direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied Hof van Twente, herziening Eschmolen, Delden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1735.BGxEschmolen-VS10

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1.Aanleiding

De Stichting Eschmolen Delden heeft het initiatief om in de noordelijke lus van de Rondweg (N346) in Delden een molen te bouwen. De Eschmolen, een wind-korenmolen stond aan de weg van Delden naar Almelo. De molen is in 1959 afgebrand. Dit betekende voor velen uit Delden en omgeving een groot verlies. Stichting Eschmolen Delden ziet, met vele anderen, de molen graag terugkeren. De Stichting wil de molen herbouwen dicht bij zijn oorspronkelijke plek en deze openstellen voor publiek en binnen het gebouw een tentoonstelling inrichten omtrent duurzame energie.

Stichting Twickel heeft grond beschikbaar gesteld voor de bouw van de molen en staat garant voor het groot onderhoud van de molen. Om de molen te exploiteren wenst de Stichting Eschmolen verschillende economische activiteiten te ontplooien.

Het plan omvat om die reden de volgende elementen:

  • De herbouw van de Eschmolen
  • Het inrichten van een permanente tentoonstelling over duurzame energie
  • Het inrichten van een verkoopruimte van molenaars- en streekproducten
  • Het exploiteren van een kleinschalige horecagelegenheid
  • Het inrichten van een ruimte voor onder andere vergaderingen
  • Het organiseren van 'kleinschalige evenementen', zoals bijvoorbeeld oogstfeesten.
  • Het organiseren van sociale, culturele en educatieve bijeenkomsten.

De gemeente wil in principe medewerking verlenen aan deze ontwikkeling. Om de bouw van de molen met bijbehorende ruimten en de genoemde activiteiten mogelijk te maken is een herziening van het bestemmingsplan vereist. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin. In dit bestemmingsplan zal worden aangetoond dat het gewenste plan vanuit ruimtelijk en planologisch oogpunt verantwoord is en de ontwikkeling in overeenstemming is met 'een goede ruimtelijke ordening'.

1.2 Ligging van het plangebied.

Het plangebied is een onbebouwd stuk grond gelegen ten noorden van Delden in de noordelijke lus van de Rondweg (N346) in de gemeente Hof van Twente. Aan de westzijde wordt het plangebied begrensd door de Europalaan (N741). De zuidzijde van het plangebied wordt begrensd door de Rondweg(N346). Op de volgende afbeelding is de ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BGxEschmolen-VS10_0001.png"

afbeelding 1.1 Ligging van het plangebied.

1.3. Geldend bestemmingsplan

Het plangebied is opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied Hof van Twente, dat op 16 december 2014 door de gemeenteraad is vastgesteld. In dit plan heeft het plangebied de bestemming “Verkeer”. De gronden zijn bedoeld voor de aanleg van verkeersvoorzieningen, waarin geen gebouwen mogen worden gerealiseerd. Er is een dubbelbestemming opgenomen en er komt een gebiedsaanduiding voor.

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 de beschrijving van het plangebied. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijjving van het plan. Hoofdstuk 4 bevat de inventarisatie van het relevante beleid. Hoofdstuk 5 behandelt wateraspecten en hoofdstuk 6 de uitvoeringsaspecten. Hoofdstuk 7 gaat in op bestemmingsplansystematiek en licht de bestemmingen toe. In hoofdstuk 8 wordt de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan toegelicht, gevolgd door de maatschappelijke uitvoerbaarheid in hoofdstuk 9.

Hoofdstuk 2 De beschrijving van het plangebied

2.1. Het plangebied en omgeving

Het plangebied ligt ten noordwesten van Delden en wordt ingesloten door de N741 (Delden-Almelo), de N346 (Rondweg Delden) en de verbindingsweg tussen de N741 en N346 (toe- en afrit). Het plangebied is ca. 13.000 m2 groot. De historische ontwikkeling van het gebied en de kern Delden worden hieronder weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BGxEschmolen-VS10_0002.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BGxEschmolen-VS10_0003.png" 

Afbeelding 2.1. Historische ontwikkeling

Het gebied ligt net buiten Delden op de Deldeneresch. Essen zijn hoog gelegen gebieden die vanouds veelal onbebouwd waren en in gebruik bij de landbouw. De gronden maken deel uit van het Landgoed Twickel.

Om ontwikkelingen in en bij het Landgoed Twickel af te stemmen is enige jaren geleden een overeenkomst gesloten: Het Pact van Twickel. In deze overeenkomst zijn plannen opgenomen om de historische relatie tusen Delden en Twickel te versterken. Oude structuren worden hersteld om de aantrekkelijkheid van het gebied te vergroten en de toeristische functie te versterken.

De N346 (Rondweg Delden) is dominerend. Er worden maatregelen genomen om de N346 meer landschappelijk in te passen en de Deldeneresch te versterken. Een onderdeel van de plannen omvat de herinrichting van de Molenstraat en de aanleg van parkeerplaatsen op loopafstand van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BGxEschmolen-VS10_0004.png"

Afbeelding 2.2. Herinrichting aansluiting N346

Naast de N346 ligt in de directe omving de N741. Deze weg is een rechtstreekse verbinding tussen Almelo en Neede en voert onder andere langs Delden, Bentelo en Hengevelde.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Historische context

De Eschmolen, een wind-korenmolen stond aan de weg van Delden naar Almelo. Hiermee werd gedurende vierhonderd jaar het graan van de Deldeneres vermalen tot meel voor het brood. De molen speelde eeuwenlang een belangrijke rol in de voedselvoorziening van Delden en omgeving. Ook was de Eschmolen een ontmoetingsplaats voor de boeren, die veelal een pachtboerderij op het landgoed Twickel exploiteerden. Dat de molen in 1959 is afgebrand, betekende voor velen uit Delden en omgeving een groot verlies. Stichting Eschmolen Delden ziet, met vele anderen, de molen graag terugkeren. De stichting wil de molen herbouwen dicht bij zijn oorspronkelijke plek. De oorspronkelijk locatie is niet beschikbaar vanwege de aanwezigheid van de N346.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BGxEschmolen-VS10_0005.png"

Afbeelding 3.1 Historisch Delden en verschillende molens

Met de terugkeer van de Eschmolen wordt een impuls gegeven aan het toerisme in de regio. Het landschap rondom Delden krijgt haar molen terug. De Eschmolen zal het oorspronkelijke silhouet van Delden met de vier landmarks (de watertoren, de twee kerktorens en de Eschmolen) herstellen.

De molen gaat weer graan malen en daarmee krijgt het oude ambacht van de molenaar een plek. Ten behoeve van scholen in de regio worden educatieve activiteiten ontwikkeld. Er komt een permanente tentoonstelling over duurzame energie, een winkel voor molenaars- en streekproducten en een kleinschalige horecagelegenheid. De molen biedt tevens ruimte voor vergaderingen en bijeenkomsten tot ca. 50 personen. Het resultaat van de economische activiteiten wordt aangewend voor het onderhoud van de molen.

Het gehele perceel is ca. 13.000 m2 groot. De Deldeneres, waar de molen heeft gestaan, is een onderdeel van het 6500 ha grote landgoed Twickel. Stichting Twickel stelt grond ter beschikking voor de bouw van de molen.

Op de onderstaande afbeelding is de toekomstige situatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BGxEschmolen-VS10_0006.png"Afbeelding 3.2. Artists impression locatie Eschmolen

3.2 Cultuurhistorische waarde windkorenmolen

De herbouw betreft een kopie van de oude Eschmolen; zijnde een windkorenmolen met een totale hoogte van circa 40 meter gemeten vanaf maaiveld. De Eschmolen is een grondzeiler met wieken van 13 meter lang. Onder de molen (in de terp) wordt een kleinschalig horeca en winkel gerealiseerd, voor de verkoop van molenproducten. Tevens wordt deze ruimte gebruikt voor laden en lossen van graan en meel. Om voldoende manoevreerruimte te verkrijgen voor de palletwagen en een toiletgroep, ontvangstruimte, verkoopruimte, bergruimte en keuken te kunnen realiseren is 150m2 nodig. De oppervlakte voor de permanente expositie duurzame energie bedraagt 100m2. De oppervlakte voor de verhuurruimte minimaal 100m2. De totale lengte van een roede (twee wieken) en de diameter van de bovenkant van de terp moet een verhouding hebben van ongeveer 1 op 1. De terp krijgt een, zoveel als praktische mogelijk, ronde vorm.

 afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BGxEschmolen-VS10_0007.png"

Afbeelding 3.3 De molen in het gebied.

3.3 Functie

De molen gaat weer graan malen(bij voorkeur graan afkomstig van de es) en daarmee krijgt het oude ambacht van de molenaar weer een plek. Voor toeristen, scholieren en bedrijven biedt de Eschmolen een excursiegelegenheid. Met het openstellen van de molen presenteert Stichting Eschmolen Delden een stukje cultuurhistorisch erfgoed van Twente. Bezoekers van de molen krijgen via een rondleiding informatie over de functie van de molen in het verleden en heden, de plek van de molen in de voedsel- en handelsketen en het ambachtelijk werken met eenvoudige materialen, maar in uiterst ingenieuze constructies.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BGxEschmolen-VS10_0008.png"

Afbeelding 3.4. De molenaar aan het werk.

Duurzaamheid speelt een belangrijke rol voor Stichting Eschmolen Delden. In de ruimte onder de molen wordt een permanente expositie over duurzame energie gerealiseerd. De molen als energieleverancier in het verleden en de mogelijkheden voor duurzame energieopwekking in het heden. Er worden zonnepanelen en (helix) windturbines bij de molen geplaatst. De onderbouw krijgt solatubes. Bij de expositie staan meters waarop te zien is hoeveel energie wordt opgewekt door de verschillende energiebronnen. Bij de realisatie van deze expositie wordt samengewerkt met bedrijven en energieleveranciers.

Er komt een winkel voor molenaars- en streekproducten en een kleinschalige horecagelegenheid. De molen biedt tevens ruimte voor vergaderingen en bijeenkomsten van geringe omvang en het organiseren van sociale, culturele en educatieve bijeenkomsten. Stichting Eschmolen Delden verhuurt deze ruimte en de catering wordt verzorgd door lokale ondernemers. Het resultaat van de economische activiteiten wordt aangewend voor het onderhoud van de molen. Voor de permanente expositie duurzame energie en verhuur van ruimte voor bijeenkomsten is extra oppervlakte gecreëerd in en rondom de ronde terp onder de molen.

3.4 Organisatie

Voor de herbouw van de molen is 'Stichting de Eschmolen Delden' opgericht door een aantal enthousiaste stadsbewoners. De grond van de molen is in eigendom van Stichting Twickel. De grond wordt door Stichting Twickel voor een symbolisch bedrag in erfpacht gegeven aan Stichting Eschmolen Delden. De financiering voor de herbouw van de molen dient volledig door de stichting worden verzorgd. De stichting heeft diverse initiatieven opgepakt om financiële middelen beschikbaar te krijgen voor de totstandkoming van de molen, zoals het verwerven van sponsoren (bedrijven in en rond Delden) en donateurs, 'Vrienden van de molen'. Ook bekijkt de stichting externe financieringsmogelijkheden zoals subsidies. De Stichting heeft om die reden een sponsorboek opgesteld. Particulieren krijgen de mogelijkheid om onderdelen van de molen te sponsoren.

3.5 Inpassing

3.5.1 Inrichtingsplan

Er is een inrichtingsplan opgesteld door mevr. G. Bierema. In dit plan is rekening gehouden met de uitgangspunten van het Pact van Twickel en de situatie ter plaatse.

Er is door Schipperdouwes architectuur een schetsplan van de molen opgesteld met aandacht voor het peil.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BGxEschmolen-VS10_0009.png"

Afbeelding 3.5. beeld van de molen

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BGxEschmolen-VS10_0010.png"

Afbeelding 3.6. schets van de molen in het gebied (indicatief)

Bij de molen worden minimaal zes parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Het aantal parkeerplaatsen is voldoende voor de beoogde functies. Daarnaast worden aan de Molenstraat, op loopafstand, parkeerplaatsen gerealiseerd.

3.5.2 Bereikbaarheid

De molen is bereikbaar vanuit Delden via de Europalaan. Bij de plannen voor de Rondweg/ N346 en de Europalaan/N741 in het Pact van Twickel is de realisatie van de molen betrokken en daarmee ook de ontsluiting van het terrein. Daarbij is zowel het gemotoriseerd verkeer als het langzaamverkeer betrokken. Vanuit Goor en Hengelo is de molen via de N346 (Rondweg) bereikbaar en van uit Almelo en Bentelo vanaf de N741/ Europalaan.

3.6 Beeldkwaliteit

Bij de herbouw van de Eschmolen wordt rekening gehouden met het historische aanzicht van de molen. In principe wordt de buitenkant van de molen op de verhoging identiek opgebouwd als de oorspronkelijk model. Het enige verschil is dat de nieuwe Eschmolen uit veiligheidsoverwegingen op een terp wordt geplaatst. De bebouwing blijft beperkt tot de molen op een molenterp. Binnen de terp wordt de gebruiksruimte gerealiseerd.

De oorspronkelijke molen bestond uit stenen muren, een houten achtkantige bovenbouw gedekt met verticale houten schaliën en een houten bovenas. Er wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van duurzame en natuurlijke materialen die ook bij het oorspronkelijk model zijn toegepast.

Er is een aanvulling op de welstandsnota opgesteld om de verschijningsvorm, de uitstraling en de toe te passen materialen te regelen. De aanvulling op de welstandsnota is als bijlage bij de toelichting van het bestemmingsplan opgenomen.

Hoofdstuk 4 Inventarisatie van relevant beleid

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast belangrijke algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven.

4.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Stuctuurvisie Infratrustuur en Ruimte vastgesteld. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en heeft de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de Mobiliteits Aanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving vervangen. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmnee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebied gerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Inde SVIR heeft het Rijks drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de midellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk- economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Voor de drie rijksdoelen worden de 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Het initiatief raakt geen rijksbelangen zoals opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Er is geen sprake van strijd met het rijksbeleid.

4.2 Provinciaal beleid

Het provinciaal beleid is verwoord in tal van plannen..het belangrijkste plan betreft de Omgevignsvisie Overijssel.

4.2.1 Omgevingsvisie

In de Omgevingsvisie Overijssell (2009) wordt de visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel geschetst. De visie is daarbij gericht op 2030. Gekoppeld aan de Omgevingsvisie heeft de provincie een Omgevingsverordening (2009) opgesteld. In de Omgevingsverordening worden regels gesteld ten aanzien van het provinciaal belang. De provincie wil de kwaliteit van de leefomgeving verbeteren met het oog op een goed vestigingsklimaat, een veilige en aantrekkelijke woonomgeving en een fraai buitengebied. De leefomgeving moet geschikt zijn voor de grote diversiteit aan activiteiten die mensen in de provincie willen ondernemen.

In de omgevingsvisie staat het uitvoeringsmodel centraal. In dit model draait het om drie vragen die antwoord geven op of, waar en hoe ontwikkelingen uitgevoerd worden. Bij de eerste vraag zijn de generieke beleidskeuzes van belang bij de tweede vraag zin ontwikklingsperspectieven richtinggevend en bij de derde vraag gaat het om de inpassing in de kenmerken van het gebied.

Generieke beleidskeuzes

Het gaat om algemene keuzes die bepalen of ontwikkelingen nodig, dan wel mogelijk zijn. Voor onder andere voorziening ineht stedelijk gebied hanteert de provincie de SER-ladder. Onderhavig plan betreft de realisatie van een molen. Het is kleinschalige ontwikkeling de ladder van stedeljke ontwikkeling is daarom niet van toepassing.

Dit betekent dat voor ontwikkelingen eerst bestaande bebouwing of herstructurering wordt benut, voordat er uitbreiding plaatsvindt.

De ontwikkeling sluit aan op het programma investeren met gemeenten. In dat kader neemt de provincie deel aan het Pact van Twickel. De ontwikkeling past in het Pact. De ontwikkeling is dan ook niet strijdig met de generieke beleidskeuzes.

Ontwikkelingsperspectieven.

Voor het plangebied geldt het ontwikkelingsperspectief 'mixlandschap'. Hier is ruimte voor landbouw, landschapsontwikkeling, natuur, cultuurhistorie, vrije tijd wonen en overige bedrijvigheid. De ontwikkeling draagt bij aan de versterking van het bestaande landschap ter plaatse.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BGxEschmolen-VS10_0011.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BGxEschmolen-VS10_0012.png"

Afbeelding 4.1. ontwikkelingsperspectief in structuurvisie Overijssel.

De voorgestelde ontwikkeling is passend binnen dit ontwikkelingsperspectief

Natuurlijke laag: stuwwallen en ruggen

De stuwwal is een tijdens de ijstijd opgestuwde aardlaag. Het ontstane hoogte verschil is nog goed zicht baar. Het eigen karakter van de stuwwal moet worden behouden en versterkt. Het reliëf is daarbij ruimtelijk beeldbepalend. Het zicht op en vanaf de de stuwwal moet worden verstekt.

 afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BGxEschmolen-VS10_0013.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BGxEschmolen-VS10_0014.png"

Afbeelding 4.2. Natuurlijke laag in structuurvisie

De ontwikkeling respecteert en versterkt de zichtbaarheid van de stuwwal door een element toe te voegen. De ontwikkeling is passend binnen de gebiedskenmerken die horen bij "stuwwallen en ruggen".

Laag van het agrarisch cultuurlandschap; essenlandschap

Het essenlandschap is geordend vanuit de erven en de essen, de eeuwenoude akkercomplexen die op de hogere dekzandkoppen en de flanken van de stuwwalen werden aangelegd. De dorpen en de erven lagen op de flanken van de es, op de overgang naar de maten en flieren landen. De ruimtelijke eenheid van de es moet worden behouden met de versterking van het contrast met andere landschapsonderdelen. De overgangen en onderdelen worden geaccentueerd. De flank van de es biedt eventueel ruimte voor ontwikkelingen als de karakteristieke structuur wordt versterkt. Behoud van karakteristieke openheid, bodemkwaliteit en het relief zijn leidend.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BGxEschmolen-VS10_0015.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BGxEschmolen-VS10_0016.png"

Afbeelding 4.3. Laag van het agrarisch cultuurlandschap uit de structuurvisie

De ontwikkeling verstoort de grote akkers niet. In het landschap van Delden wordt een element toegevoegd, dat bijdraagt aan de beleving en de gebiedskenmerken. De ontwikkeling is passend binnen de gebiedskenmerken die horen bij dit agrarisch cultuurlandschap.

De stedelijke laag heeft geen bijzondere kenmerken en wordt buiten beschouwing gelaten.

De lust- en leisure laag heeft geen bijzondere kenmerken en wordt buiten beschouwing gelaten.

Conclusie

Geconcluderd wordt dat de ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maken, passen binnen de beleidskeuzes van de provincie en aansluiten bij het ontwikkelingsperspectief dat op het plan gebied van toepassing is. Voorts wordt er geen afbreuk gedaan aan de kenmerken van het gebied.

4.2.2 Omgevingsverordening Overijssel (2009)

De uitgangspunten uit de omgevingsvisie zijn vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen in de Omgevingsvisie Overijssel. Het plan is in overeenstemming met de regels uit de verordening.

4.3 Gemeentelijk beleid

4.3.1 Toekomstvisie 'zicht op 2030'

In 2010 heeft de gemeente Hof vanTwente de toekomstvisie voor haar grondgebied vastgesteld. Het doel van deze toekomst visie is om de grote lijnen van de gemeente te schetsen: wat kenmerkt de gemeente nu en straks? Daarnaast geeft de toekomstvisie een mogelijk toekomstperspectief, met vernieuwde ideeën en kansrijke oplossingsrichtingen. De politiek en de burgers zullen de toekomstvisie een verdere concrete invulling geven. Dit kan in de komende jaren gestalte krijgen door de visie te gebruiken als toetsingskader voor sectorale beleidsontwikkeling (beleidsplannen) en meerjarige planvorming (programmabegrotingen).

Uit het toekomst perspectief is een aantal streefbeelden voor 2030 gevormd. Eén van de streefbeelden benoemt de verdere ontwikkeling van unieke landschappelijke en cultuurlandschappen. Dit plan past daarbinnen.

4.3.2 Structuurvisie landelijk gebied

In de structuurvisie landelijk gebied Hof van Twente staat de ontwikkeling van het landelijk gebied voor de komende 10 jaar centraal. De structuurvisie vormt vooral een integratiekader voor het bestaande beleid van de gemeente ten aanzien van de verschillende functies en waarden van het gebied. Dit integratiekader schets de bredere achtergrond van het beleid dat voor specifieke thema's (bijvoorbeeld recreatie, rood voor rood en en vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing) is uitgewerkt.

Omde karakteristiek van het landelijk gebied te behouden geldt als uitgangsputn dat zo min mogelijk niet functioneel aan het buitengebied gebonden bebouwing wordt toegevoegd. Dit kan ten kosten gaan van de aanwezige landschapswaarden. Het omvormen van voormalige agrarische erven, naar woonerven wordt ondersteund, mits er tevens een aantoonbare verbetering van de ruimtelijke kwaliteit plaatsvindt.

4.3.3 Archeologiebeleid

Op 1 januari 2010 is het gemeentelijke archeologiebeleid in werking getreden. Op de bijbehorende archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart is aangegeven welke gebieden een lage, een middelhoge en een hoge archeologische verwachtingswaarde hebben. Verder zijn ook de terreinen met bekende archeologische waarden in beeld gebracht (de archeologische monumenten). Afhankelijk van de verwachtingswaarde dient bij bouwplannen en ingrepen in de grond met een bepaalde omvang en diepte archeologisch vooronderzoek plaats te vinden.

  • Historische kern: bij verstoringen dieper dan 40 cm en een oppervlakte van 50 m2 of meer;
  • Hoge verwachting: bij verstoringen dieper dan 40 cm en een oppervlakte van 2500 m2 of meer;
  • Middelhoge verwachting: bij verstoringen dieper dan 40 cm en een oppervlakte van
  • 5000 m2 of meer;
  • Lage verwachting: bij verstoringen dieper dan 40 cm en een oppervlakte van 10 ha of meer.

Dit beleid dient vertaald te worden in de planregels van de bestemmingsplannen die in

procedure worden gebracht.

Plangebied

De archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart geeft het plangebied de aanduiding middelhoge verwachting.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BGxEschmolen-VS10_0017.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BGxEschmolen-VS10_0018.png"

Afbeelding 4.4 Uittreksel archeologische beleids- en advieskaart.

Het voorliggende bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk waarbij bodemingrepen worden beoogd met een diepte en oppervlakte die archeologisch onderzoek nodig maken. Tevens is de bodem ter plaatse verstoord door de verkeerskundige ingrepen in het verleden. Om een eenduidige wijze van bestemming te verkrijgen en omdat mogelijk in de toekomst het plangebied deel uit gaat maken van een groter plan is toch de dubbelbestemming ter bescherming van de (mogelijke) archeologische waarden opgenomen.

4.3.4 Bodembeleid

De ambitie van de gemeente is om de bodemverontreiniging te voorkomen en de goede kwaliteit van de bodem te behouden.

De gemeente wil bodemaspecten tijdig meenemen in de planvorming. Bij het beoordelen van bestemmingsplannen wordt beoordeeld of de kwaliteit van de bodem voldoende geschikt is voor het nieuwe beoogde gebruik. De gemeente heeft haar beleid voor de toetsing van ruimtelijke plannen en bouwaanvragen vastgelegd in de Beleidsnota bodemonderzoek bij bouwvergunningen en ruimtelijke plannen. (zie http://www.hofvantwente.nl/bouwen-en-verbouwen/bodem/bodem-en-asbestbeleid.html)

De gemeente geeft prioriteit aan het opheffen van bodemverontreinigingsgevallen die risico's opleveren voor mens en milieu. De gemeente gaat bij de uitvoering van bodemonderzoek uit van de landelijk geldende onderzoeknormen. De gemeente besteedt in het bijzonder aandacht aan de aanwezigheid van asbest in bodem.

Voor afvoer en aanvoer van grond geldt het Besluit bodemkwaliteit van toepassing. Dit is in de gemeente vastgelegd in de nota bodembeheer en de bodemkwaliteitskaart (zie http://www.hofvantwente.nl/bouwen-en-verbouwen/bodem/bodem-en-asbestbeleid.html)

4.3.5 Gemeentelijk mobiliteitsplan

De gemeente heeft in december 2007 een mobiliteitsplan vastgesteld. Dit plan biedt een overzicht van maatregelen op verkeersgebied die erop gericht zijn om de bereikbaarheid, de leefbaarheid en de veiligheid van de woningen en de bedrijven te verbeteren.

Dit plan biedt tevens een kader waaraan ruimtelijke plannen met betrekking tot deze aspecten kunnen worden getoetst. In het bijbehorende maatregelenpakket wordt het beleid naar de praktijk vertaald.

Relevante doelstellingen zijn de volgende:

  • het wegen- en stratennet wordt duurzaam veilig ingericht en heringericht;
  • het fietsverkeer wordt gestimuleerd, het fietsroutenetwerk wordt verbeterd;
  • bij nieuwbouwplannen wordt een parkeertoets en een mobiliteitstoets uitgevoerd.

Met deze doelstellingen wordt bij het beheer, de inrichting en de eventuele ontwikkelingen in het plangebied rekening gehouden.

Verder gelden voor het vrachtwagenverkeer van en naar bedrijventerreinen de volgende specifieke doelstellingen:

De bereikbaarheid van bedrijventerreinen moet gewaarborgd blijven en, waar mogelijk en noodzakelijk, worden verbeterd. Het gaat daarbij om een goede directe ontsluiting van verkeer en vrachtverkeer naar het hoofdwegennet, zodat dit (vracht)verkeer niet (meer) door de woonwijken rijdt als het daar niet thuis hoort.

Vanwege de ruimtelijke kwaliteit, de leefbaarheid en de verkeersveiligheid moet het parkeren en laden en lossen op eigen terrein plaatsvinden en niet op de openbare weg.

Ten slotte streeft de gemeente ernaar om op het gemeentelijke grondgebied geen reguliere routes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen vast te stellen.

4.3.6 Groenstructuurplan

Het gemeentelijke groenstructuurplan bevat een lange termijn visie op de inrichting en het beheer van het groen in de openbare ruimte. Groene elementen in de openbare ruimte hebben veelal een onderlinge samenhang en vormen zo een groenstructuur. Deze structuur hangt nauw samen met de stedenbouwkundige en ruimtelijke opbouw van een stad of dorp.

Vaak is de aanwezigheid van groen gekoppeld aan rode functies (gebouwen) doordat het deze aankleedt of accent geeft. De relatie tussen groen en rood is dan ook een belangrijk aspect binnen een Groenstructuurplan.

Binnen de groenstructuur speelt de bomenstructuur een overheersende rol. Bomen zijn door hun ruimtelijke werking de meest beeldbepalende groenelementen en daarom sterk sfeerbepalend. Om die reden heeft de gemeente ook een aparte Bomenverordening waarin voorgeschreven wordt hoe moet worden omgegaan met het 'Bewaren van houtopstanden'.

Verder zijn ook vakbeplantingen, gazons en waterelementen van betekenis binnen de groenstructuur. Een belangrijke opgave van het Groenstructuurplan is om alle groene en blauwe onderdelen te integreren tot een samenhangend geheel dat op basis van één visie wordt beheerd en ontwikkeld. Onderhavig plangebied ligt net buiten de kern en de gronden zijn in particulier bezit. Het groenstructuurplan is niet aan de orde.

4.3.7 Monumentale bomenlijst

Er is een lijst met monumentale bomen in Hof van Twente vastgesteld. De status van een monumentale boom is sterk en is vastgelegd in de Bomenverordening. Voor een monumentale boom wordt in beginsel geen kapvergunning afgegeven. De bomenlijst is dynamisch. Nieuwe bomen en boomgroepen kunnen aan de lijst toegevoegd worden en ook kunnen houtopstanden eraf worden gehaald. De lijst bestaat uit ongeveer 320 monumentale houtopstanden. Ten behoeve van deskundige advisering omtrent de monumentale bomen heeft het college een Bomencommissie aangesteld. In de toelichting op de Bomenverordening wordt een bepaalde wijze van bestemmen van de monumentale bomen voorgeschreven. In het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan komen geen bomen voor die op de monumentale bomenlijst zijn opgenomen.

4.3.8 Welstandsnota

De gemeenteraad van Hof van Twente heeft voor de hele gemeente een welstandsnota vastgesteld met criteria voor de welstandstoets. Daarbij is zowel het buitengebied als de kernen ingedeeld in verschillende gebieden aan de hand van karakteristieken van de bestaande bebouwing. Per gebied zijn criteria opgesteld die door de welstandscommissie worden gebruikt bij het beoordelen van aanvragen om vergunning. Daarbij wordt onder andere gelet op de plaats, de hoofdvorm en de detaillering. Er zijn geen welstandsvrije gebieden. Naast de gebiedscriteria zijn objectgerichte criteria opgesteld die niet voor een gebied, maar voor een bouwwerk gelden. Het gaat dan om regels voor bijvoorbeeld monumenten, landgoederen en serrestallen.

Voor het plan geldt geen toereikend welstandstoetsingscriterium. Om die reden is een aanvulling op de welstandsnota opgesteld.

4.3.9 Nota recreatie en toerisme "Laat je verleiden in de Hof"

In de nota recreatie en toerisme worden de landgoederen en hun plannen om de maatschappelijke functie te versterken benoemd. In dat kader wordt het Pact van Twickel gesteund en de Eschmolen benoemd. In de recreatienota wordt de herbouw van de molen eveneens benoemd. Hierna is het betreffende deel van de nota opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BGxEschmolen-VS10_0019.png"

afbeelding 4.5 Uittreksel uit Nota recreatie en toerisme

4.3.10 Nota Externe veiligheidsbeleid 2012-2015

Het gemeentelijk externe veiligheidsbeleid staat verwoord in de Nota externe veiligheidsbeleid 2012 – 2015 “Veiligheid zonder absolute zekerheid”. Binnen de gemeente bevinden zich enkele risicovolle bedrijven. Naast opslag van gevaarlijke stoffen vindt vervoer daarvan plaats via weg, water, spoor en buisleidingen. Op de site www.risicokaart.nl staan de risicovolle bedrijven vermeld. Ten aanzien van nieuw vestiging van zwaardere en risicovolle bedrijvigheid stelt de gemeente zich terughoudend op. Kern van het te voeren beleid is dat wordt voldaan aan de minimale wettelijke eisen en verantwoord gebruik wordt gemaakt van bevoegdheden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BGxEschmolen-VS10_0020.png"

Afbeelding 4.6 Risicokaart nederland dd 23-10-2015.

Volgens de risicokaart ligt op ca. 1,5 km een risicovolle inrichting en een buisleiding op ca. 150 meter. Er worden geen (beperkt) kwetbare functies toegevoegd binnen de risicocontouren van de risicovolle inrichting en/of buisleiding.

4.3.11 Milieubeleidsplan

Het gemeentelijk milieubeleidsplan schetst de kaders, de hoofdlijnen en de richting van het te voeren samenhangend beleid voor diverse milieuthema's, de aanpak van doelgroepen en de samenhang met het economisch-ruimtelijk beleid. De beleidsnota kent een visie deel tot 2020 en ambities tot 2015. Centraal staat het streven naar milieuduurzaamheid. Dit vindt plaats doordat milieuaspecten en -normen vroegtijdig in de voorbereiding van besluitvorming worden mee- en afgewogen met het oog op ontwikkeling en behoud van een goed woon- en leefklimaat. Het voorliggende plan draagt bij aan de realisatie van een duurzaam milieu.

4.3.12 Nota geluidbeleid

De Nota gemeentelijk geluidbeleid 2013 – 2020 bevat voor 7 verschillende gebiedstypen beleid met betrekking tot wegverkeerslawaai en industrielawaai. De geluidnota bevat ook beleid voor onder andere cumulatie en compensatie van geluid. Het beleid is gericht op behoud van stilte waar het stil is. Dit geldt voor zowel het buitengebied als voor de kern. Waar van nature al meer geluid is, bijvoorbeeld door verkeer op drukke doorgangswegen, is de gemeentelijke ambitie minder hoog.

4.3.13 Duurzaamheid

Het gemeentelijk duurzaamheidsbeleid is verwoord deels in het Meerjaren Uitvoeringsprogramma Duurzaamheid (MUD) en deels in het Milieubeleidsplan. Opwekking van duurzame energie is een speerpunt. Bij planontwikkeling is het uitgangspunt dat mogelijkheden voor duurzame energieopwekking op gebouwen worden toegestaan.

4.3.14 Landschapsontwikkelingsplan Haaksbergen en Hof van Twente

Uitgaande van de huidige kwaliteiten van het landschap is een landschapsontwikkelingsvisie opgesteld en vastgesteld in 2005. Per landschapstype is aangegeven welk kenmerken dienen te worden behouden en/of versterkt. De uitwerking is gebaseerd op vier thema's:

  • behoud en versterking van waardevolle ensembles:
  • behoud, herstel, aanleg en onderhoud van een samenhangend patroon van landschapselementen (beplantingen inclusief lanen, historische elementen met name in het kampenlandschap, open essen en erfbeplantingen) is het speerpunt;
  • landschappelijke versterking van het watersysteem;
  • zorg voor het agrarisch werklandschap:

Deze thema's worden vertaald naar concrete maatregelen, variërend van aanpassing van waterlopen tot verbrede landbouw en onderhoud van bestaande landschapselementen.

Het plangebied wordt in het landschapsontwikkelingsplan van de gemeente Hof van Twente aangeduid als es. Het plan past hierin.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheidsaspecten/onderzoek

Dit onderdeel bevat een inventarisatie van de verschillende milieu- en omgevingsaspecten. Daarbij komen de volgende aspecten aan de orde: ecologie, archeologie, cultuurhistorie, milieuzonering, bodem, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid.

5.1 Ecologie

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet, met het oog op beschermenswaardige natuurwaarden, rekening worden gehouden met de regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming en soortenbescherming. Het voornemen kan samen gaan met effecten op beschermde planten- en diersoorten en tevens op natuurgebieden. Op grond hiervan is een verkennend onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in de bijlage Ecologische Quickscan. De belangrijkste resultaten zullen hierna worden toegelicht.

Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is
geregeld in de Natuurbeschermingswet. Directe effecten op de beschermde Natura 2000-gebieden worden uitgesloten omdat het plangebied volledig is gelegen buiten
Natura-2000 gebieden. Indirecte effecten worden tevens uitgesloten. Het plan behelst
de bouw van een molen. Als gevolg van deze bestemmingsplanwijziging zal de uitstoot van verzurende en vermestende stoffen niet toe- of afnemen.Daarnaast zal er geen extra geluidsbelasting optreden doordat het geluid van de molenzowel inomvang al in tijdsbestek verloren gaat in het geluid vanwege het verkeer.

Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Ten aanzien van ontwikkelingen binnen de EHS geldt het 'nee, tenzij-principe'.

Het plangebied ligt niet in een beschermd natuurgebied. Beschermde natuurgebieden liggen op een afstand van 2km of meer. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is 'Borkeld' dat op bijna 7 kilometer ten noordwesten van het plangebied ligt. Verder behoren de bospercelen ten oosten en noorden van het plangebied tot de
EHS. Deze percelen liggen op meer dan 400 meter vanaf het plangebied. Door de
ligging buiten deze gebieden en de mindere belastende activiteiten worden directe en
indirecte op de Ecologische Hoofdstructuur uitgesloten.

Soortenbescherming

Op grond van de Flora- en faunawet geldt een algemeen verbod voor het verstoren
en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste
rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen
mogelijk. Voor soorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.

Binnen het plangebied wordt een molen gebouwd. Het plangebid is ontsloten door N346, N741 en de op- en toerit. Het plangebied in de huidige vorm is na 1970 ontstaan. Er is geen sprake van een natuurlijke habitat. Dit plan is ook gerelateerd aan de herinrichting van de N346 en onderdeel van het Pact van Twickel. Voor de herinrichting van de N346 zijn de effecten op mogelijke schade aan beschermde soorten veroorzaken onderzocht. Uit het onderzoek komt naar voren dat negatieve effecten op matig en zwaar beschermde planten- en diersoorten kunnen worden uitgesloten. Om die reden wordt geen aanvullend onderzoek uitgevoerd.

Verder komen er algemene broedvogels voor. Voor deze algemene broedvogels
geldt dat werkzaamheden moeten worden uitgevoerd buiten het broedseizoen of op
een manier dat nesten en eieren niet worden geschaad.

Voor alle soorten is de zorgplicht van kracht. Bij verstoring van dieren tijdens de
werkzaamheden moeten deze de gelegenheid krijgen te vluchten naar een nieuwe
leefomgeving.

5.2 Archeologie

Voor de bescherming van archeologische en cultuurhistorische waarden is de Monumentenwet van toepassing. De kern van de Monumentenwet is dat, wanneer de
bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard
(ex situ). Op welke plaatsen archeologisch onderzoek aan de orde is, wordt op
grond van gemeentelijk of provinciaal beleid bepaald.
Voor archeologische terreinen, rijksmonumenten en beschermde dorps- en stadsgezichten die wettelijk zijn beschermd op grond van de Monumentenwet hoeft voor het bestemmingsplan geen aanvullende regeling te worden getroffen.

De gemeente Hof van Twente heeft ten behoeve van archeologiebeleid een Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart opgesteld. De gebieden met een bepaalde archeologische verwachtingswaarde worden in het bestemmingsplan Buitengebied Hof van Twente beschermd met een bestemming 'Waarde - Archeologische verwachting'. De middelhoge verwachting wordt in het bestemmingsplan aangeduid als 'Waarde - Archeologische verwachting 2'. Voor verwachting 2 geldt dat bij ingrepen dieper dan 40 cm of met een oppervlakte groter dan of gelijk aan 5.000 m2 archeologisch onderzoek noodzakelijk is. De ingrepen in dit bestemmingsplan zijn kleiner dan 5000 m2. Het uitvoeren van een archeologisch onderzoek is dus niet noodzakelijk. Omdat niet uit te sluiten is dat het plangebied deel gaat uitmaken van een groter plangebied, wordt de dubbel bestemming opgenomen.

De beschermende regelingen 'Waarde - Archeologische verwachting 2' wordt opgenomen. Aanvullend onderzoek is niet nodig, maar er geldt een meldingsplicht als er sprake is van een "toevalsvondst".

5.3 Cultuurhistorie

Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van bestemmingsplannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.


Het plangebied kent geen specifieke cultuurhistorische waarden. Wel kunnen de binnen het Twentse landschap zijnde oude agrarische erven als van cultuurhistorische betekenis worden aangemerkt. Deze erven hebben bepaalde karakteristieken. Het
voorgenomen initiatief doet geen afbreuk aan deze karakteristieken, omdat er geen erf in de omgeving aanwezig is. De te bouwen molen is afgestemd op de kenmerken van zijn omgeving. De ontwikkeling past binnen de bestaande landschappelijk structuur qua inpassing. Het is dan ook niet noodzakelijk om nadere regels te stellen ter bescherming van cultuurhistorische waarden.

5.4 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (waaronder woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten.

In de omgeving van het plangebied zijn woningen situeerd. De dichtstbijzijnde woonbebouwing ligt ten zuiden van het plangebied op een afstand van meer dan 120 meter. Woningen moet worden aangemerkt als voor hindergevoelige bebouwing. In het kader van de VNG-brochuren bedrijven en milieuzonering moet de molen als een veevoederfabriek/meelfabriek worden aangemerkt. De richtafstand tot voor hindergevoelige bebouwing bedraagt 200 meter. Gelet op de aard van de bedrijfsvoering zal moeten worden aangetoond dat kan worden afgeweken van de richtafstand tot 120 meter en de bouw van de molen geen afbreuk doet aan het woon- en leefklimaat van de bewoners in Delden.

5.5 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik.Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing.


In het plangebied is nog geen bodemonderzoek uitgevoerd. De bodem is in de jaren zeventig afgegraven. Daarvoor was er sprake van akkerbouw. Gelet op het huidige gebruik (akkerbouw) worden geen verontreinigingen verwacht welke de bouw zullen belemmeren. Daarnaast zal bij de bouw onderzoek naar het draagvermogen bodem en de waterhuishouding moeten plaatsvinden. Bij de aanvraag om de omgevingsvergunning voor de bouw van de molen moet een bodemonderzoek worden overlegd.

Er worden geen beperkingen verwacht.

5.6 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger
dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder
veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn
vastgelegd. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere
geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt
een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een
hogere waarde mogelijk. Deze hogere grenswaarde mag de maximaal toelaatbare
hogere waarde niet te boven gaan. De maximale ontheffingswaarde in onderhavig situatie bedraagt 63 dB (binnenstedelijk gelegen woning). De geluidswaarde binnen de geluidsgevoelige bestemming (binnenwaarde) dient in alle gevallen te voldoen aan
de in het Bouwbesluit neergelegde norm van 33 dB.

Het plangebied ligt gelegen binnen de geluidszone van de N346 en N74. Hiervoor
geldt een maximumsnelheid van 80 km/uur. De geluidgevoelige functies worden in de terp van de molen gerealiseerd. Daardoor is er sprake van een zogenoemde blinde gevels. Deze gevels hoeven niet te worden beschouwd. In de overige ruimten is de verblijfsduur beperkt, zodat daar geem sprake is van een verblijfsgebied. Daarom is geen akoestisch onderzoek uitgevoerd.

5.7 Luchtkwaliteit

Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om
de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van
luchtverontreiniging, aan te pakken.

Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn veelal het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Op grond van de algemene maatregel van bestuur 'niet in betekenende mate' (NIBM) vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen vrijgesteld van toetsing.

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2025) geldt
in de directe omgeving van het plangebied een gemiddelde fijn stof concentratie
(PM10) van 24 µg/m3 en een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van 24
µg/m3. De norm voor beide stoffen ligt op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie
vanaf 2015). De huidige luchtkwaliteit ter plaatse is dus goed.

Er wordt slechts één molen mogelijk gemaakt. Het plan draagt niet in betekenende
mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar het
aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.

5.8 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico's voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Hiertoe zijn risico's gekwantificeerd, namelijk door middel van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het Groepsrisico (GR) is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting.

De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe
veiligheid inrichtingen (Bevi), de Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke
stoffen (cRNVGS) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart van de provincie Overijssel bekeken. Hieruit blijkt dat in de directe omgeving van het plangebied geen risicobronnen aanwezig zijn. Vanuit het aspect externe veiligheid bestaan dan ook geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Wateraspecten

6.1 Vigerend beleid

6.1.1 Europees beleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking
getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en
ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter
bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder
estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is 2015. Eventueel kan er, mits goed onderbouwd, uitstel (derogatie) verleend worden tot uiteindelijk 2027. Voor het uitwerken van de
doelstellingen worden er op (deel)stroomgebied plannen opgesteld. In deze
(deel)stroomgebiedbeheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Met name de ecologische ambities worden op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald.

6.1.2 Rijksbeleid

In december 2009 is het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009-2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstroming,
voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt
alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan zal het beleid uit de Vierde Nota Waterhuishouding voortzetten. Het beleidsdoel is het realiseren of in stand houden van duurzame en klimaatbestendige watersystemen. Het Waterplan is
opgesteld op basis van de Waterwet, die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de
ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.

6.1.3 Provinciaal beleid

In de Omgevingsvisie Overijssel wordt ruim aandacht besteed aan de wateraspecten.
De ambities zijn, naast de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water, gericht op de
verbetering van de kwaliteit van de kleinere wateren, de veiligheid, de grondwater- bescherming, bestrijding van wateroverlast, de kwantiteit en kwaliteit van grond- en oppervlakte water en waterbeleving zowel in de groene ruimte als stedelijk gebied.

6.1.4 Waterschap Vechtstromen

Door de invoering van de Kaderrichtlijn Water is Nederland verdeeld in vijf
deelstroomgebieden. Het deelstroomgebied Rijn-Oost wordt beheerd door de
waterschappen Reest en Wieden, Vechtstromen, Groot Salland en Rijn en IJssel.
Om te voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water hebben deze waterschappen de afgelopen jaren intensief samengewerkt met elkaar en met andere partners. Het nieuwe Waterbeheerplan is één van de resultaten van deze samenwerking. De opzet en grote delen van dit Waterbeheerplan zijn inhoudelijk hetzelfde als dat van de andere
waterschappen in Rijn-Oost.

De waterschappen Regge en Dinkel en Velt en Vecht zijn op 1 januari 2014 gefuseerd. Op dit moment heeft waterschap Vechtstromen nog geen eigen vastgesteld
waterbeheerplan daarom wordt, temeer omdat de waterbeheerplannen in het
deelstroomgebied Rijn-Oost, inhoudelijk grotendeels hetzelfde zijn, ingegaan op het
beleid van het voormalige waterschap Regge en Dinkel.

Waterschap Regge en Dinkel heeft een waterbeheerplan opgesteld voor de periode
2010-2015. Dit plan gaat over het waterbeheer in de hele stroomgebieden van Regge en Dinkel en het omvat alle watertaken van de waterschappen: waterkwantiteit,
waterkwaliteit en waterketen.

Het waterbeleid van het waterschap is met name gericht op een duurzame aanpak van het waterbeheer: geen afwenteling, herstel van de veerkracht van het watersysteem,
streven naar een meer natuurlijker waterbeheer, zoeken naar meer ruimte voor water,
water toepassen als ordenend principe middels het gebruik van waterkansenkaarten en water langer vasthouden mede door flexibeler peilbeheer. Ook het streven naar een
betere waterkwaliteit als onderdeel van duurzaamheid is een belangrijk speerpunt
(tegengaan van lozingen, minder belasting van het water en het zoveel mogelijk
tegengaan van diffuse verontreinigingen).

De twee belangrijkste onderdelen van het waterplan worden gevormd door:

  • het tekort aan waterberging in het landelijk gebied;
  • de inpassing van inrichtingsmaatregelen binnen de maatregelen voor de
    Kaderrichtlijn Water.

6.1.5 Waterplan Hof van Twente

Het waterplan is een overkoepelend beleidsstuk over het waterbeheer in de gemeente Hof van Twente dat ook door de waterbeheerders – de waterschappen Vechtstromen
(voorheen Regge en Dinke) en Rijn en IJssel en drinkwaterleidingbedrijf Vitens is
vastgesteld. Het waterplan geeft een visie hoe het watersysteem binnen de gemeente over ongeveer 25 jaar er uit ziet en welke maatregelen er op korte en lange termijn
daarvoor nodig zijn. De visie wordt op basis van drie invalshoeken beschreven, te
weten:

  • Twents landschap: Water speelt een belangrijke rol in het gevarieerde en
    kleinschalige landschap. Het water is zo ingericht dat meerdere functies tegelijk
    kunnen vervullen. Het waterbeheer sluit zoveel mogelijk aan bij de natuurlijke
    omstandigheden, zoals hoogteligging, grondwaterstroming en bodemsoort.
  • Ruimte voor water: De visie is gericht op het ontwikkelen van een robuust en
    veerkrachtig watersysteem met als doel wateroverlast en verdroging zoveel
    mogelijk te voorkomen. Om dit te bereiken is er voldoende ruimte nodig voor het
    vasthouden en tijdelijk bergen van water. Voor de verbetering van de waterkwaliteit dienen de vervuilende lozingen te worden beperkt. Door het afkoppelen van schoon hemelwater van de riolering wordt de emissie door lozingen vanuit riooloverstorten en rioolwaterzuiveringen gereduceerd.
  • Beleving van water: In de woon- en werkomgeving is water zichtbaar, bereikbaar en veilig voor bijvoorbeeld vissers en wandelaars. Zichtbaar water dat beleefd wordt, is er niet alleen om van te genieten, maar ook er van bewust van te zijn. Om dit te
    bereiken wordt het hemelwater bij voorkeur met bovengrondse voorzieningen
    ingezameld en geïnfiltreerd.

6.1.6 Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2013-1016

In de Waterwet en de Wet milieubeheer zijn de gemeentelijke watertaken geregeld.
Deze taken hebben betrekking op de gemeentelijke zorgplicht voor:

  • inzameling en transport van stedelijk afvalwater;
  • het inzamelen en verwerken van afvloeiend hemelwater;
  • grondwater(maatregelen).


De doelmatige uitvoering van deze zorgplichten is in het vGRP vastgelegd en gaat uit van de volgende principes:

  • De trits “vasthouden – bergen – afvoeren” houdt in dat in eerste instantie getracht wordt het (gebiedseigen) water in de bodem te infiltreren. Indien dit niet mogelijk is dient het afstromend regenwater lokaal te worden geborgen in vijvers en
    watergangen. Pas in de laatste instantie kan overwogen worden het water (zo traag mogelijk) af te voeren naar de omgeving.
  • De trits “schoonhouden – scheiden – schoonmaken” omvat ten eerste het niet
    toelaten dat de kwaliteit van water verslechtert (schoon houden), vervolgens het
    gescheiden houden van schone en vuile waterstromen en als laatste het zuiveren
    (schoonmaken) van verontreinigd water. Door water schoon te houden en vuile
    waterstromen zoveel mogelijk gescheiden te houden kan de omvang van te
    zuiveren water worden beperkt en tevens het zuiveringsrendement te worden
    verhoogd.

In het vGRP zijn de gemeentelijke zorgplichten nader gedefinieerd. Maatregelen in
particulier gebied behoren, zoals de aansluiting op de riolering, tot de zorgplichten van de eigenaar.

6.2 Waterparagraaf

6.2.1 Watertoets

Zoals in voorgaande paragrafen uiteen is gezet, wordt in het moderne waterbeheer
(waterbeheer 21e eeuw) gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met
minimale risico's op wateroverlast of watertekorten. Belangrijk instrument hierbij is de
watertoets, die sinds 1 november 2003 in ruimtelijke plannen is verankerd. In de
toelichting op ruimtelijke plannen dient een waterparagraaf te worden opgenomen. Hierin wordt verslag gedaan van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie (watertoets).

Het doel van de watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen
expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze
waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid,
wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met
hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

6.2.2 Watertoetsprocedure

Het Waterschap Vechtstromen is geïnformeerd over het plan door gebruik te maken
van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft ertoe geleid dat de
normale procedure van de watertoets moet worden toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Het waterschap Vechtstromen geeft een positief wateradvies. De watertoets is opgenomen in bijlage 2. Hieronder volgt een uitwerking van de relevante wateraspecten.


Waterhuishouding

Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast
geconstateerd. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beschermings of
herinrichtingszone langs een waterloop, primair watergebied, invloedszone
zuiveringstechnisch werk of een retentiecompensatiegebied.

Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer

De gemeente streeft er naar waar mogelijk de duurzaamheidprincipes voor waterbeheer toe te passen. De nadruk ligt daarbij op nieuw te ontwikkelen bebouwing, maar dit
wordt tevens beoordeeld voor delen waar geen structurele ingrepen zijn voorzien. De
aandacht is hierbij voornamelijk gericht op het verbeteren van de waterkwaliteit en de
afkoppeling van schoon verhard oppervlak van de riolering. Dit is alleen mogelijk
wanneer gelijktijdig voldoende ruimte wordt gerealiseerd ten behoeve van waterberging.

Voorkomen van wateroverlast

Het Waterschap merkt op dat wateroverlast moet worden voorkomen daarvoor zijn de volgende maatregelen noodzakelijk:

  • Om wateroverlast in gebouwen, vanaf maaiveld te voorkomen moet de bovenzijde van de begane-grondvloer ten minste 30 ca. boven de weg worden aangelegd;
  • Bij het realiseren van bebouwing en het aanleggen van de verharding moet rekening worden gehouden met voldoende drooglegging om bijvoorbeeld opdrijven van verharding en schimmelvorming in kruipruimten te voorkomen. Om die reden moet bij bebouwing met kruipruimten een drooglegging van 1,00 meter en voor bebouwing zonder kruipruimten een drooglegging van 0,70 meter in acht worden genomen.

Wanneer de maatregelen worden genomen heeft het Waterschap Vechtstromen geen bezwaar tegen het plan.

Hoofdstuk 7 Juridische vormgeving

7.1 Algemeen

In voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke situatie in het plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan de milieu- en omgevingsaspecten en het beleid. In dit hoofdstuk worden de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven.

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten zoals deze zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaardv Vergelijkbare Bestemmignsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en opdezelfde manier worden verbeeld. Tevens voldoet het bestemmingsplan aan de randvoorwaarden die de gemeente Hof van Twente aan bestemmingsplannen stelt.

Het bestemmingsplan regels de gebruiks-en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. de juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding is de bestemming vastgelegd, in de regels de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld en om de uitleg daarvan.

7.2 Toelichting op de bestemmingen

In deze paragraaf wordt een korte toelichting gegeven op de inhoud van de bestemmingen in dit bestemmingsplan. De regels en de verbeelding zijn afgestemd op het handboek "standaard digitale bestemmingsplannen" van de gemeente en het bouwplan. Voor de situering van de molen is een bouwvlak op de verbeelding opgenomen. Hiermee wordt het gebouw ingepast in de omgeving. De maatvoering is op de verbeelding weergegeven. De in dit bestemmingsplan voorkomende bestemmingen worden hieronder toegelicht.

Cultuur en ontspanning

Binnen Hof van Twente zijn twee watermolens en een museumboerderij bestemd voor 'Cultuur en ontspanning'. Het gaat om twee watermolens en een museumboerderij. De te realiseren molen heeft een soortgelijke functie. Er wordt een maximale oppervlakte aan bebouwing opgenomen. Binnen de bestemming is agrarisch medegebruik, kleinschalige horeca, het organiseren van sociale, culturele en educatieve bijeenkomsten en detailhandel in streek- en molenproducten goederen toegestaan. Omdat verschillende gebruiksmogelijkheden alleen zijn toegestaan als aan voorwaarden wordt voldaan zijn voorwaardelijke verplichtingen opgenomen.

Waarde - Archeologieverwachting 2

De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2' is opgenomen. Als het plangebied deel uitgaat maken van een groter plan is duidelijk dat er geen onderzoek heeft plaatsgevonden. Het beleid dat voor deze bestemming geldt is dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij ingrepen dieper dan 40 cm of met een oppervlakte groter dan of gelijk aan 5.000 m2.

Vrijwaringszone - radar

Het plangebied is voor een groot deel gelegen binnen het verstoringsgebied van de radar op de voormalige vliegbasis Twente. In verband hiermee zijn er ter voorkoming van radarverstoring beperkingen van toepassing op de bouw en overige bouwwerken die hoger zijn dan 45 m. Voorkomen dient te worden dat regelingen worden opgenomen die leiden tot een onaanvaardbare verstoring van de radar.

Hoofdstuk 8 Economische uitvoerbaarheid

De bouw van de molen wordt gestart als er voldoende middelen zijn verworven. Daarvoor is een sponsoractie gestart. De eerste bijdragen zijn verkregen waaronder de gronden en een toezegging omtrent het groot onderhoud. Daarmee is voldoende basis voor de economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 9 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wet ruimtelijke ordening vastgelegde bestemmingsplanprocedure. Het ontwerpbestemmingsplan zal zes weken ter inzage worden gelegd.Tijdens de ter inzage legging kan iedereen zijn zienswijze kenbaar maken. Ingekomen zienswijzen worden door de gemeente afgewogen. Het bestemmingsplan wordt daarna al dan niet gewijzigd, door de gemeenteraad vastgesteld.