direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Uithuizen
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1651.BP04Uithuizen-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In de afgelopen jaren is de gemeente gestart met een actualiseringsproject om verouderde bestemmingsplannen te vervangen door nieuwe bestemmingsplannen.

Het doel hierbij is bestemmingsplannen op te stellen die aansluiten op de huidige inzichten en de bestaande situatie en waarmee ongewenste ontwikkelingen worden voorkomen.

Voor het centrum van het dorp Uithuizen is inmiddels een nieuw bestemmingsplan vastgesteld (8 maart 2012). Nu is een herziening voor het overige dorpsgebied aan de beurt.

Het nieuwe bestemmingsplan is voornamelijk een actualisatie van de bestaande regelingen, teneinde te voldoen aan de wet- en regelgeving die in de Wet ruimtelijke ordening van 2008 en de daaruit voortvloeiende besluiten zijn gesteld.

Het plan heeft een consoliderend karakter, dat wil zeggen dat het in hoofdzaak gaat om een goede en eigentijdse regeling van de bestaande situatie. Nieuwe ontwikkelingen in het bestaande dorpsgebied zijn alleen meegenomen waar het min of meer concrete plannen betreft die inmiddels zijn ontwikkeld. Verder voorziet het plan in perceelsgebonden ontwikkelingen, zoals de mogelijkheden voor uitbreiding van bestaande woningen en andere functies.

1.2 Ligging plangebied

Het bestemmingsplan omvat de gebieden rond het centrum van Uithuizen die als een schil om dit centrum heen liggen. In dit gebied heeft het wonen de voornaamste rol. Incidenteel zijn ook andere functies, zoals bedrijven en maatschappelijke voorzieningen aanwezig. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1651.BP04Uithuizen-0301_0001.jpg"

Figuur 1 De ligging van het plangebied

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Het onderhavige bestemmingsplan voorziet in de herziening van de volgende bestemmingsplannen:

  • Bestemmingsplan Uithuizen (vastgesteld 19 mei 2005);
  • bestemmingsplan Almersma (vastgesteld 7 september 2006);
  • bestemmingsplan herziening sportcomplex (vastgesteld 10 september 2009);
  • Bestemmingsplan Uithuizen, Klinkhamer-locatie (vastgesteld 18 februari 2010);
  • Bestemmingsplan Dingewold (vastgesteld 28 april 2011),
  • Bestemmingsplan Boukemapark Uithuizen (vastgesteld 16 februari 2012).

Zoals gezegd is voor het centrumgebied in 2012 al een nieuw bestemmingsplan vastgesteld dat voldoet aan de nieuwe wet- en regelgeving ten aanzien van digitalisering en standaardisering. Hetzelfde geldt voor een aantal locaties gelegen in het plangebied, zoals het Bestemmingsplan Speelstrip De Roegte te Uithuizen (vastgesteld d.d. 8 mei 2014) en het Bestemmingsplan De Zon 2 te Uithuizen (vastgesteld d.d. 24 april 2014).

1.4 Leeswijzer

Na dit hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plangebied. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het van belang zijnde beleidskader, waarna in hoofdstuk 4 de planuitgangspunten aan de orde komen. Hoofdstuk 5 bevat een toetsing aan de milieuaspecten. In hoofdstuk 6 volgt een toelichting op de werking van het bestemmingsplan en de daarin opgenomen regeling. Het laatste hoofdstuk gaat in op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan, waarbij aandacht wordt besteed aan de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van de bestaande situatie

2.1 Historische kenschets

Een groot deel van het Groninger cultuurlandschap is ontstaan door, of veroverd op de zee. Aangezien men voor de eerste bewoning en bebouwing de hoge, droog gelegen plaatsen als zandruggen, kwelder- en oeverwallen zocht, vertoont de ligging van nederzettingen een duidelijke samenhang met de geomorfologie.

In het gebied van de gemeente Eemsmond vestigden zich de eerste bewoners omstreeks 600 - 400 voor Christus op de hoger gelegen kwelder- en oeverwallen. Men zocht bij voorkeur hooggelegen gebieden langs rivieren, kreken en prielen (maren), omdat die gebieden beschikten over hoge, vruchtbare gronden voor veehouderij en het verbouwen van zomergewassen en er tevens drink- en viswater beschikbaar was. Ook waren in het zeekleigebied de waterwegen geruime tijd de belangrijkste verbindingen voor handel en personenvervoer. Om niet al te sterk afhankelijk te zijn van de wisselende invloeden van de zee, begon men rond 800 na Christus met het kunstmatig ophogen van de woonplek. Zo ontstonden de eerste wierdendorpen.

Vanaf circa 1200 na Christus begon men de kwelders te bedijken en werden geulen afgesloten. Omdat het Groninger wierdengebied was verbrokkeld door geulen en getijdenrivieren werd het geleidelijk, in kleine delen, bedijkt. Voordat de kwelders werden bedijkt, zorgden de natuurlijke waterlopen (maren) voor de afwatering. Door het grillige patroon van de natuurlijke waterlopen ontstond bij verdere ontginning een eveneens grillig patroon van sloten.

2.2 Stedenbouwkundige ontwikkeling

Als gevolg van de geomorfologische situatie en de bodemgeschiktheid voor agrarisch gebruik zijn direct na de wierdenbouw, waarvan Oldörp (het oude dorp) een laat voorbeeld is, op de kwelderwal reeksen boerderijen gesticht. Nadat op de kwelderwal een van de eerste dijken was aangelegd, ontstond evenwijdig daaraan de Hoofdstraat. Deze dijk liep vanaf de huidige poort van de Menkemaborg in een vrijwel rechte lijn globaal langs de huidige Noorderstraat, Wierdstraat en Molenwierdstraat richting Usquert. Geruime tijd na de aanleg van de Oude Dijk, in de tweede helft van de 13e eeuw, werd de huidige Schoolstraat aangelegd, parallel aan de Hoofdstraat. Ten noorden daarvan lag de borg Engersum.

afbeelding "i_NL.IMRO.1651.BP04Uithuizen-0301_0002.png"

Figuur 2: Historische kaarten circa. 1850 (boven en circa. 1900 (onder)

Dit borgterrein, gelegen tussen de huidige Engersma- en Oosterstationsstraat, bleef na de sloop van het huis in 1855 nog lange tijd als geheel in agrarisch gebruik, met als gevolg dat het in het huidige stratenpatroon nog is te herkennen.

In het goed bewaard gebleven patroon van de twee evenwijdige straten met hun dwarsverbindingen groeiden twee kernen geleidelijk naar elkaar toe tot een vrij dichte dorpsbebouwing.

Deze dorpsontwikkeling is gestimuleerd door het doortrekken van het Boterdiep, dat vanaf de tweede helft van de 17e eeuw eindigde in een haven op de plaats van de huidige Blink. Toen in de tweede helft van de 19e eeuw de betekenis van het verkeer toenam, zijn vooral aan de Hoofdstraat veel winkels en woonhuizen gebouwd.

Naast verdere verdichting van de dorpsbebouwing langs en tussen de parallel lopende Hoofdstraat en Schoolstraat ontstond in aansluiting op de Zuiderstraat, een dorpsvernieuwing nabij de haven aan het eind van het Boterdiep. Met de aanleg van de spoorlijn van Groningen naar Roodeschool in 1893, die ten noorden van het toenmalige dorp werd aangelegd, is een station gebouwd en zijn nieuwe straten aangelegd in het tussengebied. Aan het spoor werd de Pekelder Machine Fabriek gesticht en geleidelijk vulde het gebied zich met gemengde bebouwing.

Langs de spoorlijn en het Boterdiep vestigden zich bedrijven. Langs de opstrekkende wegen, de noordelijke polders in, kwam lintbebouwing tot stand. De opkomende tuinbouw leidde tot het ontstaan van losse bebouwing als uitlopers van het dorp: Talmaweg, Kwekersweg, R.P. Dojesweg en Treubweg. Dit was de situatie rond 1940.


Als gevolg van de sterke groei in de periode van de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog is de oude structuur van het langgerekte dorp aangevuld met uitbreidingen naar het noorden en het zuiden. Omdat in dit proces van komvorming de spoorlijn een nadrukkelijke barrière vormt, die na 1962 nog aanzienlijk is versterkt door de aanleg van de nieuwe provinciale weg voor het doorgaande verkeer, zijn de noordelijke dorpsuitbreidingen beperkt gebleven. Wel kwam hier een bedrijventerrein tot stand. De nadruk lag op de zuidelijke dorpsuitbreidingen, waarin tot ongeveer 1960 ook nieuwe voorzieningen werden opgenomen, zoals scholen, bejaardenhuizen, sportvelden. Al in de jaren vijftig werd uitgegaan van een nieuwe straat ten zuiden van het oude dorp en opnieuw evenwijdig aan de Hoofdstraat. Deze straat is in gedeelten gerealiseerd: eerst de J. Cohenstraat, in de jaren zestig de J.F. Kennedylaan, met de uitbreidingen van de Jacob Wiersumstraat, de Wilgenbuurt en meer recent de verlenging van de J. Cohenstraat tot aan de Snik over het Boterdiep.

Na ongeveer 1960 veranderde het karakter van de uitbreidingen en zijn aaneengesloten monofunctionele woongebieden gebouwd: Uithuizen Zuid of de Riepenbuurt, Uithuizen Noord, Plan West of de Arp Schnitgerhof, Oldörp of Ripperdadrift, Menkema, Dingewold I en II en Boukemaheerd.

2.3 Huidige ruimtelijke en functionele situatie

Voor het centrum van Uithuizen is sinds 2012 het bestemmingsplan Uithuizen Dorpscentrum van kracht. De plangrens wordt verder gevormd door de plangrens van de aanliggende bestemmingsplannen en dan met name door de grens van het bestemmingsplan Buitengebied.

Centrum-West

Het gebied tussen de twee parallelle straten Hoofdstraat West en Schoolstraat maakt deel uit van het dorpscentrum. Het grootste deel van dit gebied maakt daardoor deel uit van het bestemmingsplan Uithuizen Dorpscentrum. Het westelijke deel is onderdeel van dit bestemmingsplan.

De stedenbouwkundige structuur is oud en goed bewaard gebleven, terwijl de bebouwing grotendeels stamt uit de tweede helft van de negentiende eeuw. In dit deel van het plangebied zijn twee kerken gelegen, te weten de rooms-katholieke kerk aan de Hoofdstraat West en de doopsgezinde kerk aan de Mennonietenkerkstraat. Andere maatschappelijke instellingen in het gebied zijn het Sint Vincentiusgebouw aan de Sint Vincentiusstraat en de rooms-katholieke basisschool "De Schelp" aan een hofje aan de Hoofdstraat West. Incidenteel komen ook winkels voor aan de Schoolstraat en de Mennonietenkerkstraat.

Een bijzonderheid wordt gevormd door de smalle straatjes tussen de Hoofdstraat West en de Schoolstraat, die een stil karakter hebben omdat er over het algemeen geen centrumvoorzieningen aan zijn gesitueerd. Een karakteristiek element is de molen aan de Schoolstraat, nabij de hoek van de Mennonietenkerkstraat. In het gebied bevindt zich ook nog een aantal bedrijven.

Tussen de Ringeweerstraat en het Boterdiep

Het gebied bestaat uit twee uitbreidingen waarvoor de plannen in de jaren vijftig zijn gemaakt. De J. Wiersumstraat is een straat met woningwetwoningen, de Ringeweerstraat is ruimer van opzet. De bedoeling was hier een wigvormige straatruimte van allure te creëren om de verbinding tot stand te brengen tussen de nieuwe ontsluitingstraat aan de zuidzijde van het dorp (J.F. Kennedylaan en J. Cohenstraat) en het kerkplein, begrensd en beheerst door de kerk met zijn oude toren en de hoge bomen eromheen. Dit idee is tijdens de uitvoering helaas verwaterd en wordt met name aan de westzijde van de straat verstoord door de situering van het politiebureau en van het blokje van twee woningen op de hoek van de J. Cohenstraat die in de brede ruimte naar voren steken.

Tussen de Startstraat en de Departementsstraat

Het gedeelte tussen de Startstraat en de Departementsstraat bevat grotendeels woningbouw met daarin enkele voorzieningen en bedrijven opgenomen. In dit gebied zijn eveneens appartementen aanwezig voor minder-zelfstandigen.

Tussen de Oosterstationsstraat en de Talmaweg

Ook dit gebied is functioneel sterk gemengd. Langs de Talmaweg staan vrijstaande woningen. Langs de Oosterstationsstraat zijn een aantal maatschappelijke instellingen gevestigd, waaronder een verenigingsgebouw en een kerk. In deze straat bevindt zich tevens een machinefabriek. Aan de Borgstraat zijn een aantal winkels gevestigd. Tevens bevindt zich op de hoek Talmaweg/Borgstraat een spuit- en afwerkingsbedrijf.

Tussen de Hoofdstraat West en de J.F. Kennedylaan

Dit gebied bestaat uit bebouwing langs de Hoofdstraat West, waarin veel voorzieningen zijn opgenomen. Daarachter zijn twee grote begraafplaatsen gelegen, waartussen dorpsuitbreidingen zijn ingepast. Aansluitend aan de begraafplaatsen zijn prachtige tuinen bewaard gebleven, waarvan de hoog opgaande bomen samen met die rondom de begraafplaatsen het beeld van dit gedeelte van het dorp voor een belangrijk deel bepalen. Naast woningbouw bevinden zich langs de J.F. Kennedylaan de christelijke basisschool.

Behalve de bebouwing langs de J.F. Kennedylaan met zijn fraaie beplanting zijn er drie nieuwbouwgebiedjes met elk hun eigen karakter en beslotenheid: Ringeweerstraat, M.J. Bultemastraat en Wilgenbos-Wilgenhof. De openbare basisschool "De Brunwerd" is aan de M.J. Bultemastraat gevestigd. Aan de Hoofdstraat West is op de locatie van de voormalige koekfabriek Klinkhamer voorzien in woningbouw met zorg.

Plan West

Plan West of de Arp Schnitgerhof en omgeving is een nieuwbouwwijk waarin enige oudere bebouwing langs de Startstraat, de Hoofdstraat West en de Maarweg is opgenomen. Er is sprake van voornamelijk woningbouw met incidenteel een aantal (dienstverlenende) bedrijven. Op de hoek van de Maarweg/Hoofdstraat West staat een boerderij waarachter het voormalige roomskatholieke kleuterschooltje staat. Dit doet nu dienst als peuterspeelzaal.

Het merendeel van de woningen zijn rijtjeswoningen. Langs de Geraldadrift staan vrijstaande woningen. Op de hoek Maarweg/Kennedylaan staat een woongebouw.

Riepenbuurt

In de Riepenbuurt, gelegen ten zuiden van de J.F. Kennedylaan en ten oosten van de Maarweg, komen woningen met verschillende financieringscategorieën voor. Kenmerkend voor het gebied is dat er veel bungalows voorkomen.

Woonbuurt Oldörp

De woonbuurt Oldörp, gelegen tussen de J.F. Kennedylaan, de Maarweg en de Oldörpsterweg, is een voorbeeld van een woonomgeving met clusters woningen om een parkeergelegenheid heen gegroepeerd (woonerven) en functioneert als zodanig goed. Kenmerkend voor dit gebied is dat er veel groenstroken aanwezig zijn.

Hoek Talmaweg-Borgweg

Langs de Talmaweg en de Borgweg staat particuliere woningbouw, eindigend in het grotere boerderij-erf Tocama met zijn fraaie opgaande bomen aan de Dingeweg. Achter de bovengenoemde bebouwing liggen een aantal bedrijven met grote bedrijfsgebouwen (deels loodsen van de voormalige veiling).

Hunsingoheerd

Ten noordoosten van de Menkemaborg is het woonzorgcomplex "'t Gerack" gelegen. Nabij dit complex is een complex met seniorenwoningen aanwezig.

Uithuizen-Noord

De bestaande bebouwing in Uithuizen-Noord wordt gevormd door lintbebouwing van oudere datum langs De Laan en langs de Departementsstraat met daartussenin naoorlogse woningbouw. Door de over het algemeen grote kavels is een aangenaam en gewaardeerd woonmilieu ontstaan.

Het noordelijke gedeelte van het plangebied is mede als akkerbouwgrond in gebruik.

’t Lage van de weg

’t Lage van de weg is een buurtschap even ten noordwesten van Uithuizen. De bebouwing bestaat voornamelijk uit lintbebouwing aan de van noord naar zuid lopende Lageweg/Ossegang en aan Bovenhuizen, die van oost naar west loopt.

Bedrijventerrein Noord en omgeving

Aan het begin van de Departementsstraat en net voorbij de Nijverheidsweg zijn nog restanten van de oude lintbebouwing aanwezig. Aan de noordzijde van de Nijverheidsweg stond een reeks rijtjeswoningen die inmiddels zijn gesloopt. Langs de Departementsstraat is vervangende nieuwbouw gerealiseerd. Daartussen ligt aan de Industrieweg (parallel aan de provinciale weg) en de Nijverheidsweg het bedrijventerrein Noord. De ontsluiting hiervan vindt plaats over de Industrieweg, de Nijverheidsweg en de Kwekersweg. Op dit bedrijven zijn voornamelijk lichte en middelzware bedrijfsvormen aanwezig. In de paragrafen 5.1 en 6.3 wordt hier nader op ingegaan.

Talmaweg

De Talmaweg vormt de noordoostelijke uitloper van Uithuizen. De kenmerkende lintbebouwing bestaat voor het grootste gedeelte uit woonbebouwing afgewisseld met kleinschalige uitzonderingen.

Dingewold

Het gebied Dingewold ligt aan de noordkant van het dorp. Het gebied wordt gekenmerkt door een ruim opgezette nieuwe woonwijk met overwegend vrijstaande woningen op ruime kavels. De woonwijk wordt omgeven door groen, bos en sportvoorzieningen (zwembad en tennisbanen). Voor de ontwikkeling van dit gebied is in 2011 het Bestemmingsplan Dingewold vastgesteld.

Boukemapark

De locatie Boukemapark ligt in het zuiden van Uithuizen, ten noorden van de ijsbaan. Dit gebied voorziet in een scholencluster voor het basisonderwijs (in combinatie met dagopvang) en sportvoorzieningen (ijsbaan / motorcrossterrein). Voor de ontwikkeling van dit gebied is in 2012 het Bestemmingsplan Boukemapark Uithuizen vastgesteld.

Almersma

De woonwijk Almersma bevindt zich aan de zuidwestelijke rand van de kern Uithuizen. Het ligt opgespannen tussen de Maarweg aan de oostzijde en de Oldörpsterweg 3 aan de westzijde. Het plangebied bevindt zich op de overgang van het dorp naar het landelijk gebied, waardoor bij de inrichting rekening is gehouden met het karakteristieke landschap van kwelderwallen en wierden in samenhang met de ruimtelijke kwaliteiten van het dorp. Dit onder ander door een specifiek stedenbouwkundige inrichting te realiseren ter plaatse van de wierde Oldörp. De stedenbouwkundige uitgangspunten zijn oorspronkelijk vertaald in de regeling van het bestemmingsplan Almersma (2006). Voortschrijdend inzicht heeft uitgewezen dat de oorspronkelijke regels te beperkend zijn geweest om recht te doen aan de kwaliteit van de wierde. Om de kwaliteit en de variatie van het stedenbouwkundig concept te kunnen bereiken zijn de regels ten opzichte van de oorspronkelijke regeling enigszins bijgesteld. De aanpassingen van de stedenbouwkundige uitgangspunten die consequenties hebben voor de regels zijn in het voorliggende bestemmingsplan verwerkt. Met name het oorspronkelijke vaste rooilijn-patroon is nu losgelaten.

2.4 Rijksmonumenten en karakteristieke panden

In het plangebied bevinden zich 9 monumentale panden:

  • 1. de rooms-katholieke kerk aan de Hoofdstraat West 85;
  • 2. de pastorie met aangebouwde stookhut en de tuin gelegen achter de pastorie, aangelegd in Engelse landschapsstijl van omstreeks 1864 en de rouwkapel aan de Hoofdstraat West 81, 83 en 87;
  • 3. de molen "De Liefde" aan Mennonietenkerkstraat 13;
  • 4. de sarrieshut aan Mennonietenkerkstraat 15;
  • 5. de doopsgezinde zaalkerk met aangebouwde kosterswoning en kerkeraadskamer in een Eclectische trant aan de Mennonietenkerkstaat 12;
  • 6. een woning met kenmerken van de Amsterdamse School stijl uit 1929 aan Mennonietenkerkstraat 8;
  • 7. de woonboerderij aan de Maarweg 2;
  • 8. een boerderij met hek aan de Dingeweg 2/3;
  • 9. een boerderijgebouw met de functie wonen/toiletdouchegebouw op de camping aan de Havenweg 54.

Het gaat hier om rijksmonumenten die geen nadere regeling in het bestemmingsplan behoeven, aangezien deze reeds via de Monumentenwet 1988 worden beschermd.

Ten aanzien van karakteristieke panden is op te merken dat de inventarisatie voor karakteristieke panden onlangs gereed gekomen. Het pand Maarweg 45 dat in het door de provincie begrensde buitengebied ligt is van belang voor de bescherming in het kader van de Provinciale Omgevingsverordening 2009-2013 (zie paragraaf 3.1). Het betreft een woonboerderij met een markante ligging net buiten het dorp. Er is sprake van een fraai erf met omgrachting, hagen en brede singelbeplanting. De Oldambster boerderij heeft een aangebouwde erker en heeft rijke detaillering. De boerderij is beeldbepalend met een waardevol erf.

Verder zijn er geen andere beeldbepalende panden aanwezig in het het door de provincie begrensde buitengebied.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan moet rekening gehouden worden met het relevante beleid van de hogere overheden. Daarnaast is ook het eigen gemeentelijk beleid van belang. Hierna volgt een overzicht van het relevante beleid. Er zijn geen rijksbelangen in het geding, dus het rijksbeleid wordt niet behandeld.

3.1 Provinciaal beleid

Provinciaal omgevingsplan 2009-2013

Het Provinciaal Omgevingsplan (POP) is de grootste beleidsnota die de provincie eens per vier jaar maakt. Het is een nota die de beleidsthema's milieu, verkeer, vervoer, water en ruimtelijke ordening verbindt. Dat is nodig, omdat bijvoorbeeld investeren in wegen automatisch gevolgen heeft voor het milieu. In het Provinciaal Omgevingsplan staat het beleid voor de leefomgeving van de inwoners van Groningen. Nu geldt het Provinciaal Omgevingsplan 2009-2013.

De dorpskern van Warffum wordt tot bebouwd gebied gerekend. Dat betekent dat het beleid voor dorpsgebieden van toepassing is. Dorpsfuncties moeten daarin worden opgenomen.

Het bestemmingsplan voorziet, gelet op het conserverende karakter (zie paragraaf 1.1), niet in ontwikkelingen die in strijd zijn met het POP.

Provinciale Omgevingsverordening 2009-2013

Naast het POP is heeft de provincie Groningen sinds 17 juni 2009 de beschikking over een vastgestelde Omgevingsverordening. De Provinciale Omgevingsverordening 2009 - 2013 (POV) is opgesteld om het omgevingsbeleid uit het Provinciaal Omgevingsplan goed te kunnen uitvoeren en te handhaven.

Onder de Provinciale Omgevingsverordening vallen regels voor het saneren van de bodem en het onttrekken van grondwater. Maar ook afspraken over ontgrondingen, grondwaterbescherming, stiltegebieden en de handhaving zijn erin opgenomen. Daarnaast bevat de Provinciale Omgevingsverordening regels over de ruimtelijke ordening. Deze regels gaan over de inrichting van de ruimte binnen de provincie en daarmee over de leefomgeving van de inwoners van Groningen.

De Omgevingsverordening is in 2011 en 2013 op onderdelen partieel gewijzigd.

Het bestemmingsplan voorziet, gelet op het conserverende karakter (zie paragraaf 1.1), niet in ontwikkelingen die in strijd zijn met het POP.

Ontwikkelingsvisie Eemsdelta

Voor de regio Eemsdelta is een ontwikkelingsvisie vastgesteld (20 juni 2013 vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Eemsmond). Deze ontwikkelingsvisie is een uitwerking van de gebiedsopgave in het POP.

Met de regio Eemsdelta wordt gedoeld op het grondgebied van de gemeenten Delfzijl, Eemsmond, Appingedam en Loppersum (‘DEAL-gemeenten’). Hierbij gaat het om zowel het binnendijkse territorium, de kustzone, als om de buitendijks gelegen Waddenzee en de Eems-Dollard. Deze visie richt zich in de tijd op 2030, met een doorkijk naar 2050. Daar, waar cruciale, regionale thema's de grenzen van de DEAL-gemeenten overschrijden, is ook over die grenzen heen gekeken. Zo wordt in deze visie nadrukkelijk rekening met ontwikkelingen in het omringende gebied (de buurgemeenten), met het nabijgelegen stedelijk netwerk Groningen-Assen en met het Duitse gebied aan de overzijde van de Eems. Tevens heeft afstemming plaatsgevonden met ontwikkelingen en beleidsuitwerking voor de Waddenzee, de Eems-Dollard en het Deltaprogramma. Dan gaat het om zaken als natuurbehoud- en ontwikkeling, kustverdediging en klimaatverandering, de offshore ontwikkelingen en de aanlanding van kabels en leidingen.

Het bestemmingsplan voorziet, gelet op het conserverende karakter (zie paragraaf 1.1), niet in ontwikkelingen die in strijd zijn met de ontwikkelingsvisie.

3.2 Gemeentelijk beleid

Strategische visie Eemsmond

In de Strategische Visie Eemsmond (16 januari 2001) heeft de gemeente het omgevingsbeleid uit het eerste POP uitgewerkt. De visie geeft voor elke kern een dorpsprofiel met daarin een historisch-ruimtelijke karakteristiek, een overzicht van de consequenties en thema's die volgen uit de strategische visie, een beeld van de inspraakreacties die mondeling en schriftelijk zijn verkregen gedurende de dorpenronde en een koers voor het dorp voor de komende jaren. Het dorpsprofiel bevat daarmee de belangrijkste ingrediënten voor het opstellen van integrale dorpsplannen, bestemmingsplannen en uitvoeringsplannen. Het wierdendorp Warffum wordt omschreven als een cultuurdorp met bijzondere voorzieningen. De historische structuur en identiteit van het dorp worden gekoesterd. Ingrepen in de bestaande structuur zullen tot doel hebben de kwaliteit van de woon- en leefomgeving op te knappen. De cultuurhistorische elementen zullen verder worden benadrukt waarbij eisen aan de beeldkwaliteit van (ver)nieuwbouw zullen worden gesteld.

Identiteitsstudie Uithuizen (2009)

De Identiteitsstudie Uithuizen (ID-studie) geeft een visie weer waar ruimtelijke ontwikkelingen kunnen plaatsvinden en geeft globaal de randvoorwaarden aan. In de ID-studie wordt onder andere aangegeven waar woningbouw zou kunnen plaatsvinden en waar bedrijvigheid zou kunnen worden gerealiseerd. De ID-studie geeft globaal de richting aan. Door middel van deelstudies wordt een aantal onderwerpen nader uitgewerkt, waarbij de ID-studie als onderlegger geldt. In de ID-studie zijn onder andere de volgende onderwerpen aan de orde:

  • Uitbreiding bedrijventerrein Edama;
  • Mogelijkheden voor woningbouw;
  • Revitalisering Uithuizen Noord i.c.m. mogelijkheden Nijverheidsweg;
  • Wegnemen diskwaliteiten;
  • Nieuwe ontsluitingsweg.

De ID-studie is zo geformuleerd dat uitsluitend de verschillende keuzemogelijkheden aangegeven worden.

Het onderhavige bestemmingsplan houdt, voorzover relevant voor het plangebied, rekening met de uitgangspunten in de identiteitsstudie. Dit evenwel met de kanttekening dat er sprake is van een conserverend plan en dat voor nieuwe ontwikkelingen die niet perceelsgebonden zijn een zelfstandige bestemmingsplanprocedure zal moeten doorlopen.

Ontwikkelingsperspectief Platteland en dorpen Eemsdelta

De gemeenten Eemsmond en Loppersum hebben in gezamenlijkheid een ontwikkelingsperspectief opgesteld voor het platteland en de dorpen. Dit Ontwikkelingsperspectief Platteland en dorpen Eemsdelta (vastgesteld door de gemeenteraad op 16 februari 2012) is gebruikt als bouwsteen voor de Ontwikkelingsvisie Eemsdelta 2030 die onder leiding van de provincie Groningen is opgesteld (zie paragraaf 3.1).

In het Ontwikkelingsperspectief is naast een samenvatting van relevant beleid een sterkte-zwakte-analyse uitgevoerd voor het gebied. Hierin komen de volgende thema's aan de orde; natuur, landschap en cultuurhistorie; kustverdediging; economie en landbouw; wonen, voorzieningen en leefbaarheid; recreatie en toerisme; verkeer en vervoer.

Deze analyse heeft een beoordeling gegeven van de sterke en zwakke punten van de regio voor de bepaling van de (strategische) beleidsdoelen. Deze zijn afgezet tegen de kansen en bedreigingen die door autonome ontwikkelingen of door ontwikkelingen elders op het gebied afkomen en waarop gemeenten zouden kunnen anticiperen. Dit heeft vervolgens geleid tot speerpunten per thema. De kansen die uit het ontwikkelingsperspectief naar voren zijn gekomen zijn vervolgens op de Visiekaart Kansen geplaatst om het geheel meer te visualiseren.

Woon- en leefbaarheidsplan Eemsdelta

Omdat het gebied Eemsdelta een zogenaamde 'krimpregio' betreft is in samenwerking met 35 organisaties (woningcorporaties, detailhandel en zorg- en welzijns- en onderwijsinstellingen) en overheden (gemeenten Appingedam, Delfzijl, Eemsmond, Loppersum en de Provincie Groningen) het Woon- en Leefbaarheidsplan (WLP) opgesteld. Het WLP dat door de samenwerkende partijen is ondertekend op 13 maart 2013 geeft aan op welke wijze met de huidige en nieuwe bewoners het wonen en leven op een goed niveau kan worden gehouden. Uitgangspunt is dat zal worden gewerkt aan goede woningen, goede zorg en onderwijs en bereikbare voorzieningen.

In het WLP worden de gevolgen voor de bevolkingsdaling voor de Eemsdelta aan de orde gesteld en wordt aangegeven welke acties kunnen worden ondernomen voor de leefbaarheid.

Eén van de keuzes is dat woningcorporaties en particuliere eigenaren in de hele regio woningen geschikt maken voor wonen met zorg. Ze verbeteren en renoveren woningen, hier en daar vindt nieuwbouw plaats. De nadruk ligt op het behoud van het bestaande, nieuwbouw is mogelijk in de regionale centra en de centrumdorpen. Ook wordt getracht oplossingen te vinden voor het probleem van de goedkope koopwoningen.

Om dit mogelijk te maken wordt in Uithuizen, zijnde een regionaal centrum, vastgehouden aan verdere invulling in het lint door het opvullen van lege plekken.

Welstandsnota

De welstandsnota van de gemeente Eemsmond is vastgesteld op 5 april 2012. De Welstandsnota biedt een kader voor beleid en advisering met betrekking tot de beeldkwaliteit van de bebouwing in de gemeente. Daarvoor worden eerst de structuur per gebied en de ruimtelijke opbouw ervan geanalyseerd en beschreven. Vervolgens vindt er een waardering plaats van de verschillende kwaliteiten, waarna de koers kan worden aangegeven waarin de bebouwing zich zal ontwikkelen.

Hoofdstuk 4 Planuitgangspunten

De huidige situatie en het beleidskader zoals beschreven in de vorige hoofdstukken, zijn vertaald in de uitgangspunten van dit bestemmingsplan. Deze worden in dit hoofdstuk uiteengezet.

4.1 Algemeen

Het hoofduitgangspunt voor dit bestemmingsplan, is het behoud en waar mogelijk het versterken van de bestaande ruimtelijke waarden in het dorp Uithuizen. Dit in combinatie met het behoud en waar mogelijk versterken van de leefbaarheid in het dorp.

Waar het gaat om de leefbaarheid, moet gezocht worden naar een evenwicht tussen enerzijds het behoud en - waar mogelijk - de versterking van de aanwezige woonfunctie en anderzijds het bieden van ruimte voor passende voorzieningen en bedrijven. Binnen dit algemene uitgangspunt geldt een aantal speerpunten:

  • behoud van de woonfunctie en waar mogelijk versterking van de woonfunctie op passende locaties;
  • het behoud van de perceelsgebonden ontwikkelingen op het bedrijventerrein Noord;
  • ruimte bieden aan passende voorzieningen.

Vertaling van deze speerpunten in het bestemmingsplan, betekent voor het overgrote deel van het plangebied dat de bestaande ruimtelijke en functionele structuur (opnieuw) wordt vastgelegd. Functieveranderingen die bijdragen aan de hiervoor genoemde uitgangspunten, worden met toepassing van een wijzigingsbevoegdheden mogelijk gemaakt. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de invulling van een woonfunctie op een bedrijfsperceel (bestemming 'Bedrijf' gelegen in een woongebied).

4.2 Ruimtelijke structuur

De bescherming van de kenmerkende ruimtelijke structuur, zoals beschreven in hoofdstuk 2, is een belangrijk uitgangspunt voor dit bestemmingsplan. De bescherming van de hoofdvorm en situering van de bebouwing is geregeld via bouwregels en bouwvlakken.


Bij de bescherming van de bebouwde ruimtelijke structuur, spelen ook de gemeentelijke Welstandsnota en de Monumentenwet 1988 een belangrijke rol. Bij wijzigingen in de bebouwing moet rekening gehouden worden met wat in de Welstandsnota is vastgelegd. Op grond van de Monumentenwet geldt onder meer een verbod voor het slopen van monumentale bebouwing en een vergunningsplicht voor het veranderen / vernieuwen van een monument.


Naast bebouwing, bestaat de ruimtelijke structuur in Uithuizen ook uit wegen, groengebieden en waterlopen. Ook hiervoor geldt dat het bestemmingsplan gericht is op behoud.

4.3 Functionele structuur

Het behoud van de woonfunctie is een belangrijk uitgangspunt van dit bestemmingsplan.


De bestaande woningen in het dorp zijn dan ook als zodanig bestemd. Bij de woningen worden mogelijkheden geboden voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen.

Verder dienen de bestaande bouw- en gebruiksmogelijkheden op het bedrijventerrein Noord zoveel mogelijk te worden gerespecteerd (bestemming 'Bedrijventerrein'). Deze bedrijven moeten niet worden beperkt in het uitbreiden van de bedrijfsvoering en andersom moet een bedrijf moet geen hinder opleveren voor woongebieden.

Enerzijds wordt dus geprobeerd een goed woonmilieu te creëren en anderzijds moet een aantrekkelijk bedrijventerrein ontstaan. Door het bedrijventerrein te zoneren en alleen bedrijven toe te laten die binnen de milieucategorieën vallen in die zin dat aan de planologische normafstanden tussen woningen en bedrijven kan worden voldaan, wordt aan de wens van een goed leefmilieu tegemoet gekomen.

De diverse voorzieningen (die overigens voor het merendeel in het centrum liggen) dragen bij aan de leefbaarheid in Uithuizen. Uitgangspunt ten aanzien van de bestaande voorzieningen is het behoud en de versterking ervan. In het onderhavige bestemmingsplan zijn deze functies specifiek bestemd. Functies c.q. voorzieningen die zijn ondergebracht in een oorspronkelijk voor de woonfunctie bestemde gebouwen, zijn ondergebracht in een woonbestemming via een aanduiding. Op deze manier kunnen de niet-woonfuncties gehandhaafd blijven en zonder meer weer in gebruik worden genomen tot woning.


In de woongebieden bestaat ruimte voor kleinschalige bedrijfsactiviteiten in de vorm van aan-huis-verbonden beroepen die passen binnen de woonomgeving.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

De huidige situatie en het beleidskader zoals beschreven in de vorige hoofdstukken, zijn vertaald in de uitgangspunten van dit bestemmingsplan. Deze worden in dit hoofdstuk uiteengezet. Daarbij wordt tevens aandacht besteed aan de diverse omgevingsaspecten.

5.1 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten.

In het bestemmingsplan is de regeling voor de diverse bedrijven afgestemd op die Basiszoneringslijst. Concreet betekent dit dat voor wat betreft de incidentele bedrijven die voorkomen in het plangebied uitsluitend lichte vormen van bedrijven zijn toegestaan (tot en met milieucategorie 2) op de huidige bedrijfslocaties. Daar waar feitelijk sprake is van een bedrijf uit een hogere categorie, zijn deze specifiek vastgelegd zodat vanuit planologisch oogpunt geen verslechtering van de milieusituatie kan optreden.

Voor het bedrijventerrein Noord is een zonering toegepast conform de regeling uit het bestemmingsplan uit 2005. Daar waar in dat bestemmingsplan bedrijven die wat betreft geur, stof, geluid en gevaar toelaatbaar waren op een afstand van 100 m van woningen is dit nu ter plaatse vastgelegd met de categorie-aanduiding 'bedrijven tot en met categorie 3.2'. Daar waar alleen lichte vormen van bedrijven gevestigd mogen worden vanwege de ligging in de directe nabijheid van woningen (tot en met milieucategorie 2) geldt de categorie-aanduiding 'bedrijven tot en met categorie 2'. De bestaande planologische rechten worden daarmee gerespecteerd, zonder dat het woon- en leefklimaat van de omliggende woongebieden daarmee in gevaar komt.

De sportvelden en de ijsbaan (met verlichting) vallen onder milieucategorie 3.1. met een hinderzone (geluid) van 50 meter. Deze zijn in het bestemmingsplan als bestaande situatie bestemd.

5.2 Geluid

Ten aanzien van geluidshinder is de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidshinder in de toekomst. Voor het onderhavige plan is alleen geluidshinder als gevolg van weg verkeerslawaai van belang.

In de wet is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft, waar aandacht aan geluidshinder moet worden besteed. Uitzondering hier zijn wegen waar 30 km per uur als maximumsnelheid geldt.

De Wgh onderscheidt geluidsgevoelige objecten enerzijds en niet-geluidsgevoelige objecten anderzijds. De Wgh stelt dat op de gevels van geluidsgevoelige objecten voldaan moet worden aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Van negatieve effecten door weg verkeerslawaai is in de huidige situatie in het plangebied geen sprake. In het grootste deel van het plangebied zijn geen zoneringsplichtige wegen aanwezig. Het grootste deel van de wegen in het plangebied valt onder een 30 km/uur zone, waaraan geen wettelijke geluidzones verbonden zijn.

In het plangebied zijn enkele (delen van) wegen zoneringsplichtig, maar omdat dit bestemmingsplan de bestaande situatie (opnieuw) vastlegt, is een akoestisch onderzoek niet nodig.

Indien er sprake is van concrete initiatieven voor nieuwbouw van geluidgevoelige gebouwen, zal per locatie nader onderzoek moeten worden verricht mocht er sprake is van een nieuwe situatie ingevolge de Wgh.

5.3 Water

Bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen moet de watertoets worden toegepast. Dit houdt in dat alle ruimtelijke plannen een waterparagraaf moeten bevatten. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het plangebied ligt in het beheersgebied van het waterschap Noorderzijlvest.

De wet en regelgeving rond het aspect water is opgenomen in onder meer de Waterwet, de Nota Ruimte, de Kaderrichtlijn Water, het Waterbeheerplan 2015 en de Beleidsnotitie Water en Ruimte.

UIt de watertoets blijkt dat er geen waterschapsbelang is. Het bestemmingsplan is immers bedoeld als actualisatie van de bestaande regeling en maakt alleen perceelsgebonden ontwikkelingen bij recht mogelijk die geen invloed hebben op de waterhuishouding.

5.4 Bodem

Bodem is een belangrijk toetsingskader op het moment dat nieuwe ontwikkelingen spelen. Vooral bij nieuwe woningbouwontwikkelingen moet aangetoond worden dat woningen op bodem van voldoende kwaliteit worden gebouwd.

Dit bestemmingsplan heeft als uitgangspunt de bestaande situatie te voorzien van een actuele regeling. In dat geval is een bodemonderzoek niet nodig. Dit bestemmingsplan maakt bij recht geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Wel is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor nieuwe woningbouw. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning moet in dat gebied een bodemonderzoek uitgevoerd zijn.

5.5 Archeologie en cultuurhistorie

Dit bestemmingsplan geeft in principe alleen een nieuwe regeling voor de huidige situatie. Een wijziging van archeologische en cultuurhistorische waarden wordt daarom niet verwacht.

Archeologie

De bron voor de archeologische waarden is de Archeologische verwachtingskaart en de beleidsadvieskaart Eemsmond.

afbeelding "i_NL.IMRO.1651.BP04Uithuizen-0301_0003.png"

Figuur 3: Fragment Archeologische verwachtingskaart en de beleidsadvieskaart Eemsmond

Uit deze kaart is af te leiden dat een groot deel van dit plan onder het gebied 'moderne woonwijken en industrieën' (grijs) valt. In deze gebieden is geen onderzoek nodig.

Voor een deel is er sprake van gebieden met 'een hoge verwachtingswaarde' (zalmrose). Bij ingrepen van 200 m² of meer dient archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.

Een deel van het plangebied valt onder de 'geregistreerd AMK terrein' (blauw gearceerd) of 'borgterrein ' (geel omrand). Hier is voor ingrepen met een oppervlakte vanaf 15 m² archeologisch onderzoek noodzakelijk. In het gebied dat is aangeduid als begrenzing van de wierden (roze omrand) is het streven naar behoud. Voor de nog 'aanwezige boerderijplaatsen' in het plangebied (oranje) geldt een onderzoeksverplichting vanaf 15 m².

De zwart gearceerde gebieden zijn onderzocht en bevatten geen archeologische waarden.

In het bestemmingsplan zijn de verschillende archeologische waardetoekenningen specifiek bestemd via een aantal dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie'.

Cultuurhistorie

De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van ruimtelijke plannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.

Een beschrijving van de cultuurhistorische situatie van het dorp Uithuizen is opgenomen in de paragrafen 2.1 en 2.4. Voor wat betreft het behoud van deze cultuurhistorische waarden in het bestemming kan worden gesteld dat het onderhavige bestemmingsplan een vrij gedetailleerd karakter kent. Alle functies zijn vrij specifiek inbestemd. De wegen-, straten- en groenstructuur, alsmede de bebouwingsstructuur is vastgelegd door middel van eigen bestemmingen dan wel bouwvlakken. Hierdoor wordt het behoud van de cultuurhistorische patronen die nu nog in het dorp voorkomen afdoende gewaarborgd.

5.6 Ecologie

In het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met het beleid en de wetgeving voor de natuurbescherming. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Uitgangspunt is dat met beide geen strijdigheid ontstaat.

Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Natuurbeschermingswet. Indien ontwikkelingen (mogelijk) negatieve effecten op de natuurwaarden binnen deze gebieden hebben, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid over de Ecologisch Hoofdstructuur (EHS).

Dit bestemmingsplan geeft in principe alleen een nieuwe regeling voor de huidige situatie. Een wijziging van effecten op ecologische waarden wordt daarom niet verwacht.

In en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen beschermde natuurgebieden aanwezig.

Soortenbescherming

Ondanks dat het plangebied geen beschermde natuurgebieden kent, kan het voorkomen van beschermde plant- en diersoorten in het plangebied niet uitgesloten worden. De Flora- en faunawet biedt wetgeving over beschermde plant- en diersoorten. Bij nieuwe ontwikkelingen is in ieder geval een verkennend ecologisch onderzoek nodig.

5.7 Externe veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Voor inrichtingen is dit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), voor transportroutes het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en voor hogedruk aardgastransportleidingen het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt.


Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen.


Plaatsgebonden risico (PR)

Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6/jaarcontour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de 10-6/jaarcontour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde.


Groepsrisico (GR)

Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een calamiteit. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt begrensd door de 1%-letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald): de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Het GR kan niet 'op de kaart' worden weergegeven, maar wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N): de fN-curve.


Binnen en nabij het plangebied zijn een aantal risicobronnen geïnventariseerd die invloed kunnen hebben op het plangebied. Om die reden is een advies externe veiligheid opgesteld dat is opgenomen in bijlage 1 bij deze toelichting.

Uit dit advies blijkt dat er ten aanzien van het aspect externe veiligheid geen belemmergingen aanwezig zijn voor het bestemmingsplan. Voor de inhoud van het advies wordt kortheidshalve verwezen naar deze bijlage.

5.8 Luchtkwaliteit

Dit bestemmingsplan geeft in principe alleen een nieuwe regeling voor de huidige situatie. Een wijziging van de luchtkwaliteit wordt daarom niet verwacht.

De luchtkwaliteit levert in de huidige situatie geen negatieve effecten op. Ook bij mogelijk toekomstige ontwikkelingen worden negatieve effecten niet verwacht. De ontwikkelingen zijn hiervoor te kleinschalig van aard, waardoor ze onder de gevallen 'niet in betekenende mate' vallen. Ze voldoen aan de vereisten van de Wet milieubeheer, waarin de regelgeving over luchtkwaliteit opgenomen is.

5.9 Kabels, leidingen en zoneringen

In en rondom het plangebied zijn geen kabels, leidingen of zoneringen aanwezig die planologische beperkingen vormen voor de voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied.

Hoofdstuk 6 Juridische vormgeving

6.1 Inleiding

Dit hoofdstuk gaat in op de juridische vormgeving van het bestemmingsplan. Daarbij wordt in eerste instantie ingegaan op de algemene afspraken die hiervoor (landelijk) zijn gemaakt. Vervolgens wordt een toelichting gegeven op de juridische regeling van dit specifieke bestemmingsplan, door de gehanteerde bestemming toe te lichten.

6.2 Algemeen

Dit bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

6.3 Toelichting op de bestemmingen

Agrarisch

De gronden in het noorden van het plangebied zijn bestemd als 'Agrarisch'. Dit betreffen landbouwgronden die zijn te gebruiken voor het bewerken en/of beweiding. De daar voorkomende agrarische bedrijven en kwekerijbedrijven zijn als zodanig bestemd. De regeling van deze bedrijven is zoveel mogelijk afgestemd op de regeling in het vorige bestemmingsplan uit 2005, evenwel met inachtneming van de regeling in het buitengebied.

Bedrijf

De individueel voorkomende bedrijven binnen het plangebied hebben een bestemming Bedrijf gekregen. Alleen bedrijven tot en met milieucategorie 2 zijn toegestaan. Een aantal bedrijven die niet tot deze milieucategorie behoren is specifiek bestemd. De bebouwing dient binnen het bouwvlak plaats te vinden. Het bestaande aantal bedrijfswoningen is vastgelegd.

Bedrijf - Rioolwaterzuiveringsinstallatie

Om te voorkomen dat zich ter plaatse van de rioolwaterzuiveringsinstallatie ook andere bedrijven mogen vestigen is deze specifiek bestemd. De rioolwaterzuivering is echter onlangs buiten bedrijf gesteld, maar er zijn nog geen concrete plannen voor een nadere bestemming. Wel is het zeer waarschijnlijk dat de verblijfsrecreatieve activiteiten van het naastgelegen kampeerterrein worden uitgebreid op deze plek. Ten behoeve daarvan is daarom een wijzigingsbevoegdheid opgenomen naar de bestemming "Recreatie - Kampeerterrein".

Bedrijventerrein

Zoals hiervoor is aangegeven, zijn de individuele bedrijven als 'Bedrijf' bestemd. De SVBP 2012 schrijft in principe voor dat voor niet-individuele bedrijven die op een bedrijventerrein zijn gevestigd, als 'Bedrijventerrein' moeten worden bestemd. In Uithuizen gaat het om het bedrijventerrein Noord aan de Industrieweg. Voor dit bedrijventerrein is een interne zonering toegepast: daar waar alleen lichte vormen van bedrijven gevestigd mogen worden vanwege de ligging in de directe nabijheid van woningen (tot en met milieucategorie 2) geldt de categorie-aanduiding 'bedrijven tot en met categorie 2'. Daar waar bedrijven die wat betreft geur, stof, geluid en gevaar toelaatbaar zijn op ruime afstand van woningen mogen bedrijven tot en met categorie 3.2 uit de bedrijvenlijst, alsmede perifere detailhandelsbedrijven (met een winkelvloeroppervlakte van maximaal 1.500 m²), worden gevestigd. Bedrijven die afwijken van deze zonering in die zin dat ze in een hogere categorie vallen dan is toegestaan, zijn specifiek aangeduid. Hetzelfde geldt voor niet-bedrijfsfunctie, zoals detailhandel.

Bos

De bospercelen rond Dingewold en het perceel ten zuiden van het Boukemagbebied waar de ijsbaan ligt, zijn als 'Bos' bestemd. In het gebied van de ijsbaan wordt een gebouw ten behoeve van de ijsbaan mogelijk wordt gemaakt. Tevens zijn hier lichtmasten met een hoogte van 15 meter mogelijk. De ijsbaan die incidenteel ook wordt gebruikt als motorcrossterrein is als 'sport' aangeduid.

Groen

De essentiële groenelementen en bepaalde te behouden groenstructuren zijn onder de bestemming 'Groen' gebracht. De dierenweide in het gebied Dingewold met de daarbijbehorende bebouwing is specifiek inbestemd via de aanduiding 'cultuur en ontspanning'.

Maatschappelijk

De maatschappelijke voorzieningen in het plangebied, zoals de scholen, de verenigingsgebouwen, kinderopvang, de dagbesteding en de molen, hebben de bestemming 'Maatschappelijk'. Omdat ze bijdragen aan een goed leefmilieu, moeten de maatschappelijke instellingen intact worden gelaten. Tevens bestaat de mogelijkheid van een uitwisselbaarheid van maatschappelijke functies, mocht een gebouw leeg komen te staan.

De kerk aan de Oosterstationsstraat heeft de bestemming 'Woongebied' met de aanduiding 'maatschappelijk'. In deze kerk bevindt zich namelijk een woning.

De bouw- en gebruiksregels zijn zoveel mogelijk afgestemd op de bestaande situatie.

Rond de molen "De Liefde" aan de Mennonietenkerkstraat geldt een zogenaamde molenbiotoop. Binnen de zone van deze molenbiotoop is een beperking gesteld aan de toelaatbare hoogte van de bebouwing om voldoende windvang voor de molen te kunnen garanderen. De molenbiotoop is specifiek aangeduid.

Maatschappelijk - Begraafplaats

Voor de begraafplaatsen in Uithuizen is de bestemming 'Maatschappelijk - Begraafplaats' opgenomen.

Recreatie - Kampeerterrein

De camping aan de Havenweg is als 'Recreatie - Kampeerterrein' bestemd. Het betreft hier een camping met ook een aantal trekkershutten en ruimte voor camperplaatsen. Ook zijn de bijbehorende voorzieningen, waaronder ondergeschikte horeca, en een beheerderswoning (bedrijfswoning) geregeld.

Sport

De in het dorp aanwezige sportcomplexen zijn als 'Sport' bestemd. De bouw- en gebruiksregels zijn zoveel mogelijk afgestemd op de bestaande situatie.

Verkeer

De doorgaande wegen zijn bestemd als 'Verkeer', de erfonsluitingswegen die ondergeschikt zijn aan de verblijfsfunctie vallen onder de bestemming 'Woongebied'.

Verkeer - Railverkeer

De spoorlijn Groningen-Roodeschool is als 'Verkeer - Railverkeer' bestemd. De geluidzone rond de spoorweg is aangeduid. Binnen deze zone zijn regels gesteld aan de toelaatbaarheid van (nieuwe) geluidgevoelige bebouwing.

Water

De hoofdwatergangen die een belangrijke functie vervullen in de waterhuishouding, alsmede watercompensatiegebieden, vallen onder de bestemming 'Water'.

Wonen

De grotendeels nog te ontwikkelen woonwijk 'Almersma' heeft vanwege de status als nog te ontwikkelen in combinatie met de specifieke stedenbouwkundige regeling (zie paragraaf 2.2 een aparte woonbestemming gekregen. De regeling is afgestemd op de meest actuele stedenbouwkundige uitgangspunten.

Wonen - Voormalige boerderij

Het voormalige agrarische bedrijf aan de Maarweg 85 is onder de bestemming ‘Wonen - Voormalige boerderij’ gebracht. In deze situatie is de oppervlakte van deze gebouwen groter dan binnen een reguliere woonbestemming. Bij recht is binnen de bestemming een bedrijf tot en met milieucategorie 2 toegestaan.

Het hoofdgebouw dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Daarnaast is er nog ruimte voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen.

Ter bescherming van de karakteristieke c.q. beeldbepalende waarden van het pand, is een sloopvergunning opgenomen.

Woongebied

Het grootste deel van het dorp is bestemd als 'Woongebied'. Binnen deze gebieden zijn de woningen geregeld met bijbehorende tuinen en erven en ook de ontsluitingswegen en verblijfsgebieden (groen, woonstraten, parkeren, water).

Voor wat betreft de woningen, wordt onderscheid gemaakt in hoofdgebouwen en erfbebouwing (aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen).

De basisregeling is dat er per woning 60 m² aan erfbebouwing mag worden gebouwd. Een grotere oppervlakte aan erfbebouwing is toegestaan indien het perceel van een bepaalde omvang is. Zo kan worden afgeweken van de basisregeling tot een maximale oppervlakte van 80 m², indien het bouwperceel minimaal 500 m² bedraagt en tot een maximale oppervlakte van 100 m² indien het perceel minimaal 1.000 m² bedraagt. Ten aanzien van voornoemde afwijkingsmogelijkheden wordt echter een uitzondering gemaakt. Er kan ook omgevingsvergunning worden verleend tot een oppervlakte van 70 m² voor percelen met een oppervlakte kleiner dan 500 m². Ten behoeve van zorgwonen, wordt bovendien een extra uitbreiding geboden van 13 m².

In de bestemming 'Woongebied' is eveneens een afwijkingsmogelijkheid opgenomen op basis waarvan lege plekken binnen de bebouwing kunnen worden opgevuld. Het aantal woningen kan op basis hiervan met maximaal twee per locatie toenemen, mits dit passend is binnen de uitgangspunten van het woon- en leefbaarheidsplan Eemsdelta (zie paragraaf 3.2). Het woon- en leefbaarheidsplan Eemsdelta heeft provinciale instemming. Het is echter niet exact bekend bekend om hoeveel woningen het kan gaan die gerealiseerd kunnen worden met de betreffende afwijkingsbevoegdheid, maar geschat wordt dat dit het aantal tussen de één en vier woningen zal bedragen. Concrete plannen zijn op dit moment niet bekend.

De niet-woonfuncties binnen de bestemming zijn specifiek aangeduid. Dit geldt bijvoorbeeld voor de aanwezige detailhandel. Nieuwe winkels moeten zich vestigen in het centrumgebied. De snackbar heeft de aanduiding 'horeca' gekregen. De brasserie is voorzien van de aanduiding 'maatschappelijk' aangezien deze niet openbaar is, maar een functie heeft in het kader van de dagbesteding van mensen met een beperking.

Waarde - Archeologie

De archeologische waarden, zoals die zijn beschreven in paragraaf 5.5, zijn vertaald in de bestemmingen 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4', afhankelijk van de aan het gebied toegekende archeologische (verwachtings)waarde.

Waarde - Groen lint

In het provinciale beleid (Omgevingsverordening Groningen) wordt de waarde erkend van de historische dorpslinten met waardevolle wegbeplanting en de plaatselijke aanwezigheid van (slinger-)tuinen. Deze waardevolle structuur langs de oude weg van Usquert naar Uithuizen is door middel van een dubbelbestemming beschermd. De regeling sluit aan bij een gelijksoortige in de bestemmingsplannen voor de groene linten in het buitengebied. Een omgevingsvergunning op kappen van waardevolle boombeplanting of de verandering van waardevolle tuinen geeft inhoud aan die bescherming.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

7.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vanuit het oogpunt van maatschappelijke uitvoerbaarheid is van belang dat organisaties betrokken worden bij de planvorming. Het voorontwerpbestemmingsplan is voorgelegd aan de betrokken diensten en instanties als bedoeld in het Overleg volgens artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en is het kader van de inspraak voor een ieder ter inzage gelegd (van 20 februari tot en met 2 april 2015). In bijlage 2 zijn de ingekomen overleg- en inspraakreacties samengevat en van gemeentelijk commentaar voorzien. De aanpassingen die voortvloeien uit de overleg- en inspraakreacties zijn verwerkt.


Na de fase van Overleg volgt de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) vastgelegde formele bestemmingsplanprocedure. Tijdens het ter visie liggen van het plan kan een ieder zijn zienswijze kenbaar maken.

De gemeenteraad besluit na de zienswijzenperiode het bestemmingsplan vast te stellen. Na de vaststelling staat voor belanghebbenden beroep open tegen dat besluit bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

7.2 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Het bestemmingsplan Uithuizen is een in hoofdzaak consoliderend plan, met uitzondering van de woonwijk Almersma. Hier is de gemeente actief voor wat betreft het grondbeleid. De ontwikkeling hiervan en de daarmee gepaard gaande financiële haalbaarheid is in het vorige bestemmingsplan reeds verantwoord. Met de versoepeling van de stedenbouwkundige uitgangspunten voor het plan, wordt verwacht dat alle kavels de komende jaren alsnog worden verkocht.

Eventuele (binnenplanse) afwijkingen komen voor rekening van particuliere opdrachtgevers. De economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is daarmee gewaarborgd.

Grondexploitatie

Doel van de grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden.

In dit bestemmingsplan worden bouwplannen in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt. In dergelijke gevallen is de grondexploitatieregeling van toepassing, tenzij het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd zijn.

Het plan Almersma, zijnde de enige aanwezige locatie waar nog bouwmogelijkheden zijn, is in gemeentelijk eigendom. Op deze manier kan de grondexploitatie worden gestuurd via het gemeentelijk grondbeleid.

Voor de overige gronden is er in hoofdzaak sprake van een consoliderend plan, met uitzondering van de eventueel nog in te vullen open plekken. Omdat invulling daarvan niet bij recht is toegestaan, zullen bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid anterieure overeenkomsten tussen gemeente en initiatiefnemers worden opgesteld om het eventuele kostenverhaal te verzekeren.

De gemeenteraad zal bij de vaststelling van het bestemmingsplan om die reden besluiten geen grondexploitatieplan vast te stellen.