direct naar inhoud van Regels
Plan: Reigerskant, Esch
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0788.BP16ESCReigerskant-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Reigerskant, Esch met identificatienummer NL.IMRO.0788.BP16ESCReigerskant-ON01 van de gemeente Haaren;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 de verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

1.4 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aan huis verbonden beroep

een beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.7 aan huis verbonden bedrijf

het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke – geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen – bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woningen en/of de daarbij behorende bijgebouwen, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt, ter plaatse kan worden uitgeoefend;

1.8 afgeknot dak

een dak dat bestaat uit een hellend dakvlak aan de onderzijde van het dak en een horizontaal dakvlak aan de bovenzijde van het dak;

1.9 afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.10 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren alsmede het bewerken en verwerken van mest van het eigen agrarisch bedrijf;

1.11 agrarisch bedrijf, grondgebonden

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde gronden in de directe omgeving van het bedrijf;

1.12 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.13 bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft;

1.14 bed and breakfast:

bed and breakfast is een kleinschalige vorm van verblijfsrecreatie en richt zich met name op de trekkende toeristen, die voor één of enkele nachten een onderkomen zoeken. Typerend voor bed and breakfast is:

  • de kleinschaligheid en de uitvoering is eenvoudig;
  • bed and breakfast is gekoppeld aan de woonfunctie, dat betekent dat mede gebruik wordt gemaakt van keuken en sanitair van de woning;
  • bed and breakfast dient binnen de bestaande woning gerealiseerd te worden;
1.15 bestaand
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.16 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.17 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.18 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.22 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.23 evenement

georganiseerde activiteit die gedurende een korte periode relatief veel bezoekers trekt;

1.24 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.25 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.26 geometrische plaatsbepaling

locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem;

1.27 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.28 landschapselementen

ecologische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha zonder een agrarische productiefunctie;

1.29 lessenaarsdak

een dak met één hellend, niet onderbroken, dakvlak;

1.30 normaal onderhoud, gebruik en beheer

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;

1.31 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.32 overkapping

een bouwwerk met een open constructie zonder eigen wanden, op het erf van een gebouw, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw;

1.33 patiowoning

een woning waarvan de woonruimten zijn gelegen om of aansluitend aan een onbebouwde, onoverdekte, met wanden omsloten ruimte;

1.34 peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
1.35 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.36 reclame

een publieke aanprijzing van een bedrijf, een product of een dienst;

1.37 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.38 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.39 uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.40 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;

1.41 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.42 woonhuis

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en qua verschijningsvorm als een ruimtelijke eenheid kan beschouwd kan worden;

1.43 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 algemeen

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1.1 de afstand

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot de perceelgrens worden gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;

2.1.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.1.3 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met dien verstande dat bij een lessenaarsdak en een afgeknot dak de laagste goot als goothoogte dient te worden aangemerkt;

2.1.4 de horizontale diepte van een gebouw

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;

2.1.5 de breedte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van de scheidingsmuren, met dien verstande, dat wanneer de betreffende gevelvlakken niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat;

2.1.6 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.1.7 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.1.8 de oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.2 ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische bedrijven;
  • b. behoud en herstel van de bestaande landschapselementen;
  • c. instandhouding als zodanig van de aldaar voorkomende zandwegen;
  • d. watergangen en waterpartijen, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen voor de waterberging;
  • e. voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen;
  • f. evenementen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat erf- en terreinafscheidingen met een bouwhoogte van maximaal 1 m wel zijn toegestaan.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijken bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van bepaalde in artikel 3.2.2, ten behoeve van het bouwen erf- en terreinafscheidingen met een bouwhoogte van maximaal 2 m.

3.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Als verboden gebruik artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval aangemerkt:
    • 1. het gebruik van de gronden ten behoeve van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn;
    • 2. het gebruik van de gronden als paardenbakken;
    • 3. opslag van hooirollen.
  • b. Het gebruik van gronden voor kwekerijen, zoals champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, nertsenkwekerijen, viskwekerijen en wormkwekerijen is niet toegestaan.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op de in artikel 3.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het wijzigen en verharden van zandwegen;
  • b. het verwijderen van landschapselementen.
3.5.2 Uitzonderingen

Het in artikel 3.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.5.3 Toelaatbaarheid

De in artikel 3.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijziging naar bos of natuur

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de als bijlagen bij deze regels opgenomen bestemmingen 'Bos' of 'Natuur' ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van bos en/of natuur, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. daar natuurontwikkeling zal plaatsvinden;
  • b. de agrarische activiteiten zijn beëindigd;
  • c. de gerechtigden ten aanzien van de betreffende gronden wijziging wensen.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  • b. paden, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en verhardingen, parkeervoorzieningen en met inachtneming van de keur van het waterschap.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

4.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal:

  • a. lichtmasten: 6 m;
  • b. antennemasten: 40 m;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m.

Artikel 5 Tuin

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Uitbouwen en erkers

Uitsluitend uitbouwen en erkers bij de hoofdgebouwen van de op de aangrenzende gronden gelegen woningen mogen worden gebouwd, mits:

  • a. de horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt, met dien verstande dat de diepte niet meer bedraagt dan 50% van de diepte van de gronden bestemd tot 'Tuin';
  • b. de breedte maximaal 60% van de breedte van de voorgevel bedraagt;
  • c. de goothoogte maximaal 3 m bedraagt;
  • d. de bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal voor:

  • a. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw: 1 m;
  • b. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw: 2,25 m;
  • c. pergola's: 2,25 m;
  • d. vlaggenmasten: 6 m;
  • e. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 m.
5.2.3 Reclame-uitingen

Reclame-uitingen ten behoeve van een aan huis verbonden beroep voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de maximaal toegestane oppervlakte is 0,20 m2;
  • b. de maximaal toegestane hoogte is 1,20 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijking uitbouwen en erkers

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.1 voor het bouwen van al dan niet vrijstaande overkappingen behorend bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, mits:

  • a. de horizontale diepte gemeten vanaf de voorgevel (en het verlengde ervan) maximaal 1 m is;
  • b. de afstand van de overkapping tot aan voorste perceelgrens minimaal 2 m is;
  • c. de oppervlakte maximaal 25 m2 is;
  • d. de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt;
  • e. er maximaal 1 overkapping wordt opgericht.
5.3.2 Vereisten afwijking

Omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.3.1 kan slechts worden verleend, indien:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie voornamelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer en de daarbij behorende wegaanduidingen;
  • b. bruggen;
  • c. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
  • d. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, bedraagt:

  • a. maximaal 3 m voor bruggen;
  • b. maximaal 2 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, waarbij uitsluitend vrijstaande woningen, geschakelde woningen, twee-onder-een-kapwoningen en aaneengebouwde woningen zijn toegestaan en het aantal woningen binnen de bestemming maximaal 75 bedraagt;
  • b. aan huis verbonden beroepen, mits de oppervlakte maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de gebouwen bedraagt tot een maximum van 60 m2;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat de van de weg afgekeerde begrenzing van het bouwvlak door hoofdgebouwen mag worden overschreden met maximaal 5 m ten behoeve van patiowoningen;
  • b. de voorgevel wordt gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn', met dien verstande dat, indien ter plaatse geen aanduiding 'gevellijn' is opgenomen, de afstand van de voorste perceelgrens tot aan de voorgevel minimaal 2 m en maximaal 6 m bedraagt;
  • c. afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt:
    • 1. bij vrijstaande woningen aan twee zijden minimaal 3 m;
    • 2. bij geschakelde woningen en twee-onder-een-kapwoningen aan één zijde minimaal 4 m;
  • d. goothoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • e. in afwijking van het onder d bepaalde bedraagt de goothoogte, daar waar ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' een maximum goothoogte van 6 m is voorgeschreven, maximaal 8 m ten aanzien van maximaal 50% van de gevelbreedte van een woonhuis;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder d bedraagt de goothoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)', daar waar een maximum goothoogte van 6 m is voorgeschreven, maximaal 8 m over een lengte van maximaal 50% van de gevelbreedte;
  • g. bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • h. de oppervlakte bedraagt:
    • 1. bij vrijstaande woningen maximaal 35% van de oppervlakte van het bouwperceel, met een maximum oppervlakte van 120 m2;
    • 2. bij geschakelde woningen en twee-onder-een-kapwoningen maximaal 40% van de oppervlakte van het bouwperceel, met een maximum oppervlakte van 96 m2;
    • 3. bij aaneengesloten woningen maximaal 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, met een maximum oppervlakte van 72 m2;
  • i. voorzien van een kap, met dien verstande dat een lessenaarsdaken of afgeknotte daken niet zijn toegestaan;
  • j. een woonhuis bestaat uit maximaal 6 aaneengebouwde woningen, met dien verstande dat bij 2 naast elkaar gelegen woonhuizen een woonhuis uit maximaal 4 aaneengebouwde woningen bestaat;
  • k. er mogen maximaal 2 woonhuizen bestaande uit twee-aaneengebouwde woningen naast elkaar worden gebouwd.
7.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd op het zij- en achtererf en minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande dat:
    • 1. aan- en uitbouwen en overkappingen minimaal 1 m van de zijdelingse perceelgrens worden gebouwd;
    • 2. aan- en uitbouwen en overkappingen minimaal 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
    • 3. vrijstaande bijgebouwen tot op zijdelingse perceelgrens mogen worden gebouwd, mits deze zich achter het hoofdgebouw bevinden;
  • b. gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw maximaal:
    1. 60 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 200 m2;
    2. 65 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 250 m2;
    3. 75 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 500 m2;
    4. 100 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 500 m2;
    mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50% is;
  • c. goothoogte maximaal 3,25 m;
  • d. bouwhoogte maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw - 2 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 5,5 m.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal voor:

  • a. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw: 2,25 m;
  • b. pergola's: 2,25 m;
  • c. speeltoestellen: 3 m;
  • d. vlaggenmasten: 6 m;
  • e. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 m.
7.2.4 Reclame-uitingen

Reclame-uitingen ten behoeve van een aan huis verbonden beroep voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. maximum oppervlak van 0,20 m2;
  • b. de reclame-uiting dient aan de gevel te worden aangebracht.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.2.2 onder a voor het bouwen van al of niet vrijstaande overkappingen, mits:

  • a. deze wordt opgericht op een minimale afstand van 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand van de overkapping tot de voorste perceelgrens minimaal 5 meter bedraagt;
    • 2. de oppervlakte maximaal 25 m2 bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt;
    • 4. er maximaal 1 overkapping wordt opgericht.
7.3.2 Vereisten afwijking

Omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.3.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1 Afwijking aan huis verbonden bedrijf
  • a. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.1 voor het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf, mits:
    • 1. de oppervlakte maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de gebouwen bedraagt, tot een maximum van 60 m2;
    • 2. er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur;
    • 3. het geen bedrijfsactiviteiten betreft die normaliter in een winkelcentrum of een winkelstraat worden uitgeoefend;
    • 4. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
    • 5. er geen detailhandel plaatsvindt, behalve als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
    • 6. een reclame-uiting voldoet aan de volgende kenmerken:
      • de reclame-uiting dient aan de gevel aangebracht te worden;
      • maximum oppervlak van 0,20 m2;
      • voor zover de reclame-uiting in de bestemming 'Tuin' geplaatst wordt, dient voldaan te worden aan de voorwaarden welke binnen deze bestemming aan reclame-uitingen ten behoeve van een aan huis verbonden beroep zijn opgenomen.
  • b. Omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.5.1 kan slechts worden verleend, mits:
    • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
7.5.2 Afwijking bestemmingsregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.1 ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning voor 'bed and breakfast'-voorzieningen, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de gebouwen, tot een maximum van 60 m2 wordt voor 'bed and breakfast' gebruikt;
  • b. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. de activiteiten dienen qua aard, milieubelasting, uitstraling en intensiteit te passen in de woonomgeving;
  • d. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.

Artikel 8 Waterstaat - Waterberging

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterberging' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor tijdelijke opvang van water.

8.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen gronden tevens bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 3 m worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
  • b. ophogen van gronden en het aanleggen en wijzigen van kaden.
8.3.2 Uitzonderingen

Het in artikel 8.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. binnen het bouwvlak plaatsvinden;
  • b. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
8.3.3 Toelaatbaarheid

De in artikel 8.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het waterbergend vermogen van de gronden.

Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden winnen burgemeester en wethouders advies in bij de waterbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Algemene afwijkingen
11.1.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  • b. de regels en worden toegestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • c. de regels en worden toegestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m.
11.1.2

Omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.1.1 is slechts toegestaan, indien:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
  • b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 13 Overige regels

13.1 Ondergronds bouwen

Het bepaalde in deze regels en op de verbeelding omtrent de situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken, alsmede het bebouwingspercentage, is op overeenkomstige wijze van toepassing op ondergronds bouwen, met dien verstande dat:

  • a. de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • b. ondergronds bouwen slechts onder bebouwd oppervlak wordt toegestaan.
13.2 Parkeernormen
13.2.1 Voldoende parkeerplaatsen

Ten behoeve van de bouw van een woning dient te worden voorzien in voldoende parkeerplaatsen. Hiervoor gelden de volgende normen:

  • a. voor een vrijstaande woning geldt een parkeernorm van ten minste 2,0 parkeerplaatsen;
  • b. voor een geschakelde woning en een twee-onder-een-kapwoning geldt een parkeernorm van ten minste 1,8 parkeerplaatsen;
  • c. voor een aaneengebouwde woning geldt een parkeernorm van ten minste 1,6 parkeerplaatsen.
13.2.2 Afmetingen parkeerplaatsen

Parkeerplaatsen moeten zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Daarvan is in elk geval sprake indien:

  • a. de afmetingen van een parkeerplaats ten minste 2,25 m bij 5 m en ten hoogste 3,25 m bij 6 m bedragen;
  • b. de afmetingen van een gereserveerde parkeerplaats voor een gehandicapte - voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,5 m bij 5 m bedragen.
13.2.3 Afwijking voldoende parkeerplaatsen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het in artikel 13.2.1 bepaalde:

  • a. indien het voldoen aan de parkeerbehoefte als gevolg van bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, of;
  • b. voor zover op andere wijze in de benodigde parkeerplaatsen wordt voorzien.
13.2.4 Financiële voorwaarde

Aan het verlenen van omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13.2.3 kan een financiële voorwaarde worden verbonden.

13.2.5

Het in artikel 13.2.1 bepaalde is niet van toepassing ingeval een bouwwerk ten gevolge van een calamiteit geheel verloren is gegaan en dit bouwwerk, indien en voor zover sprake is van dezelfde functie en omvang, wordt herbouwd en op gelijke wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien als voor de calamiteit feitelijk het geval was, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
14.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
14.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 14.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 14.1.1 met maximaal 10%.

14.1.3 Uitzondering

Artikel 14.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik
14.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

14.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 14.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

14.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 14.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

14.2.4 Uitzondering

Artikel 14.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Reigerskant, Esch' van de gemeente Haaren.