direct naar inhoud van REGELS
Plan: Vismigratierivier
Status: vastgesteld
Plantype: inpassingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.9921.Vismigratierivier-VA01

REGELS

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 het plan:

het inpassingsplan Vismigratierivier NL.IMRO.9921.Vismigratierivier-VA01 van de provincie Friesland;

1.2 het inpassingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde en geen overkapping zijnde.

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 bestaand:

ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet/Wabo aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik:

  • bestaand ten tijde van het inwerkingtreden van het inpassingsplan;
1.8 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.11 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.12 cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.13 extensief agrarisch medegebruik:

een vorm van grondgebonden landbouw, zoals beweiding in lage veebezetting, in hoofdzaak gericht op de instandhouding en/of vergroting van de natuurwaarden en landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

1.14 dagrecreatief medegebruik:

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen, bezoeken van voorzieningen en natuurobservatie.

1.15 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.16 gebruiksmogelijkheden:

de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;

1.17 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.18 kunstobject:

voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een andere bouwwerk;

1.19 kunstwerk:

een civieltechnisch werk of installatie rond de natte en-of droge infrastructuur dat één of meer functies vervult;

1.20 landschappelijke waarden:

waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied;

1.21 Minister

de Minister van Infrastructuur en Milieu;

1.22 natuurlijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied. Onderdeel van de natuurlijke waarden vormt steeds een beoordeling van de soortbescherming op basis van de Flora- en faunawet;

1.23 normaal onderhoud:

het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.24 nutsvoorzieningen:

voorzieningen voor algemeen nut, zoals afvalinzameling, elektriciteit, gas, (tele)communicatie en dataverkeer, openbaar vervoer en water. Het gaat hierbij om andere bouwwerken zoals antennes, bakken, borden, containers, hekken, kastjes, palen, zuilen, duikers, bruggen, dammen, sluizen, gemalen, vispassages, bergbezinkstations, riolering en wat met deze bouwwerken te vergelijken is;

1.25 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;

1.26 peil:

Het Normaal Amsterdams Peil, tenzij anders aangegeven;

1.27 project Afsluitdijk:

het project zoals omschreven in het MIRT-blad Afsluitdijk, dat is opgenomen als bijlage A bij de regels van het Rijksinpassingsplan Afsluitdijk, identificatienummer NL.IMRO.0000.Afsluitdijk-VO01;

1.28 waterafvoer:

de afvoer van water van het IJsselmeer naar de Waddenzee;

1.29 waterbeheerder:

de beheerder als bedoeld in artikel 1.1 lid 1 van de Waterwet;

1.30 waterkering:

kunstmatige hoogte, (gedeelten van) natuurlijke hoogten of hoge gronden met ondersteunende kunstwerken die een waterkerende of mede een waterkerende functie hebben.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 breedte, lengte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren;

2.2 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.3 hoogte van een werk, niet zijnde een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het werk, met uitzondering van ondergeschikte onderdelen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Natuur

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de ontwikkeling en het behoud van de natuurlijke waarden van de Vismigratierivier en aangrenzende gronden tot uitdrukking komend in het geheel van landschappelijke en natuurlijke waarden van het gebied, bestaande uit water, eilanden, zandplaten, slikken, getijdengebied en kwelders;
  • b. de ontwikkeling en het behoud van de landschappelijke waarden van de gronden tot uitdrukking komend in de openheid van het landschap;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. het dagrecreatief medegebruik en het educatief medegebruik;
  • d. kleinschalige duurzame energieopwekking;
  • e. onderzoek en monitoring;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. een aanlegvoorziening;
  • h. kunstobjecten;

met de daarbijbehorende:

  • i. een gebouw ten behoeve van dagrecreatief medegebruik en onderzoek en monitoring;
  • j. andere bouwwerken, waaronder andere bouwwerken ten behoeve van palenrijen, kunstobjecten, een aanlegvoorziening, bruggen en vlonders en nautische voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen overkappingen worden gebouwd;
  • b. er zal ten hoogste één gebouw als bedoeld in lid 3.1 onder i worden gebouwd;
  • c. de oppervlakte van het gebouw zal ten hoogste 50 m² bedragen;
  • d. de bouwhoogte van het gebouw zal ten hoogste 2,00 m bedragen.
3.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een kunstobject zal ten hoogste 2,50 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 2,00 m bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het omzetten en/of anderszins ingrijpend wijzigen van gronden ten behoeve van een permanent ander gebruik dan als vismigratierivier met bijbehorende natuurgronden;
  • b. het verrichten van exploratie- en/of exploitatieboringen, alsmede het verrichten van seismologisch onderzoek;
  • c. de aanleg en/of het verhogen van dijken met een hoogte van meer dan 2,50 m boven winterpeil.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met maximaal 2 x 2 doorgaande rijstroken;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. een vispassage, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van natuur - vispassage";
  • d. het behoud van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. geluidwerende voorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. water;

met de daarbijbehorende:

  • i. andere bouwwerken.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

4.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • andere bouwwerken anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de wegaanduiding of de verlichting, hebben maximaal een bouwhoogte van 10,00 m.

Artikel 5 Water - Waterkering

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Waterkering' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de primaire waterkering;
  • b. een vispassage, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van natuur - vispassage";
  • c. het behoud van de cultuurhistorische waarden van militaire monumenten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - militaire monumenten';
  • d. het behoud van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden;
  • e. waterstaatkundige voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. een gebouw ter regulering van de bewegingswerken in de vispassage;
  • g. extensief agrarisch medegebruik;
  • h. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. (vaar)wegen;
  • l. voet- en fietspaden;
  • m. water;

met de daarbijbehorende:

  • n. andere bouwwerken.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen, anders dan een gebouw ter regulering van de bewegingswerken in de vispassage, worden gebouwd.

5.2.2 Gebouw ter regulering van de bewegingswerken in de vispassage

Voor het bouwen van een gebouw ter regulering van de bewegingswerken in de vispassage gelden de volgende regels:

  • a. het gebouw zal uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding "gebouw";
  • b. er zal ten hoogste één gebouw worden gebouwd;
  • c. het gebouw zal ondergronds worden gebouwd;
  • d. de oppervlakte van het gebouw zal ten hoogste 35 m² bedragen.
5.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. militaire monumenten mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - militaire monumenten', volgens de bestaande oppervlakte en bestaande bouwhoogte ten opzichte van het aangrenzende maaiveld;
  • b. de bouwhoogte van kunstwerken bedraagt maximaal 6,00 meter;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt maximaal 10,00 meter.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'maximum hoogte dijk (m)' bedraagt de hoogte van de gronden maximaal de aangegeven hoogte;
  • b. bij het instandhouden van de waterkering bedraagt de hoogte van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximum hoogte dijk (m)' niet minder dan zoals bestaand;
  • c. indien geen van de onder lid a en b genoemde aanduidingen is opgenomen bedraagt de hoogte van de gronden maximaal 0,3 meter meer dan de bestaande hoogte.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden
5.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ontgronden, afgraven, ophogen en/of egaliseren van gronden;
  • b. het planten van bomen en/of houtgewas;
  • c. het aanbrengen en/of verwijderen van verhardingen, waaronder oppervlakteverhardingen;
  • d. het dempen en/of graven van waterlopen en waterpartijen;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
5.4.2 Uitzondering

De in lid 5.4.1 bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het inwerkingtreding van dit plan;
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die nodig zijn voor de aanleg van de vismigratierivier;
  • d. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die in het kader van de uitvoering van het project Afsluitdijk plaatsvinden.
5.4.3 Toetsingscriteria

De in lid 5.4.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, na voorafgaand advies van de beheerder van de waterkering, en indien geen onaanvaardbare afbreuk wordt gedaan aan de waterkerende functie en de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden van de gronden.

Artikel 6 Waarde - Beschermd dorpsgezicht (dubbelbestemming)

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en herstel van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het dorpsgezicht, zoals weergegeven in het besluit tot aanwijzing van Kornwerderzand als beschermd dorpsgezicht, opgenomen als bijlage Bijlage 1 bij deze regels.

6.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden
6.2.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen of kappen van houtgewassen en boomwallen;
  • b. het ophogen of afgraven van gronden.
6.2.2 Uitzondering

De in lid 6.2.1 bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het inwerkingtreding van dit plan;
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die in het kader van de uitvoering van dit inpassingsplan plaatsvinden;
  • d. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die in het kader van de uitvoering van het project Afsluitdijk plaatsvinden.
6.2.3 Toetsingscriteria

De in lid 6.2.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht Kornwerderzand.

6.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van bouwwerken
6.3.1 Vergunningplicht

Voor het geheel of gedeeltelijk slopen van een bouwwerk is een omgevingsvergunning vereist.

6.3.2 Uitzondering

De in lid 6.3.1 bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor:

  • a. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • b. het normale onderhoud betreffen;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het bouwen /omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk;
  • d. gebouwen die tengevolge van een calamiteit verloren zijn gegaan;
  • e. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die in het kader van de uitvoering van dit inpassingsplan plaatsvinden;
  • f. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die in het kader van de uitvoering van het project Afsluitdijk plaatsvinden.
6.3.3 Toetsingscriteria

De in lid 6.3.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. geen onevenredige schade aan de stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarde van het - gebouw optreedt, die wordt gevormd door:
    • 1. de situering van de bebouwing;
    • 2. de schaal van de bebouwing;
    • 3. de vorm en richting van de kap(pen);
    • 4. de geleding van de bebouwing; of
  • b. sprake is van groot maatschappelijk belang en er redelijkerwijs geen alternatieven zijn voor de voorgestelde ingreep; of
  • c. op basis van technische en economische overwegingen instandhouding van het bouwwerk redelijkerwijs niet verlangd kan worden.

Artikel 7 Waterstaat - Waterkering (dubbelbestemming)

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het in stand houden, het beheer, het onderhoud en de verbetering van de waterkering.

7.2 Bouwregels

Ten aanzien van de situering, bouwhoogte en oppervlakte van bouwwerken gelden de bepalingen uit de enkelbestemming.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden
7.3.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de bestemmingsregels bij de op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen, een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ontgronden, afgraven, ophogen en/of egaliseren van gronden;
  • b. het planten van bomen en/of houtgewas;
  • c. het dempen en/of graven van waterlopen en waterpartijen;
  • d. het aanbrengen en/of verwijderen van verhardingen, waaronder oppervlakteverhardingen;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
7.3.2 Uitzondering

De in lid 7.3.1 bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het inwerkingtreding van dit plan;
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die nodig zijn voor de aanleg van de vismigratierivier;
  • d. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die in het kader van de uitvoering van het project Afsluitdijk plaatsvinden.
7.3.3 Toetsingscriteria

De in lid 7.3.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt alleen verleend, mits vooraf advies is ingewonnen van de beheerder van de waterkering, waaruit is gebleken dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterkerende functie van de waterkering.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 8 Anti-dubbeltelbepaling

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Bestaande afstanden, hoogte-, inhouds- en oppervlakte maten en aantallen

  • a. voor een bouwwerk dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de regels is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels, geldt dat bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
  • b. in geval van herbouw is het bepaalde onder a en uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  • c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 vrijwaringszone - dijk binnenbeschermingszone
  • a. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk binnenbeschermingszone' gelden ten behoeve van de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen primaire waterkering de volgende aanvullende regels.
  • b. Ter plaatse van gronden met de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk binnenbeschermingszone' mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bestaande bouwwerken.
  • c. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 10.1 onder b, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
    • 2. er is aangetoond dat de stabiliteit van de van de nabijgelegen waterkering niet nadelig wordt beïnvloed.
    • 3. vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.
10.2 vrijwaringszone - dijk buitenbeschermingszone
  • a. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk buitenbeschermingszone' gelden ten behoeve van de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen primaire waterkering de volgende aanvullende regels.
  • b. Ter plaatse van gronden met de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk buitenbeschermingszone' mag niet worden gebouwd.
  • c. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 10.2 onder b, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
    • 2. er is aangetoond dat de stabiliteit van de van de nabijgelegen waterkering niet nadelig wordt beïnvloed.
    • 3. vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

Artikel 11 Voorrangsregeling dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen

Voor zover de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk binnenbeschermingszone' of 'vrijwaringszone - dijk buitenbeschermingszone' in dit plan samenvalt met een of meer dubbelbestemmingen of andere gebiedsaanduidingen worden bij toepassing van de gebiedsaanduidingen in dit plan ook de regels in acht genomen die bij deze dubbelbestemmingen of andere gebiedsaanduidingen horen, tenzij dit strijdig is met het belang van de waterkering. In dat geval gaat het belang van de waterkering voor.

Artikel 12 Bevoegdheid gemeenten

  • a. De gemeenteraden van de gemeenten Harlingen en Súdwest-Fryslân zijn gedurende een periode van 10 jaar na de vaststelling van dit inpassingsplan niet bevoegd een bestemmingsplan, dan wel een inpassingsplan, vast te stellen voor de gronden waarop dit inpassingsplan betrekking heeft.
  • b. Sub a is niet van toepassing indien een gemeenteraad een bestemmingsplan vaststelt of provinciale staten een inpassingsplan vaststellen waarin de in dit inpassingsplan opgenomen regels worden overgenomen.

Artikel 13 Algemene gebruiksregels

13.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met enige bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • b. het gebruik van de gronden voor de opslag van aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het Inpassingsplan Vismigratierivier

van de provincie Fryslân.

Behorend bij het besluit van..................2016.