direct naar inhoud van Regels
Plan: Facetbestemmingsplan kruimelregeling
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1969.BP23FACEkruimel1-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Facetbestemmingsplan kruimelregeling met identificatienummer NL.IMRO.1969.BP23FACEkruimel1-VA01 van de gemeente Westerkwartier;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlagen;

1.3 achtererfgebied:

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.4 achtergevel:

het meest achterwaarts gelegen deel van een hoofdgebouw;

1.5 antennedrager:

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;

1.6 antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.7 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.8 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.9 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.10 hoofdgebouw:

een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming de belangrijkste is;

1.11 mantelzorg:

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.12 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder b van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.13 stedelijke ontwikkeling:

een ten opzichte van het voorheen geldende omgevingsplan dan wel- bij het ontbreken daarvan - het voorheen geldende planologische regiem nieuw beslag op de ruimte, door middel van uitbreiding van bouwmogelijkheden of wijziging van gebruiksmogelijkheden van substantiële aard en omvang ten behoeve van:

  • 1. niet-agrarische bedrijven, woningen, kantoren;
  • 2. voorzieningen voor de uitoefening van detailhandel, zaalsport en vrijetijdsbesteding, dienstverlening, horeca;
  • 3. instellingen voor onderwijs, zorg, cultuur, of bestuur;
  • 4. andere stedelijke voorzieningen;
1.14 voorerfgebied

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;

1.15 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de feitelijke indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

1.16 woning:

een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvestiging van één afzonderlijk huishouden;

1.17 zij-erf:

gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen, op 1 m achter de voorkant voor zover niet al aangemerkt als achtererfgebied;

1.18 zijgevel:

een gevel van een gebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel is;

1.19 zijgevellijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een bouwwerk tot aan de perceelsgrenzen.

Artikel 2 Van toepassingverklaring

De regels van dit Facetbestemmingsplan kruimelregeling zijn een aanvulling op de bestemmingsplannen die gelden binnen de in de verbeelding opgenomen gebieden. In het geval dat sprake is van strijdigheid of overlapping van regels uit een vigerend bestemmingsplan en dit Facetbestemmingsplan kruimelregeling, is de meest ruime regeling bij recht of bij afwijking van toepassing.

Hoofdstuk 2 Algemene regels

Artikel 3 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 4 Algemene afwijkingsregels

4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning, afwijken van de regels in een bestemmingsplan ten behoeve van:

  • a. een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, wordt voldaan aan de volgende eisen:
    • 1. niet hoger dan 5 m, tenzij sprake is van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie ten dienste van een agrarisch bedrijf,
    • 2. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 150 m2;
  • b. het bouwen van een gebouw ten behoeve van een nutsvoorziening, de waterhuishouding, het meten van de luchtkwaliteit, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het weg-, spoorweg-, water- of luchtverkeer, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
    • 1. niet hoger dan 5 m;
    • 2. de oppervlakte niet meer dan 60 m²;
  • c. een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of een gedeelte van een dergelijk bouwwerk, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
    • 1. niet hoger dan 10 m;
    • 2. de oppervlakte niet meer dan 50 m²; en
    • 3. in het geval van reclamemasten in het door de provincie aangewezen buitengebied niet hoger dan 6 m;
  • d. het bouwen van een dakterras, balkon of andere niet op de grond gelegen buitenruimte aan of op een gebouw, een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw, de uitbreiding van een bouwwerk met een bouwdeel van ondergeschikte aard dan wel voorzieningen gericht op het isoleren van een gebouw;
  • e. het bouwen van een antenne-installatie, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 40 meter, mits voldaan wordt aan het Antennebeleid gemeente Westerkwartier 7 juni 2022, of een opvolgende beleidsregel;
  • f. het gebruiken van gronden voor een niet-ingrijpende herinrichting van openbaar gebied;
  • g. het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein, mits:
  • h. ander gebruik van gronden of bouwwerken dan bedoeld in de onderdelen a tot en met g, voor een termijn van ten hoogste tien jaar, met uitzondering van zonneparken met een oppervlakte van meer dan 200 m2.
4.2 Algemene beoordelingscriteria
  • a. Een omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het woon- en leefklimaat;
    • 2. de verkeersveiligheid en de bestaande parkeerbelasting;
    • 3. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 4. gebruiksmogelijkheden en rechten van omliggende functies en percelen;
    • 5. een goede ruimtelijke inpassing;
    • 6. cultuurhistorische waarden, waaronder monumenten, stads- en dorpsgezichten en karakteristieke bebouwing;
    • 7. landschappelijke waarden;
    • 8. afvalwater-, grondwater- en oppervlaktewatersystemen.
  • b. Een omgevingsvergunning wordt niet verleend als er sprake is van een stedelijke ontwikkeling die plaatsvinden binnen het door de provincie aangewezen buitengebied, tenzij vooraf instemming is verkregen van de provincie.
  • c. Een omgevingsvergunning wordt niet verleend als het gaat om activiteiten die plaatsvinden binnen het door de provincie aangwezen 'trace wegverbinding' of '(water)bergingsgebieden'.

4.3 Vergunningvoorschriften

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning kunnen met het oog op bovengenoemde beoordelingscritria voorwaarden, dan wel instandhoudingsverplichtingen ten aanzien van groen, parkeren op eigen erf of de plaats en omvang van bebouwing worden gesteld.

 

Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotregels

Artikel 5 Overgangsrecht

5.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het gestelde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  • c. Het gestelde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
5.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het gestelde in sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 6 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het Facetbestemmingsplan kruimelregeling.