Plan: | Vismigratierivier |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | inpassingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.9921.Vismigratierivier-VA01 |
Het Rijk werkt aan de versterking van de Afsluitdijk en het vergroten van de afvoercapaciteit van het IJsselmeer. Bij de dijkversterking hebben de regionale (overheids)partijen een aantal ambities centraal gesteld, gericht op de verduurzaming van de Afsluitdijk. Eén van de regionale initiatieven is de aanleg van een Vismigratierivier aan de Afsluitdijk, bij het spuicomplex van Kornwerderzand. Met de aanleg van deze Vismigratierivier wordt de ecologische verbinding tussen de Waddenzee en het IJsselmeer verbeterd zodat trekvissen beter kunnen migreren en hun paaigronden weer kunnen bereiken.
De Vismigratierivier is een initiatief van de Waddenvereniging, Stichting Het Blauwe Hart, Sportvisserij Nederland en de Vereniging Vaste Vistuigen Noord. In samenwerking met It Fryske Gea en Rijkswaterstaat wordt het project onder regie van het programma De Nieuwe Afsluitdijk uitgewerkt.
Om de Vismigratierivier ook in planologisch opzicht mogelijk te maken wordt een Provinciaal Inpassingsplan (PIP) opgesteld. Ter ondersteuning van dit PIP dienen diverse andere documenten. Deze zijn als bijlage bij de toelichting van dit PIP opgenomen. Ten behoeve van een verdere besluitvorming wordt een gecomb0ineerde plan-project m.e.r.-procedure doorlopen om de milieubelangen in de ruime zin van het woord een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven. Ook wordt een passende beoordeling opgesteld, vanwege mogelijke significant-negatieve effecten op omliggende Natura 2000-gebieden. De mer en de passende beoordeling zijn als bijlage bij deze toelichting opgenomen.
Algemeen
Een provinciaal inpassingsplan (PIP) is een bestemmingsplan dat is opgesteld door de provincie. Met een inpassingsplan kan de provincie belangrijke projecten ontwikkelen en uitvoeren op het gebied van ruimtelijke ordening. Het inpassingsplan is een juridisch instrument uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) uit 2008. In het inpassingsplan staan bindende regels over het gebruik van gronden en opstallen in het gebied waarover het plan gaat. Het plan gaat vergezeld van een verbeelding die de grenzen van de bestemmingen en eventuele bouwvlakken aangeeft.
Voor de realisatie van de Vismigratierivier is een wijziging nodig van de vigerende bestemmingsplannen van de gemeenten Súdwest-Fryslân en Harlingen. Gezien het gemeentegrensoverschrijdende karakter van de Vismigratierivier is, in samenspraak met de betrokken overheden, er voor gekozen om een Provinciaal Inpassingsplan (PIP) op te stellen om realisatie van de Vismigratierivier planologisch mogelijk te maken (zie tevens paragraaf 3.2.). In hoofdstuk 3 Procedures en bevoegdheden wordt nader ingegaan op de verantwoording van de keuze voor een PIP en op de reikwijdte van deze planvorm.
Voor het opstellen van het PIP Vismigratierivier zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Zie voor dit laatste punt verder paragraaf 8.3 Vergunbaarheid.
Locatie
De Vismigratierivier is geprojecteerd ter hoogte van het spuicomplex bij Kornwerderzand op de Afsluitdijk. Dit is de oostelijke, Friese zijde van de Afsluitdijk. Het voornemen is om de Vismigratierivier aan te leggen ten westen van het spuicomplex Kornwerderzand, waarbij een deel in de Waddenzee, grenzend aan de geleidedammen, en een deel in het IJsselmeer wordt aangelegd. Onderstaande figuur geeft de globale ligging van de locatie voor de Vismigratierivier weer.
Figuur locatie Vismigratierivier (Bron: Bing maps)
Begrenzing plangebied PIP
Voor het Provinciaal Inpassingsplan is een ruimer plangebied aangehouden dan op basis van de gemaakte locatiekeuze en de uitgewerkte voorkeursvariant strikt noodzakelijk zou zijn. De omvang van het plangebied van het PIP biedt hiermee enige ruimte voor een definitieve ontwerpkeuze op het moment van uitvoering. Het feitelijke plangebied waar het PIP op betrekking heeft is dus groter dan strikt voor de Vismigratierivier zoals aangegeven in het voorkeursalternatief (VKA, zie ook paragraaf 6.1.1 Algemeen) nodig zou zijn. Er is om drie redenen gekozen voor een ruimer plangebied:
De oppervlaktes (binnen de plangrens) zijn globaal 30 ha aan de Waddenzee-zijde en 90 ha aan de IJsselmeer zijde. De buitengrens van het plangebied is aan de noordoost- en zuidoostzijde afgestemd op het technisch ontwerp van de Vismigratierivier. Voor het gedeelte ten zuiden van de Afsluitdijk is daarbij de voet van het dijklichaam (buitenteenlijn) aangehouden als plangrens.
Binnen een afstand van 500 meter van een riviermonding is het niet toegestaan te vissen. Deze 500 meter-grens schuift mee met de definitieve situering van de Vismigratierivier.
Het plangebied voor de Vismigratierivier valt binnen de volgende bestemmingsplannen die als gevolg van de voorgenomen Vismigratierivier gewijzigd moeten worden:
De bovengenoemde bestemmingsplannen zijn zogenaamde conserverende plannen waarin geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden. De bestemmingsplannen hebben als hoofddoel de bestaande situatie vast te leggen. De plannen voorzien niet in regeling om de aanleg van een Vismigratierivier in planologisch opzicht mogelijk te maken.
De functie van natuurontwikkeling en de doorgang door de dijk zijn op grond van deze plannen niet toegestaan. Door een planologisch-juridische regeling te maken binnen een nieuwe projectgrens, kunnen alle maatregelen, nodig voor de realisatie van de Vismigratierivier, op grond van deze nieuwe regeling worden uitgevoerd.
Ter vervanging van het bestemmingsplan Waddenzee is door de gemeente Harlingen een ontwerp beheersverordening Waddenzee en Noordzee opgesteld. Naar verwachting zal deze verordening in september 2015 door de gemeenteraad worden vastgesteld. Op het moment dat het PIP zal worden vastgesteld zal deze vervolgens weer het betreffende deel van het plangebied uit de beheersverordening vervangen.
De toelichting van dit provinciaal inpassingsplan is als volgt opgebouwd.
Voor de realisatie van het project Afsluitdijk wordt een Rijksinpassingsplan opgesteld (RIP). In dit rijksinpassingsplan is vastgelegd welke maatregelen het Rijk aan de Afsluitdijk wil laten uitvoeren. Het plan maakt duidelijk wat voor ingrepen uitgevoerd gaan worden om waterveiligheid te bieden en hoe gezorgd wordt voor voldoende afvoer van IJsselmeerwater. Niet overal aan de Afsluitdijk zullen maatregelen worden getroffen. De maatregelen concentreren zich op het buitentalud en bij de spui- en schutcomplexen. Deze ruimte is de zogenaamde 'fysieke oplossingsruimte': de ruimte waarbinnen de maatregelen voor waterveiligheid en waterafvoer moeten passen. De fysieke oplossingsruimte is het rijksinpassingsplan één op één als plangebied opgenomen. Binnen het plangebied van het RIP zijn 6 onderdelen te onderscheiden:
Het plangebied van het rijksinpassingsplan is strikt beperkt tot het geografische gebied van de oplossingsruimte voor de waterbouwmaatregelen. Buiten dit plangebied kunnen de regionale overheden zelf tot planologische regelingen komen om hun ambities te realiseren. Dit betreft ondermeer het 'rivier'gedeelte (in- en uitstroom) van de vismigratierivier. Het rijksinpassingsplan biedt ook gelegenheid om voor de de coupure in de Afsluitdijk voor de vismigratierivier ten westen van Kornwerderzand (regionale ambitie) een gemeentelijk bestemmingsplan of een provinciaal inpassingsplan tot stand te brengen.
De Vismigratierivier is geprojecteerd ter hoogte van het spuicomplex bij Kornwerderzand op de Afsluitdijk. Het voornemen is om de Vismigratierivier aan te leggen ten westen van het spuicomplex Kornwerderzand, waarbij een deel in de Waddenzee, grenzend aan de geleidedammen, en een deel in het IJsselmeer wordt aangelegd. Het plangebied van het project Vismigratierivier valt hiermee voor een deel samen met het onderdeel 'Kornwerderzand, schut- en spuicomplex' van het rijksinpassingsplan. De plangebieden van RIP en PIP overlappen elkaar voor een deel. De rivier krijgt een coupure, een doorsnijding, in het dijklichaam van de Afsluitdijk als doorlaat tussen Waddenzee en IJsselmeer en twee coupures in de westelijke uitstroombekkendam bij de spui van Kornwerderzand. De vismigratierivier zal moeten voldoen aan alle eisen vanuit hoogwaterbescherming.
Fragment figuur 1.1 uit RIP: Ligging plangebied fysieke oplossingsruimte en werkgrenzen van Kornwerderzand, schutcomplex (waterveiligheid) & spuicomplex (waterveiligheid)van het project Afsluitdijk
Figuur: geografische samenhang plangebied RIP en plangebied PIP
Het PIP voorziet zowel in een planologische regeling voor het riviergedeelte van de VMR, alsmede de benodigde ruimte voor de aanleg van de rivier en ruimte voor enige ontwerpvrijheid bij de aanleg (dus het gedeelte buiten het plangebied van het rijksinpassingsplan) als voor de coupures van de VMR, (dus het gedeelte binnen het plangebied van het rijksinpassingsplan). Daarnaast moet het PIP ook voorzien in de in het RIP vastgelegde planologische mogelijkheden om het project Afsluitdijk ten uitvoer te brengen.
De PIP Vismigratierivier zal na vaststelling een deel van het Rijksinpassingsplan Afsluitdijk gaan vervangen. Het is daarom van groot belang dat de in het RIP vastgelegde planologische mogelijkheden om het project Afsluitdijk ten uitvoer te brengen worden meegenomen in dit Provinciaal inpassingsplan. Het gaat dan om de ingrepen ten aanzien van waterveiligheid en waterafvoer daar waar het plangebied van het PIP samenvalt met het plangebied van het RIP. Daar waar het PIP samenvalt met het RIP zijn exact de bestemmingsgrenzen en bestemmingsregels overgenomen uit het RIP.
In hoofdstuk 7 Juridische planbeschrijving wordt nader toegelicht op welke wijze de mogelijkheden uit het rijksinpassingsplan in het PIP zijn opgenomen.
De provincie Fryslân maakt de vismigratierivier ruimtelijk mogelijk met een provinciaal inpassingsplan met de daarbij horende milieueffectrapportage en Passende Beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet 1998. De procedure van het provinciale inpassingsplan volgt in de tijd kort op het rijksinpassingsplan voor de Afsluitdijk. In de regels van het rijksinpassingsplan is een voorziening getroffen waarmee de provincie het inpassingsplan voor de vismigratierivier binnen de planperiode en (deels) over het plangebied van het rijksinpassingsplan kan vaststellen. De realisatie van de coupure wordt onderdeel van het uitvoeringscontract van de Afsluitdijk, de overige onderdelen van de vismigratierivier worden in een afzonderlijke opdracht van de regio tot stand gebracht. De uitvoering van de coupure wordt na het definitief ontwerp via ROK (RealisatieOvereenKomst) vastgelegd.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de keuze van een provinciaal inpassingsplan: waarom is voor deze planfiguur gekozen en waarom is een PIP een belangrijk document in de totale procedure om de Vismigratierivier te realiseren?
Tevens wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de relatie tussen het PIP en de MER.
Voor de daadwerkelijke realisering van het project Vismigratierivier is een aantal procedures doorlopen én volgen nog diverse procedures:
Provinciaal inpassingsplan: projecten van regionaal belang
Gedurende de planuitwerking van Project Afsluitdijk wordt samengewerkt met het project De Nieuwe Afsluitdijk (DNA) van de gezamenlijke regionale overheden, waarin ambities op het gebied van natuur, duurzame energie en recreatie en toerisme worden gerealiseerd. De geldende bestemmingsplannen van de betrokken gemeenten voorzien niet in de noodzakelijke maatregelen. Voor de realisatie van de Vismigratierivier is een wijziging nodig van de vigerende bestemmingsplannen van de gemeenten Súdwest-Fryslân en Harlingen. Gezien het gemeentegrensoverschrijdende karakter van de Vismigratierivier is, in samenspraak met de betrokken overheden, er voor gekozen om een Provinciaal Inpassingsplan (PIP) op te stellen. Door het toepassen van een provinciaal inpassingsplan wordt met één ruimtelijk plan op een eenduidige wijze voorzien in de benodigde planologische regeling voor de projecten met een regionale ambitie, in dit geval het Project Vismigratierivier.
Voor wat betreft de planologisch-juridische systematiek voor het gedeelte van de Afsluitdijk wat behoort tot dit inpassingsplan, is aangesloten bij het Rijksinpassingsplan Afsluitdijk. Daar waar het PIP samenvalt met het RIP zijn exact de bestemmingsgrenzen en bestemmingsregels overgenomen uit het RIP. Voor wat betreft de opbouw van de toelichting is niet volledig aangesloten op het RIP. Het PIP is immers een zelfstandig provinciaal plan is, welke een eigen opbouw rechtvaardigd.
Tijdens de planuitwerking legt de provincie Fryslân de ontwerp-projectbeslissing ter inzage. Deze bestaat uit het ontwerp-provinciaal inpassingsplan, de ontwerpvergunningen, het Milieueffect-rapport en de Passende Beoordeling. Daarop kan iedereen zienswijzen indienen, welke Gedeputeerde Staten betrekken bij het vaststellen van de definitieve projectbeslissing. Tegen de projectbeslissing is beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afstemming tussen RIP en PIP
Voor het project Afsluitdijk is een rijksinpassingsplan (RIP) het geëigende instrument. Door het provinciaal inpassingsplan wordt met één ruimtelijk plan op een eenduidige wijze voorzien in de benodigde planologische regeling voor de projecten met een regionale ambitie, in dit geval het Project Vismigratierivier. De verhouding tussen RIP en PIP is als volgt:
De gemeenteraden, respectievelijk provinciale staten zijn, ingevolge artikel 3.28, vijfde lid, Wet ruimtelijke ordening vanaf het moment waarop het ontwerp van het rijksinpassingsplan ter inzage is gelegd, niet langer bevoegd tot vaststelling van een bestemmingsplan respectievelijk provinciaal inpassingsplan voor de gronden, waarop het rijksinpassingsplan betrekking heeft. Deze bevoegdheid ontstaat weer 10 jaar na vaststelling van het rijksinpassingsplan, dan wel eerder, indien het rijksinpassingsplan dat bepaalt.
Deze bepaling strekt er toe dat het rijksinpassingsplan van toepassing is gedurende de termijn waarvoor een rijksregeling noodzakelijk is. Deze termijn is voor het Project Afsluitdijk gesteld op de maximale duur van 10 jaar. Van deze opschorting zijn echter uitgezonderd regionaal bedoelde projecten, zoals die voortvloeien uit de regionale ambities, zoals voor het project Vismigratierivier het geval is.
Zowel in het RIP als in het PIP is er een algemene regel opgenomen om de bevoegdheden van gemeenten en provincie inzake bovenstaande vast te leggen. Voor wat betreft het PIP is deze terug te vinden in artikel 12 Bevoegdheid gemeenten.
Coördinatieregeling
Omdat het project van regionaal belang is, wordt een inpassingsplan opgesteld. Op grond van artikel 3.33 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het voor een inpassingsplan mogelijk om de Provinciale coördinatie regeling toe te passen. In de provinciale coördinatie regeling worden de verschillende benodigde besluiten (vergunningen en ontheffingen) voor een project tegelijkertijd en in onderling overleg genomen. Voor de toepassing van de coördinatieregeling hebben Provinciale Staten op 21 januari 2015 een besluit genomen.
Met één inpassingsplan wordt het mogelijk gemaakt om de maatregelen uit te voeren. Uit de Wet ruimtelijke ordening volgt dat in het inpassingsplan kan worden bepaald hoe het inpassingsplan zich verhoudt met de onderliggende bestemmingsplannen. In dit geval vervangt het inpassingsplan de onderliggende delen van de geldende bestemmingsplannen in zijn geheel.
Voor de uitvoering van het project is een omgevingsvergunning benodigd (afgezien van de door de aannemer aan te vragen uitvoeringsvergunningen). De Provincie zal het bevoegd gezag zijn voor het verlenen van de omgevingsvergunning.
Tegelijk met de vaststelling van het provinciaal inpassingsplan, zal een fase 1 omgevingsvergunning worden ingediend voor een deel van de uitvoeringsbesluiten. De overige vergunningen worden in later stadium gecoördineerd. Het uitgangspunt hierbij is dat de provincie Fryslan namens De Nieuwe Afsluitdijk de vergunningen in het kader van NB-wet en de Flora- en faunawet aanvraagt. Overige vergunningen worden door de aannemers aangevraagd.
Inpassingsplan komt in de plaats van een projectplan Waterwet
In artikel 5.4, eerste lid, van de Waterwet is bepaald dat de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk gebeurt overeenkomstig een door de beheerder vastgesteld projectplan. Een dergelijk plan bevat een beschrijving van het betrokken werk en de wijze waarop dat zal worden uitgevoerd. In het geval een inpassingsplan op grond van de Wet ruimtelijke ordening wordt opgesteld, zoals voor het project Vismigratierivier, vervalt de verplichting een projectplan vast te stellen (zie art. 5.4, zesde lid Waterwet). Een inpassingsplan komt daarmee in de plaats van het projectplan op grond van de Waterwet.
Het Provinciaal inpassingsplan voor de Vismigratierivier is zodanig opgesteld dat het inzicht geeft in de waterstaatkundige implicaties van de maatregelen zoals een projectplan dat ook doet. De waterkerende functie van de bestaande dijklichamen is planologisch vastgelegd. Naast de functie van primaire waterkering is het in stand houden, het beheer, het onderhoud en de verbetering van de waterkering planologisch geregeld. Het inpassingsplan regelt naast de benodigde maatregelen voor de Vismigratierivier ook de beschermingszone van de waterkering. Voor wat betreft de Vismigratierivier zelf is de 'normatieve toestand' (richting, vorm, afmeting, of constructie) voor zo ver ruimtelijk relevant vastgelegd in de verbeelding en de daarbij behorende regels. De toelichting van dit PIP bevat de informatie die anders in het projectplan opgenomen zou zijn. Voor de technische uitwerking wordt verwezen naar bijlage 5 Ontwerpnota Vismigratierivier. Het PIP vervangt daarmee het projectplan Waterwet. Bijlage 5 is aangepast aan de laatste versie van het referentieontwerp.
Samenvatting referentieontwerp
Overzicht en benamingen
In onderstaande figuur is een bovenaanzicht gegeven met daarbij de benamingen van de verschillende onderdelen.
Figuur: onderdelen VMR
Hoofddoel en ambitie
De Vismigratierivier (VMR) heeft tot doel de verbinding tussen de twee grote natuurgebieden IJsselmeer en Waddenzee voor diadrome vissen weer zo veel mogelijk op een natuurlijke manier te herstellen.
Klanteisen
Het primaire doel van het ontwerp is het faciliteren van de vistrek van de Waddenzee naar het IJsselmeer. Hieruit vloeien de volgende eisen uit voort:
Daarnaast dienen er enkele aspecten met verschillende functies te worden ingevuld:
Secundair zijn de volgende eisen geformuleerd:
Globale beschrijving uitwerking ontwerp
De klanteisen zijn in een referentieontwerp uitgewerkt. Eerst is hiervoor een voorkeursalternatief bepaald waarna deze verder is uitgewerkt tot het huidig niveau.
Het voorkeursalternatief bestaat uit een doorgang door de Afsluitdijk met stroomgeulen van de getijderivier binnen strekdammen aan zowel de Waddenzeezijde als de IJsselmeerzijde ten westen van het complex Kornwerderzand. (zie de figuur hierna).
In de Waddenzee wordt een dam rond de VMR gelegd waardoor een afgezonderd deel ontstaat. In de bestaande strekdam worden twee instroomopeningen gemaakt die een open verbinding vormen tussen de VMR en de uitlaatspuikom. In de spuikom bevindt zich veel vis die aangetrokken worden door de zoetwaterstroom. Juist deze vis vormt de doelgroep van de VMR.
De instroomopeningen geven een lokstroom af uit de VMR. In het gedeelte ten noorden van de Afsluitdijk zijn twee stroomgeulen ontworpen die naar het doorlaatmiddel leiden in de Afsluitdijk. Tussen de twee stroomgeulen ontstaat een eiland.
De doorgang van de VMR door de Afsluitdijk wordt gevormd door een doorlaatmiddel voorzien van dubbele afsluitschuiven. Dit doorlaatmiddel met de afsluitschuiven maken onderdeel uit van de primaire kering van de Afsluitdijk en wordt vormgegeven als open coupure.
Het doorlaatmiddel in de Afsluitdijk bestaat uit een open constructie met een hoofdkoker voor doorlaat van de lokstroom en een koker voorzien van vertical slots. Deze vertical Slot-vispassage bestaat uit een lange open koker (2,75 m breed) met daarin een aantal kamers. Deze zijn bedoeld om ook zwakkere zwemmers bij hogere stroomsnelheden 24/7 een doorgang door de dijk te verschaffen via de langzamer stromende vertical slot-koker. Alleen in situaties van hoogwater zullen de afsluitschuiven van de hoofdkoker en de koker met de vertical slots gesloten worden.
Aan de zuidzijde van het doorlaatmiddel bevindt zich het estuarien deel. Dit deel wordt als intergetijdengebied ingericht. Het gebied kent een getijdeslag met hoog- en laag water. Het estuarien deel gaat over in het technisch deel.
Aan het einde van het technische deel, aan de IJsselmeerzijde, is een afsluitmiddel voorzien, enerzijds bedoeld om de uitstroom en zoutindringing in de VMR te kunnen regelen en anderzijds om in geval van calamiteiten de VMR af te kunnen sluiten. Wanneer uit de modelstudie blijkt dat het peilverschil over het afsluitmiddel aan de IJsselmeerzijde te groot is, zal een tweede regelwerk worden geplaatst aan het begin van het technische deel. Hiermee wordt de natuurlijke situatie van een getijderivier beter benaderd wat een gunstige invloed heeft op migrerende vis.
Figuur: Ontwerp VMR
Invulling Klanteisen
Het ontwerp is gebaseerd op een waterstroom die afhankelijk van het tij wordt aangedreven. Bij vloed stroomt het water de VMR in en met omkering van het tij stroomt het water de VMR weer uit. Gelijk met de eb stroomt de lokstroom met de visaantrekkende werking uit het IJsselmeer de Waddenzee in.
Sturing zoutindringing
Grove sturing van het getijdesysteem en de lokstroom vindt plaats in het doorlaatmiddel. Hier wordt de vloedstroom voor een belangrijk deel geremd door de schuiven in de hoofdkokers (gedeeltelijk) dicht te zetten. Zo wordt de hoeveelheid zout water dat de VMR binnendringt beperkt. Dit geeft ook invulling aan de eis om een fluctuatie in waterhoogte en brak intergetijdengebied te creëren in het noordelijke deel van de IJsselmeerzijde (het zo genaamde 'Estuarien deel') en geeft invulling aan de eis om 24 uur per dag een opening te bieden voor migrerende vissen.
Aan het eind van de VMR wordt het afsluitmiddel bij het IJsselmeer gebruikt om ook het debiet te regelen en te zorgen dat deze beperkt blijft. Dit afsluitmiddel kan in geval van een te grote zout indringing helemaal worden gesloten. De lengte van de rivier, 3 km aan de zijde van het IJsselmeer, is mede bepalend voor de beperking van de zoutindringing.
Sturing lokstroom
Dezelfde regelwerken sturen de lokstroom en geven tezamen invulling aan de eisen om een zoete lokstroom te krijgen bij de instroomopeningen in de spuikom aansluitend op de Waddenzee. De schuiven in de hoofdkoker staan open en het afsluitmiddel bij het IJsselmeer ook. Hierdoor wordt maximaal zout water door het systeem gestuurd. In de koker met vertical slots wordt de stroomsnelheid beperkt en binnen de getijderivier zijn zowel hoge als lage snelheden aanwezig (asymmetrische opbouw profiel). Daarnaast is in luwe schuilplaatsen voorzien. Daarmee invulling gegeven aan de eis om 24 uur per dag een opening te bieden voor migrerende vissen.
Eco-engineering
Tijdens het ontwerpproces is gewerkt met de principes van Eco-Engineering. Hierbij was de uitdaging om de vertaalslag te maken naar een functioneel goed werkend waterbouwkundig systeem binnen beschikbaar budget. Eco-engineering heeft zich in de VMR geuit in de volgende nagestreefde doelen.
Natuurlijke werking van het systeem:
Daarnaast geldt dat door deze constructievorm het evenwicht in de rivier na aanleg zich zal moeten instellen.
Materiaalgebruik:
Beeldkwaliteit en recreatie
In het voorjaar is het Masterplan Beeldkwaliteit Afsluitdijk (Feddes/Olthof landschapsarchitecten, architectenbureau Paul de Ruiter, april 2015), vastgesteld. Op basis daarvan zijn zowel de hydraulische en (vis)ecologische aanpassingen als de ruimtelijke eisen integraal in het ruimtelijke ontwerp door vertaald:
Daarnaast is het rapport Waterlandschap Kornwerderzand, recreatieve beleving (Antea-Group, 20 mei 2015) afgerond. De eisen voor recreatie bij de Vismigratierivier zijn in het DO meegenomen:
Beschermingszones Barro
Het inpassingsplan regelt naast de benodigde maatregelen voor de Vismigratierivier ook de beschermingszone van de waterkering. De beschermingszone dient de stabiliteit van het waterkerende vermogen (van de feitelijke hoogwaterkering) te garanderen. Bovendien bevat de beschermingszone ruimte die met het oog op een eventuele verzwaring van de dijk nodig is.
Een planologische beschermingsregeling in de vorm van een waterkeringszone wordt gelegd ter weerszijden van een primaire waterkering, in dit geval de Afsluitdijk. Met zo'n bestemmingsregeling voor een waterkering, die toegevoegd wordt aan de onderliggende basisbestemmingen (bijvoorbeeld voor Verkeer) wordt de functie van de aanwezige/toekomstige waterkering beschermd.
Activiteiten die onomkeerbare, ruimtelijke ontwikkelingen met zich mee brengen, en/of de stabiliteit van de waterkering kunnen aantasten, worden zo geweerd dan wel geregeld. Een primaire waterkering wordt hierbij omschreven als een waterkering die beveiliging biedt tegen overstroming doordat deze behoort tot het stelsel dat een dijkringgebied omsluit, ofwel voor een dijkringgebied is gelegen. De Afsluitdijk is zo'n primaire waterkering.
In een zogenaamde legger worden de beschermingszones rond de waterkeringen vastgelegd en worden de minimumeisen gegeven waaraan de waterkering moet voldoen. Grenzend aan de eigenlijke waterkering liggen beschermingszones (land- en zeezijde) en buitenbeschermingszones (evenzo land- en zeezijde).
Aldus ontstaat de volgende indeling:
In het geval van de Afsluitdijk liggen de beschermingszones-zeezijde aan de kant van de Waddenzee en moeten de beschermingszones-landzijde gelezen worden als die aan de kant van het IJsselmeer. In het PIP is dat vertaald in respectievelijk:
In onderstaande figuur wordt een en ander schematisch weergegeven.
bron: Legger Afsluitdijk, Rijkswaterstaat, 2009, ontwerp
Het gaat om de beschermingszone uit de geldende Legger Afsluitdijk (vastgesteld op 2 november 2009). Op die plekken waar de beschermingszone door de maatregelen wijzigt (bescherming waterkering), zal de legger daarop dienen te worden aangepast. Op grond van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geldt een instructie ten aanzien van de wijze van bestemmen van de waterkering (kernzone) en de bijbehorende beschermingszones.
Bevoegdheden gemeenten
De gemeenteraden zijn, ingevolge artikel 3.26, vijfde lid, Wet ruimtelijke ordening vanaf het moment waarop het ontwerp van het provinciaal inpassingsplan ter inzage is gelegd, niet langer bevoegd tot vaststelling van een bestemmingsplan voor de gronden, waarop het PIP betrekking heeft. Deze bevoegdheid ontstaat weer 10 jaar na vaststelling van het PIP dan wel eerder, indien het PIP dat bepaalt. Deze bepaling strekt er toe dat het provinciaal inpassingsplan van toepassing is gedurende de termijn waarvoor een provinciale regeling noodzakelijk is. Gedurende deze in het PIP bepaalde termijn mogen de gemeenteraden geen bestemmingsplan vaststellen. Deze termijn wordt voor het Project Vismigratierivier gesteld op de maximale duur van 10 jaar. De hier beschreven bevoegdheid is opgenomen in artikel 12 van de regels.
Samenvattend
Het inpassingsplan heeft betrekking op alle gronden waar maatregelen worden genomen voor de realisatie van de Vismigratierivier. Het inpassingsplan regelt ook de geldende beschermingszone van de betrokken waterkering.
De procedure van de voorbereiding van het provinciaal inpassingsplan met m.e.r. bestaat uit de volgende stappen:
Deze paragraaf beschrijft hoe deze stappen in dit project zijn ingevuld.
Stap 1: kennisgeving
De kennisgeving is op 1 februari 2014 geplaatst. De notitie Reikwijdte en detailniveau heeft van 3 februari 2014 tot en met 14 maart 2014 ter inzage gelegen. Er zijn meerdere reacties op de notitie ontvangen. Een weergave daarvan en een standpuntbepaling is opgenomen in de MER.
Stap 2: raadplegen betrokken bestuursorganen en Commissie m.e.r.
In de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) is beschreven welke ontwikkelingen in het MER worden beoordeeld en tot op welk detailniveau deze ontwikkelingen worden onderzocht en beschreven. Deze NRD is 10 januari 2014 vastgesteld door de Provincie Fryslân. Met deze notitie zijn de betrokken bestuursorganen geraadpleegd en is advies gevraagd aan de commissie m.e.r.
Stap 3: opstellen MER en PIP
In het MER worden het voornemen en de alternatieven beoordeeld op milieueffecten. Het PIP voorziet in een regeling om de Vismigratierivier ook in planologisch-juridische zin uitvoerbaar te maken. Het MER vormt een bijlage bij het PIP.
Stap 4: ter inzage leggen en inspraak
Het MER en het ontwerp PIP liggen gelijktijdig ter inzage, van 22 juni tot en met 3 augustus 2015. Een ieder kan schriftelijk of mondeling zienswijzen geven op beide documenten.
Stap 5: verwerken uitkomsten van zienswijzen en overlegreacties
De ingediende zienswijzen en overlegreacties worden verwerkt in het vast te stellen PIP.
Stap 6: bekendmaking en ter inzage legging vastgesteld PIP
Het vastgestelde PIP wordt conform de procedure uit de Wro bekend gemaakt en ter inzage gelegd. Het MER hoort bij het PIP en wordt ook ter inzage gelegd.
Milieueffectrapportage | Provinciaal inpassingsplan (PIP) |
Opstellen notitie reikwijdte en detailniveau (NRD) | |
Ter inzage leggen NRD | |
Opstellen milieueffectrapport (MER) | Opstellen ontwerp-PIP |
Toetsing van het MER | Ter inzage leggen voor zienswijzen |
(eventueel aanvullen van het MER) | Beantwoorden zienswijzen |
Vaststelling van het PIP |
Schema waarbij het MER samen met het PIP ter inzage gaat
In dit hoofdstuk wordt getoetst of en hoe de maatregelen, die het inpassingsplan mogelijk maakt, passen binnen het ruimtelijk beleid van het Rijk, betrokken provincies, waterschappen en gemeenten. In dit hoofdstuk komen ook de relevante verordeningen van de verschillende betrokken bestuursorganen aan bod.
Overge relevante plannen, geen beleid zijnde, worden weergegeven in paragraaf 4.4 Overige plannen
In het Nationaal Waterplan (2009) is een eerste uitwerking gegeven aan het Deltaprogramma dat wordt opgesteld naar aanleiding van het advies van de Deltacommissie in 2008. Dit programma is gericht op duurzame veiligheid en zoetwatervoorziening.
Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het plan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
In het Nationaal Waterplan is opgenomen dat het kabinet kiest voor een versterking van de Afsluitdijk en daarbij streeft men naar een combinatie met een multifunctionele inrichting die past bij de bestaande kernkwaliteiten van het IJsselmeergebied en de Waddenzee en die rekening houdt met de strategische zoetwatervoorraad van het IJsselmeer op langere termijn.
Het project Vismigratierivier past in dit streven.
De deltabeslissingen uit het Deltaprogramma 2015 zijn beleidsmatig vastgelegd met behulp van een tussentijdse wijziging van het Nationaal Waterplan (2014).
Voor de Waddenzee zijn in de Planologische kernbeslissing Derde Nota Waddenzee (2007) waarden benoemd die zijn gericht op het beschermen en ontwikkelen van de Waddenzee. Hierbij gaat het om waarden die zien op het beschermen van natuur, cultuurhistorie alsook overige landschappelijke waarden. De Vismigratierivier realiseert een aantal doelstellingen die voortvloeien uit de Planologische kernbeslissing Derde Nota Waddenzee. Het betreft:
De vrije migratie van aquatische organismen tussen de Waddenzee en het zoete binnenwater is gegarandeerd. Op meerdere plaatsen zijn zoet-zoutgradiënten aanwezig. Bij de inrichting van nieuwe gradiënten is in ieder geval aandacht besteed aan landschappelijke en recreatieve
aspecten.
Het kabinet streeft naar herstel van natuurlijke zoet-zoutovergangen, met onder meer het doel om voor zowel het stroomgebied van de Eems als voor het stroomgebied van de Rijn, aanvullend op de bestaande natuurlijke zoet-zoutovergangen, één natuurlijke zoet-zoutovergang in het waddengebied te realiseren. Realisering hiervan kan alleen geschieden indien de plannen ook en voldoende worden gesteund door de regionale land- en tuinbouworganisaties.
Sinds eind 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. Deze moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in Europa in 2015 op orde is. De Kaderrichtlijn Water:
Onderdeel van de Kaderrichtlijn Water (KRW) is het project Verbeteren vismigratie Afsluitdijk. Dit project beoogt een optimale vispassage met een zoet- en zoutwaterverbinding en nieuwe kansen voor het oorspronkelijke ecosysteem tot stand brengen. Het project moet in 2015 gereed zijn.
Sluizen, stuwen, gemalen, dijken en dammen vormen barrières in de trekroutes van vis. Een belangrijk knelpunt daarbij vormt de Afsluitdijk. Om dit knelpunt op te heffen wil Rijkswaterstaat een visvriendelijk spuibeheer voeren en vispassages aanleggen, zodat de vismigratie tussen zoet en zout water en de totale visstand in het IJsselmeer verbeteren. Concreet zijn er 4 maatregelen voorgesteld om de vismigratie te verbeteren: 2 vispassages en 2 zoutwaterafvoersystemen.
De aanleg van de eerste vispassage bij Den Oever is in uitvoering en wordt eind 2015 opgeleverd. De
passage komt in de buurt van de afwatering van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (in
de voorhaven bij de schutsluis), die als lokstroom dient. De tweede vispassage in het kader van KRW is
aangehouden, in afwachting van de uitwerking van de Vismigratierivier. Zodra blijkt dat de VMR wordt
uitgevoerd zal de KRW-verplichting overgaan op de Vismigratierivier.
Ontwikkelplan en Kansenkaart voor de versterking van natuurwaarden langs de randen van de Waddenzee. Programma naar een Rijke Waddenzee, 31 maart 2014
Een gezonde en veerkrachtige Waddenzee die tegen een stootje kan, waar natuur en duurzaam gebruik hand in hand gaan. Dat is het doel van het Programma naar een Rijke Waddenzee (PRW), dat in opdracht van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (nu het ministerie van EZ) en het Regionaal College Wadden is gemaakt. De betrokken partijen hebben hun ambitie uitgesproken in een gezamenlijk streefbeeld: een Rijke Waddenzee in 2030. Niet als vaststaand einddoel, wel als richting waarlangs de ontwikkeltrajecten voor natuurherstel worden vormgeven.
Het doel van het Programma naar een Rijke Waddenzee is om projecten te stimuleren die leiden tot meerwaarde voor de natuur, in synergie met economie (recreatie, visserij e.d.), veiligheid en landschapsbeleving. Het onderhavige Ontwikkelplan en de bijbehorende Kansenkaart geven aan welke projecten langs de randen van de Waddenzee vanuit deze oogpunten kansrijk worden geacht, en de onderbouwing daarvan. Dit om richting te geven aan de activiteiten van de partijen die betrokken zijn bij het Waddenbeleid en –beheer.
Voor het aandachtsveld ‘Randen van de Waddenzee’ wordt gezocht naar projecten die leiden tot de verbetering van de overgang tussen land en water. Deze overgang is momenteel veelal te hard en te abrupt. Er zijn vijf strategieën ontwikkeld om deze situatie te veranderen. Een daarvan is de verbetering van de vispasseerbaarheid van de kustzone en achterliggende watersystemen. Verbetermogelijkheden van de vispasseerbaarheid langs het wad liggen vooral in de afgedamde zeearmen: Balgzandkanaal/Amstelmeer, IJsselmeer en Lauwersmeer. De werking van vispassages kan worden verbeterd indien ze worden gecombineerd met een geleidelijke zoet-zout overgang. Dat maakt het voor de vissen namelijk gemakkelijker om aan het nieuwe zoutgehalte van het water te wennen. Er schuilt meerwaarde in het combineren van brakwaterzones met vispassages. De beste kansen hierop doen zich opnieuw voor in Balgzandkanaal/Amstelmeer, IJsselmeer en Lauwersmeer. De Vismigratierivier is als een zeer belangrijke en kansrijke invulling hiervan geciteerd.
In het vijfde Deltaprogramma (DP2015) staan definitieve voorstellen voor de deltabeslissingen. Deze deltabeslissingen zien onder andere op de onderwerpen waterveiligheid, zoetwaterbeschikbaarheid en een waterrobuuste inrichting. Eén van de deltabeslissingen is specifiek gericht op het IJsselmeergebied. Hier wordt ingegaan op het belang van het handhaven van de huidige peildynamiek met behulp van spuien en pompen. Ook voorziet de deltabeslissing in het flexibeler beheren van de streefpeilen in het IJsselmeer in samenhang met de versterking van de Afsluitdijk zelf.
De deltabeslissing voor het IJsselmeer richt zich op de volgende onderdelen:
Het provinciaal inpassingsplan sluit aan bij de hiervoor genoemde deltabeslissingen.
Verder is de deltabeslissing voor waterveiligheid van toepassing. Deze beslissing leidt tot nieuwe normen voor de toetsing waterkeringen (van overschrijdingskansen naar overstromingskansen).
Een robuuste en toekomstbestendige natuur in de grote wateren van Nederland: dat is het doel van de Natuurambitie Grote Wateren 2050 en verder. De natuurambitie geeft een beeld van die natuur in de toekomst en is bedoeld als inspirerende visie. De natuurambitie richt zich op de zes grote wateren in Nederland: het rivierengebied, de Zuidwestelijke Delta, het kustgebied, het Waddengebied, het IJsselmeer en de Noordzee.
De Waddenzee is steeds minder een kraamkamer voor vissoorten. Oorspronkelijke vismigratieroutes van en naar het Waddengebied zijn verbroken door de aanleg van dijken en stuwen.
In de natuurambtie voor het Waddengebied wordt met betrekking tot 'Vissen' het volgende vermeld: In het toekomstbeeld voor komen haaien en roggen in gezonde populaties voor in de Waddenzee. Het gebied is geschikt om te paaien en biedt goede en beschutte plekken voor het afzetten van eikapsels. In het toekomstbeeld is de visstand van de Waddenzee en de Eems-Dollard evenwichtig en aangepast aan de veranderende omstandigheden van klimaatverandering. Er zijn veel en ook weer grote vissen. Daar wordt duurzaam op gevangen. Vismigratieroutes tussen Waddenzee/Eems- Dollard, Noordzee en aangrenzende zoetwatersystemen binnendijks zijn hersteld. De visstand is toegenomen en er zijn meer populaties trekvissen. Verder zorgen spuiregime en lokstromen er lokaal voor dat trekvissen harde barrières beter kunnen passeren. Zo wordt ook het uitspuien van zoetwatervis beperkt.
Om de visstand in Waddenzee en IJsselmeer en de populaties trekvissen vooruit te helpen, is het belangrijk de verspreiding van vissen via zoet-zoutovergangen te verbeteren. Aan de overgang naar Lauwersmeer en Westerwoldse Aa wordt al gewerkt. In de Afsluitdijk is een vismigratierivier voorzien, uitvoering daarvan staat gepland voor 2020. Zoet-zoutovergangen met omringende systemen als IJsselmeer, Lauwersmeer, Westerwoldse Aa kunnen ook worden verbeterd voor de uitwisseling van stoffen en organismen.
De Natuurambitie Grote Wateren 2050 en verder bevat een bijlage met inspirerende projecten. De vismigratierivier in de Afsluitdijk bij Kornwerderzand is één van die inspirerende projecten.
(Ontwerpplan, Periode 2015 – 2020. Datum 16 februari 2015. Status: Concept-Ontwerp)
Natura 2000 is een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden binnen de lidstaten van de Europese Unie. De Waddenzee is als Natura 2000-gebied onderdeel van dit netwerk en is aangewezen vanwege de vele natuurwaarden die het gebied herbergt. Op deze manier draagt de Waddenzee bij aan het behoud van de biodiversiteit op nationaal en Europees niveau. De afgelopen jaren is onderzocht wat er voor nodig is om de natuurdoelen voor het gebied te behouden of te verbeteren. De uitkomsten hiervan worden in dit beheerplan beschreven.
Met verschillende beschermde habitattypen en soorten in de Waddenzee gaat het goed. Er zijn echter ook knelpunten waar de komende jaren aan gewerkt moet worden, of waarvoor de maatregelen al in gang gezet zijn. Deze aandachtspunten hebben voornamelijk betrekking op de kwaliteit van de aquatische habitattypen), de verruiging van kweldervegetatie, onvoldoende migratiemogelijkheden voor trekvissen en de broedgebieden die voor bepaalde kustvogels onvoldoende zijn.
In deze beheerplanperiode worden verschillende beheermaatregelen genomen en worden in overleg met betrokken partijen menselijke activiteiten gereguleerd via vrijstellingsvoorwaarden, vergunningvoorschriften of mitigerende maatregelen.
Verbeteren migratiemogelijkheden voor trekvissen
De aanwezigheid van barrières in de vorm van dijken, dammen en sluizen, bemoeilijkt de trek van de zeeprik, rivierprik en fint. Bij de spuisluizen in de Afsluitdijk zijn maatregelen voor verbetering van vispassage naar de grote binnenwateren in uitvoering en gepland, door een visvriendelijk spui-beheer (met beperking van zoutindringing door inzet van hevels). Op iets langere termijn kan het plan voor de ‘Vismigratierivier’ bij Kornwerderzand de vispassage optimaliseren. Het plan ‘Vismigratierivier’ bij Kornwerderzand, op initiatief van enkele regionale partijen en met voortouw van provincie Fryslân, voorziet in een innovatieve verbetering van de zoet-zoutgradiënt en verzachting van de overgang tussen het IJsselmeer en het wad. De passeerbaarheid van de Afsluitdijk voor trekvissen wordt sterk verbeterd.
2014 - 2019 IJsselmeer
Datum: 25 november 2013
Natura 2000 is een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden binnen de lidstaten van de Europese Unie. Het IJsselmeer is als Natura 2000 gebied onderdeel van dit netwerk en is aangewezen om specifieke natuurwaarden in stand te houden. Op deze manier draagt het IJsselmeer bij aan het behoud van de Europese biodiversiteit.
De afgelopen jaren is onderzocht wat er voor nodig is om de natuurdoelen voor het gebied te realiseren. De uitkomsten hiervan worden in dit beheerplan beschreven. De opgave voor het IJsselmeer is als volgt omschreven:
"Knelpunten ontstaan door het niet op orde zijn van de ecologische vereisten van soorten en habitattypen. De meeste knelpunten hebben te maken met voedselbeschikbaarheid, aanwezigheid van broedgebieden en rust. Er ligt een opgave om deze knelpunten aan te pakken om de instandhoudingsdoelstellingen te bereiken en verdere verslechtering in deze beheerplanperiode te voorkomen".
De Waddenzee heeft invloed op de vispopulatie in het IJsselmeer en omgekeerd. Bij laagwater wordt het overtollige zoete water van het IJsselmeer onder vrij verval naar de Waddenzee gespuid. Hierbij spoelt zoetwatervis uit en mengt zoet water zich met water in de Waddenzee. Bij het begin en aan het eind van spuiperioden kan er ook optrek van diadrome vissoorten (trekvissen die tussen zoet en zout water migreren)
vanuit de Waddenzee naar het IJsselmeer plaatsvinden.
Instandhoudingsmaatregelen uit reeds vastgesteld beleid betreffen in het IJsselmeer met name KRW maatregelen die bijdragen aan Natura 2000 doelstellingen. Voor de Kaderrichtlijn Water (KRW) worden in de periode 2010-2021 maatregelen genomen die bijdragen aan het realiseren van de Natura 2000 doelen. In het IJsselmeer gaat het hoofdzakelijk om:
De maatregelen voor de verbetering van de vistrek en de inzet op duurzame visserij dragen bij aan het bereiken van de Natura 2000 doelen, omdat dit de voedselbeschikbaarheid voor visetende vogels enigszins vergroot en de bijvangsten aan duikende vogels in belangrijke mate reduceert.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR, 2012) is ruimte voor waterveiligheid als nationaal belang benoemd. Het Rijk is verantwoordelijk voor het integrale beheer van het hoofdwatersysteem en, samen met de waterschappen, verantwoordelijk voor de bescherming van Nederland tegen overstromingen. Het is belangrijk dat bij ruimtelijke plannen rekening wordt gehouden met waterhuishoudkundige eisen op korte en lange termijn. Het hoofdwatersysteem van Nederland bestaat uit de Noordzee, de Waddenzee, het IJsselmeer, het Markermeer en de Randmeren, de grote rivieren, de Zuidwestelijke Delta en de rijkskanalen. Het beheer van het watersysteem is gericht op het meebewegen met natuurlijke processen waar het kan en het bieden van weerstand waar het moet. Naast preventie als primaire pijler bij de bescherming tegen overstromingen, is het waterveiligheidsbeleid ook gericht op het beperken van de gevolgen van een overstroming door keuzes in de ruimtelijke planning en het op orde krijgen en houden van de rampenbeheersing (meerlaagse veiligheid). Het Rijk beheert de primaire waterkeringen (dijken, dammen, kunstwerken en duinen), en het kustfundament. Ook stelt het Rijk de normen vast voor de primaire waterkeringen, zoals de Afsluitdijk.
De Afsluitdijk is expliciet genoemd bij de opgaven van nationaal belang in de MIRT regio Noord-Nederland: 'De ontwikkeling van een robuust kustlandschap en zoetwatersysteem ter vergroting van de waterveiligheid en waterzelfvoorziening en het voorkomen van verdroging (onder andere door versterking van de Afsluitdijk en bijbehorende sluizencomplexen, Hoogwaterbeschermingsprogramma en deelprogramma's Zoetwatervoorziening, IJsselmeer en Waddengebied van het Deltaprogramma)'. In de SVIR is tevens ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten als nationaal belang benoemd.
Dit betekent dat bij de keuzes in het provinciaal inpassingsplan deze kwaliteiten nadrukkelijk betrokken zijn door een exacte afstemming op het RIP.
In 2011 heeft het Rijk, in het kader van de hoogwaterveiligheid, voor de versterking van de Afsluitdijk financiële middelen gereserveerd, zodat de Afsluitdijk voor de toekomst de veiligheid van Noord-Nederland kan blijven garanderen. Vanuit deze opgave hebben de regionale overheidspartijen de Ambitie Agenda Afsluitdijk opgesteld en financiële middelen gereserveerd om naast de waterveiligheid verschillende innovatieve en duurzame ambities uit te werken.
De Rijksstructuurvisie beschrijft en onderbouwt de voorkeursbeslissing voor de versterking van de Afsluitdijk. De Rijksstructuurvisie gaat in op de maatregelen die nodig zijn om de veiligheid van het dijklichaam en de sluizen op orde te brengen. Gekozen is voor de ver-sterking van het dijklichaam volgens het principe van een overslagbestendige dijk met een groene uitstraling (vegetatie) en renovatie van de spui- en schutsluizen. De veiligheid is hiermee tot 2050 gewaarborgd. Rond die tijd zal worden bezien, afhankelijk van de zeespiegelstijging en de veranderde belasting van de dijk, welke nieuwe maatregelen nodig zijn om (op termijn) ambities rond duurzame energie, natuur en recreatie te realiseren.
In de Structuurvisie is een integrale plankaart opgenomen waarop de maatregelen voor de waterveiligheid samen met de beleidskeuzes voor natuur, duurzaamheid en recreatie zijn opgenomen. Voor Kornwerderzand zijn hier naast de waterveiligheidsdoelstellingen de beleidskeuzes 'vispassage met beheerste zoet-zout overgang' en 'knooppunt voor recreatie' aangegeven.
In de structuurvisie wordt in het hoofdstuk 'Beleidskeuzen en ontwikkelingsperspectieven' ten aanzien van 'Natuur' het volgende vermeld:
De gewenste ontwikkelingsrichting voor de natuurlijke kwaliteiten in het gebied rond de Afsluitdijk bestaat uit het verzachten van de harde scheiding tussen de natuurgebieden (Waddenzee en IJsselmeer) om de ecologische en ruimtelijke samenhang te versterken en de diversiteit aan overgangsmilieus tussen zoet en zout, land en water te vergroten. De natuurgebieden die zich aan beide zijden van de Afsluitdijk bevinden hebben ieder een eigen karakteristiek en zijn beide aangewezen als Natura 2000 gebied. De Waddenzee aan de noordzijde maakt onderdeel uit van een groot marien intergetijdengebied van internationale betekenis met een enorme dynamiek en zeer belangrijke natuurwaarden. Het IJsselmeer aan de zuidzijde is een zoetwatersysteem met veel minder dynamiek en met natuurwaarden die een
afname te zien geven in aantallen vissen en vogels. De Afsluitdijk zorgt voor de scheiding tussen beide systemen. Door de natuurgebieden Waddenzee en IJsselmeer in samenhang te beschouwen ontstaan mogelijkheden voor verhoging van de ecologische kwaliteit rond de Afsluitdijk.
Maatregelen die de relatie tussen beide natuurlijke systemen kunnen versterken en andere maatregelen die bijdragen aan de versterking van de ecologische kwaliteit in het plangebied zijn onder meer: "Maatregelen voor de verhoging van de vispasseerbaarheid van de Afsluitdijk en het tegengaan van uitspoeling van zoetwatervis". Voor diverse maatregelen is eerst nader onderzoek nodig om de effectiviteit en haalbaarheid aan te tonen. De uitvoering van deze onderzoeken en de besluitvorming over de uitvoering van daaruit voortkomende maatregelen vallen onder het ontwikkelingsperspectief.
Beleidskeuze natuur: Op de Afsluitdijk is ruimte voor verbetering van de vispasseerbaarheid en voor beheerste zoet-zout overgang. Waar mogelijk vindt combinatie plaats met de civieltechnische kunstwerken.
In de bestuursovereenkomst (BOK), die op 23 december 2011, is ondertekend hebben Rijk en regio1 afspraken vastgelegd over de bestuurlijke samenwerking, financiering, taken, rollen en verantwoordelijkheden tijdens de planuitwerkingsfase van het Project Toekomst Afsluitdijk. In de bestuursovereenkomst is onder meer vastgelegd dat de regionale partijen zorg dragen voor de uitwerking van de regionale ambities, waaronder de ambitie vispasseerbaarheidsmaatregelen en zoet/zoutovergangen anders dan KRW-maatregelen van het Rijk. Het project Toekomst Afsluitdijk heet per 1 januari 2012 Afsluitdijk. In 2012 is de BOK gewijzigd met een besluit in de Staatscourant.
De ambities die de regionale partners hebben bij de ontwikkeling van de Afsluitdijk zijn eind 2011 vastgelegd in de Ambitie Agenda Afsluitdijk (Triple A). Deze ambities richten zich op de verduurzaming van de Afsluitdijk, waarbij de dijk een voorbeeld wordt van innovatieve, duurzame maatregelen op het gebied van onder andere ecologie, energie, deltatechnologie en (eco)toerisme. Het geheel aan duurzame ontwikkelingen zal bijdragen aan de sociaaleconomische versterking van de gehele regio (bron: Ambitie Agenda Afsluitdijk, december 2011). Het herstel van de ecologische verbinding IJsselmeer - Waddenzee is één van de regionale ambities zoals genoemd in Triple A.
Uitgangspunten die bij de uitvoering gehanteerd worden zijn:
In het uitvoeringsplan de nieuwe Afsluitdijk zijn de ambities uit Triple A verder uitgewerkt naar een projectniveau. Per ambitie zijn projectplannen gemaakt waarin de projecten inhoudelijk, financieel en qua planning uiteen zijn gezet. De projectplannen zijn opgesteld onder regie van 'De Nieuwe Afsluitdijk': een regionale projectorganisatie bestaande uit provincie Noord-Holland, provincie Fryslân, Gemeenten Hollands Kroon (voorheen gemeente Wieringen), Súdwest-Fryslân en Harlingen.
De ambitie 'herstel ecologische verbinding IJsselmeer/Waddenzee' bestond oorspronkelijk uit de volgende drie projecten:
Inmiddels is duidelijk dat de aanvullende afvoercapaciteit gerealiseerd gaat worden door het aanpassen van de huidige spuisluizen, nieuwbouw van een aanvullend spuicomplex ('ESA') is daarmee van de baan. De uitvoering van KRW-maatregelen om de vismigratie te verbeteren (project 2) valt onder de verantwoordelijkheid van het Rijk en zijn daarom geen onderdeel van de regionale ambities.
Met de Vismigratierivier wordt invulling gegeven aan project 3.
Er zijn maatregelen nodig om de Afsluitdijk te versterken. En er zijn maatregelen nodig om de mogelijkheden te vergroten voor het afvoeren van overtollig water vanuit het IJsselmeer naar de Waddenzee. In een eerder stadium zijn voorkeursbeslissingen genomen over waterveiligheid en waterafvoer, waarmee de richtingen voor deze opgaven vast liggen. Die twee voorkeursbeslissingen zijn uitgewerkt in één projectbeslissing, in de vorm van een rijksinpassingsplan. Dit rijksinpassingsplan wordt begin 2016 vastgesteld.
Gedurende de planuitwerking is samengewerkt met project De Nieuwe Afsluitdijk van de gezamenlijke regionale overheden, waarin ambities op het gebied van natuur, duurzame energie en recreatie en toerisme worden gerealiseerd. Samen met De Nieuwe Afsluitdijk is een Masterplan Beeldkwaliteit opgesteld als gemeenschappelijk kader voor ruimtelijke kwaliteit en vormgeving voor de maatregelen in de planuitwerking van het rijk en de regionale ambities. Het Kwaliteitsteam Afsluitdijk, onder voorzitterschap van de rijksadviseur voor landschap en water, adviseert hierbij (zie ook paragraaf 5.6 Ruimtelijke kwaliteitsaspecten).
Algemeen Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt een aantal regels met betrekking tot de inhoud van inpassingsplannen ter bescherming van de nationale belangen. Het betreft onder meer regels ter bescherming van het IJselmeergebied en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
Waddenzee
In Titel 2.5. Waddenzee en Waddengebied van het Barro is een aantal artikelen opgenomen ter bescherming van de Waddenzee en het Waddengebied. Het gaat daarbij met name om het behoud van het gebied zoals we dat nu kennen, qua begrenzing, kwaliteit en waarden. De artikelen zien met name op de invloed van grote werken, zoals het plaatsen van windturbines, het realiseren van delfstoffenwinning en de aanleg of zeewaartse uitbreiding van jachthavens en bedrijventerreinen. In artikel 2.5.5. is aangegeven dat er geen wijziging in gebruik mag plaatsvinden dat significant negatief gevolgen kan hebben voor de landschappelijke of cultuurhistorische kwaliteiten.
Binnen het project Vismigratierivier ligt het in de bedoeling aan de Waddenzeezijde de kwaliteiten en waarden van het gebied te versterken door het realiseren van een vogeleiland. Daarmee wordt geen afbreuk gedaan aan het beschermingsregime van het Barro.
IJsselmeergebied
Artikel 2.12.2. van het Barro stelt dat een bestemmingsplan geen bestemmingen bevat die nieuwe bebouwing of landaanwinning mogelijk maken, met uitzondering van de in dit artikel genoemde uitzonderingen. Ook is 5 hectare natuurontwikkeling mogelijk voor de niet in dit artikel genoemde gemeenten. Artikel 2.12.2 is niet van toepassing op overstroombare natuurontwikkeling en projecten van nationaal belang met betrekking tot windenergie.
Er is in het project Vismigratierivier geen sprake van landaanwinning. De Vismigratierivier is een overstroombare natuurontwikkeling en valt daarmee buiten deze regeling van het Barro.
EHS
Voor de EHS is in het Barro bepaald dat in een provinciale verordening moet worden vastgelegd hoe in inpassingsplannen het belang van de realisatie, bescherming, instandhouding en verdere ontwikkeling van de beoogde natuurkwaliteit en de EHS worden doorgevoerd. Daarbij wordt uitgegaan van het 'nee, tenzij'-principe voor nieuwe activiteiten dan wel wijziging van bestaande activiteiten.
Bij de voorbereiding van het plan is rekening gehouden met de aanwezige EHS (zie verder hoofdstuk 6.6 Ecologie).
Aanvulling primaire waterkeringen
In de eerste aanvulling van het Barro (31 augustus 2012, Staatsblad nr. 388) zijn regels opgenomen over de wijze van bestemmen van primaire waterkeringen en beschermingszones. Deze aanvulling is op 1 oktober 2012 in werking getreden.
In dit Provinciaal inpassingsplan is de bestemming Water-waterkering gehanteerd voor de primaire waterkering (kernzone). De bijbehorende beschermingszone is opgenomen met een gebiedsaanduiding. In hoofdstuk 7 Juridische planbeschrijving is de wijze van regelen toegelicht.
Conclusies Rijksbeleid: Dit Provinciaal inpassingsplan sluit als uitwerking van een van de regionale ambities aan bij de keuzes die in de Structuurvisie Toekomst Afsluitdijk zijn gemaakt. In het PIP worden de beschermingszones uit de Legger Afsluitdijk opgenomen met de bijbehorende regeling. Conform het Barro wordt een gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk' voor de beschermingszones opgenomen. Er zijn geen strijdigheden met het relevante rijksbeleid.
Streekplan Provincie Fryslân
Het provinciale beleid is uiteengezet in het Streekplan Om de kwaliteit van de romte (2007). Met de inwerkingtreding van de nieuwe Wro heeft het streekplan de status van structuurvisie gekregen. De belangrijkste uitgangspunten uit het provinciale beleid zijn vastgelegd in de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld door Provinciale Staten op 25 juni 2014 en in werking getreden op 1 augustus 2014. Hierin zijn regels gesteld die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Deze regels hebben betrekking op diverse onderwerpen, waaronder:
Het centrale uitgangspunt van het Streekplan is de keuze voor een ondeelbaar Fryslân met ruimtelijke kwaliteit. In het streekplan wordt onder meer in het bijzonder op het thema 'water' ingegaan. De provincie constateert dat ze met het IJsselmeer beschikt over een betrouwbare bron van zoet water om het water in boezem, poldersloten en kanalen op peil en van goede kwaliteit te houden.
Voorts wordt in het Streekplan ingegaan op de kustverdediging en worden reserveringszones aangegeven voor toekomstige dijkversterking. Langs primaire waterkeringen worden ruime en exacte reserveringszones aangegeven. De reserveringszones moeten voldoende ruim zijn om:
Voor de Afsluitdijk wordt dit als volgt geconcretiseerd: aan de waddenkant worden reserveringszones aangehouden die overeenkomen met de zones langs de waddendijken op het vasteland; langs de IJsselmeerkant worden reserveringszones aangehouden die overeenkomen met de zones langs de IJsselmeerdijken. De Afsluitdijk zelf wordt gerekend tot de ruime reserveringszone.
De ruime reserveringszones worden ingeperkt tot exacte reserveringszones die voor de versterking van de waterkering daadwerkelijk nodig zijn. Dit gebeurt op basis van berekeningen van de waterkeringbeheerder(s), waarna ze in de 'leggers' worden opgenomen. Na vaststelling van de leggers worden exacte reserveringszones in inpassingsplannen (c.q. in een provinciaal inpassingsplan als het voorliggende) vastgelegd, waarmee de ruime reserveringszone is vervallen.
Verordening Romte Fryslân 2014
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro), in werking getreden op 1 juli 2008, zijn instrumenten opgenomen passend bij het stelsel van verantwoordelijkheden voor de drie bestuurslagen rijk, provincies en gemeenten. De Wro maakt een onderscheid tussen strategische visie en juridisch bindend beleid. De strategische visie staat in de structuurvisies van de verschillende overheidslagen. Voor de formulering van het provinciale ruimtelijke beleid is de provinciale structuurvisie in de plaats gekomen van het streekplan. Op basis van het overgangsrecht van de Wro, heeft het geldende Streekplan Fryslân 2007 (hierna: Streekplan) de status van provinciale structuurvisie. Bij de totstandkoming van het Streekplan is hiermee rekening gehouden.
De juridisch bindende elementen ter uitvoering van beleid staan voor wat betreft de gemeenten in bestemmingsplannen en voor wat betreft rijk en provincies in algemene regels in AMvB’s en verordeningen.
Binnen dat wettelijke kader hebben Provinciale Staten op 15 juni 2011 de Verordening Romte Fryslân vastgesteld. Deze is per 1 augustus 2011 in werking getreden. Op grond van een aantal ontwikkelingen is aanpassing van die verordening noodzakelijk. Deze aanpassing zijn gegoten in de vorm van een integrale herziening van de verordening (18 juni 2014).
De verordening regelt slechts die zaken die expliciet als provinciaal belang zijn te duiden. De verordening zelf voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.
Afsluitdijk
Op dit moment werkt het rijk (lees Rijkswaterstaat) aan een integraal plan voor de versterking van de waterkerende functie van de Afsluitdijk. De Rijksstructuurvisie Toekomst Afsluitdijk is daarvoor het beleidskader. Naast het op het vereiste veiligheidsniveau brengen van de dijk, wordt daarbij ook naar andere belangen en ontwikkelingskansen (regionale ambities) gekeken om de beleving en de gebruiksmogelijkheden van de Afsluitdijk te vergroten. Voorbeelden hiervan zijn een duurzaamheids-/ bezoekerscentrum, en het opwekken van duurzame energie uit de combinatie van zoet en zout water of de getijdenwerking. Artikel 8.2.3 biedt de mogelijkheid voor dit soort bijzondere functies die passen in een integraal plan voor de versterking van de Afsluitdijk. Deze mogelijkheid voor buitendijkse ontwikkelingen past niet volledig in het Streekplan maar past wel binnen de kaders van de besluiten van Provinciale Staten met betrekking tot de regionale ambities op en bij de Afsluitdijk. Voorwaarde voor toepassing van deze mogelijkheid van artikel 8.2.3. is dat de gemeente (Súdwest Fryslân en/of Harlingen) met Gedeputeerde Staten overeenstemming heeft bereikt over de ontwikkeling, waarbij Gedeputeerde Staten toetsen of de concreet beoogde ontwikkelingen passen binnen de kaders die van Provinciale Staten hebben gesteld.
Reserveringszones voor versterking primaire waterkeringen
In het Streekplan zijn reserveringszones opgenomen voor toekomstige versterking van de primaire waterkeringen langs de Waddenzee, de Noordzee en het IJsselmeer vanwege de te verwachten stijging van de zeespiegel en het IJsselmeerpeil. De ruime reserveringszones uit het Streekplan zijn in het 3e provinciale Waterhuishoudingsplan gewijzigd in exacte reserveringszones. Deze exacte zones staan op de kaarten Reserveringszones versterking primaire waterkeringen, met een onderscheid naar aaneengesloten bebouwd gebied (kustplaatsen) en de gebieden daarbuiten.
Het is van belang dat bij de herziening van een ruimtelijk plan de exacte reserveringszone wordt begrensd (artikel 8.1.1 en 8.1.3, eerste lid) en dat de bijbehorende voorwaarden in lid 2 van artikel 8.1.1 en 8.1.3 in acht worden opgenomen. Hiermee kunnen ongewenste ontwikkelingen worden voorkomen die toekomstige versterking in de weg staan. Onder een onomkeerbare belemmering wordt in dit verband verstaan een zodanige verandering van gebruik of inrichting/bebouwing van de ruimte, dat een toekomstige dijkversterking ter plaatse onmogelijk zou worden of uitsluitend nog met ingrijpende en kostbare maatregelen mogelijk zou zijn.
De Verordening is strikt juridisch gezien niet van toepassing op een provinciaal inpassingsplan. Uit bovenstaand blijkt echter wel dat het voornemen om een Vismigratierivier te realiseren past binnen het provinciaal beleid zoals vastgelegd in het streekplan en de verordening Romte. Artikel 8.2.3 van de Verordening biedt de mogelijkheid voor dit soort bijzondere functies die passen in een integraal plan voor de versterking van de Afsluitdijk. Verder legt het PIP de exacte reserveringszone voor de versterking van de Afsluitdijk vast. Dit valt binnen de genoemde ruime reserveringszone die zijn genoemd in het Streekplan. De ontwikkeling geeft invulling en voldoet aan het provinciaal beleid.
Grutsk op ‘e Romte
In Grutsk op ‘e Romte worden landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang in samenhang geanalyseerd en gewaardeerd. Het doel hiervan is behoud en verdere ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit door middel van informeren, inspireren en adviseren. Op deze wijze verwacht de provincie Fryslân de doorwerking van de provinciale belangen in ruimtelijke plannen van gemeenten, rijk en provincie binnen Fryslân te borgen.
Het plangebied van dit bestemmingsplan maakt deel uit van het deelgebied 'IJsselmeergebied'. In dit deelgebied is ondermeer de Afsluitdijk van provinciaal belang. De Afsluitdijk vormt een strakke, lineaire scheiding tussen twee grote, open watervlakten met de daaraan en erop gelegen waterstaatkundige en militaire werken. De afsluitdijk behoort tot één van de elementen die kenmerkend zijn in de structuur van het landschapstype. De Afsluitdijk vormt met zijn strakke dijklichaam, de sluizencomplexen en de militaire verdedigingswerken te Kornwerderzand (beschermd gebied en afzonderlijk beschermde onderdelen) een monumentaal complex en is een uiting van de utilitaire waterbouwkunde uit de beginjaren van de vorige eeuw. Het hele gebied van het IJsselmeer wordt aan de landzijde afgeschermd door zeedijken, waarvan de ca. 5 meter hoge IJsselmeerdijk één van de meest prominente is.
Formeel moeten volgens de Verordening Romte (art 2.1) in Fryslân bij een plan in het landelijk gebied de inpassing ten opzichte van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden benoemd worden zoals ze in de structuurvisie Romte Grutsk op 'e Romte zijn omschreven. Grutsk op 'e Romte is vertaald in het Masterplan Beeldkwaliteit Afsluitdijk. Het Masterplan vormt dus op provinciaal niveau het toetsingskader inzake de landschappelijke en cultuurhistorische waarden voor dit gebied.
Structuurvisie Harlingen
De Structuurvisie Harlingen 2025 geeft richting aan het ruimtelijke, economische en sociaal maatschappelijke beleid van de gemeente Harlingen. Deze structuurvisie is het vertrekpunt voor het uitwerken van het verdere beleid van de gemeente Harlingen voor de toekomst. De gemeente Harlingen zet zich in voor een duurzame bescherming en ontwikkeling van de Waddenzee als natuurgebied en het behoud van het unieke open landschap. Economische activiteiten zijn mogelijk, mits deze passen binnen de natuurdoelstelling van de Waddenzee. Nieuwe bebouwing in de nabijheid van de Waddenzee mag alleen plaatsvinden binnen de randvoorwaarden van het nationaal ruimtelijk beleid, en dient qua hoogte aan te sluiten bij de bestaande bebouwing en daar waar het gaat om bebouwing in het buitengebied, te passen bij de aard van het landschap. Veiligheid staat voor de gemeente voorop. Dijkverhogingen en versterking van de waterkering zijn mogelijk. Verder wil de gemeente Harlingen haar cultuurhistorische karakter behouden en versterken.
Ontwikkelvisie 2011-2021 Súdwest-Fryslân
In de Ontwikkelvisie 2011-2021 heeft de gemeente Súdwest-Fryslân de koers voor de toekomst uitgezet. Die koers is gebaseerd op een aantal pijlers, waaronder de weidsheid van het landschap en de grote rijkdom aan cultuur en erfgoed. De gemeente wil zorgvuldig omgaan met de weidsheid van land en water. Dat betekent kritisch kijken naar de noodzaak voor extra ruimtebeslag en hoge eisen stellen aan ruimtelijke kwaliteit. Cultuur en erfgoed zorgt voor een gevoel van eigenheid en gezamenlijke trots in Súdwest-Fryslân. Het heeft een grote aantrekkingskracht op toeristen. De gemeente wil dan ook het erfgoed beschermen, behouden en ontsluiten.
Súdwest-Fryslân ziet de Afsluitdijk als een belangrijke toegangspoort tot de gemeente. In combinatie met de IJsselmeerkust biedt de (Kop van de) Afsluitdijk veel mogelijkheden. Het Rijk is de leidende partij als het gaat om de verbeteringen in verband met de veiligheid. De inzet van de gemeente is er op gericht daarbij aan te haken door samen met het Rijk, regionale partners, kennisinstellingen en het bedrijfsleven mogelijkheden te benutten en te ontwikkelen voor duurzame energie, nieuwe vormen van voedselproductie, natuurontwikkeling, ICT en recreatie en toerisme.
Samenvattend kan worden gesteld dat het voornemen voor een vismigratierivier aansluit bij het ruimtelijk
beleid van de gemeenten.
Haalbaarheid en Projectplan Vismigratierivier Afsluitdijk
In 2012 heeft de werkgroep Natuur van De Nieuwe Afsluitdijk onder leiding van het Programma Naar een Rijke Waddenzee (PRW) een verkenning uitgevoerd naar de locatie, randvoorwaarden en kosten van een Vismigratierivier. De resultaten zijn neergelegd in het rapport 'Vismigratierivier Afsluitdijk, Haalbaarheid en Projectplan' (PRW, 10 januari 2013). Volgens het rapport levert vooral een Vismigratierivier een wezenlijke bijdrage aan het herstel van de ecologische relatie tussen Waddenzee en IJsselmeer. Dit is begin 2014 tijdens een expertmeeting voorgelegd aan nationale en regionale vismigratie-experts. Tijdens deze meeting is geconcludeerd dat het ecologisch belang en functioneren van een Vismigratierivier wordt ondersteund. In november 2014 hebben het rijk en de regio de samenwerking vastgelegd in overeenkomsten en contracten voor de uitvoering.
In bijlage 4 Haalbaarheid en Projectplan Vismigratierivier Afsluitdijk 2013 is genoemde verkenning opgenomen.
MasterplanBeeldkwaliteit Afsluitdijk
In het Masterplan Beeldkwaliteit (MBKA, maart 2015) wordt beschreven wat de gewenste ruimtelijke kwaliteit is van de toekomstige maatregelen en initiatieven op en rond de Afsluitdijk. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in de ruimtelijke kaders waaraan toekomstige maatregelen getoetst kunnen worden (ruimtelijke richtlijnen en vormgevingsprincipes) en uitwerkingen en streefbeelden die een mogelijke ontwikkelingsrichting vanuit ruimtelijke kwaliteit in beeld brengen.
Het Masterplan Beeldkwaliteit heeft de status van een bestuurlijke afspraak. De formele doorwerking vindt plaats in de geëigende plannen van betrokken partijen. Rijk en regionale overheden hebben de intentie om de visie en richtlijnen ruimtelijke kwaliteit als toetskader voor ruimtelijke kwaliteit te hanteren bij de uitwerking van plannen en maatregelen. Zij zien de uitwerkingen en streefbeelden, die in het Masterplan zijn opgenomen, daarbij als bron van ideeën en ter inspiratie.
Voor een uitgebreidere beschrijving wordt verwezen naar paragraaf 5.6 Ruimtelijke kwaliteitsaspecten
Het Masterplan Beeldkwaliteit is in opdracht van het rijk gemaakt. Op provinciaal niveau wordt het Masterplan als een uitwerking van Grutsk op ‘e Romte (zie ook parargaaf 4.2 Provinciaal beleid) gezien. Dit betekent dat de provincie bij de verdere planontwikkeling aansluit op het Masterplan, maar de provincie stelt niet zelf nog een beeldkwaliteitsplan op.
De Afsluitdijk beschermt sinds de voltooiing in 1932 grote delen van Nederland tegen overstroming vanuit zee. In 2006 is vastgesteld dat de Afsluitdijk niet meer voldoet aan de huidige eisen voor waterveiligheid. Daarom zal de waterkerende functie van de Afsluitdijk weer op orde worden gebracht. Als icoon van de Nederlandse waterbouw en uniek landschappelijk element heeft de Afsluitdijk een grote aantrekkingskracht. De dijk speelt een belangrijke rol in de identiteit van de omgeving. Een impuls in de gebiedskwaliteit is nodig om deze beleving in stand te houden en kansen te benutten voor de versterking van de regionale economie. Daarmee kan de Afsluitdijk uitgroeien tot een icoon van de Nederlandse waterbouw en van duurzaamheid en innovatie.
De doelstellingen op het gebied van waterveiligheid en waterafvoer zijn uitgewerkt in de Structuurvisie Toekomst Afsluitdijk. Om de maatregelen die voortvloeien uit de Structuurvisie ook in planologisch opzicht mogelijk te maken wordt een Rijks Inpassingsplan (RIP) opgesteld.
Regionale ambities Afsluitdijk: duurzaamheid, natuur en recreatie & toerisme
Met het project "De Nieuwe Afsluitdijk" van de gezamenlijke regionale overheden, worden ambities op het gebied van natuur, duurzame energie en recreatie en toerisme gerealiseerd. De Nieuwe Afsluitdijk werkt nauw samen met Rijkswaterstaat aan de versterking en vernieuwing van het internationale icoon ‘De Afsluitdijk’.
Deze regionale ambities liggen op drie terreinen:
De regionale ambities hebben met elkaar gemeen dat ze geen functioneel verband hebben met het verbeteren van de waterveiligheid of het vergroten van de afvoercapaciteit. Tegelijk is duidelijk dat realisatie van dit soort ambities betekenisvolle kwaliteiten aan de Afsluitdijk kan toevoegen.
Vismigratierivier: een van de regionale ambities
De Afsluitdijk is een moeilijk passeerbare barrière voor vis en vormt daarmee een belemmering voor de vismigratie van Waddenzee naar IJsselmeer (zoutzoetmigratie/ intrek). Het bevorderen van de vismigratie heeft een nadere uitwerking gekregen in het project 'Vismigratierivier". Hiertoe is een haalbaarheidsstudie en een projectplan opgesteld en heeft een nadere uitwerking plaatsgevonden in het kader van de mer.
Naast grote voordelen voor de veiligheid en economische ontwikkeling van Noord-Nederland, heeft de dijk ook een grote negatieve ecologische impact gehad. De open zeearm de Zuiderzee werd een zoete binnenzee zonder getijdenwerking. Twee van de grootste natuurgebieden van Nederland, de Waddenzee en het IJsselmeer, werden van elkaar gescheiden. Vissen als zalm, paling en spiering hebben grote moeite met de ecologische barrière die de Afsluitdijk vormt. Veel populaties trekvissen staan dan ook onder grote druk. De “Vismigratierivier Afsluitdijk” is een uniek project om de barrière voor trekvissen op te heffen. De kern van het project is de aanleg van een nieuwe doorgang door de Afsluitdijk, ingebed in een ontwerp dat zorgt voor een geleidelijke overgang van zout naar zoet water (en andersom) en een natuurlijke inrichting.
De Afsluitdijk als icoon
De Afsluitdijk is een primaire waterkering en beschermt sinds 1932 een groot deel van Nederland tegen overstromingen vanuit de zee. De 32 km lange dijk wordt gezien als een icoon van de Nederlandse waterbouw en als een unieke, landschappelijke verschijningsvorm met aanzienlijke cultuurhistorische waarde. Karakteristieke punten zijn het monument (waar de Afsluitdijk gesloten werd), de voormalige werkhaven Breezanddijk, de kazematten en het beschermde dorpsgezicht te Kornwerderzand.
De Afsluitdijk is een historisch en monumentaal element in de strijd van de mens tegen het water en de vijanden over land. De Afsluitdijk staat symbool voor de manier waarop Nederlanders de strijd met het water aanbinden. Ook de scheepvaart heeft een grote strijd geleverd tegen het water. Dit is nog af te lezen uit het relatief grote aantal scheepswrakken dat op de zeebodem ligt nabij de Afsluitdijk. Behalve de betekenis van de Afsluitdijk als waterstaatswerk is ook de betekenis op het gebied van krijgsgeschiedenis, transport en techniek van groot belang.
Voor een uitgebreide beschrijving van de ontstaansgeschiedenis en de betekenis van de Afsluitdijk wordt verwezen naar bijlage 6 Beschrijving landschap en cultuurhistorie Afsluitdijk.
Kernkwaliteiten Kornwerderzand
De Vismigratierivier is gesitueerd nabij de Lorentzsluizen van Kornwerderzand. Oorspronkelijk was Kornwerderzand een werkeiland, dat voor de bouw van de Afsluitdijk aangelegd werd op de zandplaat met dezelfde naam, gelegen in de voormalige Zuiderzee. Kornwerderzand vormt als het ware een vlak en overzichtelijk eiland in de Afsluitdijk dat drager is van objecten zoals woningen en kazematten. Daarbij dient opgemerkt te worden dat de woningen zeer ondergeschikt zijn aan de kazematten. Vanwege het feit ‘dat het gebied Kornwerderzand van algemeen belang is vanwege zijn historisch-ruimtelijk karakter en dat het historisch-ruimtelijk karakter van dit gebied nog voldoende gaaf en herkenbaar is’, is Kornwerderzand in december 2007 aangewezen als beschermd dorpsgezicht.
De kernkwaliteiten van Kornwerderzand zijn:
Bovenstaande kernkwaliteiten zijn vermeld in de rapportage "Beschrijving landschap en cultuurhistorie Afsluitdijk", 8 mei 2013. In dit rapport zijn op basis van de inventarisatie van landschappelijke en cultuurhistorische waarden kernkwaliteiten gespecificeerd die de basis vormen voor ontwerpuitgangspunten ten behoeve van het ontwerpproces. Deze beschrijving landschap en cultuurhistorie biedt basisinformatie voor het Masterplan beeldkwaliteit en het milieueffectrapport en heeft op die wijze een rol gespeeld bij het interactieve ontwerpproces. Voor een uitgebreide beschrijving van Kornwerderzand en omgeving wordt verwezen naar bijlage 6 Beschrijving landschap en cultuurhistorie Afsluitdijk.
Streefbeeld Kornwerderzand
In het Masterplan Beeldkwaliteit Afsluitdijk wordt voor het deelgebied Kornwerderzand het volgende streefbeeld geschetst:
"Vanwege de hoge cultuurhistorische waarde van het sluiscomplex Kornwerderzand, met de scherpe contrasten tussen civieltechnische en militaire elementen en het waterlandschap, moeten nieuwe ontwikkelingen zich zo goed mogelijk voegen en de verschillen in het waterlandschap versterken. De kans om de verschillen in het waterlandschap rond Kornwerderzand te beleven moeten daarbij zoveel mogelijk worden benut. Aan de landzijde van Kornwerderzand ontstaan in het ondiepe water kansen voor natuurontwikkeling. Aan de zeezijde moet de scherpe overgang naar het weidse waterlandschap beleefbaar blijven".
Ten aanzien van de Vismigratierivier is het streefbeeld:
Voor de afweging tussen Den Oever en Kornwerderzand als locatie voor de Vismigratierivier wordt verwezen naar paragraaf 2.2.2 van de MER. De MER is als bijlage 8 MER Vismigratierivier Afsluitdijk bij deze toelichting opgenomen.
Natuur
De Afsluitdijk vormt een harde scheiding tussen de zoute Waddenzee en het zoete IJsselmeer. De Afsluitdijk heeft twee sluizencomplexen: de Stevinsluizen bij Den Oever en de Lorentzsluizen bij Kornwerderzand. Deze complexen bevatten spuisluizen ten behoeve van de waterbeheerfunctie en schutsluizen om schepen te kunnen laten passeren.
De spuisluizen bij Kornwerderzand en Den Oever regelen het peil op het IJsselmeer door binnenwater te spuien en buitenwater te keren. De spuisluizen worden zo gestuurd dat alleen zoet-water van het IJsselmeer naar de Waddenzee stroomt en geen zout water naar het IJsselmeer stroomt. De grote hoeveelheid zoetwater die door de spuisluizen naar de Waddenzee stroomt vormt voor trekvissen een grote lokstroom. In verband met de hoge stroomsnelheid kunnen de meeste vissoorten echter niet door de spuisluizen tegen de stroming naar het IJsselmeer zwemmen. Het spuisluizenbeheer beperkt zodoende de vismigratie van zee naar het binnenwater. Hierbij komt dat de overgang tussen zout en zoet water niet geleidelijk verloopt. Hierdoor hebben vissen te maken met een abrupte overgang zonder rustplaatsen waar ze zich kunnen instellen op de nieuwe omstandigheden. Daarnaast worden door het spuien veel zoetwatervissen uit het IJsselmeer de Waddenzee in gespoeld. De overlevingskans en/of de kans om terug te keren naar het IJsselmeer is hier minimaal. De huidige Afsluitdijk vormt aldus een grote ecologische barrière voor trekvissen die willen migreren tussen Waddenzee en IJsselmeer. Niet alleen vormt de Afsluitdijk een fysieke hindernis voor vismigratie. Ook het ontbreken van een geleidelijke zoet-zoutovergang zorgt voor een aanvullende hindernis in de migratie tussen zout en zoet.
Deze combinatie van problemen heeft ertoe geleid dat er een significante barrière is voor trekvissen om duurzame vitale vispopulaties op te kunnen bouwen in de Waddenzee, het IJsselmeer en verder stroomopwaarts.
Visserij
Behalve voor de natuur heeft de afsluiting van het IJsselmeer ook nadelige gevolgen voor de beroepsvisserij. Door de bouw van de Afsluitdijk zijn de mogelijkheden voor de intrek van commerciële vissoorten vanuit de Waddenzee naar het IJsselmeer en vice versa afgenomen. Daarnaast vormt de uitspoeling bij de spuisluizen een factor van belang voor de achteruitgang van de visstand van commerciële belangrijke soorten in het IJsselmeer. Ook voor de sportvisserij is de huidige waarde van het IJsselmeer sterk afgenomen. Een aantal decennia geleden was het IJsselmeer nog een visrijk gebied waar door sportvissers behoorlijk veel werd gevist.
Het passeerbaar maken van de Afsluitdijk is een essentieel onderdeel van een goede ecologische verbinding tussen de Waddenzee en het IJsselmeergebied. Een vismigratievoorziening maakt het voor trekvissen mogelijk om te migreren tussen zout en zoet water en vice versa zodat vispopulaties in het IJsselmeer en de Waddenzee worden verrijkt en versterkt. Het IJsselmeer en de Waddenzee zijn belangrijke wetlands en beschermde natuurgebieden en verbetering van de kwaliteit van deze gebieden heeft beleidsmatig de volle aandacht. Ook voor het achterland van het Waddengebied en IJsselmeer is het herstel van de migratieroute tussen Waddenzee en IJsselmeer van belang. Daarnaast vormt de Afsluitdijk een belangrijke ontsluiting van het gehele stroomgebied van de Rijn. Via de IJsseldelta en de rivier de IJssel is het gebied waterhuishoudkundig en ecologisch verbonden met de Rijn. De Afsluitdijk is daarbij in volume, na de Nieuwe Waterweg en de Haringvlietsluizen, het 3e afvoerpunt van Nederland. De Afsluitdijk is derhalve van cruciaal belang voor de afvoer van Rijnwater naar zee en vormt daarmee ook een sleutelpunt voor trekvis, zowel voor de intrek - omdat deze op de zoetwaterstroom afkomt - als voor de wegtrek. Met het plan voor de Vismigratierivier wordt invulling gegeven aan de verplichtingen en beleidsopgaven uit diverse internationale (Europese) richtlijnen waaronder de Europese Richtlijn Water.
Vanwege het unieke karakter van de Vismigratierivier moet de Vismigratierivier het nieuwe icoon van de 21ste eeuw worden, dat samenkomt met het icoon Afsluitdijk.
De doelstelling van de aanleg van een vismigratie voorziening is meervoudig. In volgorde van prioriteit gelden voor het project de volgende doelstellingen:
Voor een uitgebreidere toelichting op probleemstelling, nut en noodzaak en op een naderende toelichting op de projectdoelstellingen van de Vismigratierivier wordt verwezen naar bijlage 7 Notitie Reikwijdte en Detailniveau Vismigratierivier Afsluitdijk.
Voor een beschrijving van de randvoorwaarden, programma van eisen en ontwerpeisen Vismigratierivier wordt verwezen naar bijlage 1 Masterplan beeldkwaliteit Afsluitdijk.
Van belang voor het ecologische hoofddoel van het project is dat het project een robuuste, jaarrond functionerende ecologische verbinding tussen IJsselmeer en Waddenzee realiseert, gericht op de intrek van een brede groep trekvissen en beschikt over een optimale lokstroom.
De Vismigratierivier is een afsluitbare voorziening met een brakwatergebied. Kenmerkend is het natuurlijk karakter, wat aansluit bij de getijdewerking en het visgedrag. De voorziening kan met technische voorzieningen voor een deel van de tijd worden gesloten. De voorziening beschikt over een brakwaterhabitat met een substantiële, lengte, oppervlakte en volume waar trekvissen de mogelijkheid hebben om zich aan te passen aan de overgang van zout, naar zoet water. Het betreft een grootschalige technische voorziening. Kenmerken zijn:
Het principe van de Vismigratierivier is in detail beschreven in bijlage 4 Haalbaarheid en Projectplan Vismigratierivier Afsluitdijk 2013.De uitgangspunten voor de technische uitwerking zijn opgenomen in bijlage 5 Ontwerpnota Vismigratierivier.
De Vismigratierivier ten westen van Kornwerderzand ligt "los" van de Afsluitdijk en de sluizen. Een hogere dam beschermt het gebied tegen golfoverslag aan de buitenkant, langs een lagere dam aan de binnenkant ontstaat een luwtegebied. Binnen de dammen blijft het beeld van het waterlandschap zoveel mogelijk behouden, om daarbij aan te sluiten bij de overgang van land naar water bij Kornwerderzand. Er ontstaan mogelijkheden voor combinatie met recreatie.
Aan de Waddenzeezijde is voor de verbinding met de spuikom een aantal varianten onderzocht. De voorkeur gaat uit naar een verbinding met spuikom met twee openingen in de bestaande geleidedam, zie onderstaande figuur. Het dijklichaam, de bestaande geleidedam, wordt voorzien van twee openingen, elk 15 meter breed. De openingen worden voorzien van een overspanning (zodanig vormgegeven dat predatoren geweerd kunnen worden). Achter het dijklichaam met de openingen begint de eindelijke Vismigratierivier, waarbij tussen de twee rivierstromen (die ontstaan door de openingen) een vogeleiland wordt aangelegd. Het vogeleiland heeft op deze wijze een goede locatie te midden van water. Het wordt volledig aangelegd met schelpen en wordt vastgelegd tegen de stromingsinvloeden van het water er om heen.
Figuur: Visualisatie Vismigratierivier (bron: Grontmij)
Figuur: verbinding met spuikom met twee openingen (Bron: Grontmij)
Het PIP voor de vismigratierivier is afgestemd op het voorkeursalternatief zoals dat in de planmer is opgesteld. Het voorkeursalternatief is een uitwerking van alternatief 2, de vismigratierivier. Hierbij is variant westkant als basis genomen. Deze variant is geoptimaliseerd met delen van de natuurlijke inrichting uit variant oostkant.
Waddenzeezijde
In de spuikom worden twee openingen gemaakt, de zogenaamde mondingen. Iedere monding is een betonnen bak van circa 13 meter breed met daaroverheen een eenvoudige stalen brug. Hierdoor blijft de dam optisch gesloten en kunnen onderhoudsvoertuigen passeren. Vanuit de mondingen leiden twee takken van de vismigratierivier naar de doorgang in de Afsluitdijk. Tussen de twee riviertakken komt een vogeleiland. Rondom het eiland worden nader te bepalen maatregelen genomen om predatie door bijvoorbeeld vos, bruine rat en kat tegen te gaan. Het vogeleiland en de riviertakken worden ten westen van de huidige strekdam gesitueerd, hiervoor is een zone van 30 ha opgenomen in het PIP direct ten westen van de strekdam.
Doorgang Afsluitdijk
Hier wordt een coupure in de dijk gemaakt van circa 100 m lang. De coupure maakt onderdeel uit van de primaire kering van de Afsluitdijk. Ter plaatse van de kruin van de Afsluitdijk worden dubbele, verticale hoogwaterkerende schuiven aangebracht. De coupure bestaat uit twee kokers: een koker voor doorlaat van de lokstroom van 20 tot 40 m3/sec en een koker voorzien van vertical slots. De vertical slots zorgen voor een reductie van de stroomsnelheid - ten behoeve van actieve zwakke zwemmers - tot circa 0,5 m/sec, ongeveer gelijk aan de stroomsnelheid in de rivier voor en achter de coupure. Nabij de uitgang van de coupure aan de zijde van het IJsselmeer wordt een regelwerk aangebracht waarmee het debiet door de coupure geregeld kan worden. Over de coupure worden bruggen gelegd ten behoeve van de twee rijbanen en het fietspad.
IJsselmeerzijde
Zowel het deel van de rivier nabij de Afsluitdijk als de monding in het IJsselmeer krijgt een natuurlijke inrichting en uitstraling. De hier aanwezige zandige oevers mogen zich door natuurlijke processen verplaatsen. Hierin wijkt het voorkeursalternatief af van variant westkant, waar de gehele IJsselmeerzijde een constructieve inrichting had. Het middendeel krijgt door middel van een constructieve maatregel een zigzagpatroon. Hiermee wordt de benodigde lengte van in totaal (Waddenzeezijde plus IJsselmeerzijde) circa 5 km behaald. Deze lengte is nodig om te kunnen garanderen dat ook bij een lange opstelling van de vismigratierivier (lang migratievenster) geen zoutindringing zal plaatsvinden vanuit de Waddenzee richting het IJsselmeer. Binnen nader te bepalen voorwaarden is het vrij aan de aannemer van welk materiaal de constructieve maatregel wordt gemaakt. Gekozen kan worden voor bijvoorbeeld damwanden van staal of kunststof, palenrijen of stenen. De bodem bestaat zoveel mogelijk uit de oorspronkelijke zandbodem welke rond –4 m NAP ligt. Hier en daar wordt stortsteen neergelegd voor schuil- en rustgelegenheid voor de vissen. Het streven is om hiervoor materialen te hergebruiken, waarschijnlijk basalt wat vrijkomt bij werkzaamheden aan de Afsluitdijk.
De Vismigratierivier is een grootschalige technische voorziening met intergetijdengebied met een meer natuurlijk karakter. De VMR heeft een getijstroom, een grote lokstroom, een groot volume instromend water en een meer geleidelijke zoet-zout gradiënt. Om dit te bereiken stroomt de Vismigratierivier twee kanten op. De VMR wordt aangedreven door het getij. Bij laag water op de Waddenzee stroomt er zoet water vanuit de Vismigratierivier naar de Waddenzee. Hierdoor is er een substantiële lokstroom voor de vissen in de spuikom aanwezig waardoor ze de ingang goed kunnen vinden. Bij hoog water op de Waddenzee stroomt er zout water de Vismigratierivier in. Daardoor beschikt het systeem over een substantiële zoutwater getijdestroom de Vismigratierivier in, waardoor zwakke zwemmers middels selectief getijdetansport optimaal naar binnen kunnen migreren. De Vismigratierivier heeft het karakter van een natuurlijke getijderivier met een gedempt getij. Dicht bij de Afsluitdijk is een getijslag van 40 - 80 cm aanwezig; richting het IJsselmeer wordt het getijverschil steeds minder. Het zoutgehalte in de Vismigratierivier varieert door het getijde heen zoals in een natuurlijke situatie.
De Vismigratierivier is onder te verdelen in drie elementen:
De inzwemopeningen aan de Waddenzeezijde sluiten aan op de spuikom bij de
Lorentzsluizen. In de spuikom is een grote concentratie trekvissen aanwezig, die afkomen op het zoete spuiwater. De passage van de inzwemopeningen naar de Afsluitdijk bevindt zich buiten de spuikom. Langs de strekdam van de spuikom wordt een tweede dam aangelegd, waardoor een kanaal ontstaat waardoor de vissen naar de Afsluitdijk kunnen zwemmen. In de strekdam van de spuikom worden twee openingen gemaakt, waardoor de vissen uit de spuikom de Vismigratierivier in kunnen zwemmen.
De coupure (doorgang) door de Afsluitdijk bestaat uit twee doorstroomopeningen, om de lokstroom te verdelen. Iedere doorstroomopening is voorzien van een afsluiter, zodat de Vismigratierivier gesloten kan worden in verband met hoogwaterveiligheid. Daarnaast zijn er schuiven in de doorstroomopeningen, waarmee de grootte van de stroom gereguleerd kan worden. Eén van de doorstroomopeningen is aanvullend vormgegeven met een vertical slotpassage, waarbij de stroomsnelheid in deze doorgang permanent laag is. Deze opening is onder normale omstandigheden altijd geopend. De andere doorgang heeft bij eb een grotere lokstroom, en bij vloed een grote stroom waarop zwakke zwemmers zich mee kunnen laten drijven het intergetijdengebied in. Deze doorgang is niet continue geopend, om instroom van te veel zoutwater in het IJsselmeer te voorkomen.
Het intergetijdengebied in het IJsselmeer bevat een 'rivier'. De lengte in het IJsselmeer is ca 4,5 km. Dit houdt in dat de Vismigratierivier grotendeels in het IJsselmeer is vormgegeven.
De rivier heeft een breedte van ten minste 25 meter en is vier meter diep op het diepste punt. Er is een afsluiter geplaatst aan het einde van de rivier. Deze afsluiter voorkomt dat er zoutwater vanuit de Vismigratierivier het IJsselmeer in kan stromen. Zoutwater is zwaarder dan zoet water. Daardoor kan stratificatie in de Vismigratierivier ontstaan. Bij vloed dringt vanuit de Waddenzee een zouttong de Vismigratierivier binnen onder het zoete water uit het IJsselmeer (zie onderstaande figuur).
Alle facetten van het ontwerp zijn in mei 2014 voorgelegd aan een internationaal expert team en in detail besproken. Het advies van dit team is meegenomen in het uiteindelijke ontwerp. De Vismigratierivier kan op vele manieren worden vormgegeven op de locatie bij Kornwerderzand. Na een variantenanalyse in het kader van de milieueffectrapportage is de ligging van de Vismigratierivier ten westen van het sluizencomplex van Kornwerderzand vastgelegd. De rivier heeft een compacte meanderende vorm.
Figuur
: Impressie van de Vismigratierivier met stratificatie op moment dat zouttong vanuit Waddenzee in
Vismigratierivier dringt. Donkerblauw is zoetwater, oranje/rood is zoutwater. De geelgroene laag
daartussen geeft de menging tussen zout en zoet weer.
De werking van de Vismigratierivier in een gemiddelde situatie is onderstaand in 3 stappen uitgelegd.
1. Vismigratierivier gaat helemaal open
De Vismigratierivier heeft tijdens hoog water een hoger waterpeil dan het IJsselmeer (gemiddeld circa 0 m NAP tegenover -0,40 m NAP in het IJsselmeer) (Er is gerekend met een peil van -0,40 m NAP. Bij de veelvoorkomende stand van -0,25 m NAP is de werking van het systeem nog gunstiger omdat er meer en langer verhang op het tij ontstaat. Constructief heeft een dergelijke wijziging geen betekenis). De verbinding door de Afsluitdijk bestaat uit 1 doorgang en een vertical slot vispassage. De grote doorgang wordt zo'n 30 tot 60 minuten voordat de spuisluizen van Kornwerderzand beginnen te spuien geopend (de vertical slot passage is altijd open), waardoor een substantiële lokstroom in de spuikom wordt gebracht. De stroming van het water neemt geleidelijk aan toe met het zakken van de waterstand op de Waddenzee.
Figuur: Stap 1 Vismigratierivier gaat open
2. Vismigratierivier op vol vermogen
Bij laag water op de Waddenzee stroomt de Vismigratierivier op vol vermogen. Er wordt een lokstroom met een piekdebiet van circa 40 m3/s gerealiseerd in de spuikom. Beide doorgangen en de vertical slot zijn geopend en de spuisluizen van Kornwerderzand zijn ook geopend. De stroomsnelheid in de doorgangen is toegenomen en bedraagt maximaal 2-3 m/s. Op de bodem van de doorgangen zijn stenen aangebracht waardoor de stroomsnelheid daar tussen de stenen aanzienlijk lager is. In de vertical slot vispassage is de stroomsnelheid constant lager (maximaal 0,5 m/s). Hierdoor kunnen zowel de sterke als de zwakke zwemmers optimaal gebruik maken van de Vismigratierivier.
Het waterpeil in de Vismigratierivier zakt tot onder IJsselmeer peil, waardoor er sprake is van gedempt getij in de Vismigratierivier. Dicht bij de Afsluitdijk bedraagt het getijdenverschil 40 - 80 cm; op 3 km van de Afsluitdijk bedraagt het verschil nog steeds 30 - 60 cm. Hierdoor zal het eerste deel (0,5 - 1,0 km vanaf de Afsluitdijk) van de Vismigratierivier bestaan uit een brede getijdegeul met slikkige oevers. De stroomsnelheid in de Vismigratierivier blijft laag, maximaal 0,5 - 0,7 m/sec.
Figuur: Stap 2 Vismigratierivier op vol vermogen
3. De Vismigratierivier met zoutwater instroom
Aan de Waddenzeezijde is het tij gekeerd en wordt het hoog water. De grote spuisluizen van Kornwerderzand gaan dicht maar de Vismigratierivier blijft langer open. Er stroomt zout water de Vismigratierivier in waardoor de getijdemigranten met de stroom mee naar binnen kunnen. In de eerste fase kunnen alle doorgangen geheel open blijven; als het peilverschil tussen de Waddenzee en de Vismigratierivier groter wordt, worden de schuiven van de afsluiters in de doorgang door de Afsluitdijk op een kier gezet. De instroom van zout water wordt "geknepen" waardoor de Vismigratierivier langer open kan blijven. Hierdoor kunnen de vissen de gehele hoogwaterperiode naar binnen blijven trekken, terwijl de hoeveelheid zout water die naar binnen stroomt beperkt blijft. Bij een te grote instroom van zout water kunnen de afsluiters helemaal gesloten worden.
Figuur: Stap 3 Vismigratierivier met zoutwater instroom
De sluis aan de IJsselmeerzijde wordt ook "geknepen", door deze op een kier te zetten. Hierdoor wordt er een gedempt getij in de Vismigratierivier gecreëerd, waarbij het waterpeil stijgt tot circa 0 m NAP. De getijdegeul verbreedt zich en de vloedperiode is te zien in het landschap dicht bij de Afsluitdijk. Het brakwatergebied vergroot zich en schuift verder het gebied in. De sluis aan de IJsselmeerzijde heeft een intelligent ontwerp dat ruimte laat aan de vissen om ook in deze periode door te kunnen zwemmen naar het IJsselmeer.
Figuur: Overzicht van de getijdencyclus Waddenzee en Vismigratierivier.
Aan de noord-westzijde van het plangebied wordt in planologische zin ruimte gegeven voor het laten verkwelderen van een gedeelte van de Waddenzee. De verkweldering staat los van de Vismigratierivier, maar is een doelstelling van de Kaderrichtlijn Water. In het beheersplan is de wens tot meer verkweldering aangegeven. De realisatie van de Vismigratierivier biedt een mooie gelegenheid om deze ontwikkelingen te combineren. Bijkomend positief effect is dat de verkweldering een dempend effect op de golfslag heeft ter hoogte van het noordelijk gedeelte van de Vismigratierivier. Om de verkweldering te doen ontstaan zullen in een gedeelte van de Waddenzee, grenzend aan de Vismigratierivier, daartoe palenrijen worden opgesteld.
In het PIP is in planologische zin rekening gehouden met het te verkwelderen gebied. Het plangebied omvat aan de noord-westzijde het te verkwelderen gebied. Het te verkwelderen gebied is eveneens onder de bestemming 'Natuur' gebracht.
Bij de bouw en het beheer van de Vismigratierivier zal rekening moeten worden gehouden met de ontwikkelingen rond de zeespiegelstijging en de plannen die er zijn voor het IJsselmeer met het peilbeheer. Het Deltaprogramma IJsselmeer gaat voor de toekomst uit van een meer flexibel peilbeheer in het IJsselmeer in met name de zomer. Dit betekent dat het waterpeil meer zal variëren: het kan oplopen tot boven het streefpeil van – 0,2 m NAP of het kan wat verder uitzakken indien meer bergingsruimte noodzakelijk is. Door het flexibel peilbeheer wordt het mogelijk om meer watervoorraad in het IJsselmeer te bewerkstelligen. Zowel het peilbeheer als de wens om meer watervoorraad te creëren zijn essentiële randvoorwaarden voor het functioneren van de Vismigratierivier.
Met betrekking tot de zeespiegelstijging kijkt Rijkswaterstaat bij haar plannen vooruit tot het jaar 2050. Hierbij wordt uitgegaan van een stijging van 25 cm t.o.v. het huidige waterpeil. Rijkswaterstaat zal de komende jaren bij de versteviging en renovatie (veiligheid en beheer) van de Afsluitdijk rekening houden met bovenstaande uitgangspunten.
Bij het ontwerp en realisatie van de Vismigratierivier zal dus ook rekening worden gehouden met bovenstaande randvoorwaarden en ontwikkelingen. Dit wordt gedaan door het hanteren van een flexibel ontwerp dat, net als de hele Afsluitdijk, in elk geval tot 2050 kan meegroeien met de zee en is afgestemd op het peilbeheer in het IJsselmeer. De voorziene ontwikkeling rond het peilbeheer en de zeespiegelstijging hebben vooralsnog geen negatieve invloed op het functioneren van de Vismigratierivier. Rond 2050 zal moeten worden bepaald of er aanvullende beheermaatregelen nodig zijn op basis van de dan geldende klimaatscenario’s en adviezen t.a.v. de veiligheid van de Afsluitdijk.
De Afsluitdijk is een icoon van de Nederlandse waterstaatsgeschiedenis. De dijk en het omliggende landschap worden gekenmerkt door de strakke lijnen en de grote openheid met de beleving van de natuurelementen. In het rijks- en provinciaal beleid worden de huidige ruimtelijke kwaliteiten als belangrijk aangemerkt. Aanleg van de Vismigratierivier is een ingreep in het landschap en vraagt om een goede afstemming. Hiertoe is aansluiting gezocht bij de Werkgroep Ruimtelijke Kwaliteit Afsluitdijk en vindt afstemming plaats met het College van Rijksadviseurs en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Het ecologisch functioneren zal de basis zijn bij de uitwerking en inpassing van het schetsontwerp.
Het is de ambitie van het Rijk om de verbetering van de Afsluitdijk voor waterveiligheid en waterafvoer zo vorm te geven dat de unieke ruimtelijke kwaliteit van de Afsluitdijk wordt versterkt. De ambities van de regionale partijen, die gericht zijn op het verbeteren van duurzaamheid, natuur en recreatie op en rond de dijk kunnen deels bij de uitvoering van de rijksopgave voor waterveiligheid en waterafvoer aanhaken en zullen deels als afzonderlijke projecten worden uitgevoerd. Om te borgen dat in deze veelheid aan maatregelen en projecten de ruimtelijke kwaliteit van de Afsluitdijk als geheel goed wordt afgewogen hebben rijk en regio gezamenlijk een Masterplan Beeldkwaliteit Afsluitdijk opgesteld.
In het Masterplan Beeldkwaliteit wordt beschreven wat de gewenste ruimtelijke kwaliteit is van de toekomstige maatregelen en initiatieven op en rond de Afsluitdijk. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in de ruimtelijke kaders waaraan toekomstige maatregelen getoetst kunnen worden (toetsingskaders) en streefbeelden die de gewenste ontwikkelingsrichting vanuit ruimtelijke kwaliteit in beeld brengen. Streefbeelden dienen ook ter inspiratie en geven
een wenkend perspectief voor de langere termijn.
Het Masterplan Beeldkwaliteit moet voldoende richting geven om de verantwoordelijkheid van de overheden voor ruimtelijke kwaliteit te borgen en moet tegelijk ook voldoende vrijheid laten. Niet alle toekomstige initiatieven kunnen immers nu al worden voorzien. Bovendien moet er binnen de vastgelegde kaders ruimte zijn voor innovatie bij de realisatie van de maatregelen. Het gaat hierbij om vijf invalshoeken, die elkaar kunnen versterken:
• De monumentale waarde van de Afsluitdijk als icoon van de Nederlandse waterbouw
• De unieke beleving van het waterlandschap
• Kansen voor duurzaamheid
• Condities voor ecologische ontwikkeling
• De kans om de Afsluitdijk tot toeristische trekker te ontwikkelen.
Deze vijf thema’s vormen als het ware de hoekpunten van het speelveld waarop het Masterplan Beeldkwaliteit zich begeeft en waarbinnen een breed gedragen ruimtelijke visie op de Afsluitdijk en het plangebied daar omheen moet worden opgebouwd. Die visie moet de waterbouwkundige opgave en de kansrijke regionale ambities aan elkaar koppelen, zodanig dat de icoonwaarde en de landschappelijke karakteristiek van de Afsluitdijk erdoor versterkt worden.
De strategie voor de ruimtelijke kwaliteit van de Afsluitdijk luidt als volgt:
Het Masterplan bevat een visie op de Afsluitdijk als vernieuw waterbouwkudig icoon van de 21 ste eeuw, ambities en richtlijnen ruimtelijke kwaliteit en vormgevingsprincipes voor ondermeer de dijk, de spuisluizen, de knooppunten van de Afsluitdijk en de Friese kust.
In het hoofdstuk ‘Vormgevingsprincipes en streefbeelden’ wordt voor de verschillende onderdelen en deelgebieden van de Afsluitdijk ondermeer de opgave, de kernkwaliteiten, vormgevingsprincipes, de uitwerkingen en het streef beeld in beeld gebracht.
Kernkwaliteiten Kornwerderzand
De kernkwaliteiten van het deelgebied Kornwerderzand zijn als volgt omscheven:
Het sluizencomplex van Kornwerderzand ligt als een vooruitgeschoven post in het water, op de rand van de ondiepe gronden langs de Friese kust en de geul de Doove Balg. Deze diepe geul maakte het bij de aanleg van de Afsluitdijk noodzakelijk om een knik in de dijk aan te leggen. Kornwerderzand is een markant sluizencomplex met lange smalle dammen haaks op de Afsluitdijk. Door de plaatsing van enkele kazematten op de uiteinden is de samenhang tussen het militaire verdedigingssysteem en de sluizen hier goed zichtbaar. De karakteristiek van de voorhaven als besloten verbindingsruimte tussen zee en meer is in Kornwerderzand extra beleefbaar door de rij voormalige sluiswachterswoningen. Vanuit Kornwerderzand zijn de verschillen in het waterlandschap rondom beleefbaar. Aan de oostkant het ondiepe water van Waddenzee en IJsselmeer, in de terugblik naar de kust. Aan de westkant het weidse open water van het IJsselmeer. Kornwerderzand is als een samenhangend ensemble van kunstwerken, dammen en bebouwing ontworpen. De bebouwing op Kornwerderzand heeft een uitgesproken vorm die zijn functie zichtbaar maakt: de verticale heftorens, de brugwachterstorens, de verborgen kazematten , de klassieke sluiswachterswoningen. De kazematten, schutsluizen, spuisluizen, bruggen en het douanegebouw hebben de status van rijksmonument. In de redengevende beschrijving voor de aanwijzing van Kornwerderzand als Beschermd Gezicht wordt vermeld: "Het open schootsveld was van essentieel belang voor de kracht van de stelling en bepaalt dan ook in grote mate het karakter van het gebied. Daarnaast is Kornwerderzand ook van belang als sluiscomplex en nederzetting in verband met de aanleg van de Zuiderzeewerken. Het karakter van het gebied wordt verder bepaald door het scherpe contrast tussen land en water. De afwisseling van het water en de lange, smalle strekdammen levert een specifiek beeld op dat typerend is voor het gebied."
Richtinggevende vormgevingsprincipes
Vervolgens wordt in dit hoofdstuk in beeld gebracht hoe de ruimtelijke richtlijnen vertaald worden in richtinggevende vormgevingsprincipes. Met uitwerkingen wordt in beeld gebracht hoe nieuwe maatregelen en ontwikkelingen op basis van die principes vorm kunnen krijgen. Omdat het Masterplan ook toepasbaar moet zijn bij ontwikkelingen die nu nog niet bekend zijn worden als bron van ideeën en ter inspiratie streefbeelden geschetst voor de toekomstige ruimtelijke kwaliteit. Als een van de uitwerkingen voor het deelgebied Kornwerderzand wordt ingegaan op de Vismigratierivier:
Vismigratierivier
"Uit de afweging van varianten is gekozen voor de locatie voor de vismigratierivier aan de westkant van het sluiscomplex van Kornwerderzand. Het feit dat de vismigratierivier hier dicht tegen de diepe geul aanligt en de wens om het zicht op het open water te behouden bepalen de vormgeving van de vismigratierivier. Door aan te sluiten op het patroon van de geknikte havendammen van het sluiscomplex wordt de vismigratierivier ruimtelijk onderdeel van het sluiscomplex en wordt het een voordam van het kazematteneiland. Door de dammen te knikken ontstaat er een luw gebied langs de dijk, als rustgebied voor vogels. Het deel van de vismigratierivier rond het kazematteneiland bestaat uit open water, met verschillende dieptes, waarin de invloed van eb en vloed zichtbaar zal zijn. Voor het deel van de vismigratierivier waar lengte moet worden gemaakt zijn verschillende inrichtingsmiddelen mogelijk, maar het is essentieel dat de inrichting niet uiteenvalt in delen, maar een eenheid is waarin de gradient van zoet naar zout zichtbaar wordt. De coupure door de hoofdwaterkering wordt op de grens van het kazematteneiland gelegd. Het fietspad langs de Afsluitdijk loopt over de kruin van de coupure, om zo uitzicht te geven naar beide zijden en het effect van het brugdek boven de vismigratie-doorgang te verminderen. Het verplaatsen van het fietspad naar de kruin geeft ruimte aan de voetgangers-onderdoorgang. Om de vissen in de vismigratierivier te krijgen zullen twee openingen door de bestaande havendam worden gemaakt. Het contrast tussen de doorlopende lange smalle dammen en het weidse open water is een belangrijk aspect van het beschermd gezicht. Openingen door de dam worden zo onopvallend mogelijk vormgegeven." (Bron: BKMA)
Streefbeeld Kornwerderzand
Vanwege de hoge cultuurhistorische waarde van het sluiscomplex Kornwerderzand, met de scherpe contrasten tussen civieltechnische en militaire elementen en het waterlandschap, moeten nieuwe ontwikkelingen zich zo goed mogelijk voegen en de verschillen in het waterlandschap versterken. De kans om de verschillen in het waterlandschap rond Kornwerderzand te beleven moeten daarbij zoveel mogelijk worden benut. Aan de landzijde van Kornwerderzand ontstaan in het ondiepe water kansen voor natuurontwikkeling. Aan de zeezijde moet de scherpe overgang naar het weidse waterlandschap beleefbaar blijven.
1. Vormgeving van de nieuwe keersluis accentueert vloeiende overgang tussen voorhaven en buitenhaven
2. Verschil tussen hoger gelegen bewoond land langs de dijk (woningen aan de voorhaven, camperplekken aan de buitenhaven) en lager natuurlijk ingericht land er achter, met geleidelijke overgangen naar Waddenzee en IJsselmeer
3. Inrichting voor landschappelijke inbedding Beleefcentrum De Nieuwe Afsluitdijk
4. Turbines voor stromingsenergie verhuld ophangen in betonconstructie die past bij abstractie monumentale sluizen
5. Grondwerk en bouwwerken kazematten herkenbaar als militaire artefacten
6 Vismigratierivier onderdeel van het sluiscomplex, met open dynamimisch deel rond de kazematen, zodat zicht vrij blijft.
7. Doorgang door de dijk op grens van kazematteneiland
8. Openingen door de dam worden zo onopvallend mogelijk vormgegeven.
De afweging van de varianten heeft plaatsgevonden in het MER. uit de afweging van varianten is gekozen voor de locatie voor de vismigratierivier aan de westkant van het sluiscomplex. Voor een toelichting op de afweging van de alternatieven en varianten wordt verwezen naar bijlage 1 .
Het Masterplan beeldkwaliteit Afsluitdijk is opgenomen als bijlage 1.
Figuur: Schema van vormgevingsprincipes voor de Vismigratierivier (Bron: Masterplan Beeldkwaliteit Afsluitdijk)
Advies Kwaliteitsteam Afsluitdijk
Op 23 juni 2014 is het planproces en de alternatieven voor de Vismigratierivier aan het Kwaliteitsteam Afsluitdijk toegelicht. Het Kwaliteitsteam is gevraagd advies uit te brengen aan de Regionale Stuurgroep De Nieuwe Afsluitdijk over de alternatieven voor de Vismigratierivier. Het kwaliteitsteam is enthousiast en positief over de grote ecologische kwaliteitssprong die met de inpassing van de Vismigratierivier ontstaat. Het advies van het kwaliteitsteam is opgenomen als bijlage 3 Advies Kwaliteitsteam Afsluitdijk
Om conflictsituaties te voorkomen dient in het inpassingsplan aandacht te worden besteed aan de omgevingsaspecten zoals milieu, water, ecologie en archeologie. Weliswaar is voor het merendeel van deze aspecten specifiek beleid en regelgeving opgesteld, toch is er sprake van een aanvullende werking ten opzichte van de ruimtelijke ordening. Zo kan het inpassingsplan via de inpassingsplankeuzen aanwijzingen geven richting het milieubeleid. Andersom kan het milieubeleid richting geven aan de functietoedeling in het inpassingsplan.
Bij een inpassingsplan kan op een aantal verschillende manieren sprake zijn van een mer-plicht. Hieronder wordt ingegaan op het aspect mer en de omgevingsaspecten die voor het inpassingsplan van belang zijn. (Waar de afkorting mer wordt gebruikt wordt de procedure voor milieueffectrapportage bedoeld. De afkorting MER heeft betrekking op het milieueffectrapport).
Toetsingskader
In de Wet milieubeheer en het bijbehorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer) is wettelijk geregeld voor welke projecten en besluiten een milieueffectrapport (MER) moet worden opgesteld. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen een mer voor strategische en kaderstellende plannen en een projectMER of een mer-beoordelingsplicht voor concrete projecten. Een mer-plicht is voor een inpassingsplan aan de orde als het plan:
Vanwege de ligging van het projectgebied op de grens van twee Natura 2000-gebieden (Waddenzee en IJsselmeer) moet op grond van artikel 19.j van de Natuurbeschermingswet 1998 worden onderzocht of de ruimtelijke ontwikkeling van een Vismigratierivier significante gevolgen kan hebben voor de betreffende gebieden. Omdat niet op voorhand kan worden uitgesloten dat er significante gevolgen zijn, moet er een passende beoordeling worden opgesteld. Op grond van artikel 7.2a lid 1 Wm moet voor plannen waarvoor een passende beoordeling wordt gemaakt een milieueffectrapportage (plan-m.e.r.) worden doorlopen. En afhankelijk van de invulling van het project moet tevens een project-milieueffectrapport (MER) worden opgesteld. Beide MER-en kunnen worden gecombineerd. In het kader van dit project wordt daarom gesproken over 'het MER'.
Omdat een passende beoordeling nodig is, is een planmer verplicht. De NBw-vergunning is projectmer-plichtig. Voor beide trajecten kan wel gebruik worden gemaakt van hetzelfde merdocument, namelijk de gecombineerde plan-/ projectmer.
Doel en procedure mer
Doel van een mer is het integreren van milieuoverwegingen tijdens de besluitvorming over een inpassingsplan. Daarbij dient te worden getoetst of de ontwikkelingsruimte en flexibiliteit die het inpassingsplan biedt, leidt tot belangrijke negatieve milieueffecten. Waar relevant, dient te worden bekeken op welke wijze negatieve effecten kunnen worden beperkt of voorkomen (of positieve effecten kunnen worden versterkt).
De mer-procedure bestaat uit een aantal wettelijk verplichte stappen, waarvan het raadplegen van overleg- en adviespartners over de reikwijdte en het detailniveau van het milieueffectrapport reeds heeft plaatsgevonden. Het mer met de Passende Beoordeling wordt gezamenlijk met het ontwerpinpassingsplan ter inzage gelegd. Op dit mer kunnen zienswijzen worden ingediend door een ieder. Daarnaast zal onafhankelijke Commissie mer de inhoud van het MER toetsen. De zienswijzen en het toetsingsadvies van de Commissie mer kunnen vervolgens worden meegenomen bij de vaststelling van het inpassingsplan.
Consequenties voor het inpassingsplan
Voorafgaande aan de mer is Bijlage 7 Notitie Reikwijdte en Detailniveau Vismigratierivier Afsluitdijk (NRD) opgesteld. In de mer staat beschreven op welke manier het MER is opgezet, welke uitkomsten zijn gegenereerd en welke maatregelen eventueel in het inpassingsplan kunnen worden opgenomen. Op basis van de effectbeoordeling en andere overwegingen is een voorkeursalternatief (VKA) opgesteld. Het ontwerp Provinciaal inpassingsplan is gebaseerd op dit VKA. Tegen de NRD zijn enkele reacties ingediend. In de mer is een standpunt ingenomen met betrekking tot deze reactie.
De resultaten uit de passende Passende Beoordeling en de mer zullen te zijner tijd worden verwerkt in het PIP. De passende beoordeling en de mer zijn als bijlage bij de toelichting van het PIP opgenomen. Zie hiervoor bijlage 8 MER Vismigratierivier Afsluitdijk en bijlage 9 Passende beoordeling Vismigratierivier Afsluitdijk
In de m.e.r. zijn de volgende alternatieven en varianten onderzocht:
Op basis van de effectbeoordeling en andere overwegingen is in de planmer een voorkeursalternatief (VKA) opgesteld. In de keuze van het VKA is het advies van het Kwaliteitsteam (2014) meegewogen (zie paragraaf 5.6 Ruimtelijke kwaliteitsaspecten. Het PIP is afgestemd op dit voorkeursalternatief. Het voorkeursalternatief is een uitwerking van alternatief 2, de vismigratierivier. Hierbij is variant westkant als basis genomen. Deze variant is geoptimaliseerd met delen van de natuurlijke inrichting uit variant oostkant. Bij de invulling van de voorkeursvariant van de vismigratierivier is aangesloten bij het streefbeeld voor Kornwerderzand van het Masterplan Beeldkwaliteit Afsluitdijk, zie hiervoor paragraaf 5.6 Ruimtelijke kwaliteitsaspecten. Voor een beschrijving van het voorkeursalternatief wordt verwezen naar paragraaf 5.5 Beschrijving voornemen/voorkeursvariant.
Permanente effecten
Het ruimtebeslag en de hoeveelheid benodigd materiaal komt vrijwel overeen met variant westkant van alternatief 2. Hierdoor komt de effectbeoordeling vrijwel geheel overeen met deze variant. Het enige aspect met een afwijkende beoordeling is historische bouwkunde. Variant westkant scoorde hier licht negatief vanwege verandering van de beleving van de kazematten. In het voorkeursalternatief is dit effect gemitigeerd. In het voorkeursalternatief is het deel van de rivier in het IJsselmeer tegen de Afsluitdijk op natuurlijke wijze vorm gegeven. Hierdoor zijn geen palenrijen langs het kazematteneiland nodig. Zo is het schootsveld van de kazemat zo vrij mogelijk gehouden. Op deze wijze wordt een negatief effect op historische bouwkunde voorkomen. Het kazemattencomplex blijft zoveel mogelijk omgeven door water en behoudt daarmee zijn huidige vrije ligging en uitstraling. Het voorkeursalternatief scoort daarom neutraal op het aspect 'historische bouwkunde'.
Een belangrijk verschil tussen variant westkant en het voorkeursalternatief is de natuurlijke inrichting van de vismigratierivier nabij de Afsluitdijk en bij de monding in het IJsselmeer. Daarmee wordt de hoge kwaliteit van het verblijf in het intergetijdengebied van variant oostkant benadert. Hierdoor krijgen trekvissen meer ruimte om te acclimatiseren, te schuilen en te rusten. Dit heeft een positieve invloed op het doelbereik.
Tijdelijke effecten
Door de eisen die vanuit de passende beoordeling (zie bijlage 9 Passende beoordeling Vismigratierivier Afsluitdijk) aan de aanleg van de vismigratierivier wordt gesteld, verminderen ook de effecten van de aanleg op de omgeving. Het gaat om eisen ten aanzien van geluid, lichthinder en transportbewegingen. Daarnaast worden de werkzaamheden aan de vismigratierivier waar mogelijk gecombineerd met het project Afsluitdijk, om zo de totale hinder van beide projecten zoveel mogelijk te beperken. Door de mitigerende voorwaarden uit de Passende beoordeling is de verstoring van soorten uitgesloten. Geringe verstoring kan nog optreden voor soorten die kunnen migreren naar andere gebieden. Daarom is de beoordeling van de voorkeursvariant voor de tijdelijke effecten neutraal/negatief. In de eisen die aan de realisatie van de vismigratierivier worden gesteld, is één van de randvoorwaarden dat inlaat van zout in het IJsselmeer wordt voorkomen, bijvoorbeeld door het plaatsen van tijdelijke dammen. Daarom verbetert de score voor waterkwaliteit tijdens de aanlegfase van sterk negatief voor de westkant-variant naar negatief voor de voorkeursvariant. Om hinder voor het wegverkeer te verminderen, is de realisatie van de doorgang van de dijk opgenomen bij het contract voor het versterken van de Afsluitdijk. De realisatie van de coupure zal tegelijkertijd plaatsvinden met de werkzaamheden die ter plaatse voor het versterken van de Afsluitdijk nodig zijn. Daarmee wordt het verkeer maar eenmaal gehinderd vanwege de benodigde werkzaamheden. Bij die werkzaamheden is het gebruikelijk zodanige maatregelen te treffen dat het verkeer zo weinig mogelijk wordt gehinderd. Daarom scoort de voorkeursvariant neutraal op hinder voor wegverkeer.
Toetsingskader en beleid
Op grond van de Wet geluidhinder is rond inrichtingen die ''in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken'', wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/u en spoorwegen een geluidzone van kracht. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones dient akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de in de wet bepaalde voorkeursgrenswaarde. Het gaat daarbij om geluidsgevoelige bestemmingen als woningen, scholen en ziekenhuizen. Indien niet deze grenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag in de meeste gevallen de gemeente- hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd.
Wegverkeerslawaai
Op grond van de Wet geluidhinder hebben alle wegen een geluidzone, tenzij er sprake is van een woonerf of een 30-km/uur-zone. Ten aanzien van woningen geldt voor wegverkeerslawaai een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De gemeente beschikt niet over een door de gemeenteraad vastgesteld geluidsniveaukaart. Dit houdt in dat alle wegen in principe geluidzoneplichtig zijn. Bovendien komen er in het buitengebied geen woonerven en 30-km-gebieden voor.
Industrielawaai
Ten aanzien van het industrielawaai geldt dat industrieterreinen waar inrichtingen voorkomen die 'in belangrijke mate geluidshinder' kunnen veroorzaken dienen te worden gezoneerd. Buiten de geluidszone mag de geluidsbelasting niet hoger zijn dan 50 dB(A). Binnen de geluidszone mogen geen nieuwe geluidsgevoelige objecten mogelijk worden gemaakt, tenzij kan worden aangetoond dat zij kunnen voldoen aan de voorkeursgrenswaarde, 50 dB(A).
Toetsing en uitgangspunten inpassingsplan
Een Vismigratierivier is geen geluidsgevoelige functie. Er is derhalve geen sprake van de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen bestaande geluidzones. Het aspect geluid vormt geen belemmering voor dit inpassingsplan.
Voor het aspect geluid en de mogelijk effecten tijdens de aanlegfase wordt verwezen maar de mer.
Het IJsselmeer dient als zoetwatervoorraad voor een groot deel van Nederland. Uitwisseling van zoet en zout water vindt door de Afsluitdijk niet plaats. Enkel door de spuicomplexen bij Den Oever en Kornwerderzand wordt bij laag tij water vanuit IJsselmeer naar Waddenzee gespuid. In de huidige toestand voldoen de Waddenzee en IJsselmeer beide niet aan de Goede Chemische Toestand, zoals voor de KRW beschreven in de het Brondocument Waterlichaam Waddenzee en het Brondocument Waterlichaam IJsselmeer (2012). Door klimaatsverandering stijgt de zeespiegel en kan in de toekomst steeds minder vaak worden gespuid. Daarnaast is er een verwachte toename van de afvoer van rivierwater naar het IJsselmeer. Om het overtollige water toch te kunnen afvoeren, wordt de spuicapaciteit door de Afsluitdijk vergroot. Hiervoor worden pompen geplaatst in het complex van Den Oever.
Evenals bij Den Oever, wordt ook bij Kornwerderzand een zoutwaterafvoer systeem aangelegd door Rijkswaterstaat. Dit is een mitigatiemaatregel voor de inlaat van zout water die plaatsvindt door het visvriendelijk sluisbeheer.
De waterkwaliteit is van belang voor de zoetwater bufferfunctie van het IJsselmeer. Om de bufferfunctie van het IJsselmeer te handhaven mag geen zoutwaterinlaat plaats vinden. De waterkwaliteit van de Waddenzee komt door de geringe omvang van de voorgenomen activiteit aan die kant van de Afsluitdijk niet in het geding. Daarbij is de verwachte toename van de instroom van zoet water naar zout water verwaarloosbaar vergeleken met de spuicapaciteit.
Het hydraulisch ontwerp van de VMR is ontworpen om optimale vispasseeromstandigheden door de Afsluitdijk te creëren zonder dat er extra zout het IJsselmeer instroomt. De kracht van het vispasseersysteem is dat het op tij werkt en streeft naar een maximale openingstijd (24/7). Het faciliteert daarmee passeeromstandigheden voor alle diadrome vis doelsoorten. Het ontwerp heeft daarom een bepaalde minimale lengte van drie kilometer nodig en een minimale weerstand voor water tijdens afgaand tij (eb) om een maximale zoetwaterlokstroom op te wekken en het zoute water uit het systeem te laten stromen. De VMR wordt voorzien van 2 waterbeheersingswerken om de zoute instroom bij vloed te reguleren: in de coupure van de Afsluitdijk en bij het regelwerk op de rand IJsselmeer / VMR. Beide regelwerken zijn ontworpen met hoge eisen aan bedrijfszekerheid en een lage faalkans.
Zowel het regelwerk in de coupure bij de afsluitdijk, als op de rand IJsselmeer/VMR worden bij opkomend tij (vloed) voor 2/3 dichtgezet. Hierdoor wordt de instroomweerstand vergroot en worden stroomsnelheid en debiet in de VMR beperkt. Gedeeltelijke sluiting van het regelwerk op de rand van het IJsselmeer zorgt er zowel voordat er een gedempt getij op de VMR kan ontstaan, als dat brak water niet/ minder snel tot aan de rand van IJsselmeer en VMR komt.
De hydraulische en ecologische modelstudie uitgevoerd door Arcadis (Gijs van Banning, voorjaar en zomer 2015) heeft aangetoond, dat op deze manier het brakke water tussen de 500 en 1000 meter verwijderd blijft van de inlaat IJsselmeer. Een monitoringsprogramma zal de zoutindringing in het VMR systeem continu volgen. Mocht het zout in de praktijk toch verder komen dan gedacht en gewenst, dus minder dan 500 meter bij de uitgang van de VMR in het IJsselmeer, dan sluit het regelwerk op de rand IJsselmeer/ VMR automatisch volledig.
Ook bij de instroomkant van de IJsselmeerkant zal het zoutgehalte continu gemeten worden. Met de metingen kan gevolgd worden in hoeverre de Vismigratierivier bij normaal functioneren toch nog extra zoutbelasting oplevert. De verwachting is, dat dit niet het geval is. Mocht wel sprake zijn van enige zoutbelasting, dan kan de sturing van de VMR worden aangepast. Uit evaluatie van de metingen kan dan blijken of aanpassing generiek gewenst is of alleen voor specifieke omstandigheden; bijvoorbeeld omstandigheden met relatief weinig wateraanvoer vanuit het IJsselmeer
De monumentale Afsluitdijk is het 20ste eeuwse symbool van de heldhaftige strijd tegen het water. De belangrijkste kenmerken zijn de openheid van de omgeving en de samenhang van dijklichaam, sluizen en omgeving, bouwwerken en het vaste land. De spuisluizen en kazematten vormen een samenhangend ensemble. In het gebied is de historische transformatie van het natuurlandschap tot een cultuurlandschap door de mens goed zichtbaar. De Afsluitdijk vormt een duidelijke structuur in het weidse landschap en is uitgegroeid tot een icoon: “state of the art 1930”. De sluizen bij Kornwerderzand en Den Oever vormen de toegang tot de langgerekte structuur van de dijk. Na het passeren van de sluizen “rijd je de leegte in”.
Rijksmonumenten in het studiegebied zijn de sluizen en diverse kazematten. Daarnaast heeft Kornwerderzand de status van Beschermd Dorpsgezicht in het kader van de Monumentenwet. Reden hiervoor is de fraaie combinatie van het militaire verdedigingswerk en het sluizencomplex.
Beschermd dorpsgezicht Kornwerderzand
Kornwerderzand heeft de status van Beschermd Dorpsgezicht in het kader van de Monumentenwet. Het aanwijzingsbesluit (5 december 2007) omvat de nederzetting Kornwerderzand, het sluizencomplex en de verdedigingsstelling. Het geheel is ontstaan op een van de eerste kunstmatige werkeilanden van waaruit de Afsluitdijk is aangelegd in de periode 1927-1933. Het gebeid heeft vanwege de nauwe band met de aanleg van de Afsluitdijk en de toepassing van nieuwe verdedigingstechnieken een zeer bijzondere historische betekenis.
Kornwerderzand is van belang als verdedigingsstelling uit de jaren '30 van de 20ste eeuw, waarbij de nieuwe opvattingen op het gebied van landsverdediging in de praktijk zijn gebracht. Hierbij is gebruik gemaakt van strekdammen, zodat er een breed front gevormd kon worden, gericht naar het oosten. Het open schootsveld was van essentieel belang voor de kracht van de stelling en bepaalt dan ook in grote mate het karakter van het gebied.
Daarnaast is Kornwerderzand ook van belang als sluiscomplex en nederzetting in verband met de aanleg van de Zuiderzeewerken. Het karakter van het gebied wordt verder bepaald door het scherpe contrast tussen land en water. De afwisseling tussen het water en de lange, smalle strekdammen levert een specifiek beeld op dat typerend is voor het ontstaan van het gebied.
De toelichting op het aanwijzingsbesluit is als bijlage 2 opgenomen.
Uitgangspunten landschap en cultuurhistorie
De uitgangspunten ten aanzien van landschap en cultuurhistorie zijn verwoord in paragraaf 5.2 Landschap en cultuurhistorie Afsluitdijk. De Vismigratierivier is ontworpen op basis van ontwerpeisen die bij het technisch ontwerp zijn geformuleerd. het voorlopig masterplan beeldkwaliteit Afsluitdijk fungeert als toetsingskader ten aanzien van de aspecten landschap en cultuurhistorie.
De Vismigratierivier doorsnijdt de langgerekte structuur van de Afsluitdijk. Doordat de doorsnijding ter plaatse van de dijk smal is, de vismigratierivier haaks op de dijk ligt, de vismigratierivier door een groot wateroppervlak wordt gescheiden van de Afsluitdijk en er gelet wordt op symmetrie met bestaande structuren wordt aantasting van de langgerekte structuur voorkomen. De iconische uitstraling van de Afsluitdijk wordt door de vormgeving van de Vismigratierivier zelfs versterkt. De Vismigratierivier heeft de potentie om een nieuw icoon te worden. Het nieuwe icoon, loodrecht op de dijk versterkt de langgerekte harde uitstraling en daarmee de iconische uitstraling van de Afsluitdijk.
Om aantasting van de huidige iconische uitstraling van de Afsluitdijk te voorkomen moet de Vismigratierivier voldoen aan:
Toetsingskader en beleid
Uitgangspunt voor het inpassingsplan is het veiligstellen van de aanwezige (en aangetoonde) en de te verwachten archeologische waarden. Conform het verdrag van Malta dient gestreefd te worden naar het behoud van archeologische resten in de archeologische verwachtingszones. Het Verdrag van Malta is vertaald in de Nederlandse wetgeving: op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Deze wet maakt deel uit van de (gewijzigde) Monumentenwet. De kern van Wamz is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven. De wet verplicht gemeenten bij het opstellen van inpassingsplannen rekening te houden met de in hun bodem aanwezige waarden. Naast het inventariseren van de te verwachten archeologische waarde, zal het inpassingsplan uiteindelijk, indien nodig (en mogelijk), een bescherming moeten bieden voor waardevolle gebieden. Dit kan bijvoorbeeld door middel van een omgevingsvergunningenstelsel voor bepaalde werkzaamheden.
Toetsing en uitgangspunten inpassingsplan
Archeologische waarden worden niet verwacht in het plangebied; op basis van eerder onderzoek geeft de Friese Archeologische Monumentenkaart (“FAMKE”) het advies “geen onderzoek noodzakelijk”.
Archeologie heeft betrekking op mogelijk aanwezige scheepswrakken, vliegtuigwrakken, en resten uit de Tweede Wereldoorlog op de bodem van Waddenzee en IJsselmeer. Aantasting van bekende scheepswrakken, vliegtuigwrakken, en resten uit de Tweede Wereldoorlog wordt bij de uitvoering van de werkzaamheden vermeden.
De eventuele aanwezigheid van scheepswrakken kan nooit volledig worden uitgesloten omdat gegevens van gevonden wrakken stil worden gehouden. Echter, volgens de huidige gegevens van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed liggen in de nabijheid van de Afsluitdijk geen scheepswrakken die door werkzaamheden beschadigd kunnen worden (Masterplan Beeldkwaliteit Afsluitdijk, 2015). Ook over andere resten in het plangebied zoals vliegtuigwrakken is niets bekend. Indien er onverhoopt toch bodemschatten aanwezig zijn dan is de kans dat deze worden aangetast zeer klein omdat bij geen van de alternatieven en varianten wordt gegraven in de huidige bodem. Er wordt enkel gegraven in zand dat eerst wordt opgespoten.
Binnen het plangebied van de Vismigratierivier zijn sporen uit de WO II waargenomen op historische luchtfoto's. Het gaat hierbij om versperringen. (Raap rapport 2736, kaartbijlage 1). Indien bodemingrepen plaatsvinden op locaties van bekende cultuurhistorische relicten of aangetoonde archeologisch resten dan is het van belang de aard en ligging van deze resten tijdig en adequaat vast te stellen. Dit geldt voor locaties van (verdwenen) (tank)versperringen en resten van stellingen van loopgraven in en om de aardwerken. Voor dit veldonderzoek komen, afhankelijk van de aard van de op te sporen resten, verschillende methoden in aanmerking, variërend van het uitboren of uitprikken van bekende resten tot proefsleuvenonderzoek. (Bron: RAAP-RAPPORT 2736, Oorlogssporen op de Afsluitdijk. Archeologisch bureauonderzoek naar sporen uit de Tweede Wereldoorlog bij Den Oever (gemeente Hollands Kroon), Breezanddijk en Kornwerderzand (gemeente Súdwest Fryslân).
Momenteel vindt een vervolgonderzoek naar de oorlogssporen op de Afsluitdijk plaats.
In het inpassingsplan dient rekening gehouden te worden met zowel Europees als nationaal beleid ten aanzien van natuurbescherming. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Toetsingskader en beleid
De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Natuurbeschermingswet. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van de Ecologisch Hoofdstructuur (EHS).
Zowel het IJsselmeer als de Waddenzee zijn EHS en Natura 2000 -gebieden. Dat betekent dat bij de aanleg van de vismigratierivier rekening moet worden gehouden met de instandhoudingsdoelen van de beide gebieden. Het IJsselmeer is geheel aangewezen als Vogelrichtlijngebied. Enkele delen van het IJsselmeer zijn aangewezen als Habitat-richtlijngebied. De Waddenzee is geheel aangewezen als Vogel- en Habitatrichtlijngebied.
Figuur: Vogel- en Habitatrichtlijngebieden in IJsselmeer en Waddenzee (bron: www.waddenzee.nl)
Figuur: Natura 2000 en EHS gebieden (Bron: Provincie Fryslân)
Rood gearceerd; Natura 2000-gebied. Blauw: EHS water
Toetsing en uitgangspunten inpassingsplan
Tegelijkertijd met het opstellen van het PIP wordt een passende beoordeling en een mer opgesteld. Hierin wordt uitgebreid ingegaan op het aspect ecologie en de mogelijke effecten van het voornemen om een Vismigratierivier te realiseren.
Toetsingskader en beleid
Ten aanzien van de soortbescherming is met de inwerkingtreding van de Flora- en faunawet (2002) in een bescherming voorzien van dieren- en plantensoorten. Een groot aantal van nature in Nederland thuishorende beschermde planten en dieren wordt met de wet beschermd. Datzelfde geldt voor een groot aantal uitheemse plantensoorten. De wet wil schadelijke handelingen ten aanzien van de beschermde dieren en planten verbieden.
Toetsing en uitgangspunten inpassingsplan
Tegelijkertijd met het opstellen van het PIP wordt een passende beoordeling en een mer opgesteld. Hierin wordt uitgebreid ingegaan op het aspect ecologie en de mogelijke effecten van het voornemen om een Vismigratierivier te realiseren.
Toetsingskader en beleid
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over “externe veiligheid” om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
Ten aanzien van (beperkt) kwetsbare objecten binnen de GR-contour moet een bestuurlijke verantwoording plaatsvinden. Ten aanzien van de bestrijdbaarheid van calamiteiten moet de veiligheidsregio om advies worden gevraagd.
Toetsing en uitgangspunten inpassingsplan
Een Vismigratierivier is geen (beperkt) kwetsbaar object. Er is geen sprake van de ontwikkeling van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor dit inpassingsplan.
Toetsingskader en beleid
Sinds 15 november 2007 is de vernieuwde regelgeving voor luchtkwaliteit in de Wet Milieubeheer in werking getreden. In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn op grond van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de Regeling Niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:
Toetsing en uitgangspunten inpassingsplan
De in het inpassingsplan voorgestane ontwikkelingen dragen niet bij aan de luchtverontreiniging. Het besluit en de regeling 'niet in betekende mate' is op dit inpassingsplan niet van toepassing. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor dit inpassingsplan.
Toetsingskader en beleid
In planologische zin moeten bestaande of nieuwe hoofdtransportleidingen in een inpassingsplan worden bestemd met een zone waarbinnen bebouwing wordt uitgesloten in verband met onderhoud en ter voorkoming van gevaar.
Resultaten gehouden onderzoeken
Voor de realisatie van de versterking van de Afsluitdijk zijn de aanwezige kabels en leidingen in beeld gebracht. Daarnaast is geïnventariseerd welke nieuwe kabels en leidingen gewenst zijn (Onderzoek kabels en leidingen Afsluitdijk, Witteveen en Bos, november 2013).
Uit de Klic-melding die in juni 2013 is uitgevoerd blijkt dat de volgende typen kabels en leidingen aanwezig zijn: datatransport, gas lage druk, laagspanning, middenspanning (10 kV), riool onder druk, riool vrij verval, water en overige. De kabels en leidingen zijn in eigendom van verschillende instanties.
Uit het onderzoek blijkt dat er nog wat onduidelijkheden zijn over de aanwezigheid van verschillende kabels en leidingen en dat de knelpunten en risico's nog onvoldoende in beeld zijn. Hiervoor wordt nog vervolgonderzoek uitgevoerd.
Conclusies en doorvertaling inpassingsplan
De aanwezigheid van leidingen kan leiden tot randvoorwaarden voor de uitvoering. Gebleken is dat er echter geen belangrijke leidingen zijn (als hogedruk-transportleidingen) die om een aparte planologische regeling vragen.
Voor zover er vanuit nieuwe ontwikkelingen behoefte aan nieuwe leidingzones met bijbehorende voorzieningen ontstaat, zullen deze apart worden afgewogen en geregeld.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de juridische aspecten van het Provinciaal inpassingsplan zoals de betekenis van het Provinciaal inpassingsplan voor de gemeentelijke inpassingsplannen en de opbouw van het plan (planregels, toelichting bestemmingsregels en algemene regels).
Het inpassingsplan biedt in zichzelf de nodige flexibele ruimte ten behoeve van de uitvoering. Daarom is het voor het PIP niet noodzakelijk om met extra flexibileitsbepalingen te werken, zoals het opnemen van wijzigingsbevoegdheden om de begrenzing te verruimen.
De delen van inpassingsplannen die buiten het plangebied van het PIP vallen kunnen zonder meer door de gemeenten en eventueel provincies worden herzien. Hiervoor gelden vanuit het Project Vismigratierivier geen beperkingen.
RO standaarden 2012
Dit Provinciaal inpassingsplan is opgezet conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe inpassings- en bestemmingsplannen conform de nieuwe Wro en Bro moeten worden gemaakt. Hiervoor bevat de SVBP standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het inpassings- of bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. Bestemmingsplannen zijn hierdoor op vergelijkbare wijze opgebouwd en op eenzelfde manier verbeeld. De bestemmingsregeling en de verbeelding van dit inpassingsplan zijn opgesteld conform de SVBP 2012.
Opzet bestemmingsregeling
Een Provinciaal inpassingsplan is wat betreft vorm, inhoud, procedure en juridische binding gelijk aan een bestemmingsplan. Op grond van artikel 3.28, derde lid Wro kan in een PIP de verhouding tussen het PIP en de onderliggende bestemmingsplannen worden bepaald. In dit PIP is van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.
Als uitgangspunt is gehanteerd dat het PIP de onderliggende bestemmingsplannen volledig vervangt en dat de gemeenteraden binnen het plangebied voor de duur van 10 jaar geen nieuw planologisch regiem in het leven mogen roepen.
De regels zijn opgebouwd uit 4 hoofdstukken:
Inleidende regels
In hoofdstuk 1 van de regels zijn bepalingen opgenomen die conform het Bro en de SVBP2012 een plaats moeten krijgen in een inpassingsplan. Het gaat hier om begrippen, die een uitleg willen geven van gebruikte termen in de regels, en om de wijze van meten.
Bestemmingsregels
In hoofdstuk 2 van de regels zijn de bestemmingen opgenomen. De artikelen in dit hoofdstuk zijn verbonden aan de bestemmingen op de verbeelding. In de bestemmingsomschrijving zijn de functies en doeleinden weergegeven. Per bestemming is vervolgens aangegeven wat de gebruiks- en bouwmogelijkheden zijn.
Algemene regels
De algemene regels zijn van toepassing op alle bestemmingen. In dit PIP gaat het om gebiedsaanduidingen voor de beschermingszones en een regeling over de verhouding tussen het inpassingsplan en bestemmingsplannen.
Overgangs- en slotregels
De toepassing van de overgangs- en slotregels behoeven geen nadere toelichting; deze zijn overgenomen uit het Bro.
Voor wat betreft de systematiek voor het gedeelte van de Afsluitdijk wat behoort tot dit inpassingsplan, is aangesloten bij het Rijksinpassingsplan Afsluitdijk. De Vismigratierivier is onder een aantal bestemmingen gebracht. De bestemming 'Natuur' voor de rivier en bijbehorende natuurgronden is gelegd op het gedeelte van het plangebied ten zuiden van de Afsluitdijk. De spuikom ten noorden daarvan is eveneens onder deze bestemming gebracht.
De bestaande dijklichamen cq. geleidedammen zijn onder de bestemming 'Water- waterkering' gebracht. Dit omdat hier de waterkerende functie voorop staat. De nieuw aan te leggen dijklichamen zijn onder de bestemming 'Natuur' gebracht. De waterkerende functie is hier niet de primaire functie. Het gebied wat bedoeld is voor verkweldering, aan de Waddenzeekant, is eveneens onder de bestemming "Natuur' gebracht. De kazematten zijn zodanig inbestemd dat kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen mogelijk zijn. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om een uitzichtpunt over het vogeleiland en het bewandelen van de paden.
Natuur (artikel 3)
De bestemming Natuur ziet toe op het grootste gedeelte van de gronden waarbinnen de Vismigratierivier wordt gerealiseerd, alsmede de benodigde ruimte voor de aanleg en ontwerpvrijheid bij de aanleg. De bestemmingsomschrijving voor de bestemming Natuur geeft aan dat de gronden bestemd zijn voor de ontwikkeling en het behoud van de natuurlijke waarden van de Vismigratierivier en aangrenzende gronden. Deze natuurlijke waarden komen tot uitdrukking in de aanwezige vegetatieve waarde en de aanwezige ornithologische waarden van het kwelderlandschap, passend in (of deel uitmakend van) het geheel van landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van een gebied, bestaande uit water, eilanden, zandplaten, slikken, getijdengebied en kwelders. De bestemmingsomschrijving ziet ook toe op de ontwikkeling en het behoud van de landschappelijke waarden van de gronden tot uitdrukking komend in de openheid van het landschap.
De nieuw aan te leggen dijklichamen zijn onder de bestemming 'Natuur' gebracht. De waterkerende functie is hier immers niet de primaire functie. Het gebied wat bedoeld is voor verkweldering, aan de Waddenzeekant, is eveneens onder de bestemming "Natuur' gebracht.
Binnen de bestemming is dagrecreatief medegebruik en het educatief medegebruik toegestaan. Dit is in de begripsbepalingen zodanig beperkt gedefinieerd, teneinde te voorkomen dat ongewenste vormen van dagrecreatie in het gebied plaats gaan vinden. Ook maakt de bestemming kleinschalige duurzame energieopwekking en nutsvoorzieningen mogelijk. Voor wat betreft kleinschalige energieopwekking kan gedacht worden aan kleinschalige zonnepanelen of energieopwekking door middel van getijdenwerking, die gebruikt zouden kunnen worden voor de afsluitvoorzieningen. Voor zo ver het gaat om ruimtelijk ondergeschikte vormen van energieopwekking worden deze in planologische zin mogelijk gemaakt.
Er mogen binnen de bestemming 'Natuur' geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. Wel zijn andere bouwwerken (zoals de benodigde afsluiter, eventuele bruggen of vlonders, palenrijen, ondergrondse bouwwerken die mogelijk technisch noodzakelijk zijn voor de aanleg en het beheer van de rivier) toegestaan, de bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt maximaal 1,50 m.
Het omzetten en/of anderszins ingrijpend wijzigen van gronden ten behoeve van een permanent ander gebruik dan als Vismigratierivier met bijbehorende natuurgronden is aangemerkt als strijdig gebruik. Dit geldt ook voor het verrichten van exploratie- en/of exploitatieboringen, alsmede het verrichten van seismologisch onderzoek.
Verkeer (artikel 5)
De bestemming Verkeer is gelegd op het binnen het plangebied gelegen gedeelte van de A7 over de Afsluitdijk. De als Verkeer bestemde gronden zijn bedoeld voor wegen met maximaal 2 x 2 doorgaande rijstroken. Ook voet- en fietspaden vallen onder deze bestemming. Om de vispassage door de Afsluitdijk mogelijk te maken is op de verbeelding de aanduiding "specifieke vorm van natuur - vispassage" weergegeven.
Water - Waterkering (artikel 6)
De bestemming Water - Waterkering ziet toe op de tot het plangebied behorende bestaande dijklichamen, met uitzondering van het gedeelte dat als 'Verkeer' is bestemd. De bestemmingsomschrijving is, naast de functie van primaire waterkering, gericht op het in stand houden, het beheer, het onderhoud en de verbetering van de waterkering.
Ondergeschikte functies, zoals een fietspad of extensief agrarisch medegebruik (bijvoorbeeld het laten grazen van schapen) is binnen deze bestemming toegestaan. Er mag binnen deze bestemming niet worden gebouwd: gebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan, met uitzondering van een gebouw dat nodig is voor de bewegingswerken in de vispassage. In de regels is de voorkeur vastgelegd voor het ondergrond aanbrengen van deze ruimte. Voor het bouwen van andere bouwwerken (zoals kunstwerken) geldt dat de bouwhoogte van kunstwerken maximaal 7,25 meter bedraagt. Andere bouwwerken zijn maximaal 2,00 m hoog. Dagrecreatief medegebruik en het educatief medegebruik zijn eveneens toegestaan. Daarvoor is het bijvoorbeeld mogelijk een kijkscherm in de passage te realiseren.
Om de vispassage door de Afsluitdijk mogelijk te maken is op de verbeelding de aanduiding "specifieke vorm van natuur - vispassage" weergegeven.
Ter bescherming van de bijzondere waarden van het dijklichaam is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen. Voor verschillende werken en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist voordat deze mogen worden uitgevoerd. De omgevingsvergunning wordt alleen verleend wanneer vooraf advies is ingewonnen van de betreffende beheerder van de waterkering, waaruit is gebleken dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterkerende functie van de waterkering.
Waarde - beschermd dorpsgezicht (artikel 7)
Kornwerderzand heeft de status van Beschermd Dorpsgezicht in het kader van de Monumentenwet. Reden hiervoor is de fraaie combinatie van het militaire verdedigingswerk en het sluizencomplex. De begrenzing van dit beschermd dorpsgezicht valt voor een deel over het plangebied voor dit inpassingsplan. Er is daarom een beschermende regeling Waarde - Beschermd dorpsgezicht (dubbelbestemming) opgenomen, die toeziet op het behoud en herstel van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het dorpsgezicht, zoals weergegeven in het besluit tot aanwijzing van Kornwerderzand als beschermd dorpsgezicht. Het betreft hier een dubbelbestemming.
Waterstaat- waterkering (artikel 8)
De bestemming Waterstaat - Waterkering (dubbelbestemming) betreft een dubbelbestemming die gelegd is over de als "Verkeer" bestemde snelweg over de Afsluitdijk. De dubbelbestemming regelt dat de gronden - behalve voor de bestemming 'Verkeer'- mede bestemd zijn voor het in stand houden, het beheer, het onderhoud en de verbetering van de waterkering. Er is gekozen voor de dubbelbestemming, omdat voor dit deel van de gronden de primaire functie van de gronden de verkeersfunctie is.
Beschermingszones
In het PIP worden naast de Afsluitdijk zelf ook de beschermingszones vanuit de Legger Afsluitdijk opgenomen. Deze beschermingszones zijn aangeduid als 'vrijwaringszone - dijk binnenbeschermingszone' en 'vrijwaringszone - dijk buiten-beschermingszone'.
Met ingang van 1 oktober 2012 geldt op grond van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening een instructie ten aanzien van de wijze van bestemmen van de waterkering (kernzone) en de bijbehorende beschermingszone (zie ook paragraaf 3.2). De begrenzing van de vrijwaringszones is rechtstreeks overgenomen uit de Legger. De bijbehorende regels volgen direct uit de Keur. Het PIP houdt dan ook geen verzwaring in van de beperkingen die reeds gelden op grond van de Keur en de bijbehorende Legger.
'vrijwaringszone - dijk binnenbeschermingszone' en 'vrijwaringszone - dijk buitenbeschermingszone'
De beschermingszone uit de Legger Afsluitdijk is opgenomen met de gebiedsaanduidingen vrijwaringszone - dijk binnenbeschermingszone en vrijwaringszone - dijk buitenbeschermingszone voor respectievelijk de binnenbeschermingszone en buitenbeschermingszone. Deze gebiedsaanduiding beschermt de waterkering door de bouwmogelijkheden van de onderliggende bestemming(en) te beperken. De regeling strekt ertoe dat bouwen voor de onderliggende enkelbestemming(en) vooraf wordt getoetst, doordat een bouwverbod onderdeel is van de regels. Het nieuwe bouwwerk is uitsluitend toelaatbaar na afwijken bij omgevingsvergunning door GS. GS vraagt bij het toepassen van deze bevoegdheid advies aan Rijkswaterstaat. Het bouwverbod geldt alleen voor nieuwe bouwwerken; alle bestaande bouwwerken blijven toegestaan (worden niet 'weg-bestemd'). Deze beperkingen hebben niet betrekking op de uitvoering van dit inpassingsplan.
Het idee van de Vismigratierivier is ontwikkeld door de Waddenvereniging in samenwerking met It Fryske Gea, Stichting het Blauwe Hart, Sportvisserij Nederland en de Vereniging Vaste Vistuigen Noord. Het project heeft vervolgens steun gekregen van gemeenten, provincies en het rijk en is ondergebracht bij het regionale samenwerkingsverband De Nieuwe Afsluitdijk. Hierin werken provincies Noord-Holland en Fryslân, de gemeenten Súdwest-Fryslân, Harlingen en Hollands Kroon samen. De uitvoering wordt gefaciliteerd door het Programma naar een Rijke Waddenzee.
De Nieuwe Afsluitdijk en RWS hebben de afgelopen 2,5 jaar elk half jaar een overleg met maatschappelijke groeperingen, bedrijven en bewonersgroepen georganiseerd. (De zogenaamde 'stakeholdersbijeenkomsten'). Via de gezamenlijke website (www.deafsluitdijk.nl) kan een ieder op de hoogte blijven van het laatste nieuws en de voortgang van de diverse projecten, waaronder de Vismigratierivier. Naast de website worden de diverse betrokkenen en belangstellenden geïnformeerd via een nieuwsbrief. Er is veel belangstelling in de media voor het project (kranten, TV, sociale media). In mei 2014 en in februari 2015 zijn internationale expertmeetings georganiseerd.
Het idee voor het project wordt breed gedragen. Naast het rijk en regionale overheden wordt het project gesteund door natuurorganisaties, sport- en duurzame beroepsvissers en lokaal betrokken partijen.
Naast de hier bovengenoemde zaken op het gebied van communicatie en informatie-uitwisseling, zal het Provinciaal Inpassingsplan het formele traject voor ruimtelijke plannen doorlopen:
Op dit moment is de financiering voor ca. 50% toegezegd. Voor de overige 50% is er zicht op financiering vanuit onder andere LIFE (Europa) en het Waddenfonds. Vanuit de 50% toegezegde middelen is de financiering van de coupure in het rijkscontract volledig rond.
De financiering vindt plaats door bijdragen uit de volgende fondsen en middelen:
In 2014 is voor de Vismigratierivier de Nota vergunbaarheid Westvariant VMR opgesteld. Voor de uitvoerbaarheid is de Nb-wetvergunning van belang. Om die reden wordt in deze paragraaf daar verder op ingegaan.
De Vismigratierivier biedt een goede kans op verbetering van natuurwaarden in de Waddenzee en IJsselmeer en in beken, rivieren en wetlands in het achterland. De Vismigratierivier kan daarnaast ook een meerwaarde betekenen voor de iconische betekenis van de Afsluitdijk als geheel. Ook heeft de Vismigratierivier de potentie om een nieuw icoon te worden. Het is echter ook evident dat met uitvoering van het project een beperkt deel van de bestaande natuurwaarden zal verminderen. Hier wordt in de MER uitgebreid op ingegaan. De Mer is als bijlage 8 MER Vismigratierivier Afsluitdijk bij deze toelichting opgenomen.
De aanleg van de vismigratierivier draagt wezenlijk bij aan de verbetering van de habitattypen permanent overstroomde zandbanken (getijdengebied, H1110_A), van slik- en zandplaten (H1140) o.a. voor zeegrasvelden en estuaria (H1130) voor de Waddenzee. De noodzaak van de vismigratierivier is gegeven (zie het Natura 2000 doelendocument (2006)) en is vastgelegd in onder meer de Natuurambitie Grote Wateren. De locatie van de vismigratierivier is na uitgebreide afweging tot stand gekomen. Deze afweging is opgenomen in het MER.
De aanleg gaat ten koste van een relatief klein oppervlak van het habitattype H1110A. Formeel gezien is dit een verslechtering van de instandhoudingsdoelstellingen, omdat deze zien op zowel kwaliteit als areaal/oppervlakte. Uit de passende beoordeling blijkt echter dat de afname van het oppervlak geen ecologische (nadelige) effecten heeft. De formele verslechtering van de instandhoudingsdoelstelling van habitattype H1110A, enkel vanwege het oppervlakteverlies en niet vanwege kwaliteit, is gerechtvaardigd vanwege de ruime gunstige effecten van de vismigratierivier op de kwaliteit van dit habitattype, en de verbetering van slik- en zandplaten (H1140) en estuaria (H1130).
Conclusie vergunbaarheid
Voor het project Vismigratierivier is een ontwerp-Natuurbeschermingswetvergunning afgegeven. Maatregelen die voortvloeien uit de voorkeursvariant zijn geborgd in de Nb wet vergunning. Daarmee is het plan uitvoerbaar.
In het kader van het vooroverleg artikel 3.1.1 Besluit Ruimtelijke Ordening zijn de overlegpartners in de gelegenheid gesteld te reageren op het voorontwerp Provinciaal inpassingsplan Vismigratierivier. Het betreft de volgende instanties:
Van bovengenoemde instanties is een reactie ontvangen van :
De reactie van de provincie Fryslan is al (in de vorm van een commentaarformulier) in een eerder stadium ontvangen. De opmerkingen zijn reeds verwerkt dan wel aan de hand van het commentaarformulier beantwoord. Het waterschap Zuiderzeeland ziet het belang van het herstel van de migratieroute voor trekvissen en heeft verder geen inhoudelijke opmerkingen. De provincie Noord-Holland kan zich goed vinden in het voorontwerp en heeft eveneens geen verdere inhoudelijke opmerkingen.
Van de overige binnengekomen reacties wordt in paragraaf 9.2 Samenvatting overlegreacties een beknopte samenvatting gegeven, met daarbij aangegeven of de opmerkingen al dan niet zijn verwerkt in het ontwerp- inpassingsplan.
Rijkswaterstaat
De reactie van Rijkswaterstaat bestaat uit twee delen: een deel met hoofdopmerkingen en een deel met detailopmerkingen. Hieronder is een beknopte samenvatting opgenomen van de hoofdopmerkingen. Daar waar de detailopmerkingen aanleiding geven tot aanpassingen van het PIP zijn deze verwerkt.
Reactie:
Wetterskip Fryslan
Het Wetterskip constateert dat er in het PIP rekening is gehouden met toekomstig ander peilbeheer IJsselmeer en met de zeespiegelstijging. De doorvertaling van het aspect waterkwaliteit naar de regels is inconsequent. Wetterskip Fryslan stelt voor onder artikel 6.1 toe te voegen: behoud van waterkwaliteit op het IJsselmeer en voorkomen van zoutindringing naar het IJsselmeer. Verder ontbreekt een uitwerking van het toekomstig beheer en onderhoud ten behoeve van de Vismigratierivier.
reactie:
- artikel 6.1: het inpassingsplan regelt de bouwmogelijkheden en het gebruik van de vismigratierivier. Het aspect waterkwaliteit is in dit verband niet relevant. Het voorstel wordt niet overgenomen.
- paragraaf uitwerking toekomstig beheer en onderhoud: het toekomstig beheer en het onderhoud vraagt om een afzonderlijke uitwerking. Deze is echter niet ruimtelijk relevant en behoeft geen onderdeel te vormen van het PIP.
Gemeente Harlingen
De gemeente Harlingen ziet de realisatie van de Vismigratierivier als een positieve ontwikkeling rondom de Afsluitdijk. De gemeente maakt de volgende opmerkingen:
Reactie:
Gemeente Sudwest-Fryslân
De gemeente Sudwest-Fryslân heeft met betrekking tot de aspecten cultuurhistorie en archeologie de volgende aandachtspunten:
Reactie:
ad 1: Er is voor een ruimer plangebied gekozen vanwege de nodige ontwerpvrijheid. De gekozen voorkeursvariant kan zo nog worden aangepast aan bijvoorbeeld andere technische oplossingen of aan een meer natuurlijke wijze van vormgeving. Een strakke begrenzing aan de noordwestzijde wordt daarom niet wenselijk geacht. Verder is de Vismigratierivier gebaseerd op de uitgangspunten en vormgevingsprincipes zoals verwoord in het Masterplan Beeldkwaliteit Afsluitdijk. Een van de vormgevingsprincipes is "de beleving van de grootsheid van het waterlandschap aan weerszijden van de dijk behouden en versterken". Het weidse uitzicht op het water blijft gehandhaafd.
ad 2: Aan deze opmerking is tegemoet gekomen. Een uitgebreide beschrijving van de kernkwaliteiten is opgenomen in paragraaf 5.6.2 Masterplan Beeldkwaliteit Afsluitdijk. Verder is 6.4 Landschap en cultuurhistorie aangevuld met een alinea over het beschermd dorpsgezicht Kornwerderzand en is de toelichting op het aanwijzingsbesluit opgenomen als 2 Aanwijzingsbesluit beschermd dorpsgezicht Kornwerderzand.
ad 3: De tekstvoorstellen zijn overgenomen.
ad 4: De militaire monumenten zijn ten behoeve van het behoud van de cultuurhistorische waarden in het ontwerpinpassingsplan aangeduid (aanduiding 'specifieke vorm van waarde - militaire monumenten'). Een dubbelbestemming 'Waarde-Cultuurhistorie' wordt niet nodig geacht.
ad 5: Archeologische waarden worden niet verwacht in het plangebied; op basis van eerder onderzoek geeft de Friese Archeologische Monumentenkaart (“FAMKE”) het advies “geen onderzoek noodzakelijk”. Een dubbelbestemming voor archeologische waarden wordt niet opgenomen.
De aandachtspunten die de gemeente Sudwest-Fryslân heeft gegeven met betrekking tot het aspect natuur zijn voor zo ver relevant en van toepassing verwerkt in het ontwerp-inpassingsplan.