direct naar inhoud van Toelichting
Plan: 3e herziening Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1714.3eherzbpbui15-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel bestemmingsplan

De gemeente Sluis beoogt op twee locaties binnen de gemeente strandslaaphuisjes. Het gaat om de volgende locaties:

  • het strandgedeelte tussen Nieuwvliet-Bad en Groede-Bad, specifiek ten westen van strandpaviljoen Matour en ten oosten van strandpaviljoen De Boekanier;
  • het strandgedeelte in Cadzand ten westen van Strandpaviljoen Dok 14.

Met het realiseren van strandslaaphuisjes wil de gemeente tegemoetkomen aan de vraag van de toerist om te recreëren op het strand.

Het realiseren van strandslaaphuisjes op deze locatie is niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente heeft ervoor gekozen om het bestemmingsplan Buitengebied te herzien omdat het geldende bestemmingsplan goed functioneert en het gaat om kleine aanpassingen en enkele aanvullingen. Daarom is voorliggende 3e Herziening Buitengebied opgesteld.

1.2 Leeswijzer

De opbouw van de toelichting op dit bestemmingsplan is als volgt:

  • In hoofdstuk 2 worden de beoogde planontwikkeling en globaal (de ligging en kenmerken van) het plangebied en de directe omgeving beschreven.
  • Hoofdstuk 3 gaat in op het beleidskader.
  • Hoofdstuk 4 omvat de toetsing van de beoogde ontwikkeling aan de ruimtelijke en milieuaspecten.
  • In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de bestemmingsregeling (verbeelding en regels).
  • Hoofdstuk 6 gaat in op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Het betreft zowel handhaving als de resultaten uit de overlegprocedure en de financiële uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Plangebied en beoogde ontwikkeling

2.1 Huidige situatie plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.3eherzbpbui15-VG01_0001.png"

Figuur 2.1 Ligging plangebied (1: Cadzand-Bad en 2: Nieuwvliet-Bad)

Het plangebied nabij Cadzand-Bad ligt ten westen van strandpaviljoen Dok 14. Het plangebied nabij Nieuwvliet-Bad ligt ten westen van strandpaviljoen Matour en ten oosten van strandpaviljoen De Boekanier. Beide locaties worden aan de zuidzijde begrensd door de duinen. Aan de noordzijde ligt de Noordzee. Beide locaties liggen in de nabijheid van Natura-2000 gebied.

2.2 Beoogde ontwikkeling

De vraag vanuit de toerist naar verblijfsaccommodaties op het strand is groot. Om tegemoet te komen aan deze vraag zijn beide locaties aangewezen. De locaties zijn gelegen op stranden die zijn aangeduid als extensief. Ze zijn gelegen aansluitend op bestaande strandopgangen die door strandbezoekers intensief worden gebruikt. Een van de opgangen is ook geschikt gemaakt voor mindervaliden. Het begrip extensief heeft hier geen directe relatie met het huidige gebruik van het strand. Dat sommige stranden tegenwoordig intensiever worden gebruikt is duidelijk het gevolg van de kwaliteitsverbetering die heeft plaatsgevonden en de vestiging van recreatieparken.

Voor beide locaties is er een prijsvraag uitgeschreven door de gemeente. De winnaar is op dit moment nog niet bekend. Ondanks dat een strandslaaphuisje een relatief kleinschalig huisje is, is het toch belangrijk dat deze past in de omgeving. Er dient dan ook voldaan te worden aan de volgende voorwaarden:

  • maximaal 15 strandslaaphuisjes per locatie;
  • het huisje bestaat uit maximaal 1 bouwlaag, een slaapvoorziening boven deze bouwlaag is toegestaan;
  • het maximaal bebouwd oppervlak van een strandslaaphuisje bedraagt 50 m², hiervan mag maximaal 25 m² worden ingenomen door het strandslaaphuisje, de overige ruimte is voor terrassen en dergelijke.
  • de maximale bouwhoogte bedraagt 4,40 meter gemeten vanaf de bovenkant van het gebouw;
  • alleen bedrijfsmatige exploitatie is toegestaan;
  • de huisjes dienen in de storm/winter periode van het strand verwijderd te worden;
  • de vergunning wordt afgegeven voor een bepaalde periode.

De winnende plannen maken niet gebruik van de volledige lengte van de locatie. Er is dus sprake van zuinig ruimtegebruik.

2.3 Planologische afweging

De essentie van de ontwikkeling is om de vraag naar verblijfsrecreatie op het strand te concretiseren. Voor het ontwerp is een prijsvraag uitgeschreven. De strandslaaphuisjes moeten aan bepaalde voorwaarden voldoen. Het realiseren van strandslaaphuisjes sluit aan op het beleid zoals benoemd in hoofdstuk 3. Daarnaast is de ontwikkeling getoetst aan milieuwetgeving (zie hoofdstuk 4. Deze vormt geen belemmering voor de ontwikkeling. Wel dient in overleg met het waterschap afstemming te worden gezocht op welke manier het bouwen van de strandslaaphuisjes is toegestaan. Er dient tevens een watervergunning aangevraagd te worden.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Provinciaal beleid

Omgevingsplan Zeeland 2012-2018 Land in Zee

Voor een krachtig Zeeland zijn economische groei, ontwikkeling en innovatie nodig. De Provincie Zeeland draagt daar als regionaal bestuur met eigen taken en verantwoordelijkheden actief aan bij. De Provincie zet in op een sterke economie, een goed woon- en werkklimaat en kwaliteit van water en landelijk gebied. In het Omgevingsplan 2012-2018 beschrijft de Provincie wat zij de komende jaren zal doen om Zeeland op deze punten vooruit te helpen.

De provincie wil de kernkwaliteiten van Zeeland verder benutten, (h)erkennen en versterken. Het karakter van verschillende delen van Zeeland, met sterke, beeldbepalende economische sectoren en eigenheid van de omgeving, is daarvoor de basis. De provincie onderscheid drie deelgebieden:

  • Produceren op Land aan Zee;
  • Beleven van Land en Zee;
  • Bloeien op Land en in Zee.

Relevantie voor het plangebied

Sluis maakt onderdeel uit van het deelgebied 'Beleven van Land en Zee'. In figuur 3.1. is de visiekaart van Land in Zee opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.3eherzbpbui15-VG01_0002.jpg"

Figuur 3.1. Visiekaart Land in Zee

Verordening Ruimte (2012)

Slechts een select aantal onderdelen uit het Omgevingsplan is geregeld in de verordening. Van gemeenten wordt een loyale bijdrage verwacht aan de uitvoering van de beleidsdoelen van het plan, ook ten aanzien van die onderdelen van het plan die niet in de verordening zijn opgenomen.

Verplichte bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatie

Op basis van artikel 2.5 van de PRV dient in een bestemmingsplan voor een nieuw verblijfsrecreatieterrein of de uitbreiding van een verblijfsrecreatieterrein aannemelijk te worden gemaakt dat duurzaam beheer en onderhoud van het terrein is gewaarborgd. Voor de strandslaaphuisjes wordt dit gewaarborgd door middel van bedrijfsmatige exploitatie.

Economische agenda

De strandhuisjes passen bij het recreatieve product dat de provincie voorstaat. Er is sprake van een centraal bedrijfsmatige exploitatie. De plannen voor de strandhuisjes passen bij de doelstellingen van de provinciale Economische Agenda. Er is daaraan - via het Omgevingsplan – voldaan.

Voor de twee bedrijven die de locaties mogen benutten zijn strandslaaphuisjes een nieuw product met een bijzondere kwaliteit. Het is een product dat zeker een uitstraling heeft op het imago van het bestaande park. Als zodanig is er sprake van transformatie van een bestaande voorziening. Bij de inzending van een van de prijswinnaars is ook aangegeven dat ze op zoek zijn naar een nieuwe doelgroep en dit al vorm heeft gegeven door bijzondere hoogwaardige verhuuraccommodaties op het terrein. Deze nieuwe accommodatie is duidelijk gericht op een nieuw product en een nieuwe doelgroep. De strandslaaphuisjes vormen daar tevens een goede invulling van.

Verevening

Op grond van het Omgevingsplan 2012-2018 is het plaatsen van strandslaaphuisjes een toevoeging van het verblijfsrecreatieve product. Daar dient een vereveningsbijdrage tegenover te staan (€ 2.500,- per slaaphuisje op grond van de provinciale Handreiking Verevening). Deze bijdrage dient ten goede te komen aan de omgevingskwaliteit.

Onderdeel van de prijsvraag was een financiële bijdrage per huisje die van de initiatiefnemers wordt gevraagd. Dit wordt gezien als de vereveningsbijdrage. De hoogte was vooraf niet vastgesteld maar vormde wel een belangrijk beoordelingsaspect in de prijsvraag. De winnende bedrijven hebben een voorstel gedaan dat gelijk is aan of hoger is dan de gevraagde bijdrage van € 2.500,-. Beide projecten leveren dus een bijdrage die ten gunste komt aan de strandexploitatie (ten behoeve van de kwaliteit van het product Kust) en hiermee wordt aan de voorwaarden die het Omgevingsplan stelt voldaan. Daarnaast wordt er een bedrag per jaar gevraagd voor het gebruik van het strand. Hierover is met initiatiefnemer een gebruiksovereenkomst afgesloten.

Zeeuws kustbeleidsplan

Het Zeeuws Kustbeleidsplan 2004 gaat over het grensgebied tussen zee en land langs de Noordzee, de Oosterschelde en de Westerschelde. Centraal staat de zorg voor de waterkeringen die beschermen tegen overstromingen. Het plan geeft aan op welke manier het rijksbeleid voor de kust uitwerkt in Zeeland en hoe het kustbeleid samenhangt met andere activiteiten in de kustzone. Het Zeeuws Overlegorgaan Waterkeringen (ZOW) is de opsteller van het plan. Het Zeeuws Kustbeleidsplan heeft geen formele status.

Gebiedsplan Natuurlijk Vitaal

Het beleid voor de gebiedsgerichte aanpak van West Zeeuws-Vlaanderen is vastgelegd in Gebiedsplan Natuurlijk Vitaal. Het beleid is opgesteld door de betrokken overheden (Rijkswaterstaat, provincie, gemeente, waterschap) en instanties (natuurverenigingen, Kamer van Koophandel, Recron, landbouworganisatie) en in 2004 vastgesteld. Het iets gewijzigde beleid is door betrokkenen (minus landbouworganisatie) herbevestigd in 2010.

Het beleid is gericht op verbetering van de leefbaarheid door versterking van de economische situatie in de regio. Deze versterking vindt plaats via verbetering van met name de recreatiesector en verbetering van de structuur van de agrarische sector. Versterking van de recreatiesector vindt plaats door verbetering van de kwaliteit van de verblijfsmogelijkheden en vergroting van de aantrekkelijkheid van de omgeving. Hierbij hoort zeker ook een aantrekkelijk strand. In de operationele doelen van het gebiedsplan zijn daarvoor echter geen specifieke onderwerpen opgenomen.

Waterkeringsbeheerplan - Waterschap

Dit beheerplan gaat over de veiligheid en het beheer van de zeewering. Het strand maakt hier onderdeel van uit. Er zijn mogelijkheden opgenomen tot recreatief medegebruik van de zeewering. Hierbij gelden de volgende afwegingen:

  • het gevraagde recreatief medegebruik heeft geen significante invloed op de veiligheid en past binnen het beoogde beheer;
  • het is onvermijdelijk dat ontwikkelingen de veiligheid en/of het beheer beïnvloeden, maar dit is op voorhand in beeld te brengen en door aanvullende maatregelen op te lossen.

Bij de uitwerking van de bovenstaande mogelijkheden kan wederzijdse creativiteit bijdragen aan een zo duidelijk mogelijke inpassing van aanvragen. Aan de aanvraagzijde kunnen hierbij aanpassingen van het oorspronkelijke initiatief nodig zijn. Vanuit het waterkeringbeheer blijkt het dikwijls mogelijk om zo nodig door middel van variantoplossingen als "maatwerk" toch de benodigde veiligheid te kunnen garanderen.

In het kader van de fusie van de Waterschappen is dit plan opnieuw geformuleerd.

3.2 Gemeentelijk beleid

Strandnota

De gemeente Sluis heeft een Strandnota vastgesteld. In dit beleidsstuk zijn de ontwikkelingen van de kustzone beschreven.

Ten aanzien van het realiseren van strandslaaphuisjes staat aangegeven dat dit product past bij de doelgroep van de regio. Het is een verblijfsaanbod boven op het bestaande aanbod aan verblijfsaccommodatie. Voor het realiseren van strandslaaphuisjes worden onder andere de volgende criteria gehanteerd:

  • de veiligheid van de vakantiegangers moet gegarandeerd zijn en de veiligheid van de achter de dijk liggende gronden mag geen gevaar lopen;
  • de primair waterkerende functie van de dijk dient voorop te staan;
  • het voorliggende strand moet breed genoeg zijn om vrijheid te ervaren;
  • uitstraling van de strandhuisjes is van belang;
  • alleen bedrijfsmatige exploitatie is toegestaan;
  • in de winterperiode zijn geen strandslaaphuisjes toegestaan.

Integraal Kustzonebeheer

De ingezette koers zoals geformuleerd in het rapport Integraal kustzonebeheer West Zeeuws-Vlaanderen en in Duurzame kustontsluiting zal verder worden uitgebouwd en gerealiseerd vanuit een voortschrijdend inzicht. In de visie Duurzame Kustontsluiting is een integraal antwoord geformuleerd op de problematiek van kustverdediging en de behoefte aan kwalitatieve recreatieve ontwikkeling. Ingezet is op een verbreding en een indeling van de kustzone in intensieve en extensieve zones en waarbij een riant duingebied ontstaat met daarin gethematiseerde badplaatsen. Intensieve zones concentreren zich rond de badplaatsen. De route naar de kust bestaat uit een opeenvolging van badweg, parkeerkamer en strandovergang.

Parkeervisie

De parkeervisie is in december 2009 vastgesteld. Daarin wordt het parkeerbeleid voor 2010-2013 omschreven. Van belang voor de kust is: de capaciteit, doorstroming op de aanliggende wegen en een heldere tarievenstructuur.

Bestemmingsplan Buitengebied

Voor het hele buitengebied is een eensluidende juridisch-planologische regeling opgesteld. Het strand maakt hier onderdeel van uit.

Hoofdstuk 4 Sectorale toetsen

4.1 Waterparagraaf

Watertoets

De watertoets is een belangrijk instrument om te verzekeren dat de waterhuishouding vanaf het begin van de planvorming integraal onderdeel uitmaakt van de ontwikkeling. Met name het vasthouden, bergen en afvoeren van regenwater is daarbij een belangrijk aandachtspunt.

Op basis van het Besluit ruimtelijke Ordening (Bro) zijn gemeenten verplicht om bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met de besturen van de betrokken Waterbeheerders (artikel 3.1.1. Bro). In de toelichting bij het ruimtelijk plan dient voorts een waterparagraaf te worden opgenomen. De waterparagraaf moet een beschrijving bevatten van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het betreffende ruimtelijke plan voor de waterhuishouding en vormt de schriftelijke weerslag van de watertoets.

Veiligheid waterkering

De strandslaaphuisjes worden gebouwd buiten de primaire kering. De primaire kering is een nationale waterkering met een waterstaatkundige functie. Binnen de invloedssfeer van de waterkering worden van overheidswege grenzen gesteld aan de bebouwingsmogelijkheden.

De huisjes worden wel gerealiseerd in de beschermingszone. De initiatiefnemer (winnaar van de prijsvraag) moet in overleg met het waterschap afstemmen wat de beste manier is voor het funderen van de huisjes. Met het waterschap zal daarnaast overleg moeten worden gevoerd ten aanzien van de vergunning op grond van de Waterwet. Deze vergunning is noodzakelijk voor het aanbrengen van bouwwerken in de beschermingszone.

Wateroverlast

Het verhard grondoppervlak neemt toe. De toename zal 50 m² zijn per strandslaaphuisje. In totaal zal het verhard grondoppervlak met 50*15*2=1.500 m² toenemen. Per vierkante meter verharding dient 75 mm compensatie te worden gerealiseerd. In totaal dient 1.500*75= 113 m3 berging te worden realiseerd. Over de realisatie van deze berging zal overleg met het waterschap plaatsvinden.

Riolering

Het hemelwaterafvoer dient direct geïnfiltreerd te worden in de bodem. De wijze van uitvoering wordt bepaald in overleg met het waterschap.

Waterschapsobjecten

n.v.t.

Watervoorziening / -aanvoer

De watervoorziening is niet in het geding.

Volksgezondheid

De volkgsgezondheid komt door de voorliggende ontwikkeling niet in gevaar. Aangenomen mag worden dat het risico op watergerelateerde ziekten en/of kans op verdrinkingsgevaar door realisatie van het project niet aan de orde is.

Bodemdaling

Bodemdaling zal niet optreden. Er vindt geen aanpassing van polderpeilen plaats.

Grondwateroverlast

Er is geen sprake van grondwateroverlast.

Oppervlaktewaterkwaliteit

Er zijn geen nadelige gevolgen voor de waterkwaliteit. Om te voorkomen dat hemelwater verontreinigd raakt dient het gebruik van uitlogende materialen zoals zink en lood te worden voorkomen en dient het gebruik van duurzame bouwmaterialen te worden bevorderd.

Grondwaterkwaliteit

Er wordt niet gebouwd in een infiltratiegebied, natuurgebied of drinkwatervoorziening.

Verdroging

Is niet aan de orde.

Natte natuur

Het plangebied grenst aan het Natura-2000 gebied de Westerschelde. Uit de voortoets (bijlage 2) blijkt dat de locaties waar de ontwikkelingen plaatsvinden geen functie hebben voor het Natura 2000-gebied Westerschelde. De ontwikkeling van twee keer 15 strandslaaphuisjes is seizoensgebonden en dermate beperkt van omvang dat ook dit niet leidt tot negatieve effecten van het Natura 2000-gebied.

Onderhoud waterlopen

n.v.t.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat de beoogde functiewijziging niet strijdig is met waterdoelstellingen dan wel noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen.

4.2 Archeologie en cultuurhistorie

Voor beide locaties geldt op basis van de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) een lage verwachtingswaarde.

Op basis van de Interimverordening archeologie geldt een vrijstelling van archeologisch onderzoek tot een oppervlak van 2.500 m².

De bodemingrepen voor de strandslaaphuisjes zijn kleiner dan 2.500 m². Er hoeft geen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.

4.3 Niet gesprongen explosieven

Uit historisch vooronderzoek naar de aanwezigheid van NGE's op beide locaties blijkt dat deze zijn aangewezen als Hoog Verdacht Gebied. Gezien recente ervaringen op andere locaties wordt initiatiefnemer geacht - indien men in niet-geroerde grond gaat werken - een vooronderzoek uit te laten voeren.

4.4 Ecologie

Toetsingskader

Beleid

Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De begrenzing van de EHS is in Zeeland door Gedeputeerde Staten vastgesteld in het Omgevingsplan Zeeland 2012-2018. In het Omgevingsplan staan ook de spelregels hoe om te gaan met de EHS. De wijzigingen van de EHS-begrenzing worden door Gedeputeerde Staten vastgesteld in het Natuurbeheerplan Zeeland. Het plan wordt jaarlijks geactualiseerd.

Normstelling

Flora- en faunawet

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie de volgende interpretatie van artikel 11:
De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:

Nesten die het hele jaar door zijn beschermd
Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.
1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).

Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd
In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.
5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.  

De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Natuurbeschermingswet 1998

Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:

  • a. door de minister van EL&I (voormalig Ministerie van LNV) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  • b. door de minister van EL&I (voormalig Ministerie van LNV) aangewezen beschermde natuurmonumenten;
  • c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.

De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EL&I). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.

Onderzoek en toetsing

Gebiedsbescherming

De Verdronken Zwarte Polder en Het Zwin maken deel uit van het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe. De begrenzing van het Natura 2000-gebied ligt iets uit de kust. De strandzone maakt verder geen deel uit van de EHS. De twee locaties zijn dus gelegen buiten de gebieden die zijn beschermd in het kader van de gebiedsbescherming.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.3eherzbpbui15-VG01_0003.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.3eherzbpbui15-VG01_0004.png"

Figuur 4.1. Ligging Ecologische Hoofdstructuur (bron: geo-loket provincie Zuid-Holland)

Op het Natura 2000-gebied is nader ingegaan in de voortoets, zie bijlage 2.

De ontwikkelingen worden buiten de EHS gerealiseerd. Bij de realisatie wordt rekening gehouden met het broedseizoen. Negatieve effecten op de EHS kunnen dan ook worden uitgesloten.

Uit de voortoets blijkt dat de locaties waar de ontwikkelingen plaatsvinden geen functie hebben voor het Natura 2000-gebied Westerschelde en Saeftinghe. De ontwikkeling van twee keer 15 strandslaaphuisjes is seizoensgebonden en dermate beperkt van omvang dat ook dit niet leidt tot negatieve effecten van het Natura 2000-gebied.

Negatieve effecten op het Natura 2000-gebied Westerschelde en Saeftinghe kunnen worden uitgesloten.

De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

Soortenbescherming

De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere www.ravon.nl en www.waarneming.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven.

De strandslaaphuisjes worden gerealiseerd op het strand. Vanwege de recente kustversterking ontbreekt het op het strand aan begroeiing. Het voorkomen van de blauwe zeedistel kan worden uitgesloten. Aangezien op de locatie alleen kaal zand aanwezig is, heeft het eveneens geen functie voor overige beschermde soorten.

In de voortoets (bijlage 2) wordt ingegaan op het effect van de verblijfsrecreatie op strandlopers. Dit naar analogie met de voortoets voor de jaarrond openstelling van strandpaviljoens en de toets voor de strandslaaphuisjes bij Groede. De stranden worden in de huidige situatie door strandbezoekers intensief gebruikt omdat ze zijn gelegen aansluitend op een reguliere strandopgang en nabij een strandpaviljoen.

Het verschil tussen regulier strandgebruik (globaal van 11 uur tot 20.00 uur) en strandgebruik door verblijfsrecreatieve gasten (van 7.00 uur tot 24.00 uur) is er wel maar heeft geen verstorend effect op de beschermde natuurwaarden omdat;

  • er zeer weinig beschermde vogels aanwezig zijn in die periode
  • de oppervlakte van de locatie van de strandslaaphuisjes gering is ten opzichte van de lengte van het totale strand;
  • activiteiten van de gasten zich met name richten op de directe omgeving van het strandslaaphuisje.

Introductie van strandslaaphuisjes heeft, ondanks een ander gebruik van het strand, geen effect op de beschermde soorten. Tijdens de werkzaamheden dient wel rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron:www.vogelbescherming.nl).

Uit het voorgaande blijkt dat de Flora- en faunawet de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

Conclusie

De Natuurbeschermingswet en de Flora- en Faunawet staan de ontwikkeing niet in de weg.

4.5 Bodemkwaliteit

Historisch gezien zijn er geen redenen om aan te nemen dat de bodem voor beide locaties niet over de gewenste kwaliteit beschikt.

4.6 Omliggende functies

In de directe nabijheid van beide locaties zijn geen milieuhinderlijke functies aanwezig. Er zijn geen omliggende functies die beperkingen opleveren voor de voorliggende ontwikkeling.

4.7 Externe veiligheid

Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van groot belang. Bij ruimtelijke plannen heeft dit betrekking op:

  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of via leidingen;
  • bedrijven in de directe omgeving waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid.

In en in de nabijheid van het projectgebied vinden dergelijke relevante activiteiten (vervoer of bedrijvigheid) niet plaats (bron: www.risicokaart.nl). Op de Westerschelde vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Volgens het Btev moet rekening gehouden worden met de groepsrisicocontour en het invloedsgebied van transportroutes van gevaarlijke stoffen. Beide locaties liggen buiten de groepsrisicocontour en buiten het invloedsgebied.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid geen gevolgen heeft voor de beoogde ontwikkeling.

4.8 Luchtkwaliteit

De ontwikkeling bedraagt niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Conform de monitoringstool van het NSL blijkt tevens dat de luchtkwaliteit ter plaatse voldoet aan de Wet milieubeheer. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Algemeen

Een bestemmingsplan bestaat uit de juridisch bindende regels en verbeelding en gaat vergezeld van een toelichting.

De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven, met daarbij de harde randvoorwaarden. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende deel van het bestemmingsplan.

De toelichting heeft geen bindende werking; de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

5.2 Opzet van de herziening

Voorliggend bestemmingsplan betreft een gedeeltelijke herziening van het geldende bestemmingsplan 'Actualisatie bestemmingsplan Buitengebied' (moederplan). Hierdoor is sprake van een afwijkende opzet in vergelijking bij een 'regulier' bestemmingsplan.

De herziening is opgesteld op basis van SVBP2012 omdat ter inzagelegging plaatsvindt na 1 juli 2013. SVBP2012 biedt meer richting aan het opstellen van herzieningen dan SVBP2008. Dit betekent onder andere dat op de verbeelding alleen het onderdeel dat verandert in beeld wordt gebracht. Daarnaast geldt dat in deze herziening opnieuw overgangsrecht met betrekking tot bouwwerken en gebruik en een anti-dubbetelbepaling moet worden opgenomen. Deze verplichte standaardregels zijn opgenomen in anti-dubbeltelbepaling en overgangsrecht.

Dit geldt eveneens voor de regels: uitsluitend de bepalingen uit het basisplan die wijzigen dan wel worden aangevuld door onderhavige herziening zijn in de planregels - met een doorhaling in roze ('regel') of een toevoeging in grijs ('regel') - opgenomen. Na het onherroepelijk worden van voorliggende herziening zal overigens een geconsolideerde versie (geïntegreerde versie) van het basisplan en deze herziening worden opgesteld, waardoor een compleet overzicht van de geldende situatie ontstaat.

Hoofdstuk 6 UiItvoerbaarheid

6.1 Financiële uitvoerbaarheid

De kosten die gemaakt worden bij de uitvoering van de ontwikkeling zijn voor rekening van de initiatiefnemers. De ontwikkeling heeft voor de gemeente geen negatieve financiële gevolgen.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Dit ontwerpbestemmingsplan zal gedurende 6 weken ter inzage liggen op www.ruimtelijkeplannen.nl. Gedurende deze periode is eenieder in de gelegenheid een zienswijze op het plan in te dienen.

Hoofdstuk 7 Bij de vaststelling aangebrachte wijzigingen

Het ontwerpbestemmingsplan 3e herziening Buitengebied is in procedure gebracht en met de daarbij behorende stukken ter inzage is gelegd via de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl.

Het ontwerp heeft met ingang van 7 mei 2015 voor een periode van zes weken (tot en met 17 juni 2015) voor een ieder ter inzage gelegen.

Gedurende de periode van terinzagelegging zijn geen zienswijzen ingediend. Bij vaststelling zijn de volgende ambtshalve aanpassingen aangebracht.

Aanpassing verbeelding

Door de kustversterking ter plaatse van het plangebied is de duinvoet zeewaarts verschoven. Het plangebied is bij vaststelling aangepast naar de feitelijke situatie zoals weergegeven in bijlage 1.

Aanpassingen toelichting

De ambtshalve wijzigingen zijn verwerkt in de toelichting hebben betrekking op de volgende onderdelen:

  • economische agenda (zie 3.1);
  • vervening (zie 3.1);
  • landschap (zie 2.2);
  • natuur (zie 4.4).