanvraag. Het landschapsplan en de onderdelen waarop een voorwaardelijke instandhoudingsverplichting rust, worden opgenomen in de bijlage bij de regels. Het gebruik van de gronden is alleen dan toegestaan indien een goede landschappelijke inpassing is gerealiseerd en duurzaam in stand wordt gehouden.
Voorwaardelijke verplichtingen:
Ter plaatse van de aanduiding 'voorwaardelijke verplichting – landschappelijke inpassing' is het oprichten van een hoofdgebouw, bijgebouwen en bijbehorende bouwwerken uitsluitend toegestaan onder voorwaarde dat het plangebied landschappelijk wordt ingepast conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in de bijlage bij de regels. De landschappelijke inpassing dient na realisatie in stand te worden gehouden en beheerd.
Ter plaatse van de aanduiding 'voorwaardelijke verplichting – landschappelijke inpassing' is het oprichten van een hoofdgebouw, bijgebouwen en bijbehorende bouwwerken uitsluitend toegestaan nadat dat het plangebied landschappelijk is ingepast conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in de bijlage bij de regels. De landschappelijke inpassing dient na realisatie in stand te worden gehouden en beheerd.
Ter plaatse van de aanduiding 'voorwaardelijke verplichting – landschappelijke inpassing' is het gebruik van gronden, hoofdgebouwen en bijgebouwen uitsluitend toegestaan onder voorwaarde dat het plangebied landschappelijke wordt ingepast conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in de bijlage bij de regels. De landschappelijke inpassing dient na realisatie in stand te worden gehouden en beheerd.
Ter plaatse van de aanduiding 'voorwaardelijke verplichting – landschappelijke inpassing' is het gebruik van gronden en het oprichten van hoofdgebouwen en bijgebouwen uitsluitend toegestaan onder voorwaarde dat het plangebied landschappelijke wordt ingepast conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in de bijlage bij de regels. De landschappelijke inpassing dient na realisatie in stand te worden gehouden en beheerd.
12. Natuur
In de Provinciale Omgevingsverordening Provincie Zeeland zijn de afgelopen jaren diverse wijzigingen doorgevoerd. Daarbij gaat het onder andere om wijzigingen op de kaarten Bestaande Natuur, Agrarisch gebied van ecologische betekenis, en 11. Nieuwe natuur op onderdelen gewijzigd. Zie Provinciale Omgevingsverordening Provincie Zeeland 2018, 9e wijziging. Artikel 2.26 van de verordening bepaalt dat GS de begrenzingen kan wijzigen. Artikel 2.23 bepaalt dat in een bestemmingsplan de in bijlage 9 aangegeven gebieden met de aanduiding Bestaande natuur, primair worden bestemd als Natuur, Bos, Beschermde of Waardevolle dijk. Artikel 2.24 bepaalt dat de in bijlage 10 aangegeven gebieden met de aanduiding Agrarisch gebied van ecologische betekenis, naast de agrarische bestemming, tevens de ecologische waarde in de bestemmingsomschrijving tot uitdrukking wordt gebracht. De gebieden in bijlage 9 en 10 vormen tezamen het Natuurnetwerk Zeeland. Artikel 2.25 bepaalt dat voor de gebieden in bijlage 11 met de aanduiding Nieuwe natuur het bestaand gebruik en de bestaande bebouwing positief kan worden bestemd, maar dat geen nieuwe vormen van grondgebruik en geen nieuwe bebouwing wordt toegelaten behalve voor nieuwe natuur.
Aanpassing in verband met aansluiten systematiek op bestemmingsplan Kernen Hulst 1H
13. Boomgaarden
Uit vaste jurisprudentie volgt dat spuitvrije zones moeten worden aangehouden tussen agrarische percelen waar gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast en gevoelige functies, zoals wonen en recreatie. Concreet betekent dit dat bij de specifieke gebruiksregels voor en het afwijken daarvan wordt bepaald dat geen nieuwe fruitboomgaarden mogen worden gerealiseerd binnen 50 meter van een bouwvlak voor wonen of verblijven (zoals recreatie) zodat geen nieuwe ongewenste situaties kunnen ontstaan.
14. Paardenbak
Bij veel bestemmingen is een paardenbak toegestaan. De regeling wordt aangepast zodat deze overeenkomt met de regeling in Kernen H1. In dat bestemmingsplan zijn alleen nieuwe paardenbakken toegestaan voor zover deze voldoen aan de voorwaarden artikel 62.5. Concreet betekent dit per bouwvlak wonen of agrarisch 1 paardenbak is toegestaan van maximaal 800 m2, zonder lichtmasten, een omheining van maximaal 2 meter hoogte en met een afstand van tenminste 60 meter tot het naastgelegen bouwvlak waarop een woning gebouwd kan worden of 60 meter tot de bestaande naastgelegen woning als geen afzonderlijk bouwvlak aanwezig is.
15. Bijgebouwenregeling
De beleidsregels 'nieuwe woningbouwverzoeken' van 12 juni 2018 (zie Beleidsregels ‘nieuwe woningbouwverzoeken’) en de beleidsregels 'verruiming bijgebouwenregeling bij woningen in het buitengebied' van 23 augustus 2011 worden voor zover mogelijk overgenomen in dit bestemmingsplan. Tevens wordt aansluiting gezocht bij de bijgebouwenregeling in het bestemmingsplan Kernen H1.
Op dit moment is de regeling voor Wonen (artikel 23.2.2) dat 60 m2 aan bijgebouwen is toegestaan. In bestemmingsplan Kernen H1 is de regeling dat voor grotere percelen ruimere bouwmogelijkheden bestaan: van 1.000 m2 tot 2.500 m2 90 m2 aan bijgebouwen en grotere percelen 120 m2. De verruiming bijgebouwenregeling uit 2011 gaat nog verder en maakt 250 m2 aan bijgebouwen mogelijk voor percelen tot 6.000 m2, 325 m2 tot percelen van 1 ha en daarboven 400 m2 aan bijgebouwen. De verruiming bijgebouwenregeling is gekoppeld aan een vereveningsbijdrage en een goede landschappelijke inpassing met een instandhoudingsverplichting. De relevant artikelen worden op bovenstaande wijze aangepast.
16. Begripsbepalingen
Waar een begripsbepaling in het bestemmingsplan afwijkt van die in het bestemmingsplan Kernen H1 wordt deze laatste overgenomen. Een volledig was-wordt overzicht is opgenomen als bijlage bij deze staat van wijzigingen.
17. Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
In het huidige bestemmingsplan Buitengebied is een regeling opgenomen voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. Het begrip 'aan huis gebonden beroep' komt alleen voor in de begripsbepalingen en de lijst NED. De regeling aan huis gebonden beroepen (zoals in artikel 3.3.2 Kernen H1) en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten (zoals in artikel 3.3.3 Kernen H1) wordt overgenomen onder de Specifieke gebruiksregels in de verschillende bestemmingen. Ook de bijbehorende begripsbepalingen en daaraan verbonden bijlagen worden overgenomen uit het bestemmingsplan Kernen H1.
18. Ondergronds bouwen
De algemene bouwregels in Kernen H1 kent een regel voor ondergronds bouwen (artikel 59.5). Deze wordt overgenomen luidt als volgt:
Ondergronds bouwen
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:
19. Uniform verwijzen
In het huidige bestemmingsplan Buitengebied wordt bij een aantal artikelen verwezen naar een wettelijke regeling zoals nader omschreven in de begripsbepaling in 1.118. Tevens is er een wijzigingsbevoegdheid in artikel 35.1 onder c. om deze verwijzing aan te passen. De systematiek wordt aangepast en in overeenstemming gebracht met Kernen H1 artikel 64.1. Deze wordt toegevoegd en luidt:
Werking wettelijke regeling
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
20. Parkeernormen
De parkeerregeling in Kernen H1 artikel 64.2 wordt integraal overgenomen en opgenomen onder Overige regels en luidt als volgt:
Parkeerregeling
Het bevoegd gezag toetst bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen. Hiervoor gelden de volgende regels:
Een plantoelichting bevat een verantwoording van de effecten die ontwikkelingen hebben op de verschillende omgevingsaspecten. Zoals in hoofdstuk 1 aangegeven, is de aanleiding van dit bestemmingsplan het verwerken van correcties, het overnemen van reeds doorlopen planologische procedures, het aansluiten bij de planregels van het bestemmingsplan Hulst Kernen en het vertalen van gemeentelijk en provinciaal beleid. Ten aanzien van dit laatste punt gaat het voornamelijk om wijzigingen binnen natuur(gerelateerde) bestemmingen. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe bouwmogelijkheden mogelijk, anders dan waarvoor reeds een planologische procedure is doorlopen. Er zijn derhalve geen effecten op het milieu te verwachten.
Onderhavig bestemmingsplan maakt een activiteit mogelijk, zoals opgenomen in Kolom 1 van onderdeel C en D van Bijlage II van het Besluit Milieueffectrapportage. De herinrichting van de Kruispolder door aanleg/aanpassing en dempen van watergangen kan worden beschouwd als 'De aanleg, wijziging of uitbreiding van een waterbeheersingsproject voor landbouwdoeleinden, met inbegrip van irrigatie- en droogleggingsprojecten' als bedoeld in D13 uit de D-lijst van het Besluit-mer.
De activiteit heeft betrekking op een kleiner oppervlakte dan 100 hectare en valt daarmee onder de drempelwaarde. Dit betekent dat er voor de voorgenomen uitbreiding een vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig is. De herziening maakt verder geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk.
Dit betekent dat onderhavige herziening op grond van de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) niet m.e.r.- (beoordelings)plichtig is. Een vormvrije m.e.r.-beoordeling is opgesteld, waarin alle relevante milieuthema's zijn afgewogen. In deze beoordeling, die als bijlage 1 is opgenomen, komen de volgende thema's aan de orde:
Samengevat is de conclusie dat gezien de kenmerken, locatie en potentiële effecten van de herziening geen negatieve effecten op de beoordeelde milieuaspecten zijn te verwachten. Gezien de beperkte omvang van de herziening en de conclusies uit de quickscan, heeft het doorlopen van een m.e.r.-procedure geen toegevoegde waarde voor de besluitvorming.
Bij ruimtelijke plannen moet worden ingegaan op de risico's op zware ongevallen voor personen in de omgeving van:
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven.
Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. In de relevante regelgeving is de kans op overlijden van 10-6 per jaar vastgelegd als grenswaarde voor kwetsbare objecten en als richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten.
Het groepsrisico is een maat voor de kans dat een bepaald aantal mensen (binnen het invloedsgebied) overlijdt als direct gevolg van een ongeval, waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Dit kan worden weergegeven in een grafiek met op de horizontale as het aantal dodelijke slachtoffers en op de verticale as de kans per jaar op tenminste dat aantal slachtoffers. Een oriënterende waarde geldt daarbij als ijkpunt.
Bij het vaststellen van een bestemmingsplan voor een gebied, dat ligt binnen het invloedsgebied van een belangrijke risicobron, moet het groepsrisico worden verantwoord. In de regelgeving is aangegeven welke onderdelen daarbij aan bod moeten komen. In ieder geval moet ingegaan worden op de mogelijkheden voor de hulpverlening door de brandweer bij een ongeval met gevaarlijke stoffen en de zelfredzaamheid van personen binnen het invloedsgebied. De Veiligheidsregio moet in de gelegenheid worden gesteld om over deze mogelijkheden te adviseren.
In 2013 is ten behoeve van het vaststellen van het bestemmingsplan buitengebied een uitgebreide afweging gemaakt van de veiligheidsrisico's in het buitengebied. Voor de herziening van dit bestemmingsplan buitengebied Hulst is deze afweging heroverwogen en daar waar nodig aangepast aan de huidige realiteit. Op het gebied van bedrijven hebben zich sinds 2013 een aantal kleine wijzigingen voorgedaan. Er zijn geen nieuwe risicovolle bedrijven bijgekomen, maar wel zijn enkele bedrijven gestopt of hebben hun risicovolle activiteiten gestaakt. Op het gebied van transport is de Wet- en regelgeving vervoer gevaarlijke stoffen gewijzigd (Basisnet), maar ruimtelijk heeft dit geen relevantie gehad t.o.v. de oude situatie. Wel heeft de gemeenteraad van Hulst op 13 april 2017 gemeentelijke routering vastgesteld voor vervoer van routeplichtige gevaarlijke stoffen. Voor een tweetal bedrijven uit de gemeente Hulst zijn hiermee routes aangewezen. De gemeentelijke routering sluit aan op het landelijke Basisnet, op de rotonde N61/N290 bij Terhole. Dit besluit houdt mede in dat zonder ontheffing geen andere gemeentelijke wegen mogen worden gebruikt voor het vervoer van routeplichtige gevaarlijke stoffen. Ten aanzien van buisleidingen hebben zich ruimtelijk geen wijzigingen voorgedaan. Uit de QRA hogedruk aardgasleidingen d.d. 30 december 2012 zijn een aantal knelpunten naar voren gekomen, welke inmiddels ook door de leidingbeheerder zijn opgelost. De rekenmethodiek uit deze QRA is ten tijde van onderhavige herziening nog onveranderd, waardoor dit document in de huidige herziening wordt overgenomen. Met de opkomst van Waterstof is met de huidige herziening van het bestemmingsplan buitengebied de mogelijkheid toegevoegd om onder voorwaarde andere gevaarlijke stoffen door bestaande leidingen te transporteren (wijzigingsbevoegdheid).
Afweging risico's:
De afweging van de veiligheidsrisico's is als bijlage 2 bij de toelichting van onderhavig bestemmingsplan gevoegd. De huidige herziening van het bestemmingsplan “Buitengebied Hulst” is consoliderend, waardoor er ten aanzien van het groepsrisico geen sprake is van toename van risicio's. Uit de afweging blijkt dat in geen enkel geval overschrijding van de oriënterende waarde van het groepsrisico aan de orde is. Op grond van het Bevi en het Bevb is de Veiligheidsregio Zeeland in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen in verband met het groepsrisico over de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp en over de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied risicobronnen. De Veiligheidsregio Zeeland heeft hierin geen aanleiding gezien om advies uit te brengen. Met betrekking tot de verantwoording groepsrisico kan, bovenstaande in aanmerking genomen, worden gesteld dat aan alle aspecten van de verantwoording in voldoende mate is voldaan en dat maatregelen tot reductie van het groepsrisico niet nodig zijn.
De verbeelding:
Op de verbeelding zijn leidingen, inclusief belemmeringenstrook, opgenomen die gebruikt worden voor het transport van gas en ethyleen. Het is wettelijk verplicht een leiding inclusief bijbehorende belemmeringenstrook van 2 x 5 meter in een bestemmingsplan vast te leggen. Er is in onderhavig bestemmingsplan opnieuw gekozen voor de reeds wettelijk beschermde veiligheidsbeschermingszones (plaatsgebonden risicocontouren) niet op de verbeelding vast te leggen. Vastlegging van deze zones op de verbeelding zou leiden tot onnodige inflexibiliteit. Als gevolg van veranderende inzichten en rekenmethodiek kunnen veiligheidsafstanden snel wijzigen. Het bestemmingsplan is onvoldoende flexibel om de veiligheidsafstanden 'up to date' te houden. Het niet opnemen van de veiligheidszones in onderhavig bestemmingsplan doet overigens niets af aan de geldende bescherming op grond van de wettelijke regelingen. Signaleringskaart externe veiligheid. Door of namens de gemeente is een aparte digitale kaart opgesteld, waarin de veiligheidszones zijn opgenomen voor de actuele wettelijke externe veiligheidscontouren (transport weg, water en buisleiding en inrichtingen). Dit is een flexibel en actuele digitale kaart, die door een ieder kan worden geraadpleegd.
Hoogspanningsleidingen:
De in het plangebied voorkomende 50 kV-spanningsverbindingen (zowel boven- als ondergronds) zijn niet op de verbeelding opgenomen, nu er geen wettelijke verplichting is om deze leidingen als zodanig te bestemming (zijn niet planologisch relevant). Vanuit het Rivm wordt wel een indicatieve zone (magneetveldzone) van 40 meter aan weerszijde van hoogspanningsleidingen geadviseerd. Nu deze zone uitsluitend voor nieuwe situaties geldt is ook opname van deze zone in onderhavig conserverend bestemmingsplan niet noodzakelijk. Ten aanzien van het voorzorgbeginsel is van belang dat er zich binnen het bovengrondse deel van de leiding op een afstand van minder dan 40 meter zich geen gevoelige bestemmingen bevinden, waardoor er geen mogelijk potentieel gevaar voor milieu of gezondheid is te vrezen.
Nieuwe ontwikkelingen:
Dit bestemmingsplan betreft een consoliderend bestemmingsplan. Nieuwe ontwikkelingen worden niet rechtstreeks mogelijk gemaakt. Als nieuwe ontwikkelingen zich voordoen dan dient te worden bekeken of deze zich binnen het invloedsgebied van risicovolle activiteiten of inrichtingen bevinden. Mocht dit het geval zijn, dan is een onderzoek externe veiligheid noodzakelijk. Per 1 januari 2024 zal de Omgevingswet in werking treden, waarmee externe veiligheid ook onderdeel zal worden van het nieuwe Omgevingsplan. Voor EV zijn dan het Besluit Kwaliteit Leefomgeving (Bkl) en het Besluit Activiteiten Leefomgeving (Bal) van belang. Voor EV heeft dat tot gevolg dat er geen groepsberekeningen meer hoeven te worden gemaakt. Daarvoor in de plaats komen aandachtsgebieden en voorschriftengebieden. Deze gebieden zijn nog niet allemaal beschikbaar op Atlas Leefomgeving en/of EV signaleringskaart en zijn bij deze herziening derhalve niet meegenomen.
In navolging op de conclusie van de quickscan geldt dat het voorliggende bestemmingsplan geen negatieve effecten heeft op de beoordeelde omgevingsaspecten. Dat betekent dat het bestemmingsplan op dat punt uitvoerbaar is.
Dit bestemmingsplan is opgezet conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Voortvloeiende uit de Wro is het plan mede gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Op de verbeelding zijn bestemmingen toegekend aan de diverse aanwezige functies. Bij het opstellen van de verbeelding is gebruik gemaakt van de Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN).
Als uitgangspunt geldt dat de planregels uit het bestemmingsplan Buitengebied Hulst zijn overgenomen. Zoals in paragraaf 2.3 is aangegeven, zijn de wijzigingen c.q. toevoegingen geel gemarkeerd weergegeven en regels die worden geschrapt door middel van een doorhaling. Van belang is dat de niet gemarkeerde/doorgehaalde regels niet opnieuw ter discussie staan omdat deze enkel een informatieve rol in deze herziening vervullen.
Ten aanzien van normaal agrarisch gebruik: Voor het hele grondgebied van Hulst geldt een algemene vrijstellingsdiepte van 0,40 meter beneden het huidige maaiveld. Deze diepte is ruim voldoende om met de gangbare technieken de nodige grondbewerkingen uit te voeren, waaronder ook kerende grondbewerking (ploegen). Daarnaast is het ook geen bezwaar om de aanleg van ontwateringsdrainage d.m.v. sleufloze drainagetechniek (b.v. met een V-ploeg) vrij toe te staan op landbouwpercelen. Het te verwachten verstorende effect van deze drainagetechniek op eventueel aanwezige archeologische waarde in de ondergrond wordt als zeer gering ingeschat.
De aanleg van drainage door middel van kettingtechnieken kan niet worden vrijgesteld. De toepassingen van deze techniek zijn in de praktijk divers en de verstoring dient per geval te worden bekeken. Voor aanleg van drainage met kettingtechniek op landbouwpercelen is een vergunningsaanvraag noodzakelijk, tenzij de werkzaamheden niet dieper reiken dan de vrijgestelde diepte of de verstoring blijft onder het maximaal te verstoren oppervlak onder deze diepte.
In de praktijk zal voor de meeste gevallen zonder vergunning mogelijk zal blijven om diepdrainage t.b.v. beregening aan te kunnen leggen, omdat dit slechts een enkele drain betreft op een landbouwperceel en hiermee de eventuele verstoring binnen het vrijstellingsoppervlak in het buitengebied blijft (verstorend oppervlak onder 0,40 m-mv kleiner dat 500 m2 of 1000 m2). Ook het tijdelijk ophogen met of tijdelijk opslaan van (aardappel)sorteergrond -met de bedoeling deze te verspreiden op het betreffend perceel wordt tot normaal agrarisch gebruik gerekend.
Grondbewerkingen als diepploegen en diepwoelen worden in beginsel als te verstorend gezien voor eventueel aanwezige archeologische waarden in de ondergrond.
Conform artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening dient de toelichting van een bestemmingsplan inzicht te geven over de uitvoerbaarheid van het plan. Volgens de Wro moet de gemeenteraad een exploitatieplan vaststellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen, tenzij het kostenverhaal op een andere wijze is gegarandeerd. Van een dergelijk bouwplan is in dit geval geen sprake (artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening). Dit betekent dat geen exploitatieplan hoeft te worden vastgesteld. Verder zijn met dit bestemmingsplan geen kosten gemoeid, anders de gemeentelijke procedurekosten en de kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan.
Wettelijk vooroverleg
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is een concept van het ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de overlegpartners. Binnengekomen reactie zijn opgenomen in de Nota inspraak en vooroverleg en voorzien van een reactie. Indien daartoe aanleiding bestond is het plan aangepast. De vooroverlegreacties zijn opgenomen in Bijlage 3.
Inspraak
Naast het vooroverleg heeft de gemeente ervoor gekozen, vanwege de grootte van het plan en de hoeveelheid wijzigingen, het plan eerst als concept ontwerpbestemmingsplan ter inzage te leggen. De hierop gemaakte opmerkingen zijn door de gemeente verwerkt, waarmee het een besluit heeft genomen over het in procedure brengen van het ontwerpbestemmingsplan.
Ter inzage ontwerpbestemmingsplan
Dit ontwerpbestemmingsplan is zes weken ter inzage gelegd. In deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gekregen zienswijze in te dienen bij het college van burgemeester en wethouders. De ingekomen zienswijzen zijn vervolgens betrokken bij hun besluit omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan. De gemeenteraad is het bevoegd gezag om het bestemmingsplan vast te stellen.